KERSTFEEST IS GEEN VROLIJK FEEST Nederlandse culturele manifestaties in Zweden Twee roemruchte kastelen in Kennemerland WOENSDAG 24 DECEMBER 1958 Erbij PAGINA JUBILEUM VAN EEN ZONDERLING TESTAMENT Kerstmeditatie IN VERSCHEIDENE historische geschriften wordt zowel de veertiende als de dertiende eeuw genoemd, als de tijd waarin een zekere Bartout van Assendelft met de Assumburg in verband kan worden gebracht. De zoon van deze Bartout huwde Stevina van Haarlem. De naam Assendelft blijft voorkomen tot de eerste helft van de zeventiende eeuw en werd aan het einde van deze eeuw aan de naam Deutz toegevoegd. De Heren van Assendelft hebben zich ook wel Baronnen van Haarlem genoemd. Nog in de eerste helft van de vijftiende eeuw werd de Assumburg als 't Huis te Assum aangeduid. Bij het zogenaamde Assummer hek bevond zich een tol ter vervanging van het voor 1662 bestaande veer. Het is enigszins verwarrend, dat in de tweede helft van de dertiende eeuw dit huis eveneens wordt aangeduid als „Williaems woninghe" van Velsen, de beruchte moordenaar van Floris V: dit zou dan nog vóór genoemde Bartout van Assendelft geweest zijn. Het is een roemrijk gesl&cht dat van de Assendelfts, die in het laatst van de vijftiende eeuw hoge regerings functies hadden. Einde zeventiende eeuw werd het kasteel verkocht aan de Amsterdamse familie Deutz en kreeg het een nieuwe glorieuze bewoning. Het verval begon echter in 1857. De oude veste werd in 1911 aan het rijk overgedragen. De Assumburg bij Beverwijk, zo schrijft Ter Kuile, is een typisch voorbeeld van het kasteel uit de nadagen van de feodaliteit. Het staat daar met zijn spitse torens geheel door grachten omgeven en bereidt ontelbare jonge mensen uit Europa en daarbuiten een hartelijke ontvangst als zij zich op de binnenplaats bij een laat-gotische galerij uit de zestiende eeuw verenigen. Helma Wolf-Catz In het laatste kwartaalverslag van dit jaar van de activiteiten van de stich ting „Kunst en bedrijf" lezen wij dat men zich ondanks de bestedingsbeperking in een gunstige ontwikkeling heeft mogen verheugen. Er is veelvuldig bemid- deling verleend bij de decoratie van nieuwe gebouwen en bij het geven van opdrachten tot vervaardiging van jubileumgeschenken (portretten, sculpturen, schilderijen, grafiek, glasramen, mozaïeken, smeedijzeren hekwerken, voor zittershamers en artistieke gebruiksvoorwerpen) ook voor buitenlandse rela- ties. Als voorbeeld van de mogelijkheden laten wij hierbij de decoratieve klok in gegraveerd spiegelglas zien, ontworpen door W. Heesen en te Leerdam uitgevoerd ten behoeve van een jubilerende levensverzekeringsmaatschappij. 3^" (Van onze correspondent in Stockholm) DRIE MAANDEN lang zal Stockholm in het teken van Nederland staan. Het nieu we jaar zal namelijk worden ingeluid met een Nederlandse muziekweek, eind janua ri wordt door de koning een tentoonstel ling van onze schatten uit de gouden eeuw geopend en tenslotte zal ook het jaarlijkse galafeest van vier koninklijke verenigingen aan ons land zijn gewijd. De Nederlandse muziekweek is een ini tiatief van de Zweeds-Nederlandse Ver eniging, die in januari haar veertigjarig bestaan hoopt te vieren. Koningin Juliana heeft zich bereid verklaard het bescherm vrouwschap voor deze muziekweek te aan vaarden, de koning van Zweden heeft het beschermheerschap op zich genomen. De week begint op 6 januari met een kerk- concert. Het koor van de Zweedse radio zal dan Nederlandse a-capella-werken van onder meer J. Ookeghem, Josquin des Prez en Jan Pietersz. Sweelinck ten geho re brengen. Waldemar Ahlen speelt Neder landse orgelmuziek uit de zestiende en ze ventiende eeuw. De volgende dag speelt het filharmonisch orkest ondermeer het dubbelconcert voor viool en violoncel van Johannes Brahms, waarbij als solisten zullen optreden Herman Krebbers en Ti- bor de Machula in de grote zaal van het concertgebouw. Op 8 januari brengen de solisten Eleonora Collin-Norrby (mezzo sopraan) en Willem Noske (viool) Neder landse werken uit de zeventiende en acht tiende eeuw ten uitvoer. Op het program ma komen de namen Willem de Fesch, Pieter Hellendaal, Ernst Heynsius alsme de Alphons Diepenbrock en Hendrik An- driessen voor. Vervolgens zal Cor de Groot het publiek naar de kleine zaal van het concertgebouw trekken. De violisten Wil lem Noske en Piet Nijland zullen met Carel van Leeuwen Boomkamp (viola da gamba) en Hans Schouwman (cembalo) in het historisch museum sonates uit de acht tiende eeuw ten gehore brengen. De week wordt op 13 januari in de Koninklijke Ope ra besloten met de uitvoering van „La Traviata" met Erna Spoorenberg Alle Nederlandse toonkunstenaars, die aan de muziekweek deelnemen, zullen de le den van de Zweeds-Nederlandse Vereni ging op 10 januari een concert aanbieden. Deze gala-avond zal worden gegeven in het Paleis van der Noot, dat eens de residen tie van de ambassadeur van de republiek der Verenigde Nederlanden was. De kos ten van de muziekweek worden gedeelte lijk bestreden uit bijdragen van een aan tal in Zweden gevestigde Nederlandse be drijven. Het Nederlandse ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft bijgedragen door de violist Willem Noske opdracht te geven tijdens zijn ver blijf in Zweden een onderzoek in te stel len naar de in Zweedse bibliotheken aan wezige en in ons land nog onbekende mu ziekwerken van de Nederlandse school van de achttiende eeuw. Ook voor de reiskos ten van enkele andere solisten zijn subsi dies verleend. Men kan nu al haast van een succes spreken, aangezien de Zweeds-Ne derlandse Vereniging op zeer geschikte wijze heeft ingehaakt op bestaande abon nementsconcerten. Eind januari zal dan door de Zweedse koning de tentoonstelling van schatten uit de gouden eeuw worden geopend. Het gaat hier niet in de eerste plaats om schilder stukken, maar meer om een indruk te geven hoe de Nederlanders in de zeven tiende eeuw hebben geleefd. Deze tentoon stelling, die in het Nationale Museum zal plaats hebben, blijft twee maanden lang geopend. De drijvende kracht is voor dit evenement ambassadeur mr. Jan Visser geweest. De galafeesten in februari en maart worden georganiseerd door konink lijke verenigingen op het gebied van auto mobilisme, watersport en luchtvaart. Hiernaast: het Huis Marquette, omstreeks 1800, door J. llulswit 1 afgebeeld. Hieronder: een gravure van Assenburch (zoals de naam toen geschreven werddoor Cl. J. s Visscher naar een schilderij van fj D. Vinckeboons. KENNEMERLAND wekt bij ons zovele herinneringen op uit voorbije tijden. „Een liefde in Kennemerland" van Marie van Zeggelende titel zegt het al, evenals het ons zo dierbare jeugdboek „Het slot op den Hoef"De grote historische gebeurtenis echter is het beleg van Heemskerk, dat zeshonderd jaar geleden plaatshad en waarvan Hofdijk in zijn historisch-dramatisch gedicht verhaalt. Namen ontmoeten wij daarin, die ons alle bekend in de oren klinken. De geschiedschrijver voert met Wouter van Heemskerk de edelman Bort ten tonele. Deze zegt: „Geef gij mij volmacht met Polanen te onderhandelen. Ik heb den weg beraamd, dien 'k veilig zal bewandelen. Eerst Arckel van de baan. Daartoe is ruimschoots kans: 'k Ontmoet hem menigmaal te scheemring op den trims. Een onverwachte stoot kan wel een woudstier vellen. De gracht beneên is diep, geen zal het weer vertelien". Wij worden geconfronteerd met de Hoekse en Kabeljauwse twisten, wanneer Heemskerk spreekt: „En dan dees Bloemesteyn, dat heftig everzwijn, Die dolle minstreel waarmee hij te kennen wil geven, dat zelfs deze laatste de vijand niet ontwijken kan. We zullen ons herinneren, dat Reinoud van Brederode door Hertog Aelbrecht van Beieren tot Baljuw van Kennemerland in de plaats van genoemde Heer Jan van Bloemesteyn benoemd werd. Nadat Hertog Aelbrecht in 1358 het bewind in handen had genomen, kreeg Wouter van Heemskerk het zwaar te ver duren tengevolge van zijn Kabeljauwse gezindheid. In dat jaar werd waarschijnlijk met Heer Wouters medeweten Reinoud van Brederode bij een valkenjacht in de duinen bij Castricum overvallen door de Kabeljauwen. De overlevering wil, dat een stalknecht van Heer Reinoud waarschuwde voor een dergelijke overval. De Baljuw van Brederode, die hier geen geloof aan hechtte, schoot verontwaardigd met zijn pijl op deze stalknecht, die te paard gesprongen in de vlucht werd getroffen. Voordat hij echter dodelijk gewond neerstortte, was hij nog in staat de alarmklok te luiden. De Heer van Brederode wist te ontkomen, hoewel velen van zijn gevolg werden doodgeslagen. De Kabeljauwen sloegen op de vlucht naar Heemskerk, waar Heer Wouter een aantal van hen een schuilplaats verleende. Anderen weken uit naar Delft en Zeeland, waarop Hertog Aelbrecht last gaf aan Heer Dirk van Polanen met zijn Kennemers en Friezen het beleg te slaan van het Huis te Heemskerk. Er moet zwaar gestreden zijn, want de overgave voltrok zich pas maanden later. Het geluk was Wouter van Heemskerk dienstig, als straf werd hem slechts een verbanning naar Zeeland opgelegd. Tien jaar later kwam hij weer terug, zonder iets van zijn weerstand te hebben verloren. De oppositie, die hij voerde, moet zo groot geweest zijn, dat hij zich in 1378 weer binnen de muren van Zierikzee in gijzeling moest begeven. Een jaar later kwam hij opnieuw. Ditzelfde jaar mocht het hem nog gelukken in de gunst van de Hertog te komen. MOGE DAN het beleg vermaard zijn, tot op de dag van heden is het dorp even vermaard geworden door de grote zoon en schilder Maarten van Heemskerk, van wie wij een nog merkwaardiger jubileum beleven, namelijk dat van diens testament, gedagtekend in het jaar 1558. Maarten van Heemskerk overleed te Haarlem als een zeer welvarend maar kinderloos man. Hij had de inkomsten van enige van zijn goederen aldaar bestemd voor een bruidschat voor twee onbesproken maagden en wel één uit Haarlem en één uit Heemskerk, die op zijn graf in het huwelijk zouden treden. Zekere Waarmond schreef hierover: „Hij maakte, toen zijn leven liep ten end. Gelijk men schrijft, een klugtig testament. Ten blijk zijns lust tot de ijdelheid der aarde Zijn wille was wanneer de dag verjaarde Zijns lijkdienst, dat veel maagden met een' krans Van 't schoonst gebloemt verciert, elkaar ten dans Met blijdschap op zijn grafzerk moest leiden., Was dit niet vroom van deze waereld scheiden?" Genoemde Maarten van Heemskerk was een even knap schilder als schrik achtig man, zijn kunstbroeder Karei van Mander spreekt hiervan. Dit en andere verhalen hierover vinden wij in gezapige bewoordingen door Craandijk weer gegeven. En niet alleen in de geschriften van deze laatste, maar ook in ieder geschiedkundig werk wordt veel aandacht besteed aan de twee roemruchte burchten: het Huis te Heemskerk (later het slot Marquette genoemd) en de Assumburg. Zeer welgestelde en vroede vaderen van Haarlem, Amsterdam en Heemskerk bewoonden deze kastelen. Het slot Marquette met zijn enorme vestibule en de grote balzaal herinnert nog aan glorieuze ontvangsten. Een keur van schilderijen en prenten en ook belangrijke documenten zijn voor het nageslacht bewaard gebleven. Van weinig kastelen in ons land bestaan zoveel oude platen als van Marquette en de Assumburg, waaronder die van Rademaker, Schijnvoet, Stelling werf, Roghmann en Vinckeboons, die grotendeels in particulier bezit van de erfgenamen van het slot Heemskerk gekomen zijn. De wanden van de Assumburg sieren zij niet meer. Deze jeugdige jubilaris heeft als jeugdherberg een andere bestemming dan een normale behuizing gevonden. Het Huis te Heemskerk wordt reeds vermeld in de tweede helft van de dertiende eeuw. Verkopingen komen vroeg voor, maar na de eerste verkoop vindt men het geslacht van Heemskerk nog terug. Zekere Karei de Ligne heeft het Huis te Heemskerk aan Daniel de Hertaing, Heer van Marquette verkocht. Aardig is het te weten, dat hij onder protectie van de Verenigde Nederlanden wilde leven en sterven en zijn huis en heerlijkheid van Marquette prijsgaf. De naam van zijn vader en de titel van Marquette daarentegen wilde hij meenemenen daarom verzocht hij de Staten de goederen van Heemskerk in de goederen van Marquette te veranderen. De koper, wordt gezegd, was een man van vuur en staal, een krijgsman met één arm en één been. Dit mocht hem echter niet verhinderen weer te velde te trekken. Op het slot Marquette voelde hij zich geheel Hollander, hetgeen blijkt uit zijn naturalisatie. In 1665 werd het goed executoriaal verkocht aan Petronella van Wassenaer, Vrouwe van der Mijle, die het naliet aan haar ongehuwde dochter. Bij gebrek aan belangstelling voor het machtige slot gingen de heren Hamilton en Blank over tot de tegenwoordige ongebruikelijke verloting. De winnaar koos echter de som van veertig duizend gulden boven het slot Marquette, zodat Freule van der Mijle, die voordien het huis niet van de hand had kunnen doen, hoewel ze het aangeprezen had als: „jegenwoordig voorsien van veele plaisante salen, kamers, vertrecken, stallingen, koetshuysen, alle gemacken, alle de thuynen, boomgaarden, plantagies" enzovoorts, in het bezit bleef van het genoemde kasteel. Na haar overlijden ging het naar de familie van haar zuster, Van der Does. Maar ook deze familie zag er alleen nadeel in en verkocht het kasteel voor ruim twintig duizen gulden aan mr. Joachim Rendorp, een groot Amsterdams zakenman. Dat hij zaken kon doen, bleek wel uit het feit, dat hij vóór deze aankoop zijn buitenplaats Watervliet onder Velsen voor vijftig duizend gulden van de hand gedaan had. Uit het huwelijk van mr. Joachim Rendorp en de tien jaar oudere Maria Catharina Meyners, die van eenvoudigen huize was, werd de zeer begaafde mr. Pieter Rendorp geboren. Hij werd burgemeester van Amsterdam en is voor de tweede keer met de weduwe van mr. Jacobus Trip gehuwd. Het is wel verdienstelijk, maar niet verwonderlijk, dat deze Pieter Rensdorp het slot Marquette liet moderniseren, hetgeen nog aan de ruime vestibule te zien is. Verwonderlijk geenszins omdat genoemde mr. Rendorp in het jaar 1742 reeds elf dienstboden moet hebben gehad en een koets met vier paarden. Zijn inkomen werd geschat op meer dan zesentwintig duizend gulden per jaar. Na diens dood ging het kasteel over op de jonge mr. Joachim Rendorp, eveneens burgemeester en hoogwaardigheids bekleder van vele posten, een kunstzinnig man met een voorliefde voor de architectuur. De Muiderpoort te Amsterdam werd onder meer volgens zijn plannen herbouwd. Daarop volgde mr. Willem Rendorp, die de resten van het opmerke lijke ronddeel liet afbreken. Tijdens de revolutie hield hij zich achteraf, maar na het herstel van onze onafhankelijkheid trad hij op de voorgrond als lid van de Raad van Amsterdam en wethouder. In 1815 werd hij in de adelstand verheven. Ook diens zoon jhr. Jacob Rendorp werd nog in Amsterdam geboren, doch is op middelbare leeftijd burgemeester van Heemskerk geworden. Zijn dochter Paulina huwt jhr. Jan Hugo Gevers, wiens zoon jhr. mr. Hugo Gevers weer burgemeester van Heemskerk werdIn de uitvoerige beschrijving van Moes en Sluyterman lezen wij hoe deze jhr. mr. Hugo Gevers en zijn echtgenote jonkvrouwe Pauline van Lennep het gehele landgoed en het interieur een zo fraai mogelijk aanzien trachtten te geven en al het bijzondere, dat er aanwezig was, op zijn best deden uitkomen. Dit geslacht bewoont thans nog het forse kasteel, waarvan de gevels in natuursteen zijn opgetrokken na vele afbraken en verbouwingen in de klassieke stijl van het midden der achttiende eeuw. Interessante portretten van verscheidene Heren van Rendorp, die het Kennemer land tot hun verblijf verkozen, zijn bewaard gebleven. MIJN BOEKHANDELAAR heeft in de weken vóór het kerstfeest een aparte toonbank voor de kerstkaarten. Elk jaar trekt zijn verzameling mij aan en ik breng er altijd enige tijd door om mijn keuze te doen. Het moet gezegd worden, dat er overvloedig te kiezen is. Van zwaar-kitsch tot hoogst-kunstzinnig. Een scala van winterlandschappen en engelen, kinderen en klokken. De onderschriften tonen aan, dat ook reeds de kerstkaarten verzuild zijn: het kerstfeest is „zalig" voor rooms- katholleken, „gelukkig" voor protestanten en „vrolijk" voor humanisten. Vertel mij het onderschrift van uw kerstkaart en ik zal u zeggen wie gij zijtl Ik voor mij zou het kerstfeest overigens het liefst typeren als een blij feest. Zalig is mij te zoet, gezegend te plechtig en vrolijk niet op zijn plaats. Om bij dit laatste woord te blijven, er is verschil tussen blijdschap en vrolijkheid. Blijdschap lijkheid. Vrolijkheid daarentegen roept heeft te maken met stilte, diepte en inner- assosiaties op aan uitbundigheid en vaak oppervlakkigheid. Nu zou men wel een Nurks moeten zijn om van dit laatste niet te houden en er bij gelegenheid niet intens van te genieten. Een vrolijk feest zal ik niet gemakkelijk afslaan en opge wektheid is een verrukkelijke eigenschap. Dat het kerstfeest ook zijn uiterlijke trek ken heeft, waarin iets van de vrolijkheid doorschemert, kunnen en willen wij ons niet laten ontnemen, maar ik blijf er bij dat het geen vrolijk feest is. Er is een duidelijk onderscheid tussen de vrolijke kerstviering met het diner en de sherry en de blijdschap van het werkelijke feest. Er is een groot verschil of men dit feest viert met of zonder Christus. TERWIJL IK mijn kerstkaarten uitzoek, hoor ik achter mij de boekhandelaar aan een mevrouw vragen: „Waarmee mag ik u van dienst zijn?" Dan zegt ze: „Hebt u ook een kerstboek voor me met verhalen om aan de kinderen bij de kerstboom voor te lezen? Maar het moeten niet van die christelijke verhalen zijn, want daar houdt mijn man niet van". Het is wel wat onbe leefd van me, maar nu spits ik toch werke lijk mijn oren uit nieuwsgierigheid wat de verkoper zijn klant zal antwoorden. Ik heb wat binnenpret als hij uiterst correct zegt: „Wij hebben een hele reeks kerstboeken, mevrouw, maar om er een te vinden waar Christus niet in voorkomt, daar zal ik toch echt even naar moeten zoeken". ONDERTUSSEN blijven er nog wel een paar vragen over. Is het eigenlijk wel mogelijk om in deze tijd een blij kerstfeest te vie ren? Wij wonen dan wel in de villawijk van de wereld, doch golft niet alle blijd schap uit een mens weg, wanneer hij, denkt aan de miljoenen noodlijdenden op deze aarde?.,,I,k meen mij een statistiek te herinneren volgens welke er ieder uur twaalfduizend kinderen in de wereld ge boren worden, waarvan één derde deel nog geen vierentwintig uren oud wordt, één derde deel ten hoogste een paar jaren en één derde deel een levensduur mag bereiken die ons gemiddelde be nadert. Wie kan er dan nog blij zijn? En wie kan het verdragen om onder de kerst boom de publikaties van bijvoorbeeld de Novib te lezen? En hoe kan een mens ver heugd zijn, wanneer hij denkt aan het lot van ontelbaren achter het IJzeren Gordijn? Dan nog deze vraag: hebben wij er récht op om kerstfeest te vieren? Wat hebben wij in alle voorafgaande jaren met het kerstfeest gedaan? Al het water van de zee wast het feit niet af, dat het kerst feest ook het feest van de vrede is en zijn wij juist daarvan niet verder dan ooit verwijderd? Er Is niet veel veranderd. Heer, sinds Bethlehem: Gij zijt voor ons een kind gebleven, Om Dien wij kruisten te Jeruzalem Behoeft geen Kerstvreugd prijsgegeven.... Nu wij Uw dag weer zullen vieren Bij kaarslicht en bij rooden wijn, En onze woning zingende versieren Omdat wij meenen zonder kwaad te zijn, Doe, Heer, ons toch verschrikt begrijpen Dat Golgotha begint bij Bethlehem: Wien rond uw stal slechts droomen rijpen, Hij zoekt vergeefs een nieuw Jeruzalem. HET ZIET er inderdaad naar uit, dat er sinds Bethlehem niet veel veranderd is. Vandaar onze vlucht in de romantiek en de droom bij kaarslicht of het opheffen van het wijnglas. Wel bekome het ons en wat u betreft, Heer, onze excuses dat er niet veel veranderd is sinds Bethlehem. Blijft dan ook de blijdschap niet een illusie. Het hoeft niet. Maar écht blij kan alleen iemand zijn, die iets ontdekt heeft van de enorme crisis waarin de wereld en ieder mens afzonderlijk zich bevindt. Déze crisis: zonder het Kerstkind is de wereld een verlóren wereld en is de mens een verlóren mens. Wanneer wij tot dit inzicht zijn gekomen dan eerst biedt het Kerstkind perspectieven. Dank zij het Kind in de kribbe is deze wereld toch niet prijsgegeven aan duistere en driftige machten, en reilen en zeilen wij zo maar niet zonder bestemming en uitzicht. Onze wereld is een geredde wereld en de mens is een behouden mens. Daar heeft het Kerstkind voor gezorgd. Wie dit mysterie gelooft wordt een zeer blij mens. MISSCHIEN dat u met dit mysterie heel veel moeite hebt. Zoals ik er veel moeite mee hebt. Laten wij daarom ook dit jaar met de moed van de hoop proberen ons hart voor het wonder open te zetten. Waar kunnen wij dat het beste doen? Om nog naar Bethlehem te gaan, daarvoor bent u nu te laat. Bethlehem is trouwens een toeristenoord geworden. Dan blijft nog over een der plekken, die naar het Kerst kind genoemd zijn: een kerk. Kerken staan in deze uren bijna dag en nacht open om de duizenden te ontvan gen. Zij die er écht komen, weten dat zij niet de besten en de vroomsten zijn. U zult het Kerstkind alleen maar kunnen ontmoeten als u uzelf hebt leren kennen als een verdwaald kind of een armzalige bedelaar of als iemand met een geschon den geweten. Alleen zulke mensen weten Hem te vinden, want door zulken laat dit Kind zich vinden. Alleen zulken zullen een blij kerstfeest kunnen vieren. Ds. D. ter Steege

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 13