OP VUURLAND DE BOODSCHAP VAN DE XAVANTE-INDIANEN Qeen tujd noot JCeistmis Een ware kerstgeschiedenis uit het Braziliaanse oerwoud WOENSDAG 24 DECEMBER 1958 Erbij PAGINA ZEVEN DE VIER EVANGELISTEN ALS MENSELIJKE TYPEN Rotterdams Toneel met onbekende Goldoni Twee exposities in het Rijksmuseum Portugese zangeres voor radio en televisie AAN HET zuidelijke puntje van het grote Zuidamerikaanse continent ligt het grillige Vuurland, Tierra del Fuego. Gescheiden door de Straat Magelhaens van het vaste land, is het toch in alle opzichten een voort zetting daarvan. Het hoge Andesgebergte heeft er zijn massieve uit lopers, waarvan de ijsrivieren, de gletschers, tot aan de Atlantische Oceaan afdalen om er te smelten en af te brokkelen. Tussen die uitlopers liggen grote vlakten, zoals in het Argentijnse Patagonië, groene weide- vlakten met eigenlijk maar weinig bomen. Hier en daar ligt een klein meer, waarin ijsblokken langzaam wegsmelten in de zonneschijn Het is acht maanden onherbergzaam op Vuurland wanneer de zuidpool- winden over de vlakten hebben gegierd, langs de heuvelhellingen, naar de Straat Magelhaens, waar schepen in de felle zuiderstorm haast niet tegen de stroom in kunnen en wanneer heel Vuurland onder een pak sneeuw ligt van wel vier, vijf meter dik. Een half jaar lang. Dan leven de weinige Vuurlanders veilig in hun beschutte huizen en wagen zich alleen naar buiten wanneer het strikt noodzakelijk is. Dan heersen er temperaturen van tien graden onder nul en vaak veel lager. Vuurland lijkt zich dan als het ware te hebben omgeven met een korst van ijs, waar alleen de vogels grote adelaarachtige roofvogels, zoals de Condor en de pinguins (als altijd statig in rok en voor deze gelegen heid in witte bef) hun vertier zoeken. De natuur schijnt dood te zijn, het leven is verflauwd als in een winterslaap. Van het stadje Ushuahia, de stad met de vele houten barakken, huizen en verblijven, steken boven de sneeuw alleen rokende schoorstenen uit. Slechts enkele stra'en zijn begaanbaar gemaakt, maar niemand vrijwel niemand gaat er over. In de haven komt toch geen schip en zelfs het vliegveld van de Argen tijnse burgerluchtvaart is in rust. Af en toe zuilen alleen militaire vlieg tuigen, van een basis in centraal Argentinië, rondcirkelen om te zien of men allemaal nog leeft. Dan is het winter in Vuurland. De grillige "Rio dos Mortes" len arbeiders bezig zijn de soorten te sor teren, in te pakken en te wegen, de balen te merken en voor verscheping klaar te maken. Van elke baal wordt een klein deel opengescheurd, opdat de wolkopers thans proeven kunnen nemen. Die wolkopers zijn intussen bij tiental len naar Vuurland afgezakt, meestal met vliegtuigen en soms met de auto via de pont van Punta Arenas, de zuidelijkste stad van het Chileense vasteland. Zij zwer ven kris kras over de vlakten. Dat is de mooiste tijd voor Vuurland, dan is er be zoek uit de beschaafde wereld, want wolko pers uit Japan, Amerika, Engeland en Frankrijk ontbreken nooit op het appèl. Dan hebben de estanciero's hun boedé- rijen mooi opgeknapt om de gasten te ont vangen en de wol te verhandelen. Dan praat men over de goede oude tijd, toen de wol nog maar een dubbeltje of nog een rijksdaalder kostte, per kilo.. Even later komen ook de vertegenwoor digers van de exportslachterijen, de grote frigorifico's aan de hele Argentijnse kust, die schapenvlees naar alle delen van de wereld zenden. Sommige slachterijen heb ben een capaciteit van tien tot twintigdui zend schapen per dag en dat twee maan den lang. Geen wonder dat de opkopers lang handelen en onderhandelen. Het gaat niet om kleine bedragen. Het gaat om ka pitalen. Soms heeft Vuurland een strop als een strenge winter vele schapen heeft overvallen en doen doodvriezen. Dat kan men soms zien op de velden, waar duizen den geraamten bloot komen, nadat sneeuw en ijs zijn opgelost. Duizenden en nog eens geraamten, schoongekloven door de Con dors. Scheerders, wolkopers, vlêeshandela- ren, zij allen keren telkens weer, zodra Vuurland maar enigszins weêr bewoon baar wordt, wanneer alleen de toppen van de Andes nog met sneeuw zijn bedekt en wanneer in de rustige straat Magelhaens een warme, bloedrode zon achter de ber gen zinkt. Tijd voor Kerstmis is er niet. Tijd om te denken is er niet. Er moet snel wor den gewerkt, voordat de aarde zich weer afkeert van de warmtebron. Kort voor die tijd snellen de bankcheques over naar Vuurland, met bedragen van 2 tot 3 mil joen gulden. Daarop gaat Vuurland weer slapen en dan haalt men de kersttijd weer in. Het Rotterdams Toneel zal op nieuw jaarsdag met „Wie krijgt de weduwe?" (La vedova scaltra) andermaal een in Neder land nog niet gespeeld blijspel van Carlo Goldoni opvoeren. Deze komedie werd ter gelegenheid van de carnavalsviering van het jaar 1748 geschreven. Goldoni toont hier een ander facet van het roemruchte Venetië van de achttiende eeuw: de gon- delstad met het drukke vreemdelingenver keer, reeds in die dagen een bijzonder ac tueel thema. De regie is van Ton Lutz, de vertaling van Max Nord, voor decor en kostuums zorgt Nicolaas Wijnberg, de medewerken den zijn Lia Dorana, Lies Franken, Ma rianne Rector, Pim Dikkers, Henk van Ul- sen, Leo de Hartogh, Steye van Branden- DWARS DOOR het achterland van Brazilië loopt een rivier met een huiveringwekkende naam: „Rio dos Mortes rivier des doods. Dat is niet zo maar een toevallige naam. Hij is ontstaan uit de strijd van de blanken en de nog altijd oorlogszuchtige Xavanten, een nog volkomen in natuurstaat levende stam. Hoeveel Xavanten er zijn weet niemand, maar men houdt het op een paar duizend. De blanke opmars, door de eeuwen heen sedert de ontdekking van Amerika heeft hen langzaam maar zeker tot het verste oerwoud van Brazilië, dat van de staat Mato Grosso, teruggedrongen en vandaar slaan ze nu terug: venijnig en verraderlijk. Voor de Xavanten is de blanke iemand, tegen wie een eeuwige, heilige oorlog gevoerd moet worden, met pijl en boog, met giftige blaas pijpen - die in seconden doden - en met een krijgstaktiek, die helaas niet altijd zonder succes blijkt. Zo hebben aan gevallen blanken eens verteld, dat zij een Indiaans kamp naderden, waarvan zij dachten dat het verlaten was. Geen vrouwen, geen kinderen, vuren die lang gedoofd leken en totaal ontruimde hutten. Pas toen de pijlen om hun oren floten bleek, dat dit alles slechts camouflage was geweest. De Xavanten hadden hen in een hinderlaag geloktAndere woudlopers weten te vertellen, dat zij een keer een aantal Xavanten als het ware door een diepe, ondoorwaadbare rivier zagen lopen. Dat bleek, bij nader onderzoek, mogelijk doordat deze Indianen een halve meter onder de water spiegel een stevige lianenbrug hadden gebouwd, voor de vijand onzichtbaar dus, waarover zij zich haastig in veilig heid brachten. Overigens schuwt deze Indiaan de krijg niet. Die levert bij wijze van spreken zijn dagelijkse boterham. Zoals andere Indianen op de jacht gaan, zo trekken elke keer groepjes van ongeveer twintig fel met oorlogskleuren beschil derde mannen op oorlogspad. Als ze weer „thuiskomen zonderen ze zich af in een grote hut, een soort hoofdkwartier, waar de buit wordt gedeeld, waar de plannen voor nieuwe veldtochten worden gemaakt, waar men wapens snijdt en uit plantensappen en slangengiffen het gemene pijlgif kookt. Een affaire van mannen, waar geen vrouw iets mee te maken heeft. DE BLANKEN zouden graag willen, dat de strijdbijl werd begraven, om verschil lende redenen. In de eerste plaats is de Braziliaanse overheid tot het inzicht ge komen, dat het geen pas meer geeft de natuur-indiaan als een soort „groot wild" maar neer te knallen. Men zegt terecht: hij is de oorspronkelijke bewoner van het continent en na de massamoord door Spanjaarden en Portugezen wil men zuinig zijn op de laatsten der allerlaatsten, die nog over zijn. Men wil hen daarom niet onderwerpen, maar pacificeren, opdat deze Xavanten in vrede in een soort natuur reservaat zullen kunnen verder leven tot het einde van hun dagen. De tweede reden is, dat men, op grond van dezelfde over wegingen, ook de andere, wel vrr mven- de Indianen wil beschermen, die an tijd tot tijd aanvallen der Xavanten te ver duren hebben, waarbij vaak in één keer tientallen slachtoffers vallen. Ten derde wil de Braziliaanse overheid nu eindelijk eens beginnen aan de exploratie van het grote en nog vrijwel onbekende achter land. Het heeft daartoe voorposten in het oerwoud gesticht, waar landbouwkundi gen, meteorologen, bodemonderzoekers en kartografen de nieuwe gebieden verken nen. Bijna altijd is zo'n voorpost een halve vesting met een klein garnizoen militairen. In het Rijksmuseum in Amsterdam wordt tot 16 februari een kleine keuze ge- exposeerd uit de aanwinsten van acht- tiende-eeuwse kunstnijverheid, verwor ven in de periode 1948-1958. De expositie omvat porcelein, zilver- en glaswerk, kant, enkele meubelen en een paar schil derijen, onder meer het kortgeleden in Londen aangekochte doek van Cornelis Troost. In het Rijksprentenkabinet worden tot 21 februari de dit jaar verworven aanwin sten, onder andere twee tekeningen van wijlen Jan Sluyters, getoond. De oostelijke binnenplaats van het mu seum zal worden verbouwd tot een vijftien zalen omvattende nieuwe expositieruimte bestaande uit een souterrain en twee ver diepingen. Hopenlijk zal dit over een jaar gereed kunnen zijn. In deze nieuwe zalen zullen dan de voorwerpen van acht- tiende-eeuwse kunstnijverheid worden op gesteld. In het Stedelijk Musum in Amsterdam wordt tot 19 januari nieuw werk van Livi- nus van de Bunt geëxposeerd onder de ti tel: „Livinus Fotopeinture". Stof ontwer pen van de Oostenrijkse kunstenaar Leo Wollner worden tot 25 januari tentoonge steld. Beide exposities worden vrijdag middag geopend. Een van de Xavantenjongens in Xavantina tijdens een demonstratie in het boog schieten niet om het nieuwe gebied met geweld op de oermens te veroveren het is de sol daten verboden Indianen te doden, zelfs in gevallen van zelfverdediging! maar om de aanwezige blanken tegen elk oerwoud- geweld te beschermen. IN HET GEBIED van de Rio dos Mortes is zo'n post gevestigd en veelbetekenend heeft men deze „Xavantina" genoemd. Een post als zovele andere: enkele woonhuizen, een weerkundig station, een laboratorium, een ziekenhuisje, daaromheen wat proef velden met nieuwe gewassen en een vlieg veldje voor de bevoorrading. Xavantina onderscheidde zich echter van alle andere voorposten, doordat het geen rust kende. Niet de onrust van slangen, jaguars, het opdringende tropische onkruid, muskieten of krokodillen.... neen, van mensen: de Xavanten. Bijna elke week was er een aanval, zo regelmatig, dat men er de klok op gelijk kon zetten. Dan was het con- signe, aangekondigd door een alarmklok: alles wat het leven lief heeft, binnen de muren! Met vuurwerk en met geweer schoten in de lucht werd dan de ongelijke strijd beslecht. Zonder dat er bloed vloei de, dropen de krijgers na eèn uur weer af, wat voedsel, één keer een levensgrote nachtspiegel en meestal wat flessen sterke drank als buit meenemend. Soms trachtten de blanken vriendschap pelijke betrekkingen aan te knopen, door ergens buiten het kampement wat ge schenken neer te leggen: zout, tabak, sie raden. Soms ging de „onzichtbare vijand" er op in. Dan waren de gaven weg en lagen er wat gepolijste beenderen, een pijl en boog of een dierenhuidje voor in de plaats. Maar dan opeens werden de blanke gaven niet aangeroerd en begonnen de overvallen weer.' "Instinctdat1 voon geen rede vatbaar blijkt. Maar toch is dat allemaal nu verleden tijd en wel dank zij iets, dat enkele dagen voor Kerstmis 1948 zich afspeel de, nu dus juist tien jaren geleden. Ik heb dat verhaal opgetekend uit de mon den van hen, die deze wonderlijke erva ring hadden beleefd en er tijdens mijn bezoek in 1951 aan Xavantina nog niet over uitgepiekerd warén. PLOTSELING vérschenep toen drie Xa vanten in het kampement, één oude en twee jongens. Ze brachten, zoals gewoon lijk, veel opschudding. Het feit, dat er geen vrouw bij was, deed de blanken ver moeden met een nieuwe krijgstaktiek te doen te hebben. Het zou niet de eerste keer zijn, dat een oude Xavante werd uit gestuurd om zogenaamd contact met de beschaving op te nemen om dan wan neer de blanken zich geheel hadden bloot gegeven samen met de oude als schiet schijf te dienen. Zo'n oude Indiaan is vaak om een of andere reden uitgestoten. Om zijn reputatie ter hernieuwen en zich als nog van een plaats in hét Eeuwige Jacht veld te verzekeren offert hij zich voor dit verraad op. Het viel op, dat de oude ongewoon ner veus was. En wat moesten die twee jon gens met hem, van wie er één zeker niet ouder was dan zes, zeven jaar. De blanken namen het zekere voor het onzekere, luid den de alarmklok en trokken zich in hun huizén terug. Door de ramen brachten zij hun geweren in de aanslag. De drie In dianen bléven aarzelend in het midden van het kamp staan. Het was opvallend, dat geen dér drie met oorlogskleuren was beschilderd, maar ook dat kon taktiek zijn. Ieder droeg immers wel pijlen en bogen, al wierpen de knapen hun wapens soms nonchalant van zich af. Maar wat had hen dan bewogen het hun zo veilige oerwoud te verlaten? Wat was het doel van hun missie? Ontelbare ogen keken benieuwd langs de geweerloop en wachtten ge spannen. Die spanning werd onverwacht verbro ken toen één der blanken, onkundig van wat er zich in het kamp afspeelde, vrolijk fluitend van de lage rivieroever het kamp kwam binnengestapt. Eén ogenblik wilde men hem toeroepen om hem te waarschu wen. maar men deed het niet. Nu, zo rede neerde men, zou men zien of de komst van de drie Indinanen werkelijk een hinder laag betrof. Als een geheim commando richtten zich de geweerlopen op de strui ken, die de jonge ingenieur moest pas seren. De vingers kromden zich aan de trekkers om bij het eerste onraad de blanke te dekken. Argeloos kwam de man het kampterrein op. Toen stokte het fluit- toontje met een doffe triller in zijn mond. Het kamp was zo verlaten....! Ineens zag hij de drie Indianen onbeweeglijk staan. Even leek de blanke in panische angst, dat het kamp door Indianen overvallen en uitgemoord was.... Toen zag hij de ge weerlopen en voelde de juiste situatie: hij was proefkonijn geworden om met de bin nendringers te onderhandelen. Hij deed een paar passen in hun rich ting. Op dat zelfde moment hurkten de Xavanten neer en hielden hun wapens met gestrekte arm voor zich uit, als teken van vrede en onderdanigheid. Ze bogen zelfs het hoofd als teken van overgave. Dat was een voor Xavanten ongekend gebaar. Nog nooit had er zich één levend overgegeven. De blanke man nam hun wapens aan. Niets gebeurde er verder, ook niets buiten het kamp. Aarzelend kwamen nu de ande ren weer uit hun schuilplaatsen, het ge weer nog altijd in aanslag. Terwijl een deel van de mannen de Indianen om ringde, zochten de anderen het struik gewas af. Van Xavanten geen spoor! Het bleef de hele dag onrustig in het kamp, onrustig en angstig. De Indianen, die men niet kon verstaan, bleken niet van plan weer te vertrekken. Waren het vredeboód- schappers of waren het leden van een soort vijfde colonne, die later verraad moesten voorbereiden? NOG DIEZELFDE DAG begonnen de drie Indianen met het bouwen van een hut. En .men kon zien, dat ook zij zich van angst bevrijd voelden. Ze aten gretig het hun aangereikte voedsel en staken zich met veel hilariteit in mannenbroeken, soms met twee benen in één pijp. Weder zijds kreeg men schik in dit opgedrongen experiment, al bleef het consigne voor lopig gehandhaafd: niemand buiten het kamp en vrouwen en kinders in de huizen! Die eerste nacht werd de wacht ver scherpt, maar onnodig.... Er gebeurde niets. Ook niet de volgende dag en niet de volgende nacht. Toch waren het uren van ongekende spanning, van wantrouwen over en weer. Dat wantrouwen werd het grootst toen de oude Xavante ineens een tomtom bleek te hebben gefabriceerd. Zou hij daarmee alsnog de zaak gaan verraden, als een binnengeslopen telegrafist? De avond vóór kerstdag sloeg de oude op zijn trom. Wat zou hij seinen? Zou hij op- ^k- ken tot de aanval of zou hij vrede signa leren? KERSTDAG was een dag van ondraag lijke spanning, met herhaaldelijk vals alarm. Alleen de Indianen gedroegen zich rustig. Vol ijver sneden ze nieuwe wapens, om deze daarna met een hoofs gebaar aan de blanken weg te schenken. De Rio dos Mortes, geblakerd in heet tropenlicht, lag rustig als nooit tevoren. Inderdaad: er gebeurde niets en nooit meer iets sinds die merkwaardige Kerst mis in 1948 althans niet in Xavantina toen daar, zoals men mij een tikje schert send en eigenlijk ook weer dankbaar zei, die „Indiaanse Messias" compleet met kroost kwam binnengedrenteld. De oude „telegrafeerde" later nog vaak en soms was hij onrustig. Op een goede dag was er ineens een „gezinsuitbreiding" gekomen, een meisje van een jaar of negen, al een klein vrouwtje. Dat duidde erop, dat de Xavanten wél in de buurt waren en ble ven, maar dat ze het kamp met rust wil den laten. Men vroeg zich wel eens af, of dc jongens, die soms ver afdwaalden om te jagen of te vissen, op een kwade dag niet met een hele troep krijgers zouden terugkeren? Zoals reeds gezegd werd: het is niet meer gebeurd en ik heb die vreemde Xavantenfamilie in 1951 in alle welstand en vrede aangetroffen, tussen de blanken- En zolang de „Messias" als ambassadeur van die vreemde oerwoudwereld met hen samenleefde, zou het zo blijven, wisten ze Hans Kievid VAN CASSATIE De Portugese zangeres Amalia Rodrigues zal zaterdag 10 januari optreden in het VARA-radioprogramma en op 12 januari in het televisieprogramma van de KRO. Zij zal worden begeleid door de beide gi taristen, die haar overal ter wereld verge zellen. Ofschoon er over de persoonlijkheden van de acteurs van de eerste boeken van het Nieuwe Testament weinig bekend is omdat zij goeddeels schuilgaan achter hun geweldige missie, heeft de Leidse hoogleraar in de psychologie prof. dr. A. Chorus in „De vier evangelisten als men selijke typen" een poging gewaagd elk van hen als typen te schetsen naar aan leiding van wat er daaromtrent uit hun eigen geschriften naar voren komt. Wat hij na een zorgvuldig vergelijkend onder zoek aantoont, is een zeer persoonlijke op zet, stijl en uitwerking van elk der evan geliën. De duidingen van Mattheüs: de zakelijke verantwoorder, van Marcus: spontaan, opbruisend en van moment naar moment levend, van Lucas: bespiegelend medicus met liefde en belangstelling voor de mensen en van Johannes: de gepassio neerde, alles overziende getuige, zijn op zeer aanvaardbare wijze herleid uit wat zij schreven. Prof. Chorus, in wiens ge schrift men duidelijk zijn rooms-katholie- ke herkomst herkent, heeft met dit werk ongetwijfeld ook alle andere gezindten een dienst bewezen en bepaald niet èlleen de geestelijken maar alle bijbelgebruikers. Hij schrijft zelf in zijn epiloog: „Wij zijn thans meer dan ooit overtuigd van de men selijke beperktheid en verscheidenheid, die alleen door veelzijdige benadering iets van de rijkdom van het mysterie der Menswording kan deelachtig worden" en even verder „de een zal altijd meer aangesproken worden door de levendig heid van Marcus, de ander zal de weg der barmhartigheid van Lucas meer begaan baar vinden, Mattheüs zal indruk maken op ordelijke en legale geesten en Johan nes zal steeds zijn ijveraars vinden. Van het noorden, van het zuiden, van het oos ten en het westen zullen de scharen toe stromen en vier poorten staan open, elk verschillend van stijl en bouworde, maar alle leidende naar hetzelfde centrum der eeuwen. Voor ons is het een vreugde te beseffen, dat aldus de menselijke ver scheidenheid gebruikt is om het leven van de Heiland in zijn onuitputtelijkheid toch op veelsoortige wijze toegankelijk te ma ken." Zomerdrukte in de „haven" van Ushuaia op Vuurland, 's werelds zuidelijkste plaats. De foto boven het artikel laat een van de laatste Indiaanse vrouwen op Vuurland zien, bezig met het knopen van tapijten van schapenwol. DAAR ZO tegen september-oktober begint de zaak te ontdooien en dan kruipt Vuurland langzaam uit boven het winter- kleed. De zon wordt met de dag feller en doet de sneeuw smelten. Het water zoekt zich een uitweg langs smalle stroompjes, langs rotsklompen en ijsbrokken naar de Atlantische Oceaan. De wegen zijn dan modderig en onbegaanbaar. Maar als de velden weer groen zijn, komt er plotseling leven op het land. Overal ziet men de schapen, honderden, duizenden, tiendui zenden schapen. Vuurland is schapenland. Dat was het vroeger niet. Toen zwierven er nog Idianen rond, misschien wel de hardste van het hele ras, in berenvellen, Indianen, die als Eskimo's woonden in ijs- hutten en die leefden van jacht en visse rij. Van die Indianen zijn er maar weinig meer over en die er zijn heeft de bescha ving bekeerd en verwend. Er zijn nog wel afstammelingen, maar ook zij sterven langzaam uit. Vuurland is van de blanke geworden. De blanke heeft er zijn schapen op gebracht uit Europa, uit Engeland, vooral. Het schaap was vrijwel het enige beest, dat kon aarden op het zuidelijkste plekje bewoonbaar land van de wereldbol, zo dicht aan de zuidelijke poolkap. In november, december, wanneer dé milde zomerzon zelfs op Vuurland een dun ner jasje mogelijk maakt, is het op de vel den druk. Niet zo druk weliswaar als in Ne derland, want de grond is nog altijd zo slecht dat men voor één schaap driekwart hectare nodig heeft. Om honderdduizend schapen te voeden heeft men dus vijfenze ventig duizend hectaren nodig. Daar kun nen hele kudden nog gemakkelijk op ver dwalen. Want Vuurland is groot, ontzet tend groot. Men toert niet in één, twee da gen het eiland rond, zelfs al zijn de onge plaveide wegen tamelijk begaanbaar. Dat kost weken. VUURLAND behoort aan Argentinië en Chili, maar eigenlijk aan één familie, Me- nendez-Behetydeze familie beheert meer grondgebied dan Nederland en Bel gië samen groot zijn. Wie over schapen spreekt, zegt gelijk Menendez-Behety: zij zijn namelijk de ongekroonde vorsten van dit onafzienbare rijk van ijs en sneeuw in de winter, schaap en gras in de zomer. Met tweehonderdzestig- tot driehonderd duizend schapen vormt deze familie de grootste farm in de wereld. En met een stukje grond van meer dan een half mil joen hectaren! Er is niet veel tijd voor Kerstmis op Vuurland. De schapen zijn gevangen en gemerkt. Met behulp van kleine vliegtuig jes heeft men de kudden naar bepaalde velden gejaagd. Men heeft de rammen van de troepen geschieden en men zal be ginnen met het scheren. Dat is dan de tijd, waarin iedere inwoner van Ushuahia en vele Argentijnen uit de pampa naar Vuur land komen om er schapen te scheren. Dan is het op de grote „estancia's" een drukte van belang. Honderden schapen per dag gaan onder handen, terwijl mannen te paard nieuwe kudden aandrijven. De wol stapelt zich op in de schuren, waar tiental-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 17