VER WARRING DER GE VOELENS Boeiende beschouwingen over zin en wezen der kranten Rechtse partijen hebben „Franse toestanden" geïntroduceerd ,'m/«rfüf HfIN DE Op en om het Binnenhof VRIJDAG 19 DECEMBER 1958 11 JUBILEUM NEDERLANDSE DAGBLADPERS Minister Suurhoff over de kabinetscrisis Herdenkingsbijeenkomst in Amsterdam Nederlandse zeelieden in Denemarken veroordeeld Prof. Samkalden: Telegram aan dr. Drees Wijziging Vestigingswetten voorgesteld Uitbreiding verkoopmoge lijkheid voor diepvrieskip -Ir a Hi zij zijn ifWr' ,m^iSwoLKEN f JïïjföÊiïËnV ET HUN JlS&p Pife^/VERLOVINGS- RINGEN De viering van het vijftigjarig bestaan van de vereniging De Nederlandse Dag bladpers is niet alleen een stijlvolle, maar voor de betrokkenen ook een onvergete lijke gebeurtenis geworden, geheel in overeenstemming met de universele be tekenis van deze organisatie van dag bladuitgevers. De grote belangstelling voor de donderdagmiddag in de aula van het Koninklijk Instituut voor de tropen te Amsterdam gehouden herdenkings bijeenkomst, die muzikaal werd opge luisterd door het Hollands Strijkkwartet, weerspiegelde dan ook duidelijk het ge wicht van dit feest. Tot de eregasten behoorden de voor zitter van de Eerste Kamer, mr. J. A. Jonkman, de staatssecretaris van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen, mr. R. G. A. Höppener, die de door de politieke ontwikkelingen verhinderde minister mr. J. M. L. Th. Cals als spreker verving, de Commissaris der Koningin in de provin cie Noordholland, dr. M. J. Prinsen, de vice-president en het lid van de Raad van State, resp. dr. A. A. L. Rutgers en de heer M. A. Reinalda, de staatssecreta ris van Sociale Zaken, mr. dr. A. A. van Rhijn en zijn ambtgenoot van de Publiek rechtelijke Bedrijfsorganisatie, drs. W. K. N. Schmelzer, alsmede de burgemeesters van Amsterdam en Utrecht, respectieve lijk mr. G. van Hall en jhr. C. J. A. de Ranitz. De voorzitter, drs. W. van Norden, heeft in zijn rede, die wij in ons blad van don derdag reeds uitvoerig weergaven, gewe zen op de levende werkelijkheid, welke door 't dagbladwezen wordt gevormd dank zij haar voornaamste doelstellingen, die niet alleen een eerlijke berichtgeving en critische voorlichting en een verantwoor de verstrooiing inhouden, maar ook het medium vormt, waarmede de consument zijn weg moet vinden op de markt. Het dagbladbedrijf verricht deze taak als elke andere onderneming op bedrijfs-economi- sche grondslag. In cijfers betekent dit, dat driehonderd miljoen gulden werden ge ïnvesteerd in gebouwen en machines, dat de jaarlijkse omzetten der dagbladbedrij ven tweehonderd miljoen belopen, waar van honderdentwintig miljoen uit de ad vertentie-opbrengsten worden verkregen. Per jaar wordt negentig miljoen kilogram papier verbruikt, terwijl een zeer groot aantal geschoolde tot zeer gespecialiseer de vaklieden in het dagbladbedrijf werk vindt. Overheid en pers Wijdde drs. Van Norden zijn beschou wing voornamelijk aan de noodzaak van een gezonde economische grondslag als voorwaarde voor een vrije pers, waarbij hij tevens het standpunt van de jubileren de organisatie met betrekking tot de commerciële televisie openbaar maakte, alsmede een afschaffing van de invoer rechten op papier bepleitte, de staatsse cretaris van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen, mr. R. G. A. Höppener, be paalde zich tot de betrekkingen tussen overheid en pers. Hij stelde dat overheid en pers elkaar op hetzelfde terrein van de openbare mening ontmoeten, maar onder een verschillende gezichtshoek. De pers staat temidden van het volk, de over heid streeft hetzelfde na, maar doet dit als gezagsorgaan van boven af. Zij hebben ieder hun eigen verantwoordelijkheid en het is dus niet uitgesloten, dat zij tegen gestelde standpunten innemen. Toch staan pers en overheid niet tegenover elkaar, maar nemen in gerichtheid op hetzelf de doel een eigen plaats in. In dat ver band geloofde mr. Höppener, dat een posi- tief-gerichte samenwerking tussen over heid en pers geenszins de noodzakelijke zelfstandigheid van beide in gevaar brengt, temeer niet omdat aan beide zij den eenzelfde overtuiging omtrent het we zen en de noodzakelijkheid van een ge zonde, vitale openbare mening als ele ment der democratie leeft. De staats secretaris wees vervolgens op de nood zaak, de democratische gezindheid te ver sterken. Een levenskrachtige, eerlijke volksovertuiging is immers het sterkste wapen in de strijd tegen welke negativis- tische of totalitaire stroming ook. Daar om heeft de pers naar sprekers mening de even verantwoordelijke als grootse op dracht niet tegenover, maar tezamen met de overheid en met de andere massacom municatiemiddelen het volk te confronte ren met zijn verantwoordelijkheid, nau wer te betrekken bij de gemene zaak, in breder kader te leren denken en zo een staatkundig leven te verheffen op het ni veau, waarop het moet worden gesteld. „Synthese van tegenstrijdigheden" De laatste spreker was prof. mr. dr. A. I. Diepenhorst, hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Zijn geestige en met veel verve voorgedragen rede zou men kunnen omschrijven als de synthese van een reeks tegenstrijdigheden, welke men in het verschijnsel pers kan onder kennen. Daar is bijvoorbeeld de macht van de pers, welke algemeen wordt ge vreesd en welke onder meer door Napoleon onder woorden werd gebracht, toen hij zei- de vier bladen meer te duchten dan hon derdduizend man. Men moet evenwel niet overdrijven. Geen dagblad is ooit in staat geweest, rechtstreeks een oorlog uit te lokken of een vrede te bewerken. Aan de andere kant moet men de invloed ook niet te laag aanslaan. In de communistische landen vermag de pers, naast de radio en televisie, de algemene oordeelvelling van de doorsnee-burgers blijvend om te buigen. Zo wordt het volgens prof. Diepenhorst begrijpelijk, dat de krant als verschijnsel vriend en tegenstander fascineert en dat men die krant voorwerp van wetenschap pelijke bestudering maakt. Gegeven het vluchtig en uiteenlopend karakter der kranten, vond spreker enige matiging in de dagbladwetenschap raadzaam. Alle sombere citaten en voorbeelden en prof. Diepenhorst had er zijn rede mee doorspekt ten spijt, luidde het eindoor deel van de hooggeleerde spreker toch gunstig, al mag dat niet blind maken voor enkele zeer feitelijke bedreigingen, zoals het mammonisme. Een onmiskenbare te genstrijdigheid openbaart zich in de dag bladonderneming: zij moet, om zichzelf te handhaven, winst maken en behaalt deze met een voor ideële doeleinden bestemd produkt. Maar men dient te bedenken, dat het leven wel vaker schrille tegenstellin gen met elkaar verzoent. Bezonnen waar neming leert, dat het blad van twijfelach tige waarde geen werkelijk gezag heeft en de couranten met een zich van zijn opvoe dende taak bewuste redactie de echte voorgangers zijn. Een dagblad is echter geen stichtelijk tractaatje. De forse toon moet niet te spoedig tegen de borst stui ten,- evenmin mag de herhaling worden afgewezen, die bepaalde opvattingen poogt in te prenten totdat zij onuitroeibaar wor den. Ook de polemiek is niet verwerpe lijk. Bij dit alles mag worden verlangd, de standvastigheid van eerlijke overtui ging. Een billijke eis is ook: het betrach ten van voorzichtigheid en de onderwer ping aan de moraal. Op deze wijze kan volgens prof. Diepenhorst de dagbladpers een onschatbare dienst ten bate van het gehele Nederlandse volk verrichten. Receptie Vervolgens had in de hal van het Tro peninstituut een receptie plaats, welke werd geopend door de burgemeester van Amsterdam, mr. G. van Hall, die de ban den tussen de pers en de hoofdstad in her innering bracht. Honderden particulieren en vertegenwoordigers van organisaties, waarmede de dagbladen in hun dagelijk se werk te maken hebben, hebben daar na van de gelegenheid gebruik gemaakt het bestuur van de N.D.P. te feliciteren. Onder meer bood een delegatie van de Federatie van Nederlandse Journalisten een paar asbakken voor de bestuurska mer aan. De woordvoerder, voorzitter drs. Van Lieshout, wees er daarbij op, dat de relatie tussen journalisten en dagblad- Wie mocht menen, dat ik mij in deze rubriek zou willen bezig houden met de parel uit de litteratuur, die Stefan Zweig onder bovenstaande titel eens ten toon heeft gespreid, komt bedrogen uit. Ook op een geheel en al buiten het gebied der schone letteren gelegen terrein kan men van verwarring der gevoelens, helaas niet genieten, maar wel kennis nemen. Dit is, sinds de vorige week donderdag de kabi netscrisis ontstond, in aanmerkelijke ma te het geval. Staatsrechtelijke en politie ke gevoelens zijn met elkaar in de knoop geraakt. Op meer dan één punt blijken ook politieke gevoelens en die, welke zich door het landsbelang laten leiden, niet meer voldoende uiteen te worden gehouden. Daar was allereerst de door minister Hofstra aangenomen houding, toen hij zich tenslotte bereid toonde, alleen ter wille van het landsbelang iets te doen, dat hem politiek uitermate zwaar op zijn maag lag. Te weten zijn bereidheid om de, ten ge volge van een voor hem onaanvaardbaar amendement tot de duur van één jaar be perkte, verlenging van de verhoging van enige indirecte belastingen zelf toch nog vóór 1 januari a.s. tot wet te helpen ver heffen. Die bereidheid sproot uitsluitend voort uit de overweging dat, zo dit niet zou gebeuren, aan de schatkist de onont beerlijk geachte gelden zouden ontgaan. Anderzijds stond hier tegenover het door niets anders dan werkelijk kleine politiek beheerste verlangen van een meerder heid (de confessionele partijen plus de li beralen) in de Tweede Kamer om door te drijven, dat nu ook meteen de verdediging en aanneming van de verlenging ins gelijks voor slechts één jaar van de tij delijke verhoging der overige, directe, be lastingen, welke bovendien in het geding waren, haar beslag zou krijgen. Vanwege het landsbelang was zulks helemaal niet noodzakelijk. Zonder enig bezwaar voor de schatkist kon het daarop betrekking hebbende wetsontwerp rustig in de loop van 1959 tot wet verheven worden met be hulp van een minister, die het wel voor zijn verantwoording zou kunnen nemen, dat de duur dier regeling zich slechts over één jaar zou uitstrekken. Schandaal in Holland Niettemin wilde genoemde meerderheid haar zin doordrijven, dat minister Hofstra nu ook maar tegelijkertijd de verdediging van het andere ontwerp op zich zou ne men. Het gehele kabinet, zowel de vijf so cialistische als de negen niet-socialistische ministers hebben heel duidelijk kenbaar gemaakt een dergelijke gang van zaken onjuist en ongewenst te achten. En toch probeerde de meerderheid, doordat zij kennelijk al helemaal in politieke verkie zingspropaganda van de slechtste soort verstrikt was geraakt, dwars in te gaan tegen hetgeen de demissionaire ministers dat wil zeggen, alle ministers voor stonden. Dat was dus volkomen strijdig met de behoorlijke spelregels, welke nu eenmaal eisen, dat men ten opzichte van demissionaire ministers alle politieke strijd staakt. Te ergerlijker was het, nu gepoogd werd een handeling te verrichten, die on verenigbaar was met de geest van de grondwet, kortom met ons staatsrecht. Een van het begin af te allen tijde hoog gehouden beginsel wil, dat door de regering ingediende voorstellen van wet met Een drukbezochte receptie in de hal van het Amsterdamse Tropeninstituut besloot de herdenkingsbijeenkomst van de jubilerende vereniging De Neder landse Dagbladpers. Hier biedt de voorzitter van de Eerste Kamer, mr. J. A. Jonkman, het bestuur van de NDP zijn gelukwensen aan- directies die van de gewone verhouding tussen werknemers en werkgevers aan zienlijk te boven gaat omdat men zich strijdend voor de beginselen der demo cratie, aan dezelfde kant van de scheids lijn bevindt. Ten aanzien van een aantal gezamenlijke taken, zoals de vakopleiding, de verhou ding tot de overheid en de plaats van de journalist in de maatschappelijke organi satie, ontmoet de federatie bij de N.D.P. een verheugend begrip. Wanneer er op bepaalde punten al verschillen van opvat ting zijn, is de bereidheid aanwezig, elkaar te vinden op basis van overtuigen en over tuigd worden. Ook door een reeks andere belangrijke relaties werd het woord ge voerd, ondermeer door de Bond van Ad verteerders en de Nederlandse Organisa tie van Tijdschriften-Uitgevers. In de morgenuren was in het Apollo- paviljoen een buitengewone jaarvergade ring gehouden, waarin behalve door de voorzitter het woord werd gevoerd door de ere-voorzitter, oud-minister J. van de Kieft, die zijn gedachten over de toekom stige ontwikkeling van het dagbladwezen liet gaan, door de secretaris, mr. W. Veenhoven, die herinneringen ophaalde aan de beginjaren van de N.D.P., en door de directeuren van het A.N.P. en het Cen traal Bureau voor Courantenpubliciteit. Er werden tal van geschenken aange boden, onder meer een door de leden bij eengebracht bedrag ten behoeve van de inrichting van de bestuurskamer in het toekomstige gebouw van de jubilaresse. Vandaag wordt in het Amstel hotel te Amsterdam een gala-diner gegeven, waar aan prins Bernhard, dr. W. Drees en ve le vertegenwoordigers van het Nederland se maatschappelijke leven in al zijn gele dingen zullen aanzitten. voorstellen geboren uit initiatief van een of meer Tweede-Kamerleden is het, overi gens slechts tot op zekere hoogte anders gesteld dankzij gemeen overleg tussen ministers en volksvertegenwoordiging tot wet worden verheven. Vandaar onder meer, dat als staatsrechtelijke eis geldt, dat de Kamers wetsontwerpen slechts kun nen behandelen en daarover kunnen be slissen, indien een minister bereid is hier toe in 's lands vergaderzaal aanwezig te zijn. Welnu, de Kamervoorzitter en met hem de meerderheid, welker verlangens dit keer de toon aangaven, wisten jl. maandag, dat geen enkele van de minis ters bereid was mede te werken aan de behandeling (verdediging) van de beide wetsontwerpen inzake tijdelijke belasting verhoging. Het moet mij zeer tot mijn spijt uit de pen, dat alleen met behulp van drogre denen in deze recht te praten ware, wat krom was. Men moet dan zijn toevlucht nemen tot iets, wat gelukkig de Ka mervoorzitters anders allerminst ligt. Te weten, tot het volslagen negeren van het levend staatsrecht, dat waarlijk niet alleen in grondwetsteksten voorkomt. Voorzitter Kortenhorst is een der eersten en een der besten, die weet hoe het ge steld is met het geheel van staatsrechte lijke regels, zowel met die, welke aan het papier zijn toevertrouwd als met de waar lijk geen geringere waarde bezittende re gels van ongeschreven staatsrecht. ■i Jammer genoeg hebben hem deze week die wetenschap alsmede zijn anders ge bruikelijke tact lelijk in de steek gelaten. Overigens is het misschien niet overbodig voor hen, die menen triomfantelijk te kun nen beweren, dat er nergens in de grond wet met zoveel woorden bepaald is, dat een Kamer wetsontwerpen niet kan behande len als er geen minister bij tegenwoordig is, thans nog de grondwetstekst in herinne ring te brengen, vervat in artikel 113. Daar leest men, dat de Koning aan bijzondere door hem aangewezen commissarissen kan opdragen de ministers bij het behan delen van de (regerings) voorstellen in de vergadering der Staten-Generaal bij te staan. Als er nu nog iets buiten kijf kan plaatsen, dat de grondwetgever zelf er van uit is gegaan, dat volgens de regels van het spel behandeling van wetsontwerpen in tegenwoordigheid van ministers be hoort te geschieden, dan zeker deze bepa ling. Verkeerd verweer Ter „rechtvaardiging" van de maandag jl. door de voorzitter en de meerderheid ingeslagen weg, waarop zij gelukkig door ontbreken van het quorum zijn doodgelo pen, heb ik wel horen verkondigen, dat in geval een minister niet wil dat een tak van de volksvertegenwoordiging een eertijds ingediend wetsontwerp afhandelt, er slechts één, thans echter niet aangewend, middel zou bestaan. Namelijk, intrekking van het ontwerp ingevolge Koninklijke machtiging. Het spijt mij, ook zulk een KOPENHAGEN (AFP) De kapitein en de kok van de Groninger kustvaarder „Ali S" zijn wegens het feit, dat zij gedu rende de laatste jaren 600.000 sigaretten naar Denemarken hebben gesmokkeld, elk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en een boete van 125.000 kronen (ongeveer 60.000 gulden), zijnde de waarde van de smokkelwaar. De ma chinist van het schip is wegens illegale verkoop van 45.000 sigaretten in Dene marken, en voor een poging nog 180.000 sigaretten Denemarken binnen te smok kelen veroordeeld tot 60 dagen hechtenis. Het drietal moet bovendien 10.000 kronen betalen wegens niet-betaalde invoerrech ten en de rente daarover. De kapitein is van dit vonnis in beroep gegaan, omdat hij, weliswaar kennis dragend van de smokkel, daaraan niet heeft meegewerkt en er ook geen profijt van getrokken zou hebben. Begin van deze maand werd de „Ali S" in volle zee opgewacht door een boot van de Deense douane, die een tip had gekregen, dat het vaartuig clan destien 180.000 Amerikaanse sigaretten vervoerde, die naar Denemarken gesmok keld zouden worden. In een bijeenkomst van de afdeling Bus- sum van de P.v.d.A. heeft de socialisti sche minister van Justitie, prof. dr. I. Samkalden, gesproken over de huidige po litieke situatie. Een demissionair kabinet dat de Kamer zal moeten ontbinden en pas verdwijnt na de verkiezingen, moet rekenen op een periode van vijf maanden, waarin het contact met de Kamer zich be perkt tot de hoogst noodzakelijke zaken, aldus prof. Samkalden. Dat is in deze tijd van brandende kwesties een groot gevaar. Op zijn terrein noemde prof. Samkalden er drie: de Loterij wet, een vraagstuk dat heel noodzakelijk op wetgevend terrein moet worden bekeken, het stakingsrecht, „dat in opspraak is gekomen door de te gengestelde rechtelijke uispraken" en de toelating van de niet-Nederlanders uit In donesië. „De Kamermeerderheid, die zich zo eensgezind heeft getoond bij de val van het kabinet, geeft nu", aldus prof. Sam kalden, „een triest en beangstigend beeld van politieke armoede, nu het erom gaat zelf een kabinet te vormen". „Als wij ons zakelijk en scherp bezig houden met wat men orjs verwijt, dan zullen wij een felle en duidelijke, maar waardige verkiezingsstrijd moeten voeren die de deur voor samenwerking met andere partijen openlaat. De praktijk heeft geleerd, dat Nederland alleen in sa menwerking geregeerd kan worden en aan die verantwoordelijkheid zullen wij ons niet onttrekken. De partijen moeten dan komen met een duidelijk programma als dan de oplossing er niet komt, zullen wij in het parlement in een constructieve oppositie gaan. Men zal ons dan leren ken nen en vrezen in een andere functie, maar wij zullen de oppositie niet voeren door agitatie, maar door de kracht van argu menten, de werfkracht van onze begin selen", zo besloot prof. Samkalden. verweer voor het triest gedoe op de eer ste dag van deze week snijdt geen hout. Intrekking geschiedt, als Koning en minis ters een wetsontwerp helemaal niet meer behandeld willen zien. Daarom ging het echter niet. In het onderhavige geval be trof het louter de kwestie van het tijdstip van de behandeling. En wanneer een mi nister dat ongeschikt acht, kan hij voor uitstel daarvan zorgen. Dit door de Kamer te verzoeken hiermee accoord te gaan en verder door, ook als de Kamer hieraan niet mocht voldoen, te weigeren zich, op het ogenblik in kwestie, met behandeling van het ontwerp in de Kamer bezig te hou den. Eenzelfde mogelijkheid heeft een mi nister trouwens in het stadium van de aan de openbare beraadslagingen voorafgaan de schriftelijke gedachtenwisseling met de Kamer. Hij kan immers het door hem wen selijk geachte remmend effect bereiken door zijn memorie van antwoord in te hou den. Dan stokt de verdere behandeling. Maar genoeg over het jongste verleden. Begrijpelijkerwijze toch zal de lezer nog meer belangstelling voor het heden en voor de toekomst koesteren. Wat dit alles aangaat, geloof ik de plank niet mis te slaan door thans even stil te staan bij het probleem van een te vormen nieuw kabi net en Kamerontbinding. Nieuw kabinet en Kamerontbinding Sinds professor Beel als informateur werkzaam is geweest, heeft hij reeds moe ten vaststellen, dat de vorming van een kabinet door hen, die het kabinet-Drees ten val hebben gebracht, niet mogelijk is. Dit alleen al doordat professor Romme, die hiervoor boven «alles de aangewezen man zou zijn, tot zulk een formatie niet bij machte is. Onder de tegenwoordige omstandigheden kwam vervolgens de vraag aan de orde, of het gehele kabinet toch nog bereid zou zijn aan te blijven, om dan het tot stand komen te bevorderen van een Koninklijk Besluit tot ontbinding van de Tweede Kamer en tot het houden van nieuwe, vervroegde verkiezingen. Zo de socialistische ministers zich ooit voor een dergelijke oplossing hadden kun nen laten vinden, dan was de kans daarop zeker meteen geheel verkeken door het on gelukkig gedoe in de Tweede Kamer. Dat liet immers op bedenkelijk duidelijke wij ze zien, hoe men zich van de zienswijze van demissionaire ministers niets wenste aan te trekken, ja, geheel daar tegenin wilde gaan. Er bleef door dit alles nu nog maar één vraag over. Zou het negental niet-socialistische ministers bereid zijn samen een kabinet te gaan uitmaken, dat het staatshoofd tot Kamerontbinding zou adviseren? Heb ik het wel, dan stuitte men donder dag in dat verband nog op de moeilijk heid, dat de negen tegen iets dergelijks buitengewoon opzagen. Bovendien bestond er een hardnekkig gekoesterd verlangen om zelfs maar de geringste schijn te ver mijden alsof na het politieke levenseinde van het kabinet-Drees een kabinet-Struij- cken zou optreden. Een rechts kabinet, dat ten volle aansprakelijk zou zijn voor de op verantwoordelijkheid van dat kabinet tot stand gebrachte Kamerontbinding. Met betrekking tot de zwarigheden, waar mee alle negen in dit verband te kampen zouden hebben gehad, deden in Haagse De niet-socialistische fracties in de Tweede Kamer hebben stelselmatig de huidige regering ondermijnd en deze wil lens en wetens ten val gebracht, terwijl men wist geen ander en beter kabinet te kunnen samenstellen. Hiermee hebben deze niet-socialisten een begin gemaakt met wat men zou kunnen noemen Franse toestanden in Nederland. Dit was, de kern van een betoog, dat de heer J. G. Suurhoff, minister van Sociale Zaken, donderdagavond in een stampvolle zaal (tientallen toehoorders moesten met een staanplaats genoegen nemen) van hotel De Leeuwerik voor de leden van de fede ratie Haarlem van de Partij van de Arbeid hield en waarin hij een toelichting gaf op de politieke achtergronden van de huidige kabinetscrisis. De heer Suurhoff schetste op uitvoerige wijze de ontwikkeling van de politieke situatie in Nederland sinds het einde van de oorlog. Hij was van me ning, dat door het „rechtser worden" van de K.V.P. meer conservatieve invloed in de kabinetten werd gebracht ten koste van de Partij van de Arbeid. Deze laatste par tij bleef echter in het kabinet zitting nemen, zolang een deel van haar eigen doelstellingen kon worden verwezenlijkt. Daarom was er bij de kabinetsformatie een duidelijk en welomschreven regeringspro gramma nodig. Uitvoerig stond de spreker stil bij de omstandigheid, dat de Kamer fracties van de K.V.P. en A.R. reeds na de formatie hadden verklaard zich niet aan dit programma gebonden te achten. De so cialisten wilden echter desondanks zitting blijven nemen in het kabinet, zolang hun aanwezigheid vruchten zou afwerpen. Dit nu was na de recente gebeurtenissen niet meer mogelijk. De aanleiding tot de ont slagaanvrage van de socialistische minis ters was echter niet gelegen in een niet vervulling van één der door fractievoor zitter mr. Burger geformuleerde zeven punten. De verklaring van mr. Burger, die Advertentie IVICILINfN. O nu Ul.INO licipcu: LI Z.IJII IVICCMN a Fofyo® tegen ht«f(ipiin, kiespijn, Woest, Btriep, gevfirc icr- kriigbaar in etuis met 6 poeders maar ook in MEENK'S POEP ER Stelpen! Er zijn Meen k's Poeders tegen hoofdfffrHkiespijn, hoest, griep, diarrhee, influenza, rhaffviatiek, koortsigheid bij gevatte kou. periodiek pijnen enz. enz. Ver krijgbaar in etuis met®6 poeders maar ook in een handige plastic HUISAPOTHEEK (met 6 verschillende etuis a 6 poeders), zonder prijs verhoging. Vraag uw drogist. diaMyBntj^Ea^Eu«"Hfl fipBLsigfj!® bij gevatte uT^erinfflfKe^)i|Wn ^nr*enz*^er- krijgbaRi_ in^tyjs met ^jpeders^maayook in een 6 verschlïena&w?t8s2Pi 0^ ^fec^fak*>s5ndtr prijs- varhnoino Vraao mi.Hromc» parlementaire en politieke kringen nog de ze donderdag op zijn minst een tweetal verhalen de ronde. Het ene kwam hierop neer, dat minister Struijcken wel tot de vorming van zulk een kabinet bereid zou zijn, mits echter reeds de formatieop dracht zou behelzen, dat het diende te gaan om de samenstelling van een kabi net, dat ontbinding voor zijn verantwoor ding zou willen nemen. Verwezenlijking van een dusdanig verlangen kon echter onmogelijk door de staatsrechtelijke beu gel. Voorop staat immers, dat het staats hoofd, eer het naar buiten wil kunnen ken baar maken, dat Kamerontbinding dient plaats te vinden, in het bezit moet zijn van een advies van ministers, die niet (meer) in demissionaire staat verkeren. Dat laat ste nu is juist met het negental wel het geval. Zij zouden daarom demissionair-af moeten zijn, voordat zij de Koningin zou den kunnen adviseren en dit met gron den omkleed tot Kamerontbinding over te gaan. Demissionair of niet-demissionair dat is, indien ik mij niet vergis, vooral de kwestie, waarmee men op het laatst van deze week nog zozeer in zijn maag zat, dat er zich nog ernstige verwikkelingen inzake de oplossing van de kabinetscrisis voordeden. Het tweede verhaal, dat men op en om het Binnenhof kon horen, liep er op uit, dat „de negen" demissionair moesten blij ven en verder als demissionaire ministers moesten voortgaan lees voortsukkelen. Zij zouden dus ook in hun hoedanigheid van demissionaire bewindslieden de ver antwoordelijkheid voor Kamerontbinding op zich hebben te nemen. Wederom deed zich ook hier verwarring der gevoelens voor. Men zag er klaarblijkelijk politiek tegen op een „kabinet-Struijcken" te la ten optreden en had het veel aangenamer gevonden, wanneer men zou hebben kun nen onderstrepen, dat de ontbinding zou geschieden onder verantwoordelijkheid van negen ministers, die samen niets an ders zijn dan „een ruïne van het kabinet- Drees". Staatsrechtelijk was dit alles ech ter klinkklare onzin. De negen ministers hebben onlangs hun portefeuilles ter be schikking gesteld. Hieraan kan slechts op tweeërlei wijze een eind komen. Of wel de Koningin maakt van de terbeschikking stelling gebruik door andere personen te benoemen en onmiddellijk daaraan voor afgaand aan de ministers in kwestie ont slag te geven. Of het staatshoofd deelt aan de negen mede, van hun aanbod géén ge bruik te willen maken, zodat de ministers in kwestie daarmee tevens weer „vol waardige" ministers worden. Dan zijn ze niet demissionair. Als zij er daarna in sla gen een ontbindingsbesluit tot stand te doen komen, behoeven zij zich ten aanzien van wat hun verder te wachten staat geen zorgen te maken. Zeker, degenen die tot ontbinding gead viseerd hebben dienen hierover op een of andere wijze (debat over een regerings verklaring; interpellatie over de ontbin ding enz.) tegenover de volksvertegen woordiging verantwoording af te leggen. Dat zouden, zo voeg ik hieraan meteen vast toe, evenzeer ministers moeten doen, die zich „demissionair" zouden kunnen noemen. „Volwaardige" èn demissionaire ministers staan dus in dit opzicht gelijk. Echter niet alleen in dit opzicht. Want als zeven voorwaarden stelde voor deelneming van de socialisten aan het kabinet, was zeker niet tegen de regering gericht. Zij was eerder gericht tegen die groep in de Kamer, die later de meerderheid bleek te zijn. De grote triomfator van de 11de de cember noemde spreker prof. Oud, die er altijd naar gestreefd heeft de socialisten uit de regering te krijgen. De Kamermeerderheid, die de brokken heeft gemaakt, wenst géén nieuwe re gering te vormen. Daarom zullen er wel binnen niet te iange tijd nieuwe verkie zingen komen. Spreker meende, dat de Parij van de Arbeid zeker niet gebaat is bij een duurzame oppositie. De partij moet medeverantwoordelijkheid dragen, mits een deel van haar doelstellingen verwezen lijkt kan worden. Het ziet er niet naar uit, dat dit voorlopig kan en daarom zal de P.v.d.A. tijdelijk in de oppositie moeten gaan. De spreker meende, dat dit een pit tige, constructieve en bezonnen oppositie zou moeten zijn. Naar aanleiding van de door prof. Oud in de Kamer gemaakte opmerking, volgens welke hij minister-president Drees had verweten, dat deze het partijbelang boven het landsbelang stelde, besloot de vergade ring een telegram aan dr. Drees te zenden, waarin geprotesteerd werd tegen de uit latingen van prof. Oud en waarbij de mi nister-president dank werd gebracht voor alles wat hij voor Nederland had gedaan. Bij de Tweede Kamer is ingediend een wetsontwerp tot wijziging van de Vesti gingswet Kleinbedrijf 1937 en van de Vestigingswet Bedrijven 1954. Met dit wets ontwerp wordt beoogd de minister van Economische Zaken, bij de uitvoering van de vestigingsbesluiten waarop de Vesti gingswet Kleinbedrijf 1937 nog van toe passing is, overeenkomstige ontheffings bevoegdheden te geven als die in de Vesti gingswet Bedrijven 1954 zijn opgenomen. Aangezien de omzetting van „oude" in „nieuwe" vestigingsbesluiten meer tijd vergt dan oorspronkelijk werd verwacht, doet zich het gemis aan deze ontheffings mogelijkheden steeds sterker gevoelen, doordat in bepaalde bedrijven zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, waarmede des tijds bij de vaststelling van de vestigings besluiten geen rekening kon worden ge houden. In het bijzonder doen zich de bezwaren van het ontbreken van ontheffingsmoge lijkheden bij de oude vestigingsbesluiten voor op het terrein van diepgevroren pluimvee. De ontwikkeling die zich vooral in de laatste jaren ten aanzien van de diep vriestechniek heeft voorgedaan, kon uiter aard niet worden voorzien bij de vaststel ling van het vestigingsbesluit poeliersbe- drijven 1939. Volgens dit besluit mag de verkoop van in fabrieken diepgevroren en panklaar gemaakt pluimvee uitsluitend in poeliersbedrijven plaatshebben. Als gevolg hiervan kan dit produkt niet in bevredi gende mate worden afgezet, aldus wordt in de toelichting op het wetsontwerp ver klaard. Een tweede bezwaar, verbonden aan het tot dusver ontbreken van ontheffings mogelijkheden in de Vestigingswet Klein bedrijf 1937 zal zich kunnen voordoen bij het overnemen van een onderneming. Wanneer binnenkort een deel van de oude vestigingsbesluiten vervangen is door nieuwe, kan het voorkomen dat in één onderneming verschillende bedrijven worden uitgeoefend, waarvan sommige on der oude en andere onder nieuwe vesti gingsbesluiten vallen. Degene, die een der gelijke onderneming zou willen overnemen en slechts voor een deel van de daarin uit geoefende bedrijven, op grond van zijn di ploma's, een vestigingsvergunning kan krijgen, zou voor de overige bedrijven waarop nog oude besluiten van toepassing zijn, niet voor een ontheffing in aanmer king komen. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen is wijziging van de Vestigings wet Bedrijven 1954 noodzakelijk. In begin sel zal aan houders van dergelijke onthef fingen eveneens een ontheffing op grond van de Vestigingswet Bedrijven 1954 wor den gegeven, teneinde hen in staat te stel len hun bedrijfsuitoefening voort te zetten. Advertentie v.a. ƒ42.50 X p. paai J CONSTANT eenmaal het ontbindingsbesluit is afge kondigd, geldt met betrekking tot de bei de „soorten" van ministers, dat zij dan niets van mogelijke politieke conflictstof met het parlement te behandelen hebben en dat evenmin het parlement de minis ters met politieke kwesties mag lastig val len. Door de ontbinding immers komt het parlement in een andere positie te verke ren. Wel beschouwd nl. in de positie van „demissionair parlement," evenzeer als onder die omstandigheden de ministers, materieel, een gedragslijn hebben te voe ren als waren zij demissionair. Alles te samen genomen is men dus, zonder enige noodzaak, bezig geweest met nog op het allerlaatst moeilijkheden te ma ken wegens een vormkwestie. Deze kan alleen de gemoederen zozeer in beslag ne men door de verwarring der gevoelens, namelijk omdat men door niet of nauwe lijks gerechtvaardigde politieke beducht heid de juiste staatsrechtelijke verhoudin gen te zeer uit het oog ging verliezen. Dr. E. van Raalte

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 11