De sceptische jeugd De dode kerk KLEINE ZANGERS VAN HET HOUTEN KRUIS weJl IN DUITSLAND IN NEDERLAND WOENSDAG 24 DECEMBER 1958 Erbij PAGINA VIJF Onthoofding zo puur als licht en zo helder als fijn kristal Een meisje Ter ere van Yeats Muren van Jericho door Bob Tadema-Sporry pi Standchen von Schubert ER IS ook in Nederland al heel wat over de naoorlogse jeugd gezegd en ge schreven. De meningen gaan vrij sterk uiteen. Zeer globaal gezien kan men twee groepen onderscheiden: enerzijds zij die menen, dat de jeugd in feite heel weinig verschilt van die van vroeger, anderzijds de groep waarin men juist het tegendeel hoort beweren. Sprekers van de eerste soort zien tussen alle gene raties verschillen: de jeugd tekent pro test aan tegen de ouders en probeert op een iets andere manier te leven, iedere generatie tracht te vernieuwen. Ook het afwijkende gedragspatroon tan de hedendaagse jeugd verschilt van dat van de ouders, maar niet bijzonder sterk. De tweede categorie beoordelaars is meestal een stuk feller en misschien ook zwart- galliger in haar oordeel, immers zij ziet de moderne jeugd als bandeloos, inte resseloos, oppervlakkig, ongediscipli neerd en zonder enthousiasme. De mo derne jeugd wijkt dus in gedrag en hou ding zeer sterk af. HELAAS KAN aan het oordeel van bei de groepen weinig waarde gehecht wor den, wanneer dit niet gebaseerd is op een grondig onderzoek naar de geestelijke si tuatie van de jongeren, die in 1945 zo on geveer tien jaar waren. En juist dat ont breekt meestal. Men baseert zijn mening op de jeugd, die men toevallig in eigen omgeving heeft en dan weer op wat men daarvan toevallig ziet. Een dergelijke waarneming is uiteraard zeer beperkt en mag niet leiden tot een generalisatie over de houding van een gehele opgroeiende generatie. In Nederland beschikt men inderdaad over zeer weinig wetenschappelijk bruik bare gegevens over de moderne jeugd in vergelijking met Duitsland bij voorbeeld. Daar heeft men en het is om politieke en pedagogische redenen zeer begrijpelijk na de oorlog omvangrijke enquêtes ge houden en studies verricht, zodat er bij na een nieuwe wetenschap „Jugend- kunde" is ontstaan. De Hamburgse pro fessor in de sociologie Helmut Schelsky heeft de resultaten van al deze onderzoe kingen tot een behoorlijk geheel in zijn on langs verschenen boek „Die skeptische Generation" weten te combineren. In dit -werk komt hij ook tot de (maar nu ge fundeerde) conclusie, dat de moderne jeugd sterk verschilt van die van vroeger, maar niet alleen in de negatieve richting. Hij laat zien hoe de kinderen worden groot gebracht in de geborgenheid en beschut ting van kleine groepen, waarvan het ge zin de voornaamste is. Wanneer er een werkkring wordt gekozen komt de nu half- volwassene in aanraking met een geheel andere wereld, waarin geen intimiteit is, waar koude functionele maatstaven gelden en de solidariteit ontbreekt. Hieruit komt volgens Schelsky een „gedragsonzeker heid" voort. De jeugd ervaart deze als on prettig en probeert dan ook deze onzeker heid in zekerheid om te zetten. Zij pro beert nu met deze bureaucratische, met amusement en reclame gevulde maat schappij tot een verstandhouding te ko men. Wij kunnen'ons afvragen of hier wel van een sceptische houding kan worden gesproken. Scepticisme veronderstelt im mers autonoom denken, wat bij deze jeugd juist vaak ontbreekt. Men kan dan het streven naar een „overeenkomst met de maatschappij" veeleer zien als een pas sieve aanpassing aan de wereld, omdat men voelt er toch niet tegen op te kunnen. Conformeren is de veiligste manier om „er bij te horen". Schelsky meent dan ook CCCOXXXXXXXXXX>OOOOOOOOOCOOOOOCOOOOOOOOOOOC)OOOOOOOOOOOOC met zekerheid te kunnen zeggen, dat deze jeugd nooit een sociale revolutie zal ont ketenen en zij wijkt daarin volkomen af van die van begin 1900, toen de jeugdbe weging haar hoogtijdagen beleefde. In de jaren twintig schaarde de politiek sterk geïnteresseerde jeugd zich met idea lisme achter bepaalde figuren. Thans zijn de jongeren politiek-ongeïnteresseerd de mocratisch. Dat wil zeggen: men stelt zich op het democratische standpunt, en sluit zich nergens bij aan. Een positieve kant aan deze houding is, dat men zich niet laat paaien door demagogen en poli tieke leuzen. Ten opzichte van religie en kerk staat deze jeugd „vragend open". Dat is dus relatief gunstig, maar daarbij is men minder diep religieus bewogen. Veel eer overheerst de houding: „We willen zien, wat het is en wat we er voor een behoorlijk (dus een conformistisch) leven aan hebben." Ook in de vrijetijdsbeste ding ziet men dezelfde instelling. Men heeft een hobby of een bepaalde sport, met de eigentijdse maatschappelijke pro blemen laat men zich liever niet in. Het eigen beroep, het eigen gezin zijn de din gen die tellen, een behoorlijk leven met een grote mate van sociale zekerheid is het levensdoel. ooooooooooocooooocooo XDOCOCOOOOOOOOCXX 5 IN HOEVERRE gelden deze conclusies ook voor de Nederlandse jeugd? Schelsky merkt op dat hij een grote mate van over eenstemming heeft ontdekt tussen de hou ding van de Engelse, Amerikaanse en Duitse jeugd, maar toch is juist dit gedeel te van zijn voortreffelijk werk weinig ge documenteerd. Een oppervlakkige be schouwing zou ons tot het constateren van een dergelijke overeenkomst met de Ne derlandse jeugd kunnen verleiden, maar voorzichtigheid is hier wel geboden. De Nederlandse jeugd is waarschijnlijk altijd sceptischer (maar dan echt scep tisch en dus niet alleen uit een behoefte aan conformering) dan de Duitse geweest. Zij is ook nooit gedwongen tot het massaal deelnemen aan een beweging als de „Hit- ler-jugend". De tegenstellingen zijn hier dan ook waarschijnlijker minder scherp, waarbij de plaats van de godsdienst voor een gedeelte van de Nederlandse jongeren ook een geheel andere is. Juist hier is de houding vaak minder afwachtend, mede onder invloed van het milieu, het gezin of de school, waarin de band met kerk en re ligie van jongsaf bewaard bleef. Dat de Nederlandse jeugd ook weinig belangstel ling heeft voor politieke vraagstukken is een groot probleem voor politieke partij en vakbeweging, maar ook hier zijn de verschillen tussen de generaties in ons land weer minder sterk dan die bij onze oosterburen. Het is dus meer dan een kwestie van accent dan een wezenlijk verschil. W. Langeveld AVESTA, Dalecarlia, Zweden UPI i in het dorp Mansbo (2.000 zielen) is g zaterdag voor het eerst sinds zestien jaar een meisje geboren. Dit dorp was in Zweden beroemd om het feit, dat er al die jaren alleen maar jongens ge- 3 boren werden, twintig in totaal. Het meisje heeft zelf drie broers. Het meisje j is ter wereld gekomen in een kraam- inrichting in de nabijgelegen stad Avesta, maar dat doet aan de feiten niets af, meent men. Er is al heel wat gepraat en geschre- ven over de merkwaardige gang van zaken met de geboorten in Mansbo. Bijna alle mannen uit het dorp werken 8 op een chloor- en een aluminium- j fabriek en er is wel geopperd, dat dit 8 misschien van invloed was op de hor- 8 monen. De gynaecologen hielden het echter op het toeval. Baby weegt 3.927 g gram, maakt het, evenals de moeder, I 8 goed en heel Mansbo is in feeststem- g ming. DOOOOOCOOOOOOOOOOOOCIOODOCKDOOOOOOOOOOOOOOOOOCJOOOOOOOOOOOO DUBLIN (UPI In de geboorteplaats van de met et". Nobelprijs begiftigde dich ter William Butler Yeats in het Ierse graafschap Sligo is een „Yeats-society" op gericht. Deze zal zich bezighouden met het organiseren van lezingen, tentoonstel lingen en festivals ter ere van de grote dichter. Men hoopt vooral Amerikaanse toeristen te trekken. Er zal tevens een zomercursus voor buitenlandse studenten in samenwerking met universiteiten buiten Ierland worden gehouden. WAT de Wiener Sangerknaben voor de Oostenrijkers betekenen, dat zijn de Pe- tits Chanteurs a la Croix de Bois voor Frankrijk. Een koor, dat met zijn jon gensstemmen, die zo puur zijn als het licht en zo helder als kristal, een perfec tie heeft bereikt, waardoor het in de hele wereld roem en glorie mocht oogsten (en misschien ook enige critiek, maar daar over straks meer). Door de Franse staat worden deze jongenszangers zelfs als een precieus korps van uitgezochte ambassa deurs beschouwd en hun buitenlandse tour nees hebben dan ook plaats met officiële steun van de regering ambassadeurs, wat hun representatieve functie en hun concerten in de grootste zalen ter wereld betreft. Maar ook en nóg liever zou men ze kleine missionarissen mogen noemen in de hoogste zin van dat woord. Vijftig jaar geleden werd het koor opge richt door een drietal Franse studenten met de bedoeling de richtlijnen van de pauselijke encycliek Motu Proprio op het gebied van de liturgische muziek in daden om te zetten. Het Franse koor is er in derdaad in geslaagd een renaissance te be werkstelligen van de prachtige middel eeuwse vocale kunst der Nederlandse of Bourgondische polyfone scholen en het is goeddeels aan deze jongens en hun leiders te danken geweest, dat het repertoire der Franse kerken van zijn negentiende-eeuw- se en burgerlijke smetten kon worden ge zuiverd. Maar ook buiten de nationale grenzen werd binnen het domein van het kerkelijke leven door dit koor, dat sinds twintig jaar door Monseigneur Maillet wordt geleid, een taak verricht, die door het begrip „zending" kan worden gedekt. Ongeveer tien jaar geleden kwam Mon seigneur Maillet op de gedachte andere jongenskoren, die veelal naar zijn voor beeld ook buiten Frankrijk waren opge richt, eens naar Parijs te inviteren. Op het eerste internationale congres van zan gertjes en hun leiders werd besloten een wereldomvattende federatie te stichten. Jaarlijks werden zulke internationale bij eenkomsten, waarbij ook massale concer ten werden gegeven, sedertdien gehouden. Bij de federatie zijn nu ruim zeventig lan den aangesloten, die ongeveer honderdder tig duizend zangertjes vertegenwoordigen. Van Parijs uit worden die honderden ko ren, gratis of voor bijna niets, van muziek voorzien en op die wijze wordt nu in Ame rika, in de Belgische en Franse Congo, in Vietnam, op Madagascar en waar al niet, de onsterfelijke muziek die lange jaren riy jr.r.i »»st. i-.oj n?SH9T9 em lam w-- nr> -c- •-»* messet sz BONN, ReuterEen werkgroev van de Westduitse regering heeft voor- 8 gesteld de hoofdletter aan het begin 8 van Duitse zelfstandige naamwoorden te laten vervallen en deze alleen nog 8 te gebruiken aan het begin van een zin, 8 voor eigennamen, voor God en bepaal- de afkortingen. 1 Een lid van de groep zei, dat een voorwaarde voor de hervorming goed- keuring doof alle Duits-sprekende lan- den is. Besprekingen met deskundigen ,1 van Zwitserland, Oostenrijk en Oost- Duitsland hadden een „mate van over- 8 eenstemming" aangetoond. v X)000cx)000000000000000cx)000000000000cx30c)0000000000000000' „Muren van Jericho" geschreven en verlucht door Margaret Wheeler, uit het Engels vertaald door M. Mok en uitge geven door Heijnis te Zaandijk is een nieuw bewijs, dat Britten een bijzondere gave hebben om onderhoudend te vertel len over een ogenschijnlijk dor onderwerp als de archeologie. Waarschijnlijk komt dat omdat zij nooit helemaal in het werk opgaan en zich niet alleen interesseren voor reizen in het verleden. Zij houden het heden bij het verleden betrokken en hebben oog voor de humor die dan in die vergelijking ontstaat. Lady Wheeler is 'n meesteres in het ontdekken van het on verwachte en zij blijft mens genoeg om zich af en toe openlijk te ergeren aan het gewroet in het verleden, dat niettemin haar volle toewijding heeft. Zij is een assistente van dr. Kathleen Kenyon, die de opgravin gen van Jericho leidt en die in haar inlei ding van onverholen bewondering voor het verslag getuigt, een lof die alleszins ver diend is. Wie van archeologie houdt en al lerplezierigst ingelicht wil worden over het blootleggen van de woonlagen in 's we relds oudst bekende nederzetting kan hier zijn hart ophalen. De medewerkers en de Arabische arbeiders en hun levensom standigheden worden met fijne humor be schreven. Haar explicatie bij de techni sche gedeelten is onvergelijkelijk leerzaam ER VIEL een waterig zon nestraaltje over het graf van Jean Bart, de befaamde kaperkapitein. De bronzen herinneringsplaat glansde vaal en groenig en de dorre bladeren van een lauwer krans ritselden droog in een ijzige tochtvlaag, die over de verbrokkelde steenpla ten van de vloer streek. Het graf van Jean Bart was het enige plekje in deze dode kerk, waaraan nog enige aandacht werd besteed. Er was kennelijk een of ande re bijeenkomst geweest om de brutale held van zo veel spannende zeeslagen te vieren. Buiten de kerk scheen de decemberzon over Duinker ken, nog half verwoest en weer half opgebouwd. De zon schonk de prachtige havens een wonderlijke kleurenrijkdom. Spichtig en toch elegant staken de on telbare kranen af tegen de bleekblauwe hemel. Scheepsrompen straalden in diepe kleuren, menie- rood, fel blauwgroen, gif tig geel, sneeuwwit en git zwart. Die havens waren het beste deel van Duin kerken, sterk en vol van een bruisend leven. Maar daar in de oude stad, temidden van ruïnes en weer opgebouwde lelijke huizen, stond nog steeds die ruige oude kerk in dezelfde toestand als waarin de oor log haar gebracht had. Een sterke kerk met hoge mu ren en zware steunberen, met een dak dat ten dele was weggeslagen en ten dele vol gaten zat. In een van de muren was een laag poortje, afgesloten met een deur die ineen was ge flanst van oude planken en roestige draadnagels. Het was het soort deur waar je door wilde, om te zien wat er achter kon liggen. We lichtten de oude klink op en krijsend draaide de deur in de roestige, slechtpassen- de hengsels om met een ge kreun achter ons weer dicht te vallen. En door die deur keerden we terug in het verleden, in die eerste oor logsmaanden. Weer meen- fluweel gooide een bloed rode kleurvlek over een roestig koorhek. Toen zagen we de heili gen Ze stonden bijeen in een door paniek getrof fen, doodbedroefd groepje. Sommigen knielden neer op de vuile vloer. Een corpus lag aan de voeten van een gebroken Petrus uitge strekt. Maria Maria in tien gestalten behoedde er haar kindje in de blau we plooien van haar gipsen of stenen gewaad. Ze was er als hemelvorstin en als sterre der zee, als mater dolorosa en als jonge, ge lukkige moeder. Antonius van Padua en Christoforus droegen een kind. Er ston den een os en een ezel van een vergeten kerststal, die eens kinderen met stralen de ogen tot het mysterie van Kerstmis had aange trokken. Er waren kronen van doornen en kronen van klatergoud met stenen be zet. Een grote klok stond op de grond naast de heili gen, gebarsten en stom en zonder de hoop van ooit den we de bommenwer- De dode kerk lag voor pers te horen donderen, ons, ijskoud, grauw, stof- weer leken de bommen in fig, verlaten tot in iedere te slaan en de gierende hoek, en nis. Het licht viel granaten stukken uit de door de gaten in de gewelf muren te bijten. de zoldering, potlooddunne zonnestralen die lichtvlek- jes strooiden over de vuile en gebroken vloer vol steenschilfers en kapotte balken. De zuilen rezen omhoog, dun en sierlijk. Ze kwamen hoog boven ons bijeen in sierlijke stervor mige patronen van steen. Hier en daar was even een vage glinstering van goud, en een flard weggeworpen weer eens zijn klanken in de heldere vrieslucht rond te strooien. Achter de bedroefde heili gen klom een berg van stoelen tegen een pijler om hoog. Oude en gammele stoeltjes met gebroken zit tingen, uit de weg gewor pen bij de vergeefse red dingspogingen om de kerk te behoeden voor de on dergang, die toch gekomen was. Achter die berg van stoelen lag een rococo- altaar op zijn zij, ontdaan van verguld en kleuren, half bedolven onder een stapel priestergewaden. Al het stof had de kostelijke gloed en glinstering van die antieke weefsels niet kunnen verdoffen. Daar glansde goudlaken en bro kaat, satijn overzaaid met kleine parels, goudborduur sels, dieptintig fluweel, dunne gescheurde kant en eens wit, ragfijn linnen. En iedere dag kwam daar weer een dun stoflaag je overheen vallen. Iedere dag verdween er een beetje kleur van de heiligen. Ie dere dag stierf de oude kerk nog wat meer niettemin alleen nog in het vergeetboek voorkwam van Josquin des Prés, Or lando di Lasso, Mouton, Palestrina en Vit- toria gezongen. Ook de werken, die mo derne componisten als Milhaud, Poulenc of Florent Schmitt speciaal voor de Houten-Kruis-zangertjes hebben geschre ven, kunnen langs die weg over de hele wereld worden verbreid. Ik gebruikte het woord „zending". En inderdaad wenst in die geest Monseigneur Maillet zijn werk op te vatten. Het devies van de Internationale Federatie luidt im mers: Demain, tous les enfants du monde chanteront la Paix de Dieu: Morgen zal de Vrede Gods door alle kinderen ter we reld bezongen worden. TOEN WIJ dezer dagen een bezoek brachten aan het Parijse hoofdkwartier van het wereldvermaarde Franse jongens koor, was directeur Maillet met zijn staf en zijn zangertjes juist weer eens terug gekeerd van een concertreis door de Ver enigde Staten en het Verre Oosten, die ve le weken had geduurd. In Washington was het jeugdige gezelschap opnieuw in per soonlijke audiëntie door President Eisen hower ontvangen. In het fotoalbum, dat ons wordt getoond, komen we ook verder nog tal van bekende gezichten tegen. Paus Pius XII was een groot bewonderaar van het Franse knapenkoor. Ook voor presi dent Coty, koningin Elizabeth, de Japan se keizer en verscheidene andere staats hoofden zijn mgr. Maillet en zijn jongens in besloten concerten opgetreden. Doch het is juist in dit opzicht, dat men in pe dagogische en muzikale vakkringen nog wel eens critiek hoort uitoefenen op het werk van de Franse, de Oostenrijkse en soortgelijke koren. Hun leiders zouden, zo verneemt men dan, zich schuldig maken aan een soort kinderdressuur en geld slaan uit prestaties, welke men in strijd acht met de natuurlijke aspiraties van die jon gens. Wij hebben mgr. Maillet, die van zijn eigen hart ook geen moordkuil maakt, die critische aanmerkingen openhartig over gebracht en er bijzonder geruststellende antwoorden op gekregen. En niet alleen antwoorden. We hebben ook zélf kunnen constateren, dat het leven en gedrag van deze Franse jongens, die bijna allemaal uit eenvoudige arbeidersgezinnen stam men, geen enkele associatie opriepen met een circus of zelfs een variététheater. Wel leven ze gedurende de drie a vier jaren, dat ze lid zijn van het koor, tezamen in het internaat, waaraan ook een school is ver bonden. Maar de omgang tussen de jon gens onderling èn met mgr. Maillet en de overige geestelijke onderwijzers is spon taan, hartelijk èn luidruchtig en vrij van elk spoor van kadaverdiscipline. Ze dra gen monseigneur op de handen, figuurlijk gesproken wel te verstaan, want directeur Maillet is een forse zestiger met het ver trouwenwekkende voorkomen van een eer der wat gezette parochiepastoor. Voor die opmerkingen over sommige nummers van ons repertoire, zo gaat mgr. Maillet verder kan ik desnoods wel enig begrip opbrengen. Veel liever zou ik mij uitsluitend wijden aan de zuiver religieu- se muziek én zo'n wiegeliedje als „Prinsje slaap in" (dat ten onrechte aan Mozart wordt toegeschreven) beschouw ook ik als een lichte concessie aan het publiek. Er zijn natuurlijk wel ernstiger misgre pen van deze orde te noemen, maar voor ons was de zaak nu eenmaal zo, dat wij, om onze vleugels wijder te kunnen uit slaan op het terrein der muzikale liturgie, over niet onbelangrijke financiële midde len moesten beschikken. En die middelen konden alleen worden opgebracht door concerten voor de radio, de televisie, in de grote zalen en voor de grammofoon en dan kun je een paar trekpleisters nu een maal niet ontberen. Zó moet u die popu laire nummers dus zien. Maar overigens is het snobistische onzin aldus wees mgr. Maillet sommige critici ietwat on gezouten nog even de les zijn neus fijn zinnig op te trekken voor muziek, of kunst in het algemeen, alléén omdat ieder een het mooi vindt. Naast kerstliedjes en kinderliedjes, die door de hele Franse jeugd gezongen worden, voeren we ook minder bekende Noëls en chansons popu lates uit en op die manier slagen we erin ook het gangbare en beperkte profane re pertoire uit te breiden. Maar ik zou nog één opmerking wil len maken, zo besluit mgr. Maillet zijn oratio pro domo en wel over die dres suur van wonderkinderen, die me soms wordt aangewreven. Ik zie mijn taak óók op het sociale vlak. Zonder natuurlijk be wust iemand uit te sluiten, proberen we toch vooral wel jongens uit de minder ge goede kringen aan te trekken. Die kinde ren willen we zo in contact brengen met de schoonste uitingen der muziek. Niet om er wonderkinderen of toekomstige muzi kanten van te maken. Een sporadische en keling kiest later alleen de muziek als be roep. Het merendeel wordt door de ouders bestemd voor een heel „gewoon" vak als loodgieter, smid, chauffeur of ook wel fo tograaf. Maar wat ik me voor ogen stel is, dat die handwerkers of vakarbeiders dan toch voor hun leven iets meekrijgen, een begrip en gevoel voor schoonheid en voor kunst, dat ze zonder ons koor vermoede lijk hadden moeten missen. En inderdaad overkomt het me herhaaldelijk, dat ik op straat wordt aangehouden door een man in een werkpak, die zich dan als een voor malig Houten-Kruis-zangertje ontpopt. En die me dan nog eens uitdrukkelijk wil be danken voor de ontelbare uren, die we vroeger samen op repetities en concerten hebben doorgemaakt en waarvan de her innering dus nog steeds niet verbleekt blijkt te zijn. En zó'n ontmoeting zie ik misschien nog wel als een hogere belo ning voor mijn werk dan alle successen en complimenten van staatshoofden en kerkvorsten, die we eveneens hebben mo gen oogsten. Frank Onnen V

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 15