OP VUURLAND
DE BOODSCHAP VAN DE XAVANTE-INDIANEN
Qeen tujd noot JCeistmis
Een ware kerstgeschiedenis uit
het Braziliaanse oerwoud
WOENSDAG 24 DECEMBER 1958
Erbij
PAGINA ZEVEN
DE VIER EVANGELISTEN
ALS MENSELIJKE TYPEN
Rotterdams Toneel met
onbekende Goldoni
Twee exposities in het
Rijksmuseum
Portugese zangeres voor
radio en televisie
AAN HET zuidelijke puntje van het grote Zuidamerikaanse continent
ligt het grillige Vuurland, Tierra del Fuego. Gescheiden door de Straat
Magelhaens van het vaste land, is het toch in alle opzichten een voort
zetting daarvan. Het hoge Andesgebergte heeft er zijn massieve uit
lopers, waarvan de ijsrivieren, de gletschers, tot aan de Atlantische
Oceaan afdalen om er te smelten en af te brokkelen. Tussen die uitlopers
liggen grote vlakten, zoals in het Argentijnse Patagonië, groene weide-
vlakten met eigenlijk maar weinig bomen. Hier en daar ligt een klein
meer, waarin ijsblokken langzaam wegsmelten in de zonneschijn Het is
acht maanden onherbergzaam op Vuurland wanneer de zuidpool-
winden over de vlakten hebben gegierd, langs de heuvelhellingen, naar
de Straat Magelhaens, waar schepen in de felle zuiderstorm haast niet
tegen de stroom in kunnen en wanneer heel Vuurland onder een pak
sneeuw ligt van wel vier, vijf meter dik. Een half jaar lang. Dan leven
de weinige Vuurlanders veilig in hun beschutte huizen en wagen zich
alleen naar buiten wanneer het strikt noodzakelijk is. Dan heersen er
temperaturen van tien graden onder nul en vaak veel lager. Vuurland
lijkt zich dan als het ware te hebben omgeven met een korst van ijs,
waar alleen de vogels grote adelaarachtige roofvogels, zoals de
Condor en de pinguins (als altijd statig in rok en voor deze gelegen
heid in witte bef) hun vertier zoeken. De natuur schijnt dood te zijn, het
leven is verflauwd als in een winterslaap. Van het stadje Ushuahia, de
stad met de vele houten barakken, huizen en verblijven, steken boven
de sneeuw alleen rokende schoorstenen uit. Slechts enkele stra'en zijn
begaanbaar gemaakt, maar niemand vrijwel niemand gaat er over.
In de haven komt toch geen schip en zelfs het vliegveld van de Argen
tijnse burgerluchtvaart is in rust. Af en toe zuilen alleen militaire vlieg
tuigen, van een basis in centraal Argentinië, rondcirkelen om te zien
of men allemaal nog leeft. Dan is het winter in Vuurland.
De grillige "Rio dos Mortes"
len arbeiders bezig zijn de soorten te sor
teren, in te pakken en te wegen, de balen
te merken en voor verscheping klaar te
maken. Van elke baal wordt een klein deel
opengescheurd, opdat de wolkopers thans
proeven kunnen nemen.
Die wolkopers zijn intussen bij tiental
len naar Vuurland afgezakt, meestal met
vliegtuigen en soms met de auto via de
pont van Punta Arenas, de zuidelijkste
stad van het Chileense vasteland. Zij zwer
ven kris kras over de vlakten. Dat is de
mooiste tijd voor Vuurland, dan is er be
zoek uit de beschaafde wereld, want wolko
pers uit Japan, Amerika, Engeland en
Frankrijk ontbreken nooit op het appèl.
Dan hebben de estanciero's hun boedé-
rijen mooi opgeknapt om de gasten te ont
vangen en de wol te verhandelen. Dan
praat men over de goede oude tijd, toen
de wol nog maar een dubbeltje of nog een
rijksdaalder kostte, per kilo..
Even later komen ook de vertegenwoor
digers van de exportslachterijen, de grote
frigorifico's aan de hele Argentijnse kust,
die schapenvlees naar alle delen van de
wereld zenden. Sommige slachterijen heb
ben een capaciteit van tien tot twintigdui
zend schapen per dag en dat twee maan
den lang. Geen wonder dat de opkopers
lang handelen en onderhandelen. Het gaat
niet om kleine bedragen. Het gaat om ka
pitalen. Soms heeft Vuurland een strop als
een strenge winter vele schapen heeft
overvallen en doen doodvriezen. Dat kan
men soms zien op de velden, waar duizen
den geraamten bloot komen, nadat sneeuw
en ijs zijn opgelost. Duizenden en nog eens
geraamten, schoongekloven door de Con
dors.
Scheerders, wolkopers, vlêeshandela-
ren, zij allen keren telkens weer, zodra
Vuurland maar enigszins weêr bewoon
baar wordt, wanneer alleen de toppen van
de Andes nog met sneeuw zijn bedekt en
wanneer in de rustige straat Magelhaens
een warme, bloedrode zon achter de ber
gen zinkt. Tijd voor Kerstmis is er niet. Tijd
om te denken is er niet. Er moet snel wor
den gewerkt, voordat de aarde zich weer
afkeert van de warmtebron. Kort voor die
tijd snellen de bankcheques over naar
Vuurland, met bedragen van 2 tot 3 mil
joen gulden. Daarop gaat Vuurland weer
slapen en dan haalt men de kersttijd weer
in.
Het Rotterdams Toneel zal op nieuw
jaarsdag met „Wie krijgt de weduwe?" (La
vedova scaltra) andermaal een in Neder
land nog niet gespeeld blijspel van Carlo
Goldoni opvoeren. Deze komedie werd ter
gelegenheid van de carnavalsviering van
het jaar 1748 geschreven. Goldoni toont
hier een ander facet van het roemruchte
Venetië van de achttiende eeuw: de gon-
delstad met het drukke vreemdelingenver
keer, reeds in die dagen een bijzonder ac
tueel thema.
De regie is van Ton Lutz, de vertaling
van Max Nord, voor decor en kostuums
zorgt Nicolaas Wijnberg, de medewerken
den zijn Lia Dorana, Lies Franken, Ma
rianne Rector, Pim Dikkers, Henk van Ul-
sen, Leo de Hartogh, Steye van Branden-
DWARS DOOR het achterland van Brazilië loopt een
rivier met een huiveringwekkende naam: „Rio dos Mortes
rivier des doods. Dat is niet zo maar een toevallige naam.
Hij is ontstaan uit de strijd van de blanken en de nog altijd
oorlogszuchtige Xavanten, een nog volkomen in natuurstaat
levende stam. Hoeveel Xavanten er zijn weet niemand, maar
men houdt het op een paar duizend. De blanke opmars, door
de eeuwen heen sedert de ontdekking van Amerika heeft
hen langzaam maar zeker tot het verste oerwoud van Brazilië,
dat van de staat Mato Grosso, teruggedrongen en vandaar
slaan ze nu terug: venijnig en verraderlijk. Voor de Xavanten
is de blanke iemand, tegen wie een eeuwige, heilige oorlog
gevoerd moet worden, met pijl en boog, met giftige blaas
pijpen - die in seconden doden - en met een krijgstaktiek,
die helaas niet altijd zonder succes blijkt. Zo hebben aan
gevallen blanken eens verteld, dat zij een Indiaans kamp
naderden, waarvan zij dachten dat het verlaten was. Geen
vrouwen, geen kinderen, vuren die lang gedoofd leken en
totaal ontruimde hutten. Pas toen de pijlen om hun oren
floten bleek, dat dit alles slechts camouflage was geweest.
De Xavanten hadden hen in een hinderlaag geloktAndere
woudlopers weten te vertellen, dat zij een keer een aantal
Xavanten als het ware door een diepe, ondoorwaadbare
rivier zagen lopen. Dat bleek, bij nader onderzoek, mogelijk
doordat deze Indianen een halve meter onder de water
spiegel een stevige lianenbrug hadden gebouwd, voor de
vijand onzichtbaar dus, waarover zij zich haastig in veilig
heid brachten. Overigens schuwt deze Indiaan de krijg niet.
Die levert bij wijze van spreken zijn dagelijkse boterham.
Zoals andere Indianen op de jacht gaan, zo trekken elke keer
groepjes van ongeveer twintig fel met oorlogskleuren beschil
derde mannen op oorlogspad. Als ze weer „thuiskomen
zonderen ze zich af in een grote hut, een soort hoofdkwartier,
waar de buit wordt gedeeld, waar de plannen voor nieuwe
veldtochten worden gemaakt, waar men wapens snijdt en
uit plantensappen en slangengiffen het gemene pijlgif kookt.
Een affaire van mannen, waar geen vrouw iets mee te
maken heeft.
DE BLANKEN zouden graag willen, dat
de strijdbijl werd begraven, om verschil
lende redenen. In de eerste plaats is de
Braziliaanse overheid tot het inzicht ge
komen, dat het geen pas meer geeft de
natuur-indiaan als een soort „groot wild"
maar neer te knallen. Men zegt terecht:
hij is de oorspronkelijke bewoner van het
continent en na de massamoord door
Spanjaarden en Portugezen wil men zuinig
zijn op de laatsten der allerlaatsten, die
nog over zijn. Men wil hen daarom niet
onderwerpen, maar pacificeren, opdat deze
Xavanten in vrede in een soort natuur
reservaat zullen kunnen verder leven tot
het einde van hun dagen. De tweede reden
is, dat men, op grond van dezelfde over
wegingen, ook de andere, wel vrr mven-
de Indianen wil beschermen, die an tijd
tot tijd aanvallen der Xavanten te ver
duren hebben, waarbij vaak in één keer
tientallen slachtoffers vallen. Ten derde
wil de Braziliaanse overheid nu eindelijk
eens beginnen aan de exploratie van het
grote en nog vrijwel onbekende achter
land. Het heeft daartoe voorposten in het
oerwoud gesticht, waar landbouwkundi
gen, meteorologen, bodemonderzoekers en
kartografen de nieuwe gebieden verken
nen. Bijna altijd is zo'n voorpost een halve
vesting met een klein garnizoen militairen.
In het Rijksmuseum in Amsterdam
wordt tot 16 februari een kleine keuze ge-
exposeerd uit de aanwinsten van acht-
tiende-eeuwse kunstnijverheid, verwor
ven in de periode 1948-1958. De expositie
omvat porcelein, zilver- en glaswerk,
kant, enkele meubelen en een paar schil
derijen, onder meer het kortgeleden in
Londen aangekochte doek van Cornelis
Troost.
In het Rijksprentenkabinet worden tot
21 februari de dit jaar verworven aanwin
sten, onder andere twee tekeningen van
wijlen Jan Sluyters, getoond.
De oostelijke binnenplaats van het mu
seum zal worden verbouwd tot een vijftien
zalen omvattende nieuwe expositieruimte
bestaande uit een souterrain en twee ver
diepingen. Hopenlijk zal dit over een jaar
gereed kunnen zijn. In deze nieuwe zalen
zullen dan de voorwerpen van acht-
tiende-eeuwse kunstnijverheid worden op
gesteld.
In het Stedelijk Musum in Amsterdam
wordt tot 19 januari nieuw werk van Livi-
nus van de Bunt geëxposeerd onder de ti
tel: „Livinus Fotopeinture". Stof ontwer
pen van de Oostenrijkse kunstenaar Leo
Wollner worden tot 25 januari tentoonge
steld. Beide exposities worden vrijdag
middag geopend.
Een van de Xavantenjongens in Xavantina
tijdens een demonstratie in het boog
schieten
niet om het nieuwe gebied met geweld op
de oermens te veroveren het is de sol
daten verboden Indianen te doden, zelfs in
gevallen van zelfverdediging! maar om
de aanwezige blanken tegen elk oerwoud-
geweld te beschermen.
IN HET GEBIED van de Rio dos Mortes
is zo'n post gevestigd en veelbetekenend
heeft men deze „Xavantina" genoemd. Een
post als zovele andere: enkele woonhuizen,
een weerkundig station, een laboratorium,
een ziekenhuisje, daaromheen wat proef
velden met nieuwe gewassen en een vlieg
veldje voor de bevoorrading. Xavantina
onderscheidde zich echter van alle andere
voorposten, doordat het geen rust kende.
Niet de onrust van slangen, jaguars, het
opdringende tropische onkruid, muskieten
of krokodillen.... neen, van mensen: de
Xavanten. Bijna elke week was er een
aanval, zo regelmatig, dat men er de klok
op gelijk kon zetten. Dan was het con-
signe, aangekondigd door een alarmklok:
alles wat het leven lief heeft, binnen de
muren! Met vuurwerk en met geweer
schoten in de lucht werd dan de ongelijke
strijd beslecht. Zonder dat er bloed vloei
de, dropen de krijgers na eèn uur weer af,
wat voedsel, één keer een levensgrote
nachtspiegel en meestal wat flessen sterke
drank als buit meenemend.
Soms trachtten de blanken vriendschap
pelijke betrekkingen aan te knopen, door
ergens buiten het kampement wat ge
schenken neer te leggen: zout, tabak, sie
raden. Soms ging de „onzichtbare vijand"
er op in. Dan waren de gaven weg en
lagen er wat gepolijste beenderen, een pijl
en boog of een dierenhuidje voor in de
plaats. Maar dan opeens werden de blanke
gaven niet aangeroerd en begonnen de
overvallen weer.' "Instinctdat1 voon
geen rede vatbaar blijkt.
Maar toch is dat allemaal nu verleden
tijd en wel dank zij iets, dat enkele
dagen voor Kerstmis 1948 zich afspeel
de, nu dus juist tien jaren geleden. Ik
heb dat verhaal opgetekend uit de mon
den van hen, die deze wonderlijke erva
ring hadden beleefd en er tijdens mijn
bezoek in 1951 aan Xavantina nog niet
over uitgepiekerd warén.
PLOTSELING vérschenep toen drie Xa
vanten in het kampement, één oude en
twee jongens. Ze brachten, zoals gewoon
lijk, veel opschudding. Het feit, dat er
geen vrouw bij was, deed de blanken ver
moeden met een nieuwe krijgstaktiek te
doen te hebben. Het zou niet de eerste
keer zijn, dat een oude Xavante werd uit
gestuurd om zogenaamd contact met de
beschaving op te nemen om dan wan
neer de blanken zich geheel hadden bloot
gegeven samen met de oude als schiet
schijf te dienen. Zo'n oude Indiaan is vaak
om een of andere reden uitgestoten. Om
zijn reputatie ter hernieuwen en zich als
nog van een plaats in hét Eeuwige Jacht
veld te verzekeren offert hij zich voor dit
verraad op.
Het viel op, dat de oude ongewoon ner
veus was. En wat moesten die twee jon
gens met hem, van wie er één zeker niet
ouder was dan zes, zeven jaar. De blanken
namen het zekere voor het onzekere, luid
den de alarmklok en trokken zich in hun
huizén terug. Door de ramen brachten zij
hun geweren in de aanslag. De drie In
dianen bléven aarzelend in het midden
van het kamp staan. Het was opvallend,
dat geen dér drie met oorlogskleuren was
beschilderd, maar ook dat kon taktiek zijn.
Ieder droeg immers wel pijlen en bogen,
al wierpen de knapen hun wapens soms
nonchalant van zich af. Maar wat had hen
dan bewogen het hun zo veilige oerwoud
te verlaten? Wat was het doel van hun
missie? Ontelbare ogen keken benieuwd
langs de geweerloop en wachtten ge
spannen.
Die spanning werd onverwacht verbro
ken toen één der blanken, onkundig van
wat er zich in het kamp afspeelde, vrolijk
fluitend van de lage rivieroever het kamp
kwam binnengestapt. Eén ogenblik wilde
men hem toeroepen om hem te waarschu
wen. maar men deed het niet. Nu, zo rede
neerde men, zou men zien of de komst van
de drie Indinanen werkelijk een hinder
laag betrof. Als een geheim commando
richtten zich de geweerlopen op de strui
ken, die de jonge ingenieur moest pas
seren. De vingers kromden zich aan de
trekkers om bij het eerste onraad de
blanke te dekken. Argeloos kwam de man
het kampterrein op. Toen stokte het fluit-
toontje met een doffe triller in zijn mond.
Het kamp was zo verlaten....! Ineens zag
hij de drie Indianen onbeweeglijk staan.
Even leek de blanke in panische angst,
dat het kamp door Indianen overvallen en
uitgemoord was.... Toen zag hij de ge
weerlopen en voelde de juiste situatie: hij
was proefkonijn geworden om met de bin
nendringers te onderhandelen.
Hij deed een paar passen in hun rich
ting. Op dat zelfde moment hurkten de
Xavanten neer en hielden hun wapens met
gestrekte arm voor zich uit, als teken van
vrede en onderdanigheid. Ze bogen zelfs
het hoofd als teken van overgave. Dat was
een voor Xavanten ongekend gebaar. Nog
nooit had er zich één levend overgegeven.
De blanke man nam hun wapens aan.
Niets gebeurde er verder, ook niets buiten
het kamp. Aarzelend kwamen nu de ande
ren weer uit hun schuilplaatsen, het ge
weer nog altijd in aanslag. Terwijl een
deel van de mannen de Indianen om
ringde, zochten de anderen het struik
gewas af. Van Xavanten geen spoor! Het
bleef de hele dag onrustig in het kamp,
onrustig en angstig. De Indianen, die men
niet kon verstaan, bleken niet van plan
weer te vertrekken. Waren het vredeboód-
schappers of waren het leden van een
soort vijfde colonne, die later verraad
moesten voorbereiden?
NOG DIEZELFDE DAG begonnen de
drie Indianen met het bouwen van een
hut. En .men kon zien, dat ook zij zich van
angst bevrijd voelden. Ze aten gretig het
hun aangereikte voedsel en staken zich
met veel hilariteit in mannenbroeken,
soms met twee benen in één pijp. Weder
zijds kreeg men schik in dit opgedrongen
experiment, al bleef het consigne voor
lopig gehandhaafd: niemand buiten het
kamp en vrouwen en kinders in de huizen!
Die eerste nacht werd de wacht ver
scherpt, maar onnodig.... Er gebeurde
niets. Ook niet de volgende dag en niet de
volgende nacht. Toch waren het uren van
ongekende spanning, van wantrouwen
over en weer. Dat wantrouwen werd het
grootst toen de oude Xavante ineens een
tomtom bleek te hebben gefabriceerd. Zou
hij daarmee alsnog de zaak gaan verraden,
als een binnengeslopen telegrafist? De
avond vóór kerstdag sloeg de oude op zijn
trom. Wat zou hij seinen? Zou hij op- ^k-
ken tot de aanval of zou hij vrede signa
leren?
KERSTDAG was een dag van ondraag
lijke spanning, met herhaaldelijk vals
alarm. Alleen de Indianen gedroegen zich
rustig. Vol ijver sneden ze nieuwe wapens,
om deze daarna met een hoofs gebaar aan
de blanken weg te schenken. De Rio dos
Mortes, geblakerd in heet tropenlicht, lag
rustig als nooit tevoren.
Inderdaad: er gebeurde niets en nooit
meer iets sinds die merkwaardige Kerst
mis in 1948 althans niet in Xavantina
toen daar, zoals men mij een tikje schert
send en eigenlijk ook weer dankbaar zei,
die „Indiaanse Messias" compleet met
kroost kwam binnengedrenteld. De oude
„telegrafeerde" later nog vaak en soms
was hij onrustig. Op een goede dag was er
ineens een „gezinsuitbreiding" gekomen,
een meisje van een jaar of negen, al een
klein vrouwtje. Dat duidde erop, dat de
Xavanten wél in de buurt waren en ble
ven, maar dat ze het kamp met rust wil
den laten. Men vroeg zich wel eens af, of
dc jongens, die soms ver afdwaalden om
te jagen of te vissen, op een kwade dag
niet met een hele troep krijgers zouden
terugkeren? Zoals reeds gezegd werd: het
is niet meer gebeurd en ik heb die vreemde
Xavantenfamilie in 1951 in alle welstand
en vrede aangetroffen, tussen de blanken-
En zolang de „Messias" als ambassadeur
van die vreemde oerwoudwereld met hen
samenleefde, zou het zo blijven, wisten
ze
Hans Kievid
VAN
CASSATIE
De Portugese zangeres Amalia Rodrigues
zal zaterdag 10 januari optreden in het
VARA-radioprogramma en op 12 januari
in het televisieprogramma van de KRO.
Zij zal worden begeleid door de beide gi
taristen, die haar overal ter wereld verge
zellen.
Ofschoon er over de persoonlijkheden
van de acteurs van de eerste boeken van
het Nieuwe Testament weinig bekend is
omdat zij goeddeels schuilgaan achter
hun geweldige missie, heeft de Leidse
hoogleraar in de psychologie prof. dr. A.
Chorus in „De vier evangelisten als men
selijke typen" een poging gewaagd elk
van hen als typen te schetsen naar aan
leiding van wat er daaromtrent uit hun
eigen geschriften naar voren komt. Wat
hij na een zorgvuldig vergelijkend onder
zoek aantoont, is een zeer persoonlijke op
zet, stijl en uitwerking van elk der evan
geliën. De duidingen van Mattheüs: de
zakelijke verantwoorder, van Marcus:
spontaan, opbruisend en van moment naar
moment levend, van Lucas: bespiegelend
medicus met liefde en belangstelling voor
de mensen en van Johannes: de gepassio
neerde, alles overziende getuige, zijn op
zeer aanvaardbare wijze herleid uit wat
zij schreven. Prof. Chorus, in wiens ge
schrift men duidelijk zijn rooms-katholie-
ke herkomst herkent, heeft met dit werk
ongetwijfeld ook alle andere gezindten een
dienst bewezen en bepaald niet èlleen de
geestelijken maar alle bijbelgebruikers.
Hij schrijft zelf in zijn epiloog: „Wij zijn
thans meer dan ooit overtuigd van de men
selijke beperktheid en verscheidenheid,
die alleen door veelzijdige benadering iets
van de rijkdom van het mysterie der
Menswording kan deelachtig worden"
en even verder „de een zal altijd meer
aangesproken worden door de levendig
heid van Marcus, de ander zal de weg der
barmhartigheid van Lucas meer begaan
baar vinden, Mattheüs zal indruk maken
op ordelijke en legale geesten en Johan
nes zal steeds zijn ijveraars vinden. Van
het noorden, van het zuiden, van het oos
ten en het westen zullen de scharen toe
stromen en vier poorten staan open, elk
verschillend van stijl en bouworde, maar
alle leidende naar hetzelfde centrum der
eeuwen. Voor ons is het een vreugde te
beseffen, dat aldus de menselijke ver
scheidenheid gebruikt is om het leven van
de Heiland in zijn onuitputtelijkheid toch
op veelsoortige wijze toegankelijk te ma
ken."
Zomerdrukte in de „haven" van Ushuaia
op Vuurland, 's werelds zuidelijkste plaats.
De foto boven het artikel laat een van de
laatste Indiaanse vrouwen op Vuurland
zien, bezig met het knopen van tapijten
van schapenwol.
DAAR ZO tegen september-oktober
begint de zaak te ontdooien en dan kruipt
Vuurland langzaam uit boven het winter-
kleed. De zon wordt met de dag feller en
doet de sneeuw smelten. Het water zoekt
zich een uitweg langs smalle stroompjes,
langs rotsklompen en ijsbrokken naar de
Atlantische Oceaan. De wegen zijn dan
modderig en onbegaanbaar. Maar als de
velden weer groen zijn, komt er plotseling
leven op het land. Overal ziet men de
schapen, honderden, duizenden, tiendui
zenden schapen. Vuurland is schapenland.
Dat was het vroeger niet. Toen zwierven
er nog Idianen rond, misschien wel de
hardste van het hele ras, in berenvellen,
Indianen, die als Eskimo's woonden in ijs-
hutten en die leefden van jacht en visse
rij. Van die Indianen zijn er maar weinig
meer over en die er zijn heeft de bescha
ving bekeerd en verwend. Er zijn nog
wel afstammelingen, maar ook zij sterven
langzaam uit. Vuurland is van de blanke
geworden. De blanke heeft er zijn schapen
op gebracht uit Europa, uit Engeland,
vooral. Het schaap was vrijwel het enige
beest, dat kon aarden op het zuidelijkste
plekje bewoonbaar land van de wereldbol,
zo dicht aan de zuidelijke poolkap.
In november, december, wanneer dé
milde zomerzon zelfs op Vuurland een dun
ner jasje mogelijk maakt, is het op de vel
den druk. Niet zo druk weliswaar als in Ne
derland, want de grond is nog altijd zo
slecht dat men voor één schaap driekwart
hectare nodig heeft. Om honderdduizend
schapen te voeden heeft men dus vijfenze
ventig duizend hectaren nodig. Daar kun
nen hele kudden nog gemakkelijk op ver
dwalen. Want Vuurland is groot, ontzet
tend groot. Men toert niet in één, twee da
gen het eiland rond, zelfs al zijn de onge
plaveide wegen tamelijk begaanbaar. Dat
kost weken.
VUURLAND behoort aan Argentinië en
Chili, maar eigenlijk aan één familie, Me-
nendez-Behetydeze familie beheert
meer grondgebied dan Nederland en Bel
gië samen groot zijn. Wie over schapen
spreekt, zegt gelijk Menendez-Behety:
zij zijn namelijk de ongekroonde vorsten
van dit onafzienbare rijk van ijs en sneeuw
in de winter, schaap en gras in de zomer.
Met tweehonderdzestig- tot driehonderd
duizend schapen vormt deze familie de
grootste farm in de wereld. En met een
stukje grond van meer dan een half mil
joen hectaren!
Er is niet veel tijd voor Kerstmis op
Vuurland. De schapen zijn gevangen en
gemerkt. Met behulp van kleine vliegtuig
jes heeft men de kudden naar bepaalde
velden gejaagd. Men heeft de rammen
van de troepen geschieden en men zal be
ginnen met het scheren. Dat is dan de tijd,
waarin iedere inwoner van Ushuahia en
vele Argentijnen uit de pampa naar Vuur
land komen om er schapen te scheren. Dan
is het op de grote „estancia's" een drukte
van belang. Honderden schapen per dag
gaan onder handen, terwijl mannen te
paard nieuwe kudden aandrijven. De wol
stapelt zich op in de schuren, waar tiental-