Het kerstfeest van eekhoorn Joep Mijn konijnejas Heeft u ook zo'n zin in motteballen? door Pierre Ego WOENSDAG 24 DECEMBER 1958 Erbij VOOR HET FEEST Kerstmannetjes zijn zuinig in Denemarken G. Kromdijk Hypericum moserianum Drie Madonna s, van links naar rechts zijn van het Rijksmuseum te Amster- door Quinten Massijs, Lucas van Ley- 1\/T',q>£\o trvvc J ÏY/Tri /J r"» dam en zich daar (met uitzondering den en Bellini, reprodukties naar de jr Jll Civ JLVXHkLCJXJIlH van het eerstgenoemde paneel, dat in oorspronkelijke werken, die eigendom /iet Mauritshuis hangt) ook bevinden. TOEN de herfst begon met steeds donker wordende dagen en regen en mist, had eekhoorn Joep zijn intrek ge nomen in een reusachtige denneboom. Hij had er een mooie schuilplaats in ge maakt, waarin hij gerieflijk kon wo nen, want de denneboom was al oud en op sommige plaatsen een beetje hol. Hij sleepte er eikels en beukenootjes naar toe en sloeg ze op voor de winter. Zo zijn eekhoorns. Ze zorgen vooruit. Ze denken aan de tijd, waarin het niet zo gemakkelijk meer is om aan voed sel te komen en ze leggen een voor raad aan. Zelfbediening, noemen de eekhoorns-dat. Eekhoorn Joep was met zijn eikels en nootjes maar wat in zijn schik. Tsjonge, wat een berg had hij! Daarvan kon hij de hele winter wel eten. Hij streek zich genoegelijk over zijn bolle, ronde buikje en keek op de kalender om te zien wat voor een dag of het was. O, al half december, zei hij. Dan is het nog zacht weer voor de tijd van het jaar. Hij stak zijn kopje naar buiten en keek naar de lucht of er misschien vorst in zat. Maar nee, de hemel was somber en grijs en er was niets waaruit je kon afleiden, dat het spoedig zou gaan vrie zen. Een eekhoorn kon het niet be ter treffen, zei Joep tot zichzelf. Wat een weertje! En wat een rust! Ik voel me echt in de stemming om met alles om mij heen tevreden te zijn. Nu, daarin had hij gelijk! Je zag in zijn huisje niets dan eten, eten en eten. Joep hoefde zijn pootje maar uit te strekken om weer een eikel te grijpen en die eens lekker op te peuzelen. De marter, zijn grootste vijand, mocht dan wel zijn lucht in de neus hebben, in Joeps woning binnendringen kon hij niet. En wat dacht je? Dat Joep naar buiten zou komen? In geen honderd jaar, zei hij tegen zichzelf. Ik blijf waar ik ben, want waar ik ben, heb ik het goed. voorbij, het liep. Nog aftlj%~ drè- aan de grote he-, Soms viel er zelfs hagel en rolden de kleine witte bal letjes door een kiertje in Joeps huis. Het deerde hem niet. De denneboom gaf zo'n heerlijke warmte. De eikels en nootjes geurden zo prettig. Eekhoorn Joep zou zijn neusje niet buiten de deur steken om zich nat te laten regenen en misschien wel reumatiek te krijgen of jicht. Zoals hij in zijn huisje zat, bleef hij droog en weibeschut. En als straks de wolken verderdreven en de hemel werd strak blauw, uit het noorden kwam de harde koude wind, die sneeuw aandroeg en vorst, wel dan hoefde hij nog niet ongerust te zijn. Hij kon er tegen. Hij dacht aan de jaren, toen hij de reusachtige denneboom nog niet had ontdekt. Toen had hij wel eens kou ge leden en honger. De marter had hem vaak belaagd. De vos joeg op hem en probeerde hem te vangen. Ja, dat was een angstige tijd geweest. Maar nu hoefde hij zich geen zorg te maken. O denneboom, zei hij, wat ben je mooi! Je bent gewoon voor een eek hoorn geschapen! Met een tevreden lach om zijn hap- grage mondje viel eekhoorn Joep in slaap en droomde van alle plezierige dingen, waaraan ook eekhoorns geleerd wordt te denken, wanneer ze soms niet in slaap kunnen komen. Net als bij kin deren. MAAR TOEN JOEP wakker werd, wat was dat? Hij was niet uit zichzelf wakker geworden. Iets had hem ge wekt. Was de marter er misschien toch in geslaagd tot zijn woning door te drin gen en beproefde hij nu zijn sterke tan den op zijn deurtje? Of onweerde het, want met regelmatige tussenpozen hoorde Joep felle slagen door het bos, die eindigden in een doffe bons en het gekraak van takken, het schuren van vele dennenaalden over de grond.... Heel voorzichtig gluurde Joep door een spleet naar buiten. Hij zag niets. Wat gebeurde er toch? Bevend kroop hij uit zijn holletje, trippelde een stuk je de tak op, die naar zijn woning leid de en speurde in het rond. Toen zag hij het! Beneden op de grond liepen grote mannen met zware zagen en bij len en ze keurden en maten de denne- bomen. En wanneer ze hadden bevon den, dat ze ze goed konden gebruiken, begonnen ze te zagen en te hakken. Bons, bons, bons en krrr, krr, krr, deed het. En dan viel er weer een boom en weer een boom en weer een. O, riep Eekhoorn Joep, o, wat verschrikkelijk! Hij begreep niet waar om die mooie dennebomen nu alle maal zo plotseling uit het bos moesten verdwijnen. Hij begreep niet, wie dat nu mooi kon vinden, een denneboom, die omgehakt was en afgezaagd. Maar eekhoorn Joep wist ook niet, dat de mensen die dennebomen gebruiken om ze in de huiskamer neer te zetten, ze te versieren en er kaarsjes in te bran den, omdat het Kerstmis is. Eekhoorn Joep was maar een eenvoudige eek hoorn, die nog nooit een boek had ge lezen, zelfs geen krant. Eekhoorn Joep was nog nooit in de stad geweest. Hij wist niet eens, dat Artis bestond. Daar om wist hij ook niets van het vieren van Kerstmis. Hij zag alleen al die dennebomen val len en met angst en vrezen stelde hij vast dat de mannen zijn boom al heel dicht genaderd waren EN WAT DENK JE nu dat eekhoorn Joep deed? Ach, wat kan een kleine eekhoorn tegen de mensen. Hij zat bib berend op zijn tak en hij hoopte maar dat die mannen zijn boom zouden over slaan. Maar lieve help, daar riep er een: Kijk eens, wat een reusachti ge boom! Zo'n grote heb ik nog nooit gezien! Hij riep het zo luid, dat ze allemaal kwamen kijken. Daar stonden de man nen onder zijn boom en schatten en maten en ze praatten allemaal door elkaar, omdat ze de boom echt de moei te waard vonden om door te zagen en om te hakken. Ze zagen alleen een beetje tegen de moeite zelf op. Hij is wel mooi, zeiden ze en hij is reus achtig groot, maar het is ook een flink karwei. En als we die boom nu eens niet meer kunnen verkopen? We zijn er eigenlijk al te laat bij. We doen be ter volgend jaar vroeg te komen en hem om te leggen, het eerst van allemaal. Eén zo'n grote boom is genoeg. Laten we dus het volgend jaar terug komen en deze boom als eerste meenemen. 'Hij bïëngt voldöëhdè geld op om het rpet de rest wat kalmer aan te doen. Zo praatten zij én toen ze het er al lemaal over eens waren, hakten ze weer andere bomen om, maar spaarden de reusachtige boom. En eekhoorn Joep wipte in zijn holletje terug en daar zat hij een hele tijd en hij huilde een klein beetje en toen begon hij te lachen en hij zei: Bah, wat ben ik een kleine eekhoorn. Hij nam weer een eikel van de berg en nog een eikel en toen zei Joep, de eekhoorn: Wanneer de mensen Kerstmis vieren en ze hebben daar voor een denneboom nodig, dan moet een eekhoorn zich daarin schikken. Een eekhoorn is geen mens. Volgend jaar zal ik niet meer in deze denneboom kunnen wonen. Dan wordt hij omge hakt. Maar voor het volgend jaar is, komen er nog zoveel dagen en nacht jes. Ik vind vast wel weer een reusach tige denneboom. Nu kan ik hier nog blijven. Ik kan lekker in mijn holletje kruipen en eikels eten en een winter slaap doen. De marter krijgt mij niet te pakken. De vos ook niet. Waarom zou ik dus verdrietig zijn? Geen zorgen voor morgen! Weet je wat, ik ga ook Kerstmis vieren! Ik doe net als de gro te mensen en ik zet ook een kerstboom neer! En hij wipte naar buiten, knaagde een heel klein takje van de denneboom en wachtte tot er op zijn kalender 25 de cember stond. Toen stak hij het takje naar buiten. Het sneeuwde. Er vielen grote vlokken op het takje en ze bleven erin hangen: het zag wit van sneeuw. Eekhoorn Joep zette het takje in zijn holletje en keek ernaar met verruk king. En hij zong: O denneboom, o, denneboom, wat zijn uw takken won derschoon! Toen nam hij een heleboel eikels en begon er heerlijk aan te knagen. Hij leek net een klein dik heertje aan het kerstdiner! Dit stukje moet je tekenen met behulp van karbon op triplex om het daarna uit te zagen. De lantaarn wordt niet mee uitgezaagd, wel de paal. Maak nu met behulp van een gewone en een platte kurk deze lantaarn en steek die op de paal. Bevestig met een speld een grote kraal erop. Schilder het geheel en steek het in een kerststukje of bij een plant. Je zult eens zien, hoe leuk het staat van de onbekende meester. Maria zit een voudigweg voor een groen gordijn in haar zorgvuldig geschilderd en simpel blauw groen kleed met de dieprode ondermou wen. Met het witte kapje op het hoofd biedt dit een ongemeen fraaie kleur en combi natie. Het fijne kapje, dat de zachte ron ding van het gezicht naar voren doét ko men, heeft iets moderns. Zo zij niet in haar linkerhand de hemelbol met het kruis op hield voor het naakte Christuskind, dat in haar andere arm ligt, zou men haar voor iedere jonge moeder kunnen houden, die ons bedachtzaam aanziet. Een geheel andere opvatting van de Madonnafiguur, door zijn Italiaanse rei zen beïnvloed, heeft Quinten Massijs, die in 1508 een nieuw koloriet heeft uitgevon den. Een van zijn beroemde Madonna's (thans in het Mauritshuis) kwam honderd vijftig jaar geleden in 1808 in Amsterdam als een van onze kostbare stukken aan. Dr. Max Friedlander beschrijft Massijs als zeer verfijnd en bijna vrouwelijk van vi sie. De kinderen van Massijs, zegt deze kunsthistoricus, hebben alle die reeachti ge weemoedige oogopslag. Het ontbrak Massijs niet aan gelegenheid om kinderen te bestuderen, want hij had er twaalf. Veelal zijn de uitbeeldingen van het Chris tuskind geschilderd in een zeer tedere houding met de moederfiguur, meestal ge kleed, hetgeen de ingetogenheid, die toch al in het werk van Massijs besloten ligt, verhoogt. Op genoemde Madonnaschildering is het Kind echter naakt. Het zit op een kus sen, waarvan het zachte fluweel zichtbaar is. Met zijn mollige armpjes, die hij om de hals van cfe moeder heeft geslagen, e© zijn mondje tégén dé hare, is heirKind een en al zachtheid. De Madonpa, die hef. om vat houdt, kijkt liefhebbend op hef Kind neer, terwijl zij tussen duim en wijsvinger van de linkerhand twee kersen ophoudt. Zij is gekleed in een jonkvrouwelijke dracht van die tijd, op het zachtgekrulde haar draagt zij een vorstelijke paarlen- tooi. De appel, vrucht van het paradijs, ligt bij haar knieën tezamen met een tros druiven. Treffend is het hoe de glans en de vorm van deze druiven een eenheid vor men met de glans en de vorm van haar sierlijk gekrulde haar. Opvallend is in deze boeiende Massijs de verrukking van het aardse en het hemelse verenigd, zoals ook in zijn vogels en kindergezichten wee moed en extase verenigd zijn. Helma Wolf-Catz Liefste, zei de vrouw in het holst van nacht tot haar echtgenoot die ze had wakker gepord, weet jij waar de me taalpoets staat? Zo hoorde de man, toen hij het voor val aan de dokter vertelde, dat hij waarschijnlijk vader ging worden. Me taalpoets is maar één voorwerp op de lange lijst van „ziekelijke begeerten" van zwangere vrouwen opgetekend door het Britse „Medical Journal" en het Amerikaanse „Obstetrics and Gynaeco logy" Het onderzoek uitgevoerd door twee groepen artsen in Engeland en de V.S. heeft geleid tot de conslusie dat de meeste in verwachting zijnde vrouwen haken naar gewoon voedsel als fruit, maar dat ook een betrekkelijk groot aantal haar zin zet op rauwe groente soorten, zoetigheid, zuurwaren en ge rechten van graansoorten. Er is echter ook een catagorie die naar ongewone dingen grijpt, zoals motteballen en tandpasta. Die drang gaat meestal ver gezeld van de neiging, deze voorkeur geheim te houden. Volgens de „Medical Journal" zijn er veel theorieën over het feit dat zwan gere vrouwen dergelijke dingen verlan gen. Een afdoende verklaring heeft men echter niet. Het blad rekent af met de fabel dat het een natuurlijke drang is naar meer kalk en vitamine-C, die de vrouwen stoffen met deze substantie doet eten. De medici J. M. Harries en T. F. Hughes van het Britse Ministerie van Landbouw geloven dat de begeer ten zowel een psychologische als een physiologische achtergrond hebben. Van 991 bestudeerde gevallen hadden er 261 een hang naar fruit (met voor keur voor zure groene appelen). Dit was meer dan het dubbele van de 105 ge vallen met een rauwe-groentecomplex. Negenenzeventig vrouwen haakten naar zoetigheid en 66 hadden haar zinnen gezet op zuurwaren. Honderdnegentig vrouwen kregen een afkeer van de din gen die ze gewoonlijk aten zoals thee, tabak, koffie en jam. Er was zelfs een vrouw die tijdens haar zwangerschap hondenkoekjes wil de eten en een die een onbedwingbare lust tot het pruimen van tabak kreeg. Anderen toonden een ziekelijke hang naar de smaak of de lucht van kolen, zeep, desinfecterende stoffen, benzine, teer, kalk en hout- De talloze kerstmannetjes hebben lang zaam maar zeker het op zuinigheid gerichte weerstandsvermogen van de Deense man nen vakkundig ondermijnd. Enkele dagen vóór het feest trekken zij de stad in om inkopen te doen. Meestal verenigen zij daarbij het aangename met het nuttige en keren zij huiswaarts met een nieuw schort, vuurvast glaswerk, een roomklopper, pan nelappen of ander keukengerei. De Deense vrouw kan natuurlijk wel schoonheidsmid delen of fijna lingerie op haar verlang lijstje zetten, maar het behoort tot de zeld zaamheden als zij daar iets van krijgt De week vóór Kerstmis heerst er in alle keukens van Denemarken een zenuwach tige activiteit: de vrouwen slaan aan het bakken. Bij vele miljoenen komen de tra ditionele kerstkoekjes uit de ovens. Men kent ook pepernoten, die niet lekker zijn en dan ook vrijwel niet gegeten worden, maar die men nu eenmaal sinds mensen heugenis uit behoefte aan het handhaven van de traditie zogenaamd terwille van de kinderen blijft bereiden. Op de meeste kerstmenu's prijkt gans als voornaamste gerecht. Kan men zich deze luxe niet ver oorloven, dan kiest men eend of ham. En de Deense vaders? Die hebben het eenvou dig. Die behoeven alleen maar een bosje graan uit het raam te hangen, opdat ook de vogels van het kerstfeest kunnen ge nieten. Aldus enkele citaten uit een onlangs ver schenen boekje over kerstgebruiken in Denemarken van Willy Breinholst. Na jarenlang in stilte gehunkerd te hebben naar een bontmantel heb ik er nu dan toch een in de motzak hangen. Voor we tot de aanschaf overgingen heb ben we er alle voordelen van opgesomd en overwogen, als daar zijn: veel warmer, in verhouding tot het grote aanschaffings bedrag staat het aantal jaren dat hij mee gaat, benevens volgens mijn man „een aar dige geldbelegging". Slapeloze nachten, zeg ik u, heb ik ervan gehad. Ik zag mij wandelen in adembenemende pelzen, waar van de eveneens adembenemende prijzen mij niet toestonden de slaap te vatten. Ik dacht, dit kan niet, nee, dan maar een sloffen jas met een stuk bont op de kraag. Ook altijd aardig. Mijn lieve echtgenoot echter stapte met mij naar een bontwinkel. En men hulde mij in alle soorten beest, die voorhanden waren. Hoe kostbaarder en edeler bont, hoe miezeriger en ouder ik er uitzag. Mijn man kon dus enthousiast en onbezorgd uit zijn diepe fluwelen fauteuil roepen: „O, nee zeg, staat je helemaal niet. Een muis in een meelzak. Je lijkt wel vijf tig!" De jasjes werden korter en minder prijzig en dus ook minder edel, maar desniettemin beeldschoon. Tenslotte verlieten wij de winkel met een snoezig donzig zacht bibe- rette-jasje. Mijn opwinding over dit bezit was zo groot dat ik, thuis gekomen de telefoon greep om onmiddellijk diverse personen kond te doen van deze vorstelijke uitbreiding mij ner garderobe. .Biberette zeg je? O, dus gewoon ko nijn! .En weet je dat biberette absoluut niet tegen regen kan? Dan is 't zó lelijk.... .Gek hè, ik heb nooit behoefte gevoeld aan een bontjas, ofschoon ik 'm zó zou krijgen van Piet, hoor! ....Aan de feestdagen doen jullie dus dit jaar zeker niks? Ooooo, wat zijn wij afschuwelijke wezens! M. B. R. Hypericum moserianum is een overblij vende hertshooi die men tegenwoordig in de tuinen niet veel meer aantreft. De mooie gele bloemen vallen bijzonder op. Ik kan u aanbevelen hiervan een groepje in uw border te plaatsen; ze worden niet veel hoger dan ongeveer twintig centi meter en moeten dus wel op de voor grond gepoot worden. Ze verlangen een zonnige standplaats en een zeer voed zame grond. Ze zijn volkomen winter hard. Wel is het nuttig de planten met een laagje turfmolm af te dekken. Overi gens moet u ook rekening houden met uw andere niet winterharde gewassen; ze zul len nu afdoende beschermd moeten worden. De struikrozen kunnen het ook niet hele maal zonder uw zorgen stellen; ze kunnen in strenge winters als ze ongedekt zijn, veel schade oplopen. Spit van onderen tegen de struikjes wat aarde aan; de gaten die daarna ontstaan kunnen aangevuld worden met oude en ruige mest. Het ge heel kan afgedekt worden met groene sparretakken; men ziet de mest dan niet meer liggen. Hyacinthen zijn ook niet win terhard en moeten dus ook beschermd worden, HET IS bijna ondoenlijk om een verge lijking te treffen tussen of een keus te maken uit de ontelbare madonnaschilde ringen. Zelfs een kersttentoonstelling van enige jaren geleden in het Centraal Museum te Utrecht kon slechts onder de ruim hon derddertig aanwezige stukken zeer ten de le geven wat er in dit opzicht aan schoons bestaat. En ook het bezit van soortgelijke schilderingen in het Rijksmuseum, het Mauritshuis, het Aartsbisschoppelijk Mu seum en in Maastricht kan ons nog nauwe lijks met een representatief gedeelte con fronteren, hoe fraai een en ander ook is. In het Aartsbisschoppelijk Museum be vindt zich onder meer een uniek werk van een Noordnederlandse meester van om streeks 1500, namelijk de Heilige Maagd met het Christuskind: niet alleen is dit geheel onbeschrijfelijk lieflijk en vervuld van tederheid, maar ook treft het door een voud. Prachtig is de houding, waarin de Madonna als een moeder uit alle tijden haar naakte kind de borst geeft. Bij mijn weten geeft geen enkele meester dit gebeu ren zo verheffend weer, interessant des te meer, daar wij deze handeling wel veel vuldig in de beeldhouwkunst maar zelden in de schilderkunst tegenkomen. Belang rijk is deze Madonnafiguur eveneens, om dat dit schilderij een van de voorbeelden is, waar Maria zit voor de rozenhaag, sym bool van liefde en afgescheidenheid van het haar omringende aardse, wat de inge togenheid van het geheel verhoogt. In overeenstemming hiermee is de onver sierde eenvoudige haardracht, subliem geschilderd is het onderkleed van goudbro kaat, waarvan het bloempatroon aan de mouw en aan de onderkant even de kost baarheid aangeeft, waarmee de schilder deze hoge figuur wil tooien. Hieroverheen draagt zij een diepdonkergroen gewaad met bruint bont gevoerd. Uit dit bont zou kunnen blijken, dat zij een noordelijke Madonna is. Waarschijnlijk zou een Ita liaan niet aan bont hebben gedacht. De plooien van de grote bruinrode mantel, die over haar schoot hangt, zijn met liefde weergegeven. Zittend op een bank van bakstenen, bedekt met graszoden, wordt Maria omgeven door een veelkleurig aureool, die het even weemoedige decora tief en stralend maakt. In het Rijksmuseum treffen wij een keur van schilderijen van de Madonna met het Kind aan, waaronder een devote verbeelding door Fra Angelico (geboren 1387). Volgens de kunsthistoricus Beren- son was hij de meest pieuze en nederige Madonna-schilder. Ondanks deze overgave en toewijding zijn diens Madonna's echter kostbaarder getooid en is de ge- ioofsextase meer veruiterlijkt. Bijzonder gelukkig mogen wij ons prijzen met twee stukken van Giovanni Bellini, zich onder scheidend door vurig rood en hemels blauw. Maria draagt de hoofddoek, zoals deze ook op miniaturen voorkomt. Zowel het Christuskind als de Madonna zelf voor spellen in de afspiegeling van hun trekken •de tragiek van het lijden. En dan is er verder een leerling van Bellini genaamd, Francesco Bissolo, die hetzelfde onder werp koos. Ook in het Rijksmuseum vindt men een voorstelling van de fijnzinnige Borgognone met dat prachtige smalle grachtje, dat links van de Madonna door een vensteropening te zien is. Het Kind is hier gekleed en even lieflijk als de moeder. Door een rozenkrans wordt het geloof ver tegenwoordigd. Een Conegliano is er aan wezig, een Lorenzo Credi, een Ferrari en een Giorgone, een prachtige Montagna, een Monaco en een Oggione tot Schiavone en Starnina, maar bovendien kunnen wij een verrukkelijke Madonna van Murillo met de zachte sluier om het hoofd en het wijde kostuum uit de veel latere tijd, waar zij het mooie Christuskind „den vol- ke" vertoont, bewonderen. Wij bezitten in de Madonna's, met Rind van Quinten Massijs in het Mauritshuis en Lucas van Leyden in het Rijksmuseum twee onovertrefbare stukken van geheel verschillende geaardheid. De eenvoud, de naïviteit en het afgestemd zijn op de jon ge moeder uit het volk van die tijd in het werk van Lucas van Leyden vertoont in de gelaatsuitdrukking overeenkomst met het hierboven beschreven Noordnederlandse

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 18