DE OUDE SPEELDOOS VAN
MIJNHEER CABANESS
EEN KERSTVERHAAL DOOR VINCENT STARRETT
FICHESTER verliet de opera. Het
was een decemberavond. Een
straffe wind joeg de sneeuw door
de straten. Hij zette de kraag van
zijn jas op en baande zich een
weg door de menigte voor het
gebouw. Hij richtte zijn schreden
naar de dichtstbijzijnde straat
hoek. Daar hoopte hij een taxi
te vinden. Plotseling kreeg hij
echter trek in iets warms en
herinnerde zich toen, dat even
verderop een klein, gezellig eet
huisje moest zijn. Het was alweer
maanden geleden, dat hij er voor
het laatst geweest was. Gelukkig
was het zaakje nog open. Toen
hij aan een klein tafeltje ging zit
ten, keek hij op zijn horloge. Het
was precies middernacht. Twee
croquetten met brood en een potje
thee, zei hij tot de kelner.
Tegen één uur, nadat hij wat in
een krant had zitten lezen en heel
wat sigaretten had gerookt, ver
volgde hij de tocht naar huis.
Chicago's straten waren geheel
en al verlaten. De sneeuwstorm
was in kracht toegenomen. En
het werd nog voortdurend erger!
Dichte, witte voortjagende
sneeuwwolken benamen je na
genoeg geheel het gezicht. Tegen
deuren, op vensterbanken en
langs de stoepranden stapelden
de vlokken zich steeds hoger op.
De sneeuw was droog en poeder
achtig en gelukkig niet al te
koud. Fichester tornde er tegen
op en hoopte een taxi tegen te
komen. Er was echter geen enkele
wagen te ontwaren. Toen hij de
hoek bereikte, reed juist een
trolleybus weg. Heftig en knette
rend vonkend schoof de stroom
afnemer langs de draad. Hij had
er geen notie van, wanneer de
volgende bus zou komen. In een
portiek zocht hij enige bescher
ming tegen de gruwelijke wind.
Hij schudde de sneeuw van zijn
jas en hoed, stak een sigaret op
en deed toen een soort oorlogs
dans om wat warmer te worden.
De minuten gleden voorbij.
Hij spande zijn ogen in, maar kon
achter de muur van sneeuw niets
ontwaren. Hij luisterde zo scherp
mogelijk, maar hoorde niets dat
op een naderende bus wees. Hij
was alleen temidden van een
wereld van sneeuw, die al eeuwig
leek te bestaan en nooit meer
leek te zullen verdwijnen.
Met een resoluut gebaar schoot
hij het peukje van zijn sigaret in
een wijde boog de witte wereld
in, dook diep in zijn jas en begon
toen in de richting van het
dichtstbijzijnde station te lopen.
Op hetzelfde moment hoorde hij
in de verte een geluid. Hij hield
zijn passen in en luisterde scherp.
Het was geen auto of bus. Nee,
het moest een wandelaar zijn, die
dwars door de sneeuwjacht zijn
richting uit kwam. Iemand, die
evenals hij verlaat was en waar
schijnlijk óók mopperde op de
zich niet vertonende taxi's.
Het eethuisje lag enkele tiental
len meters achter hem. Het licht,
dat naar buiten scheen, kon
nauwelijks de muur van voort
jagende sneeuwvlokken door
breken. Enkele ogenblikken latei-
verscheen in de benauwend
kleine lichtplek voor het cafeetje
een slank figuurtje. Het was een
meisje.
Maar wat droeg ze bij zich? Zij
tornde ver voorover gebogen
tegen de sneeuwstorm op en
torste een slordig pak, dat haar
ieder moment te veel dreigde te
worden. Over een afstand van nog
geen drie, vier meter, struikelde
ze enkele keren en wist zich
iedere keer kennelijk slechts met
moeite staande te houden. Juist
toen ze hem wilde passeren deed
hij een stap voorwaarts en zei:
Pardon, maar kan ik.... kan
ik soms niet.
Ze had hem kennelijk niet opge
merkt en slaakte een gilletje. Van
verbouwereerdheid liet ze bo
vendien het rommelige pak val
len. Ze leunde tegen een pilaar,
die de ingang van een huis mar
keerde.
Het spijt me, zei Fichester,
het spijt me echt!
Ze bukte zich en raapte het eigen
aardige pak op. Het was kenne
lijk vrij zwaar. Het had, vond
Fichester, de omvang en het ge
wicht van een schrijfmachine.
Het papier, dat erom gewikkeld
zat, begon hier en daar al te
scheuren. Een plotselinge wind
vlaag lichtte er een hoek van op,
waardoor een stukje van een
soort doos of kistje van mahonie
hout te voorschijn kwam.
Hoe is het mogelijk, dacht Fi
chester en liet er luid op nog
eens volgen: Echt, het spijt me.
HAAR STEM was laag en had een
prettige klank.
Dank u, zei ze glimlachend. Ze
was een beetje buiten adem en
sjorde wat aan het pak. Het
is een muziekdoos, verklaarde ze.
Ik kon geen taxi vinden en
moet nu wel de trein nemen.
Kan ik u misschien helpen?
zei Fichester. Ik ben journa
list en ik ben eraan gewend om,
hij keek even op z'n horloge
omstreeks half twee 's nachts
onbekenden enkele dagen voor
Kerstmis in een sneeuwstorm te
begeleiden. Gaat u in noordelijke
richting?
Tot aan het park, gaf ze toe,
maar ik ben er zeker van, dat
er over een paar minuten een bus
zal komen.
Dan heeft u daarin méér ver
trouwen dan ik, zei Fichester. Hij
glimlachte. Ze was bijzonder aan
trekkelijk en ongeveer vijfentwin
tig jaar oud. Waarom had ze dat
pak ook niet door een bodedienst
of loopjongen laten bezorgen! Het
was een stormachtige nacht en
een vreemd uur om met een om
vangrijke muziekdoos door Chi
cago rond te sjouwen! Maar dat
ging hem eigenlijk niet aan. Ze
bleek het bij het rechte eind ge
had te hebben met haar opmer
king over de bus. Enkele minuten
later dook er namelijk één op
uit de sneeuwjacht. De bus stopte
vlak bij hen. Fichester hielp haar
bij het instappen.
Dank u wel, zei ze toen hij
haar het vreemde pak aanreikte.
En daarmede eindigde het. De
deur van de bus sloot zich vlak
voor zijn neus, toen hij nog aan
't overleggen was, wat te doen.
Hé! schreeuwde Fichester,
maar de bus was al verdwenen
en hij stond weer eenzaam en
verlaten in de sneeuw.
Toen stormden de taxi's op hem
af. Zo leek het hem tenminste
toe. In werkelijkheid waren het
er maar twee. De eerste wagen
hield hij aan.
Waarheen? vroeg de chauffeur. sy
Ja, waarheen? y
Volg die bus maar, totdat ik
zeg te stoppen, zei Fichester.
Bij de haltes wil ik echter ieder
een die uitstapt, in de gaten
kunnen houden....
DIT ALLES gebeurde zaterdagnacht.
Daar de volgende dag een zondag was,
was het pas maandagmorgendat jimmie
Lavender opdracht kreeg voor het eigèn-
aardige onderzoek, waarbij hij tenslotte
het vreemde avontuur van Fichesier te
horen kreeg.
WAT IK hierboven beschreven heb, ver
namen wij natuurlijk pas enige tijd nadat
het gebeurd was.
De zaak begon met een telefoongesprek
omstreeks tien uur maandagochtend. We
reden met een taxi naar de „Anderson
Galleries" zoals ons verzocht was en
vroegen naar mijnheer Nazareth, zoals
ons eveneens verzocht was. Deze vertelde
ons, dat er een waardevol museumstuk
verdwenen was, een oude muziekdoos, die
eens in het bezit van Keizerin Elisabeth
van Oostenrijk geweest moest zijn.
We weten alleen, dat ze verdwenen is,
zei mijnheer Nazareth. De muziekdoos
was hier nog, toen wij zaterdag sloten.
Vanmorgen was ze er niet meer. Ik heb
wel een foto, als u denkt dat u dat kan
helpen.
Hij schoof ons over het blad van zijn
bureau een foto toe, die Jimmie Lavender
aandachtig bekeek. De muziekdoos stond
er, zo werd ons verteld, ongeveer half zo
groot op als zij in werkelijkheid was. Het
bleek en fraai mahoniehouten luxueus stuk
speelgoed te zijn, dat misschien wel eens
„Ach du lieber Augustin" voor een keizerin
gespeeld had. Zonder nu onbetaalbaar te
zijn, moest de muziekdoos toch wel een
lief centje waard zijn, meende ik.
U heeft de politie niet gewaarschuwd?
vroeg Lavender.
Nee, dat heb ik niet gedaan en dat zal
ik ook niet doen. Hoe minder publiciteit,
hoe beter. Onze reputatie staat op het spel.
Die speeldoos heeft hier een week gestaan.
Ze moest in februari geveild worden.
Dan hebben we ruim een maand de tijd
om het ding op te sporen. Maar was het
dan niet uw eigendom?
Nee, die speeldoos is het eigendom ge
weest van Alexander Cabaness, de ver
maarde verzamelaar. Bij zijn dood kwam
ze in het bezit van zijn zoon en bij diens
dood werd opdracht gegeven tot veiling.
Enkele nichten zijn de enige erfgenamen.
Ze zouden geprofiteerd hebben bij de ver
koop, maar dat is alles. Wij hebben hen
van de diefstal nog niet op de hoogte ge
bracht. Wij doen dat natuurlijk liever niet,
tenzij wij daar niet onderuit kunnen. U
heeft bij uw onderzoek natuurlijk carte
blanche, mijnheer Lavender.
Zo begon voor ons de zaak en hadden wij
toen al geweten, wat Fichester ons latei-
zou vertellen, dan had ons dat veel tijd
en moeite bespaard,
Natuurlijk, zei Lavender, nadat wij de
twee verdiepingen, waarover „Anderson
Galleries" beschikte, hadden bekeken,
natuurlijk, enkele dingen zijn mij al wel
duidelijk. Het is zonneklaar, dat de dief
niet ingebroken heeft. Hij is uitgebroken!
Hij was hier al, toen u zaterdag sloot, ver
borgen in een of andere schuilhoek. Hij
kwam pas te voorschijn, toen de kust
veilig was. Hij is verdwenen door de zij
deur, die uitkomt op de gang hief in het
gebouw. Wat heeft uw nachtwaker ge
zegd?
Er zijn twee nachtwakers, onze eigen
man en de nachtwaker voor het gehele
gebouw. Onze nachtwaker verlaat de zalen
en kantoren nooit. De ander zit meestal in
een stoel bij de liften, niet ver van onze
deur, die op de brede gang uitkomt.
Jimmie Lavender knikte. Maar beide
mannen hebben hun gewoonten en op
drachten. De dief is daar kennelijk van op
de hoogte geweest. U beschikt over twee
verdiepingen, die door een trap verbonden
zijn, terwijl uw man niet steeds op de
zelfde plaats blijft zitten. De ander heeft
op vaste uren zijn ronden te maken. De
dief wachtte rustig zijn tijd af. Toen beide
nachtwakers op hetzelfde moment uit de
buurt waren, verliet hij de „Galleries" door
de deur, welke op de gang uitkomt en liep
het gebouw uit door de hoofddeur, welke
ook 's nachts open blijft. Het is nogal een
voudig geweest.
Maar niet zó eenvoudig, zei Nazareth.
Onze man heeft zijn opdrachten. Hij
gaat niet naar boven, vóórdat de deuren
op slot zijn. Hij is permanent hier, zodat
hij alles in de gaten kan houden.
Dan heeft hij zich niet aan zijn orders
gehouden, zei Lavender koeltjes. Ik
mag toch wel aannemen, dat hij in bij
zondere gevallen naar eigen inzicht mag
handelen? Als hij een vreemd geluid bij
u op de tweede verdieping zou horen,
dan heeft hij toch wel toestemming om
een onderzoek in te stellen?
Ja, natuurlijk.
Goed! Hij hoorde een of ander geluid.
Wat het ook geweest mag zijn, het werd
met voorbedachten rade gemaakt. Hoe
luidde zijn eigen verklaring?
U kunt hem dat zelf vragen. Wij heb
ben hem speciaal op u laten wachten.
Mijn compagnon, mijnheer Wells, was hier
vanmorgen het eerst. Kennedy, onze nacht
waker, had echter niets te rapporteren.
Mijnheer Wells heeft ontdekt, dat de
muziekdoos spoorloos was verdwenen.
U heeft geen reden oméén van de
leden van uw eigen personeel te ver
denken?
Wij stellèn al jarenlang vertrouwen in
hen, antwoordde Nazareth schouderopha
lend. Iedereen is er en u kunt vrij met
hen spreken.
Mooi, zei Lavender. Laten we eerst
een horen, wat Kennedy te vertellen heeft.
De nachtwaker werd binnengeroepen. Hij
maakte een eerlijke indruk, maar hij was
volgens mij niet al te snugger.
Lavender lachte geruststellend. Ik heb
je maar één vraag te stellen, Kennedy.
Wat deed je zaterdagnacht naar boven
gaan? Eén of ander geluid soms?
De nachtwaker staarde hem even ver
baasd aan. Toen sloeg hij met een reus
achtige rechter vuist op de palm van z'n
linkerhand.
Dat is sterk! riep hij uit. Hoe weet
u dat, mijnheer?
Het is dus een geluid geweest?
Ja, mijnheer, dat is het geweest. Maar
ik begrijp het nog niet precies. Ik weet
wel wat het geweest is, maar ik vind het
nog steeds vreemd. Het gebeurde enige tijd
na middernacht. Ik zal hier in m'n stoel,
dicht bij de voordeur, vanwaar ik de
mensen op straat kan zien, toen ik een tele
foon hoorde bellen. Dat dacht ik tenminste.
Op de tweede verdieping. Een telefoon.
Maar daar is er helemaal geen!
Het was dus een bel?
Ja, het klonk als een bel, mijnheer. Ik
liep de trap op zo snel ik kon. Het geluid
was echter opgehouden, voordat ik goed
en wel bij de trap was. Toen ik boven was
ik had natuurlijk geen licht aangesto
ken hoorde ik niets meer. Ik had m'n
lantaarn bij me en heb alles nagezocht.
Tenslotte heb ik het gevonden in een hoek
achter een stapel doeken. Het was een
wekker, mijnheer, die daar rustig stond te
tikken.
Prachtig! riep Jimmie Lavender enthou
siast uit.
De ogen van de heren Nazareth en Wells
vielen van louter verbazing bijna uit hun
kassen, hun monden stonden open. Het
was een dwaas gezicht.
Wat dacht je op dat moment? vroeg
Lavender.
Ja, wat zou ik nu moeten denken? Ik
meende dat één of ander meisje van het
kantoor de wekker had meegenomen en
daar had verstopt. Misschien wel één van
de stenografen. Enkele van hen kunnen
vanwaar zij zitten de kantoorklok niet
zien.
Waarom heb je dit vanmorgen niet aan
mijnheer Wells gerapporteerd? De stem
van de oudste compagnon klonk uiterst
koel.
U moet het me maar niet kwalijk
nemen, mijnheer, maar ik heb er niet meer
aan gedacht. De hele zondag lag er nog
tussen en het is me gewoon ontschoten.
Hij haalde het klokje uit zijn kast te
voorschijn, een klein, verguld gevalletje,
dat onwillekeurig deed denken aan een
vrouw en aan haar kaptafel.
HET WAS dinsdagmorgen en nog slechts
weinig was bereikt. Zo dacht ik er ten
minste over. De vrouwelijke staf van de
Anderson Galleries ging in Lavender's
ogen vrijuit.
Iemand, zei ik, opkijkend uit de „Rod-
deP'-kolom van de Moming Herald,
heeft zijn eigen methode om publiciteit te
vermijden of juist te zoeken, wat het dan
ook mag zijn. Deze kletsrubriek is altijd
heerlijke kost. Hoe vind je dit nu?
Luidop las ik de alinea voor: Zo de
jongedame, die tijdens, de. recente sneeuw
storm met een speeldoos en oude platen
naar huis liep, contact wil opnemen met
de redactrice van deze rubriek, dan zal
zij daar geen spijt van hebben.
Lavender spitste zijn oren. Een speel
doos? herhaalde hij en rukte mij de krant
uit de handen. Enkele ogenblikken later
greep hij naar de telefoon.
Binnen een minuut was hij verbonden met
Cornelia Crane van de Morning Herald.
Juffrouw Crane, zei hij nadat hij zich
bekend had gemaakt, uw kolom van
vanmorgen bevat een alinea, waar ik de
grootste interesse voor heb. Ik vermoed
wel, dat u tot geheimhouding verplicht
bent met betrekking tot die jongedame,
die tijdens de sneeuwstorm naar huis liep,
maar u zoudt mij ten zeerste verplichten,
indien u mij haar naam zoudt willen noe
men. De zaak is.... Wat zegt u? U zegt?
Uitstekend, zei Lavender. Waar wach
ten we dan nog op?
HET WAS een ouderwets huis in noor
delijk Chicago, een somber gebouw, zelfs
indien de zon zou schijnen. Ergens brandde
een lamp. Boven de deur hing een kerst
krans van groen. Uit enkele schoorstenen
kringelde rook naar boven.
U weet niet wie het is? Wat een strop!
Kunt u mij dan soms vertellen, van wie
u die informatie gekregen heeft?
Hij luisterde enige tijd aandachtig.
Eén van de verslaggevers? Ja, ik be
grijp het. Hij zoekt dus zélf naar haar?
Misschien kan ik hem wel helpen.
Hij zweeg even.
Werkelijk? Zoudt u mij dan kunnen
laten overzetten?
HET VERHAAL komt nu op het punt,
waarmede het begon.
Die avond, na het diner, zat Fichester, een
prettige jongeman, in onze beste stoel en
vertelde ons wat hij te vertellen had, en
met dat, wat wij al wisten, was het heel
wat!
Zijn blauwe ogen glansden van genoegen.
Zijn vrij schaamteloze naspeuringen be
gonnen vruchten af te werpen. Maar het
sprookje veranderde in een misdaad
verhaal
Ik kan niet geloven, dat ze een mis
dadigster is, mijnheer Lavender,
Zij is echter tóch het meisje, dat de
muziekdoos heeft gestolen, antwoordde
Jimmie Lavender. Jammer, dat u haar
naam niet hebt gevraagt. Heeft ze gemerkt,
dat u haar volgde?
Nee, dat geloof ik niet. Ik kan u echter
wel het huis wijzen.
De sneeuw kraakte onder onze voeten
toen wij de enkele treden van de stoep
opliepen. Aan de deur was een ouderwetse
klopper bevestigd. We wachtten ongedul
dig, terwijl iemand een krakende trap
afliep. De deur werd tenslotte geopend
door een oude vrouw.
Wij zouden graag de jongedame willen
spreken, die hier woont, zei Lavender, ter
wijl hij met hoofs gebaar zijn hoed af
nam en een lichte buiging maakte.
De lippen van de oude vrouw krulden
zich tot iets, wat kennelijk een soort glim
lach moest zijn.
Ze is vertrokken, zei ze.
Maar toch niet voor goed? vroeg mijn
vriend op een toon, die hij gereserveerd
had voor dames op leeftijd.
Ik ben bang, dat ze inderdaad voor goed
vertrokken is. Dat moest ik vertellen, als
er iemand voor haar zou komen.
Ze verwachtte dus bezoek?
Een jongeman zou kunnen komen. Deze
jongeman!
Ze wees op de verbaasde Fichester.
Het meisje moest hem die nacht dus buiten
hebben zien staan. De ogen van de oude
vrouw waren bijzonder helder en verstan
dig, vond ik.
Heeft ze haar bezittingen meegenomen?
Wanneer is ze eigenlijk weggegaan?
Maandag, antwoordde de oude vrouw.
Ik vond het jammer haar te moeten
missen.
Het spijt ons ook, dat we haar niet
getroffen hebben, zei Lavender glim
lachend. Nu we de jongedame niet zélf
kunnen spreken, zouden we graag even
haar kamer willen bekijken.
Hij liet haar zijn legitimatie zien.
Wij zijn detectives.
De vrouw accepteerde dit zonder zich
verbaasd te tonen.
Ik was al bang, dat er iets niet met
haar in orde zou zijn, merkte ze op. Ze
was eigenlijk té mooi om helemaal eerlijk
te zijn. Maar komt u binnen, heren. Ik
woon hier alleen met m'n zustertwee
oude vrouwen.
ZE GING ONS voor de trap op zonder ook
maar even om te kijken. Boven op de
gang brandde een zwak lampje. Verder lag
de hele woning in duisternis.
We liepen over een drempel. Het licht
werd aangedraaid.... in «en lege kamer.
Kijkt u gerust rond, zei de oude vrouw
uitnodigend. U kunt als u wilt, het hele
huis zien. Mijn zuster en ik zijn eerlijke
mensen.
Daar ben ik zeker van, antwoordde La-
vender voorkomend. Hoe heette uw
huurder eigenlijk? vroeg hij plotseling.
Ze heeft een gekke naam, antwoordde
de vrouw. Cabaness. Dat moest ik u óók
vertellen, als u zoudt komen.
Ze zweeg plotseling en maakte een nerveus
gebaar. Ergens beneden in het huis weer
klonk zachtjes een ijl muziekje, het ge
tingel van een wijsje, dat zelfs ik her
kende. Het was Stille Nacht, heilige Nacht.
De stilte was voelbaar. Alleen het getingel
was nog hoorbaar. We bleven doodstil
staan, totdat de laatste klanken verstorven
waren.
Jimmie Lavender begon toen te glim
lachen.
Dank u wel, juffrouw Cabaness, zei hij.
Als we nu even uw zuster mogen
spreken? We zullen proberen deze ver
velende zaak zo geruisloos mogelijk op
te lossen.
Ik was al bang, dat u mij ontmaskerd
had, zei ze. Indien u de arrestatie tot
na Kerstmis kunt uitstellen, dan zou ik
dat zeer op prijs stellen.
Ze maakte een resoluut gebaar en was
toen geen oude vrouw meer. De sjaal, die
ze over haar hoofd had gedragen, wierp ze
weg. Het haar, dat tot nu toe slordig
naar voren had gehangen, streek ze naar
achteren. Op dat moment riep Fichester:
Hoe is het mogelijk! Zijn stem klonk zó
verbaasd, dat wij allen onwillekeurig
moesten lachen.
ZO IS HET BETER, zei Lavender. We
deden allemaal veel te melodramatisch.
Uw slimheid in de Anderson Galleries was
opmerkelijk, maar vanavond heeft u de
zaken heel wat minder intelligent aange
pakt. U bent toch actrice, of vergis ik
mij daarin? Ik ben toevallig goed op de
hoogte van make-up, zodat u mij geen
moment om de tuin hebt kunnen leiden!
Ik wist, dat u zich vermomd had, nog vóór
dat uw zuster de muziek aanzette.
Het is niet mijn zuster, maar m'n moe-
(Zie verder pagina 2)