ALS LITTERAIRE GIDSEN
IN MERENGEBIED
DRIE ENGELSE BERGBEKLIMSTERS
Besdragende heestersoorten B0Ek VOOR DE JEUGD
Zon kip toch!
- DUBBEL BEKROOND
Uit de keuken der NATUURKUNDE
NATUURKUNDE in de keuken
Erbij
Kroniek van het geslacht
der Du Mauriers
Het is een vraag
ZATERDAG 21 FEBRUARI 1959
PAGINA VIER
DE ENGELSE bergbeklimster en
schrijfster Celia Fiennes werd in 1662 ge
boren als dochter van Nathaniel Fiennes,
die uit een geslacht stamde, waarvan de
leden sinds oude tijden allen in staats
dienst waren. We lezen, dat zij drie broers
had en vijf ooms, dat het er in de familie
levendig toeging en dat ook Celia, die
reisde voor haar genoegen, met esprit en
gezond verstand begiftigd was. Ze had een
zeer naïeve, lakoniek geestige pen.
Reeds Southey noemde haar een echte
schrijfster. Haar bundel „Journeys" werd
in 1949 door de Cresset Press heruitgege
ven. De lezer wordt getroffen door haar
schrandere opmerkingen en de knappe,
enigszins koele weergeving van alles wat
zij zag. Veelal werd zij aangetrokken dooi
het praktische leven, door de sociale om
standigheden. De kunst noch de histori
sche monumenten kwamen voor haar in
de eerste plaats. Het landschap beschouw
de zij als een houthakker, die zich door
het bos heen moet worstelen. Het over
weldigde haar alleen, wanneer de groots
heid van de meren en het wijde water zich
openbaarde.
In de tekening van de baden in Bath,
die Celia Fiennes in de finesses heeft neer
gezet is haar naïeve geestigheid sterk op
de voorgrond getreden. Al was het slechts
door de wijze, waarop zij de kleding en
„ontkleding" heeft beschreven, waar zo
veel flanel, nachtgewaden met grote mou
wen en onderrokken aan te pas kwamen,
dat men zich nauwelijks kan voorstellen,
dat het zelfs driehonderd jaar geleden zo
geweest moet zijn. In haar „Journeys"
heeft ze ook verslag uitgebracht van het
doorkruisen van het Engelse merenge
bied: „Ik was erg nieuwsgierig om het
grote water, Windermere, de enige plaats
waar vis is te vinden, te zien. En dus trok
ik van Kendal naar Bowness, zes mijlen
langs smalle paden". Celia Fiennes heeft
ons die paden beschreven, de karretjes en
de met allerlei soort van manden bepakte
paarden, die turf en mergel vervoerden,
evenals mest, want op andere manieren
konden ze er niet door. Angst kende zij
niet. Dat ze de tochten te paard heeft ge
maakt, blijkt uit haar aanbevelingen van
bepaalde noefsmeden. Haar vrouwelijke
hart van kookster werd getroffen door een
prachtige zalm, met specerijen gekruid.
Pas daarna richtte zij de aandacht op de
onmetelijkheid van de omgeving: „Dit
grote water lijkt te vloeien en te golven
met de wind in één beweging, doch er is
geen eb en vloed zoals het zeegetij dat heeft
noch stroomt het merkbaar, ofschoon een
klein riviertje vandaar uitmondt in de
zee".
De dichter en radiospreker Norman Ni
cholson betitelde onlangs Celia Fiennes
als een moedige, ondernemende en avon
tuurlijke vrouw. Het was dan ook geen
geringe verdienst van Celia Fiennes, dat
zij in 1687 op vijfentwintigjarige leeftijd
in dit onbegaanbare gebied de eerste be
langrijke bergbeklimster is geweest.
HOEWEL HET honderd jaar later al
een, ook in dit opzicht sterk verbeterde
tijd was, waarin men vele goede gidsen
kon krijgen, waren de tochten, die Anne
Radcliffe door heel Europa maakte, met
inbegrip van Zwitserland én Holland,
eveneens zwaar. Van haar leven weten
wij weinig. Zij stamde uit een oude rid
derfamilie uit het gebied van de Derwent
en zij moet getrouwd zijn geweest. Be
kend zijn haar „Observations during a
tour to the Lakes" van 1795. In een bloem
lezing „Prose of Lakeland" van 1954, uit
gegeven met zeer fijne tekeningen van de
bekende schilder Heaton Cooper, waar
van er hier enkele zijn gereproduceerd,
kan men iets van dit proza vinden. Men
herkent dit onmiddellijk als het werk van
een rasschrijfster, vooral uit haar aante
keningen van een tocht te paard naar de
machtige top van de Skiddaw.
Ze verhaalt van de uitgestrektheid zo
ver als het oog reikt, met de rotsachtige
steile bergwanden, buigend om het meer
van Bassenthwaite aan de linker en de
nauwe dalen van de Saddleback aan de
rechter kant. „We stonden zegt Anne
Radcliffe op een top, die het gehele
hemelgewelf beheerste. De verschillende
uitzichten, die tevoren alle op zichzelf ge
zien werden als telkens een ander groot
tafereel, waren nu miniatuur gedeelten
van het onmetelijke landschap". In het
CONISTON WATER
SADDLEBACK
DERWENT WATER AND SKIDDAW
De Araucaria excelsa wordt ook wel het
kamerdennetje genoemd. Hij werd heel
veel gekweekt maar is de laatste jaren een
beetje in het vergeetboek geraakt. Spe
ciaal in de omgeving van Gent wordt deze
plant veel gekweekt. Het is niet zo een
voudig hiervan een mooi gevuld exem
plaar te krijgen. Wie nog een exemplaar
bezit mag er wel zuinig op zijn; kweek ze
zo luchtig mogelijk; een normaal ver
warmde kamer is be
slist te veel van het
goede; het is al vol
doende als de tempe
ratuur maar even
boven het vriespunt
gehouden kan wor
den. Deze kamerden
moet ook een lichte
standplaats hebben
en vroeg in de lente
en in de wintermaan
den zelfs een zonnig
plekje, 's Zomers kan
men hem wel een
beetje beschermen,
zeker als steeds bin
nen gekweekt wordt.
Het is beter om hem
's zomers met pot en
al in de tuin in te
graven. Zoek er dan
een beschutte stand
plaats voor en laat
hem langzamerhand
aan de felle zon wen
nen; de eerste dagen
zet men er dus 'n paar
bebladerde boomtak
jes voor; het groene
blad van die takjes
gaat wel schrompelen
maar dan is de plant
ook al weer zo ver,
dat ze de volle zon
kan hebben; soms al
na één dag. Half ok
tober moet u de plant
binnen zetten.
noorden wordt het gebied tussen Bas
senthwaite en de Ierse Zee gemarkeerd
door de zilveren cirkels van de Derwent,
waar deze wegstroomt van het meer. „De
lucht op deze top was onstuimig, intens
koud en moeilijk in te ademen, hoewel be
neden de dag warm was en sereen". Men
begrijpt, dat ook deze vrouw voor geen
kleintje vervaard was. Doch ze maakte
meer gewag van haar reisbelevenissen en
herschiep deze tot litteratuur.
EEN DERDE, weer anders geaarde
vrouw, was Harriet Martineau in 1802 te
Norwich geboren. Het is bekend, dat zij
uit een puriteinse liberale familie kwam.
Haar ouders meenden het goed, maar vol
gens haar dagboek begrepen ze Harriet
geenszins. Bekend is eveneens, dat zij zeer
religieus was en jong reeds godsdienstige
geschriften publiceerde. De familie bleef
na de dood van Harriets vader verarmd
achter. Zij verdiende haar brood met het
naaien van tassen en met schrijven. Haar
geschriften, onder andere over de princi
pes van Adam Smith werden zelfs buiten
de grenzen van haar vaderland gelezen.
Ook de Franse koning genoot ervan, tot
hij de democratische sympathieën ontdek
te van deze vrouwelijke auteur. Amerika
bewierookte haar tot het duidelijk werd,
dat zij op de hand van de negerslaven en
de Franse republikeinen was. Dit alles geeft
ons het inzicht, dat zij een vrouw was,
die geen vrees kende, onzelfzuchtig, maar
toch niet revolutionair, zoals de schrijver
Ruskin bij voorbeeld. Haar geest was
meer vervuld van het opbouwende ele
ment en minder dogmatisch. Kort na haar
veertigste verjaardag, toen zij als door
een wonder genezen was van een onbeken
de langdurige ziekte, koos zij Ambleside
als woonplaats, waar zij ook Charlotte
Brontë ontving. Zij liet een huis met een
koeienstal en een varkensschuur bouwen.
De dorpskinderen placht ze cursussen te
geven in Engelse geschiedenis, over de
Verenigde Staten, de Krimoorlog en ge
zondheidsleer. Ze stichtte een gemeen
schap voor de werklieden en bemachtig
de boerenhuizen voor de arbeiders. Jon
gelieden leenden boeken uit haar biblio
theek, ouderen vierden eens een groot
kerstfeest in haar keuken.
Het gehele merengebied doorkruiste zij
met zes vrienden in een kleine wagen. Zij
probeerde de wegen, trok over de passen
en logeerde in vele logementen, waar ze
met haar economische instelling noteerde
hoeveel alles kostte. Op deze wijze heeft
ze haar gids over het Engelse Merenge
bied samengesteld. Harriet Martineau was
een even nartstochtelijke bergbeklimster
als schrijfster. Zij leidde haar eigenge
reide leven in een onontgonnen gebied,
dat nog steeds zijn aantrekkelijkheid heeft
behouden.
Helma Wolf-Catz
NAAR AANLEIDING van het artikel
op deze pagina van 14 december over
Daphne du Maurier zij ten gerieve van de
liefhebbers vermeld, dat zij in „Als voet
stappen in net zand" (Sijthoff, 1958) de ge
schiedenis Kunnen vinden van haar ge
slacht, door deze nazaat van een avontuur
lijke familie boeiend geschreven. De ge
romantiseerde kroniek begint met Mary
Anne Clarke, die opklom tot vriendin van
de hertog van Yoi-k aan de ene zijde en
de uitgeweken Franse edelman Mathurin-
Robert Busson du Maurier (geboren 1794)
aan de andere zijde. Van Louis Mathurin
en Ellen Jocelyn Cecile, dochter van Ma
ry Anne Clarke, die zich als kind al door
de samenloop van omstandigheden ver
beeldde dat zij van adel was, zijn nog
eenendertig afstammelingen in leven. Zo
wel zij als Louis Mathurin zijn treffende
figuren geweest van dit merkwaardige ge
slacht, dat ook enkele vermaarde kunste
naars heeft geteld.
OP EEN goede dag kwam Wim de huis
kamer binnen, waar hij moeder bezig
zag met het in orde brengen van een
wiegje.
Moeder, wat maakt u daar toch?,
vroeg Wim.
Kom maar eens hier bij me staan,
m'n jongen, dan zal ik je wat vertel
len. Over een poosje krijg je een zusje
of een broertje. Hoe vind je dat wel!
O moeder, maakt u daarvoor dat
wiegje en al die mooie kleertjes?
Ja, Wim, dat is allemaal voor ons
nieuwe kindje.
Wat ïeerlijk' Mag ik er dan mee rij
den als het wat groter is?
Jij mag met het kindje rijden hoor!
Maar zover is het nog lang niet. Het
moet eerst geboren worden en dat
duurt nog wel even!
Dat begreep Wim dan ook wel. Telkens
sloop hij naar het kamertje, waar de
wieg stond. Wa.t was die toch mooi!
Voorzichtig betastte hij de mooie ge
bloemde stof en dan die strik en dat
mooie donzen dekentje! Wat is moeder
toch knap om zoiets moois te kunnen
maken. In gedachten zag hij er al zo'n
lief klein wichtje in liggen. Wat zou hij
er later fijn mee kunnen spelen. O, wat
verlangde hij naar dat kindje...
EINDELIJK was het dan zo ver. Toen
hij op een morgen wakker werd, stond
vader bij zijn bed en zei: Wim, ga
eens gauw mee bij moeder kijken, je
heb een zusje gekregen.... Wim vloog
zijn bed uit. Naast moeders bed stond
dat mooie wiegje met erin, toegedekt
met het donzen dekentje, een heel heel
klein kindje. Wat was Wim blij. Stra
lend zei moeder: Is het geen schatje
Wim?
Ja moeder, wat heeft ze grappige
handjes. Maar wat is ze klein, het is
net een pop.
Een levende pop, hoor, want schreeu
wen dat ze kan.Daar hebben we van
nacht al een voorproefje van gehad.
Ben ik ook zo klein geweest, moe
der?
Ja hoor, net zo klein. Ik kan mij
haast niet voorstellen, dat je nu al zo'n
grote knul bent
Kom Wim, je praat zoveel, nu moe
ten moeder en zusje gaan slapen .Van
middag mag je dan nog eens komen
kijken, zei vader.
Kort daarna werd een mooie wagen
thuisgebracht, een cadeau van oma.
Nu was Wim riet meer te houden. Hij
vroeg iedere keer of hij nu eens met
zusje mocht gaan rijden.
Nu, vooruit dan maar op de stoep
blijven, zei moeder. En daar ging Wim,
trots als een pauw, met zusje aan de
wandel.
Oma had, omdat ze ziek geweest was,
zusje nog .niet gezien. Op een mooie
zonnige dag 'ze moeder: We moes
ten vanmiddag maar eens naar oma
gaan, dan kan zij haar kleindochter be
wonderen. We moeten haar toch gaan
bedanken voor die mooie wagen en dan
vragen we of vader ons vanavond komt
halen.
Na een poosje vroeg Wim hoe laat of
ze weg zouden gaan. Zodra ik zusje
heb geholpen. Weet je wat, ga jij nu
even naar de kippen kijken, haal de
eieren uit het hok en zet die voorzichtig
in het rekje.
Toen dit alles klaar was gingen ze op
stap. Moeder zei: Jij mag eerst een
eindje rijden. Als we in het drukkere
verkeer komen, doe ik dat liever zelf.
Na een poosje kwamen ze bij oma aan.
Wat was zij blij het drietal te zien en
wat zat zij daar trots met haar klein
dochter op schoot Het was zo gezellig
bij oma dat de middag om was eer ze
er erg in hadden. Daar stond vader zo
waar ook al aan de deur.
WAT WAS ER intussen thuis gebeurd?
Een van de kippen was op stap gegaan.
Hier pikte ze een wormpje, daar een
grasje en al dwalende kwam ze bij het
huis. Wat zag ze daar? Stond het raam
open? Even er in wippen. Dat mag
toch wel? Maar o, nu kon ze de weg
terug niet meer vinden, want in de ka
mer, waar ze nu was, stond geen raam
open. O, o, wat nu, dat was niet prettig
Meneer Kioak heeft iets in de cirkels
van deze tekening geschreven. Wil je
weten wat? Zoek dan eerst het kleinste
kringetje op en noteer de letter, die
daar in staat. Vervolgens doe je het
zelfde bij het op één na kleinste cir
keltje enzovoorts tot en met het groot
ste. De uitkomst is een vraag.
in zo'n vreemde slaapkamer. En ze
moest zo nodig een ei leggen... Wat
had ze het benauwd. Waar kon ze dat
nu doen? Ze keek eens rond. Wat stond
daar in de hoek? Ja hoor, dat was wel
een zacht plaatsje, daar kon ze haar
eitje kwijt. Ziezo, dat was een opluch
ting.
Het werd snel donker. Kon ze maar iets
vinden om op stok te gaan... Na een
beetje rondgescharreld te hebben vond
ze een plekje, waar ze wel kon slapen.
Zo dommelde ze spoedig in.
Thuisgekomen zei moeder: Ik ga
eerst zusje even helpen, dat ze in haar
wiegje Komt. In de slaapkamer knipte
ze het licht aan en toen.tok, tok, tok,
daar vloog zowaar een kip van de rand
van het bed en de kamer door. In haar
angst gooide' ie de wekker om en sleep
te een Kleedje van dë tafel, waardoor
allerlei spullen op de- grond gerecht
kwamen.
Toen moeder van de schrik bekomen
was, zag ze op het mooie zachte don
zen dekentje in het wiegje een ei liggen.
Op het lawaai kwamen vader en Wim
toegesneld. Vader vroeg: Wat is er
toch aan de hand? Moeder kon niets
zeggen van het lachen en wees maar
naar het wiegje en naar de kip.
Hoe kon die kip hier binnenkomen?
vroeg vader. Het hok was toch wel
dicht?
Schuldbewust keek Wim zijn ouders
aan. Ik dacht dat ik het goed geslo
ten had, maar... Vader probeerde boos
te kijken, maar dat lukte niet erg. Het
zag er allemaal ook zo lachwekkend uit.
Nou, dan moet jij voor straf mor
genochtend dat eitje opeten, zei vader
vriendelijk. Pas alleen een volgende
keer beter op.
KORT DAARNA lag Wim in zijn bed
en droomde van kippen, die eieren zo
groot als die van struisvogels in Anne-
ke's wiegje legden. Waar moest zusje
nu toch slapen? Hij kreeg het er zo be
nauwd van, dat hij met een schrik wak
ker werd. Hé, gelukkig dat dit maar
een droom was'.
ANITA
G. Kromdijk
Giovanna. Aan de uitgeverij Ploegsma
te Amsterdam (samenwerkend met de fir
ma C. de Vries Brouwers te Antwerpen)
danken wij de kennismaking in Nederland
met de Oostenrijkse schrijver Karl Bruck
ner, die nu voor de tweede keer de Jeugd-
litteratuurprijs in zijn vaderland kreeg
toegekend. Voor „De schooiertjes van Na
pels" werd hem bovendien de Grote
Jeugdboekenprijs van de stad Wenen ver
leend. Hoewel wij geen vergelijkingen kun
nen maken met wat er verder op het ge
bied der ballettrie voor kinderen van
twaalf jaar en ouder in Oostenrijk wordt
gepresteerd, is het duidelijk dat hij deze
bekroningen verdient. Hij speelt het na
melijk klaar een in alle opzichten mense
lijk boek te schrijven in de gevoelstoon
van zijn juveniele publiek. Hij is natuur
lijk een romanticus, maar dan in een dub
bele functie: hij ontwerpt een serie span
nende avonturen om de daardoor gewek
te bewogenneid door te trekken en om te
buigen naar sociale toestanden in achter
gebleven gebieden of onder de maatschap
pelijk misdeelden. Hij is eerlijk en enthou
siast, sentimenteel zonder overdrijving en
altijd zorgend voor wat verlossende hu
mor in de buurt. Daarbij beschikt hij
over de kwaliteiten van de „geboren" ver
teller, die de moraal niet opdringt, maar
zijn stof zo kleurig opdient dat de conclu
sies zich vanzelf aan het bewustzijn mee
delen. In „Giovanna" wordt men ver
plaatst naar een gebied, waar de naar
Italië trekkende toeristen meestal zo snel
mogelijk doorheen reizen: de armelijke
rijstmoerassen in de delta van de Po,
waar de titelheldin bij een hevige wa
tersnood kleine vreugden en diepe ang
sten beleeft. Dankzij een internationale
hulpactie wordt zij tenslotte naar Wenen
gebracht, waar haar bestaan een pretti
ge wending neemt. Een aanbevelenswaar
dig boek, dat door Laura Gerding met te
keningen werd verlucht en door Til Brug
man in combinatie met Hans Mertineit in
goed J^ederlands werd vertaald.
in gewicht worden. Daarop
gaat de dans beginnen. De „ar
tiesten" komen aan de opper
vlakte, verliezen daar hun bel
letjes en gaan naar de laagte,
waar zij weer belletjes krijgen.
Zij moeten dus vrolijk op en
Op water drijvend staal
Dansende mottenballen
VOOR HET BALLET zijn
nodig mottenballetjes,wat bak
poeder, azijn en een hoog glas
met water. Zorg voor een goe
de „dansvloer". Het bakpoeder
(dubbelkoolzure soda) moet zo
danig in het water gemengd en
opgelost worden, dat de mot-
tenballetjes zeer langzaam in
de oplossing zinken. Doe er
een scheutje azijn bij en roer
zachtjes. Het azijnzuur en het
alkalische sodawater voegen
zich samen. Carbon dioxyde
gas komt daardoor vrij. Dit gas
vormt belletjes óp de motten-
balletjes, die daardoor lichter
MAAK HET -houdeitje van
draad volgens tekening. Leg de
naald op het houdertje en laat
het voorzichtig op het water
dalen. Bij het wegnemen van
dit dragertje blijft de naald
drijven! De oplossing van dit
raadsel? De oppervlakte van
een vloeistof heeft de neiging
in te krimpen. Het is alsof een
vloeistof een dun laagje boven
zich heeft. Dit dunne laagje
wordt „oppervlaktespanning"
genoemd. Deze is sterk genoeg
om de naald te dragen, hoewel
het soortelijk gewicht van staal
achtmaal groter is is dan dat
van water. Een tweekantig
scheermesje kan op deze wijze
ook in het water drijven. Maar
wanneer men de oppervlakte
van het water met een stuk
zeep aanraakt, wordt de „op
pervlaktespanning" verbroken
en zinken de voorwerpen on
middellijk.
Natuurverschijnselen
DAUW OP GRAS en planten
ontstaat, wanneer hun warmte
gedaald is beneden die van de
omringende lucht. Door de
vochtigheid in de lucht ont
staan waterpareltjes. Wanneer
de temperatuur van die dauw
dropjes daalt beneden hun
vriespunt, dan worden ze
mooie witte rijp. Doe slechts
een halve kop zout in een lan
ge niet te brede metalen
bus, welke met stukjes ijs ge
vuld is. Roer dit zout wel een
centimeter of tien onder dit
ijs. Er zullen zich aan dauw
gelijke waterpareltjes op de
bus vormen. Waar het mengsel
van ijs en zout zich bevindt
bevriezen de waterpareltjes tot
mooie witte rijp.