ÏÏlaAtendoA^ t UUdt-fëéktijti
Dagelijks tussenstation voor vierhonderd
vluchtelingen uit Oost-Duitsland
Liefhebbers genoeg voor driehonderd mark
BALTISCHE volksgroepen verdienen de Nederlandse SYMPATHIE
Nederlandse Letten vierden
onafhankelijkheidsdag
Men vreest, dat het oosten
ontvolkt zal raken
Erbij
Het tweede nummer van
„Sonorama" verschenen
De beste detectiveroman
NIEUWE UITGAVEN
ZATERDAG 29 NOVEMBER 1958
PAGINA DR.E
BERLI1N, november, In het Westberlijnse vluchtelingenkamp Mariëndorf kan men alle soorten
Oostduitse vluchtelingen ontmoeten: de politiek vervolgden, de vluchtelingen die door de
Westduitse welstand worden aangetrokken, de vluchtelingen die met de Oostduitse be
lasting moeilijkheden hadden, die hun eigen zaak verloren, die hun kinderen geen goede opvoe
ding konden geven enzovoorts. Het is een scala van leed, dat in dit uit stenen huizen opge
trokken kamp dag-in-dag-uit aan het licht treedt. Artsen, arbeiders, huismoeders, kinderen
ze lopen wat doelloos hier rond. Ze zien er over het algemeen wel netjes, maar bepaald niet
chic uit, ook al zullen ze in de meeste ge vallen wel hun beste kleren voor de vlucht hebben
aangetrokken. Ze hebben tenslotte maar één wens: zo gauw mogelijk in een vliegtuig te stappen,
dat hen in de Bondsrepubliek brengt.
HET BESTE vluchtelingenverhaal, dat
in Berlijn de ronde doet, gaat niet over
Oostduitsers daarvoor is de vlucht van
déze mensen te schrijnend. Het gaat over
de Russische soldaat, die bij het in West-
Berlijn gelegen Sovjet-oorlogsmonument
de wacht moest houden en na zijn wacht-
uren in West-Berlijn blééf. Sedertdien
staan er bij dat monument twee Sovjet
soldaten op wacht, die twee taken hebben:
ten eerste het monument bewaken, ten
tweede elkaar bewaken
Maar overigens ligt er geen vreugde in
het vluchtelingenlot, zelfs niet in dat der
kinderen. In Mariëndorf zagen we vele
kleine kinderen, die steeds weer op de
vraag, waar ze vandaan kwamen: „Van
héél ver, wel van hier tot Leipzig of Karl
Marxstadt" (het vroegere Chemnitz) ant
woordden en die overigens zo'n beetje
speelden met stenen en zand. Sedert 8 mei
1945 vluchtten tot en met .oktober 1958 niet
minder dan drie-en-een-half miljoen Oost
duitsers naar de Bondsrepubliek: dat
komt met de gehele bevolking van Noor
wegen of met de helft van de bevolking
van Oostenrijk overeen. Per dag komt dat
neer op een aantal van zevenhonderd, de
laatste jaren „slechts" vierhonderd men
sen, die ergens in het „ijzeren gordijn"
een gat hebben ontdekt en westwaarts zijn
gegaan. Berlijn krijgt daarvan het groot
ste deel te verwerken: bijna zestig per
cent (slechts tien percent van al deze mil
joenen vluchtelingen gaat na verloop van
tijd weer terug naar het „communisti
sche paradijs").
Het is onjuist te denken, dat men zich in
West-Berlijn of de Bondsrepubliek over de
ze massale vlucht verheugt. Integendeel,
iedere nieuwe stroom wordt hier met be
zorgdheid gadegeslagen. Niet omdat men
voor al deze mensen geen werk zou heb
ben, maar omdat hierdoor een ontvolking
van Oost-Duitsland ontstaat, die bijzonder
slechte gevolgen voor dit deel van Duits
land kan hebben. In het bijzonder de
vlucht der intellectuelen wekt deze be
zorgdheid, omdat uit deze kringen de groot
ste tegenstanders van het communisme
voortkomen. Wat tenslotte, als de vlucht
doorgaat gelijk dat de afgelopen 13 jaren
is geschied, in de Sovjet-zone overblijft, is
een groep mensen die een amorfe massa
vormt, bestaande uit politieke meelopers
en opportunisten: vandaag Hitier, morgen
Stalin en overmorgen Adenauer... Derge
lijke mensen zonder politiek profiel kan
men kneden zo men wil en zij vormen voor
de tegenwoordige Oostduitse heefsers een
zacht eitje, in tegenstelling tot de artsen
en andere intellectuelen, wie men reisver
boden en dergelijke oplegt en wier kinde
ren men van de universiteiten weert.
IN OOST-DUITSLAND is op deze wij
ze een tekort aan artsen en tandartsen, aan
hoogleraren en veeartsen ontstaan, terwijl
bijvoorbeeld in West-Duitsland eerder
sprake is van een teveel. Reeds is er over
gesproken Russische artsen in Oost-Duits
land te laten werken. Dit past dan bij het
gerucht volgens hetwelk de ontvolkte Oost
duitse (en Poolse!) gebieden te zijner tijd
met Russische landarbeiders, ja zelfs met
Chinezen en Noordkoreanen gevuld zullen
worden. Voorlopig zal men te Moskou nog
wel weinig voelen voor een Chinees-Ko-
reaanse volksverhuizing, maar het is nu
eenmaal een feit dat grote delen van
Oost-Duitsland en ook van Polen braak
liggen, dat hier steden ontvolkt zijn en dat
men een tekort aan alles heeft. Het ligt
dan in de natuur der dingen, dat men nog
eens systematisch mensen gaat aantrek-
DE PRIX RIVAROL 1959, één van de
Franse letterkundige prijzen, ten bedrage
van honderdduizend francs, bestemd om
uitgereikt te worden aan een buitenlandse
schrijver, die rechtstreeks een boek in de
Franse taal heeft geschreven, zal in maart
worden toegekend. De prijs werd in 1949
ingesteld ter ere van Antoine Rivarol, de
schrijver van de Verhandeling over de
universaliteit van de Franse taal, welk
essay in 1784 is verschenen.
Antoine Rivarol, eigenlijk Rivaróli ge
heten, was van Italiaanse afkgmst. Hij
werd in 1753 te Bagnols in de Provence
geboren als oudste van zestien kinderen.
IN 1777 vestigde hij zich te Parijs, waar
hij werkzaam was bij het onderwijs. Hij
verliet in 1792 Frankrijk, omdat hij zich
een tegenstander gevoelde van de (Franse)
revolutieHij is in 1801 te Berlijn over
leden. Op grootse wijze heeft Rivarol de
betekenis van de Franse taal voor de be
schaving gepropageerd, „Wat niet. duidelijk
is, is niet Frans" heeft hij eens geschreven.
Schrijvers van buitenlandse nationaliteit,
mits niet behorende tot een land, waar het
Frans de officiële taal is of één van de
officiële talen, kunnen naar deze prijs
mededingen. De jury, bestaande uit schrij
vers van naam als Emile Henriot, Gabriel
Marcel, Francois Mauriac, Jean Paulhan,
Jules Romains, Daniel Rops, Jean Schlum-
berger, Jules Superveille en Henry Troyat,
heeft haar secretariaat gevestigd te Parijs,
Rue Bonaparte 31. Inzendingen van boeken
(tien exemplaren) of nog niet gepubliceerde
manuscripten (in tweevoud en machine
schrift) worden vóór 31 januari bij het
secretariaat ingewacht. Elk genre (roman,
toneel, critiek, essay, gedicht) is geoor
loofd. De ingezonden werken mogen, wat
de boeken betreft, niet eerder dan 1 januari
1956 zijn uitgegeven.
ken uit landen met een overbevolking.
Daarnaast treedt in Oost-Duitsland een
verouderingsproces op, omdat zovele jon
ge mensen naar het westen vluchten. De
helft van de vluchtelingen is jonger dan
vijfentwintig jaar. Een kwart van hen is
tussen vijfentwintig en vijfenveertig jaar
oud, hetgeen dus betekent dat drie van de
vier vluchtelingen in de kracht van hun
leven staan en de belangrijkste groep van
het produktieproces vormen. In Oost-
Duitsland ontstaat in alle kringen een te
kort aan arbeidskrachten, dat men wil
trachten op te vangen door een groots
automatiseringsprogramma, waarbij men
dus minder arbeiders dan tot dusver nodig
zal hebben. Voorts gebruikt men veel
vrouwen voor baantjes, die in een normaal
bestaan voor mannen het meest geschikt
zijn. En tenslbtte lijmt men de jeugd naar
de fabrieken onder het mom van „een po
lytechnische opvoeding" hetgeen in de
grond van de zaak niets anders is dan kin
derarbeid in fabrieken.
West-Berlijn kan al deze mensen niet ge
bruiken. Men moet ze zo snel als maar
mogelijk is naar de Bondsrepubliek door
schuiven. Men heeft zelf zesenzestigdui
zend werklozen, vooral in de sector van
kantoorbedienden. Wel gelukt het uiter
aard menige vluchteling tóch in Berlijn
achter te blijven, zonder dat hij een ver
gunning heeft om hier te wonen en te wer
ken. Zo'n man redt het dan met werken
onder de normale lonen. Hij vormt met
zijn lotgenoten overigens ten hoogste een
groep van vier a vijf duizend man.
UIT GESPREKKEN met vluchtelingen
én de leiding van het kamp Mariëndorf
bleek ons, dat de rede van Kroestsjev over
Berlijn nog geen weerklank heeft gehad:
er zijn niet méér mensen dan normaal ge
vlucht. In het algemeen pleegt men te
vluchten als er wat gebeurt in Oost-Duits
land zélf, als er maatregelen worden ge
nomen tegen de artsen en de leraren, als
er aangekondigd wordt dat er harder ge
werkt moet worden.
Wij zijn in de gelegenheid gesteld enige
zittingen bij te wonen van een ondervra
gingscommissie van het kamp Mariëndorf,
bestaande uit drie ambtenaren, die eens
zelf vluchtelingen waren en in Oost-Duits
land respectievelijk bankbediende, leraar
Duits en technicus waren geweest. Het
waren bepaald geen heren, ondanks al hun
vriendelijkheid, die men knollen voor ci
troenen zou kunnen verkopen. Ze weten al
les van Oost-Duitsland af: hoe de belas
ting er werkt, hoe men daar pleegt te on
dervragen, wie burgemeester hier is, wie
wethouder daar kortom, om de tuin wor
de ze slechts zelden geleid. Ze beslissen
snel, ze ondervfagen met een onuitputte
lijk geduld, ze willen van iedere vluchte
ling precies weten waéróm hij have en
goed achter liet om in de Bondsrepubliek
opnieuw te beginnen. Ze wekken geen en
kel moment de gedachte dat ze al die
vluchtelingen nu met open armen ontvan
gen. De vijftigjarige oorlogsgewonde, die
met zijn vrouw en het kind van zijn ge
scheiden zoon met veel moeite was ge
vlucht, werd alleen met grote voorko
mendheid behandeld: werken kan hij niet
meer, een tweede zoon in West-Duitsland
zal hem moeten onderhouden. Te vertellen
had de man slechts het een en ander over
partij druk, over de moeite die men daar
doet om de mensen de communistische pa
rolen zelfs in de kleinste dorpen op te
dringen. Maar diezelfde commissie van
drie had enige uren werk aan een ex-com-
munist, die het gebracht had tot eigen
PARIJS (UPI) Woensdag is het twee
de nummer verschenen van het „spreken
de" tijdschrift „Sonorama", een bunde
ling geluidsopnamen van onder meer de
pauskroning, een interview met Edith
Piaf en een stuk filmdialoog. Deze afle
vering verschijnt in een oplage van hon
derdduizend en kost vijfhonderd franc.
Het eerste nummer, dat 15 oktober uit
kwam, was in twet dagen uitverkocht. Er
verscheen nog een nadruk van dertig dui
zend exemplaren. Het tegenwoordige num
mer bestaat uit zes langspeelplaten en zes
tien gedrukte pagina's. Het geheel ziet er
uit als een kinderboek, samengebonden
door een spiraal. Als men het openklapt
op de gewenste plaat en het geheel op een
grammofoon plaatst is men door een ra
dioreportage bij een of andere belangrij
ke gebeurtenis aanwezig. Van* de zes lang
speelplaten zijn drie gewijd aan actuele
gebeurtenissen: de pauskroning, het aan
bod van generaal De Gaulle aan de Alge
rijnse opstandelingen en het antwoord van
een woordvoerder der rebellen.
PARIJS (AFP) De prijs voor de bes
te Franse detectiveroman is dit jaar toe
gekend aan André Gillois voor zijn „125
Rue Montmartre". De prijs is honderd
duizend frank.
baasje, in moeilijkheden was gekomen met
de belasting en uit angst voor arrestatie
was gevlucht. Hij deed het voorkomen of
hij een politieke vluchteling was, maar
viel door de mand toen men bleef doorza
gen over de belastingkwestie. Ook hij werd
tenslotte met zijn vrouw toegelaten en ook
hij zal wel binnenkort in de Bondsrepu
bliek een baantje vinden...
ZO KOMEN iedere dag vierhonderd
mensen uit het oosten. Ze zien er in het
algemeen niet erg optimistisch uit. Ze we
ten dat ze hun hebben en houden hebben
achtergelaten en dat ze van de grond af
opnieuw moeten beginnen. Maar ze weten
ook dat in de Bondsrepubliek behalve werk
ook vrijheid op hen wacht. En het is die
vrijheid, die vlak over de Westduitse grens
nu al miljoenen mensen in de loop der
jaren heeft doen besluiten om te vluchten.
Daaraan vooraf gaat, zo bleek ons te Ma-
Een Duitse ex-soldaat heeft zoals
men al heeft kunnen lezen driehon
derd mark aan de burgemeester van
Lisse gestuurd als late vergoeding voor
een radiotoestel, dat hij in de oorlogs
jaren bij een inwoner van Lisse heeft
weggehaald. Het bericht hierover was
nog niet verschenen, of onmiddellijk
meldden zich de êerste gegadigden voor
de driehonderd mark aan het politie
bureau in Lisse.
Zij kwamen uit verscheidene gemeen
ten. Zelfs kwam iemand uit Rotterdam,
die in de oorlogsjaren wel niet in Lisse
macr in een naburige gemeente heeft
gewoond. Je kunt nooit weten, dacht
hij, die Duitsers stonden nu eenmaal
niet bij de gemeentegrens stil.
Voorlopig worden alle aangiften ge
noteerd. Zij zullen nauwkeurig worden
onderzocht. De politie zal al haar speur
derstalent in het veld. brengen. Tot 15
december kunnen liefhebbers voor de
driehonderd mark zich nog melden.
riendorf, maar al te vaak een urenlang
gesprek tussen man en vrouw met de
angst dat een kind iets hoort en zijn ouders
per ongeluk verraadt... datzelfde kind,
dat hier in Mariëndorf rustig met stenen
zit te spelen en straks in West-Duitsland
bevrijd moet worden van een kleine reeks
communistische gedachten, die men hem
ondanks zijn zes of zeven jaren daar reeds
flink heeft ingestampt.
Het Lètlandse volkslied „God zegene Letland" en het Wilhelmus weéï>
klonken zaterdagavond in een der zalen van Beilevue te Amsterdam, waar
Letten uit alle delen van ons land bijeen waren ter herdenking van het
feit, dat veertig jaar geleden de onafhankelijkheid van de Letlandse
republiek werd geproclameerd. Deze herdenking was georganiseerd door
de Bond van Letten in Nederland, die ruim honderd vijftig leden telt. De
oud-consul-generaal van de Letlandse republiek in ons land, de heer
B. Pavasars, sprak in het Nederlands een herdenkingsrede uit. Sedert de
onafhankelijkheidsverklaring heeft Letland een heroïeke en bloedige strijd
gevoerd om het behoud van de vrijheid, zo zoi deze spreker. Het land
heeft zijn keuze aan de zijde van het avondland, Europa, duur moeten
betalen: „Het is thans leeg geroofd, de bevolking deels verouderd, deels
gedeporteerd, doch geestelijk niet gebroken. Nog altijd telt de communis
tische partij van Letland slechts twee percent van de bevolking. Het zal
onder alle tegenslagen toch een deel van Europa blijven". De spreker wees
tenslotte op de plicht van West-Europa te streven naar vrijheid voor Let
land en riep de aanwezige Letten op met alle kracht te strijden voor de
bevrijding van het land. Daarna voerde het woord de bondsvoorzitter,
de heer O. Makstenieks, waarop gelukwensen werden vertolkt door de
president van de Estlandse vereniging in Nederland en de voorzitter van
de stichting Federatie van Hongaren in Nederland.
NOG IS POLEN niet verloren, zo
luidt de eerste regel van het Poolse
volkslied Hij zou, na de toepasselijke
veranderingen, ook kunnen gelden voor
de Letten en de Esten, de Oekraïners en
de Hongaren én alle andere volken die
het uur van hun werkelijke bevrijding
verheiden.
DE VOLHARDING, waarmee men de
nationale zaak trouw blijft, is een van de
wezenskenmerken van de politiek-bewuste
emigrant. In het algemeen echter heeft hij
ook voldoende werkelijkheidszin om te be
seffen, dat voorlopig het ogenblik van de
vervulling van zijn wensen nog lang niet
gekomen is. Wij hebben ook niemand ont
moet die de zelfstandigheid van zijn land
wilde herwinnen door middel van een der
de wereldoorlog, al waren er wel die zich
niet ontveinsden dat nog nooit een volk
zijn onafhankelijkheid cadeau heeft gekre
gen. Men hoopt veeleer op een uitholling
van het communistische regime vanbinnen
uit en meent vele tekenen te bespeuren
welke on dat proces wijzen. De gedeser
teerde Russische spion Khoklov heeft het
geloof aan een dergelijke ontwikkeling
trouwens vaster voet gegeven. De meeste
vertegenwoordigers van de uitgeweken re
geringen of bevrijdingscomité's zijn er zich
eveneens van bewust, dat de toekomstige
onafhankelijkheid een minder absoluut
karakter zal dragen dan die welke in de
tweede wereldoorlog verloren ging. Men
heeft zich vertrouwd gemaakt met de ge
dachte van federatieve samenwerking in
Europees verband. Dr. N. W. Komar, on
danks zijn Nederlanderschap tóen nog al
tijd een woordvoerder van gewicht voor de
Poolse zaak, bijvoorbeeld, is een overtuigd
lid van de Europese Beweging.
HOE MEN NU de zaak ook keert of
wendt, de belangrijkste eigenschap welke
de emigranten der Midden- en Oosteuro-
pese landen dienen te bezitten 'neet: geduld.
Dat is echter een bijna onmogelijke opgave
voor die ballingen, die machteloos uit de
verte moeten toezien hoe hun land in een
vrij snel tempo door massadeportaties der
inheemse bevolking en door gedwongen
vestiging van buitenlanders denatureert.
De Baltische landen en inzonderheid Est
land bieden van die Sovjet-migratiepolitiek
een schrijnend voorbeeld. In 1939 telde Est
land. ongeveer zo groot als België, één
miljoen tweehonderdduizend inwoners.
Volgens de officiële statistieken is dit aan
tal stationair gebleven. Maar de samenstel
ling van die één miljoen tweehonderd dui
zend inwoners is geheel anders, wanneer
men rekening houdt met de driehonderd
duizend Russen, die nu in Estland wonen
en de bezetting door een troepenmacht van
ongeveer honderdduizend man. Daaruit
volgt dat er nog slechts achthonderdvijftig
duizend Estlanders zijn overgebleven. Het
verschil schuilt in de gevallenen, de gede
porteerden en de uitwijkelingen. Er zijn
nu ongeveer zestigduizend „vrije" Estlan
ders, die voor een belangrijk deel, vooral
wat betreft de politiek en cultureel leiding
gevende figuren, in Zweden wonen. Meer
dan twintigduizend Estlanders maken niet
alleen een dagelijkse Estische editie van dc
„Stockholms Tidningen" mogelijk, maar
verschaffen ook zelf de drukpersen voort
durend werk. Zo zijn er sedert de Russische
bezetting buiten Estland niet minder dan
tweehonderdvierenvijftig romans, novellen
memoires en gedichtenbundels met teza
men ruim zesenveertigduizend bladzijden
in het Estisch verschenen. In dezelfde
periode verschenen in Estland zelf slechts
zevenentachtig werken in de genoemde
categorieën.
De brochures van het Estische Voor
lichtingscentrum in Stockholm zien er net
zo keurig uit als vóór 1939 het geval is
geweest met dit nijvere staatje, dat ons in
menig opzicht zeer verwant moet voor
komen. Wellicht verklaart dat ook de zeer
gelukkige huwelijken, welke tussen Neder
landse mannen en Estlandse vrouwen en
meisjes, die elkaar in Duitse kampen ont
moetten, zijn gesloten. Dat van de voor
zitster der Bond van Estlanders in Neder
land, mevrouw Belinfante-Saidlo, is daar
van één voorbeeld, dat van een thans met
zijn Estische vrouw en twee kinderen uit
Estland teruggekeerde Nederlandse arbei
der die door zijn hardnekkige weigering
zijn gezin in de steek te laten (hij moest
van de Russen alleen naar Nederland terug
keren), vele jaren in Russische gevangen
schap bleef een ander
VOOR NEDERLANDERS, die alleen de
Duitse knóet hebben gevoeld, is de beoor
deling van de houding welke de Baltische
landen in de oorlog hebben aangenomen,
wel eens moeilijk, vooral als men in een
Lets propagandageschrift ook nu nog een
scheutje anti-semitisme proeft. Toen de
Duitsers echter in 1941 de Baltische landen
bezetten, hadden de Russen in het ene jaar
van hun schrikbewind alleen al in Letland
veertienhonderd personen, overwegend in
tellectuelen, gedood. Vijftienduizend men
sen werden gedeporteerd, zesduizend ge
vangen gezet. Van twaalfduizend anderen
ontbrak elk spoor. Tezamen een verlies van
vierendertigduizend Letten, zijnde drie per
cent van de gehele bevolking. Een Letse
woordvoerder in ons land hij wil zijn
naam niet noemen, want hij wil zijn uit
Siberië teruggekeerde zoons niet aan nieu
we strafmaatregelen blootstellen zei ons:
„Toen de Duitsers kwamen, hadden we te
kiezen tussen de pest en de cholera. Wii
kozen de cholera". Het bleek al spoedig,
dat de Baltische volken de Duitsers, ten
onrechte als bevrijders hadden verwel
komd' een eigen politiek leven werd niet
toegestaan, een Sovjet-maatregel als de
collectivisering der landbouwbedrijven
werd niet ongedaan gemaakt en Rosenberg
stelde een rapport op, waarin hij een be
leid uitstippelde, dat de Baltische landen
binnen drie generaties opnieuw tot Duits
gebied zou maken. Het enige „voorrecht"
dat de Letten genoten, was de verplichte
deelneming aan een Lets legioen. Drie jaar
later golfde het front weer terug en joeg
Esten, Letten en Litouwers voor zich uit.
Zij vluchtten niet voor het oorlogsgeweld
zelf, maar voor de Russen, die nooit onder
stoelen of banken hadden gestoken dat zij
van de Balten rekening en verantwoording
zouden vragen over hun doen en laten
tijdens hun afwezigheid. De bevolking van
de Oostzeelanden wist precies wat dat zeg
gen wild": men bad ruimschoots gelegen-
den gevestigd, naar Noord-Amerika zijn
getransmigreerd. De Letten hebben zich
daar bij duizenden tezamen kunnen vesti
gen, hetgeen een eigen cultureel leven
mogelijk maakt. In ons land, waar niet
meer dan tweehonderd Letten wenen, is
dat laatste slechts zwak ontwikkeld, het
geen ook een gevolg is van een gebrek aan
intelligentsia: drie of vier artsen en een
twintigtal kantoorbedienden, de overigen
zijn meestal geschoolde arbeiders als mon
teurs, lassers en houtbewerkers.
Onder die omstandigheden, welke vooral
onder de jeugd de assimilatie in de hand
werken, baart ook de geestelijke verzorging
wel eens zorgen Een keer per jaar komt de
Koningin Juliana geeft voortdurend van
haar intensieve belangstelling voor het
wel en wee van vluchtelingen en ontheem
den blijk. Zo woonde zij ook 't in septem
ber in Amsterdam gehouden vluchtelingen-
congres bij, waar een groep Letlandse
meisjes in nationale klederdracht aan haar
werd voorgesteld.
heid gehad ervaring op te doen in de eerste
periode der Russische bezetting. Honderd
vijftigduizend Letten verkozen de vrijheid
der vluchtelingenkampen en een ongewisse
toekomst boven het weerzien der meesters
uit Moskou.
Maar toch: „We hangen aan ons land en
volk, we hebben nooit afstand gedaan van
ons vaderland!" verklaart deze Letse
woordvoerder. Het is voornamelijk om deze
redenen dat vele Letten, die zich na de
bevrijding aanvankelijk in Nederland had-
De Estlandse dansgroep Endla voert onder
leiding van Kao een stokkendans uit-
evangelisch-lutherse dominee uit Duits
land en reist tezamen met de voorzitter
van de Bond van Letten de rusthuizen af
om de bejaarden te bemoedigen. Bij de
Estlanders komt de dominee twee keer per
jaar over, een keer in de zomer en eèn
keer voor het kerstfeest. Voor die bijeen
komsten krijgt men steeds de beschikking
over de Nederlands Hervormde Kerk in
Wassenaar. De twee andere bijeenkomsten
der Esten hebben in februari plaats (wan
neer de uitroeping der Estische onafhan
kelijkheid in 1918 wordt herdacht) en in
mei. Dit meifeest wordt gezamenlijk met de
Letten en kinderen uit de kampen in
Duitsland gevierd.
DE VERSTANDHOUDING tussen Esten
en Letten is trouwens van oudsher voor
treffelijk. Dat de Litouwers hierbij niet
worden genoemd, is uitsluitend een gevolg
van het feit dat dit Baltische volk in
Nederland geen eigen organisatie heeft.
Bovendien zijn de Litouwers overwegend
rooms-katholiek, zodat er ook geen kerke
lijke band bestaat. Overigens is het niet zo,
dat Esten en Letten verwante volken zijn,
integendeel. De Esten behoren namelijk tot
de Fins-Oegrische volken en zijn vooral
met de Finnen verwant, waarmee ook een
grote taaiovereenkomst bestaat. De Russen
hebben thans de natuurlijke banden tus
sen beide volken doorgesneden door het
rechtstreekse verkeer tussen beide landen,
dat vóór de oorlog zeer intensief was, te
verbieden.
Belemmeren de Russen met alle midde
len het vrije verkeer van de Baltische lan
den met de buitenwereld, aan de andere
kant sparen zij kosten noch moeiten om
de verloren zonen naar het vaderland terug
te lokken. In Oost-Berlijn zetelt daartoe de
organisatie Michailov, welke een serie na
tionale „thuisroepingscomité's" patroneert.
Door middel van aantrekkelijke vlugschrif
ten en periodieken, waarin enerzijds op
sentimentele wijze wordt beschreven hoe
zeer de achtergeblevenen treuren om de
uitgewekenen en anderzijds hoog wordt
opgegeven van de prestaties van het nieu
we regime, tracht men de zwakke broeders
tot de terugkeer over te halen. Ze zijn dan
verplicht om voor de Estlandse radio
stations waarvan de programma's overi
gens in Moskou worden samengesteld af
te geven op de verwording van hei Westen
en de gang van zaken in het hervonden
vaderland bovenmatig te prijzen. Nadat zij
deze wederdienst hebben bewezen, hoort
men niets meer van ze. En als men infor
meert wat er van ze geworden is, dan
luidt het. stereotiepe antwoord: „Zij hebben
in Rusland een betere baan gekregen".
Maar erg veel belangstelling voor een der
gelijke carrière schijnt er bij de in Neder
land vertoevende Balten niet te bestaan.
J. H Bartman
ne laatste vijand 1$ een spannend relaas van de
c\-RAP-jaohtpiloot Richard Hillary over het aan
deel dat hij en zijn medestudenten in Oxford ge
had hebben in de slag om Engeland tijdens de
laatste oorlog. Behalve aan de krijgsverrichtingen
:n die spannende dagen wijdt de schrijver ook
aandacht aan de mentaliteit van zijn „clan" -
ren aan'al over het paard getilde rijkeluiszoon-
t;es. die met allerlei geborneerde waandenkbeel
den de oorlog ingingen, maar die tenslotte, ge
confronteerd met het. leed en de vernieling, tot
liet inzicht komen, dat de moeilijkste strijd niet
op de slagvelden of in de lucht gestreden moet
worden, doch in hun eigen innerlijk. (Prisma).