Amerika wenst meer zonnigetelevisieprogramma's
OVER KROKUSSEN, MUSSEN EN MOS
top van
m is mifit eiiand in de <ian
Australië
Per auto door de sneeuwbergen naar
Erbij
IK HEB sneeuwballen gegooid! En ik heb sleetje geredengeskied Voor u in
Nederland en voor hendie naar Zwitserland gaan om er hun vakantie door te
brengen, is dit natuurlijk niets bijzonders, maar voor ons in Australië, midden
in de zomer, met temperaturen van vijfenzeventig tot honderd en meer graden,
is het een unieke gebeurtenisja, natuurlijk in de bergen, zevenduizend voet
hoog tweeduizend vierhonderd meter). Op zichzelf is dat niet veel, vergeleken
met de Mont Blanc, maar de sneeuwbergen in Australië zijn wel zo machtig
en ruw, dat de adem er soms bij stil staat. En de weg naar de sneeuwbergen
leidt door een sprookjesachtig landschap. Australië is een land. waar nog mach
tig veel natuur nooit door mensenhand is geschonden en geen voet is gezet.
PAGINA V I EK
(Van onze correspondent in Sydney)
VAN SYDNEY uit leidt de weg door een
golvend landschap met dikwijls dichte be
groeiing, diepe dalen en woeste ravijnen.
De hoogste top van deze bergen, onge
veer driehonderdvijftig kilometer ten zuid
westen van Sydney, bijna halfweg tussen
deze miljoenenstad er Melbourne, is de
Koscziosko, vierentwintighonderd meter
die zijn naam te danken heeft aan graaf
Strelecki, een Poolse ontdekkingsreiziger,
die in 1839 het berglandschap doortrok en
de hoogste (op noemde naar de Poolse
vrijheidsheld uit het laatst van de acht
tiende eeuw. Een chalet, een >eristen-
hotel en een restaurant op enkele mijlen
afstand van de top, een „skihaven" en
Mannelijke en vrouwelijke haarmos-
plantjes in de loop van het voorjaar; de
sporenkapsels beginnen uit te groeien.
dat in feite met echte bloemen weinig uit
staande heeft en dat gewoonlijk over het
hoofd wordt gezien. U zou er eens een
wandelingetje voor moeten maken naar
Groenendaal of de Hout, naar de Heren
duinen of Velserbeek. Daar in onze bos
sen „bloeit" op het ogenblik het haarmos,
het tamelijk forse, donkergroene mos met
rechtopstaande stammetjes en puntige bla
deren, dat hier en daar dikke tapijten
heeft gevormd. Buk u eens en bekijk de
nietige plantjes van dichtbij! Vele blijken
aan hun top zoiets als een diep-bruinrood
bloempje te dragen, een soort klein kom
metje van opvallend brede blaadjes, die
in een hoekige spiraal zijn geplaatst. An
dere mosplantjes vertonen niets van dien
aard; zij hebben alleen een duidelijk licht
groen^ top. Maar zowel in deze lichte top
pen als in de vermeende „bloempjes" zit
ten belangrijke organen van het haarmos
verborgen helaas van dermate geringe
afmetingen, dat ze met het blote oog niet
zijn te zien. De rode „bloempjes" zijn
de omhulsels van kleine, knotsvormige
mannelijke orgaantjes, waaruit bij re
genachtig weer cellen vrijkomen, die met
behulp van twee forse zweepharen door het
regenwater op de plantjes kunnen zwem
men en dit ook doen. Zij „zoeken" de
lichtgroene toppen van de schijnbaar niet
bloeiende mosplanten, wurmen zich daar
tussen de blaadjes en bereiken aldus de
kleine bundels van vrouwelijke organen,
die daar verborgen zijn. Zij zien er uit als
kleine flessen met een lange hals: en door
deze hals willen nu de mannelijke cellen
naar binnen. Eén van hen zal de eerste
zijn, en meteen de beste. Want zodra maar
één van de flesjes door de samensmelting
van een mannelijke met een vrouwelijke
cel in zijn binnenste tot uitgroeien wordt
aangezet, verliezen de andere hun attrac
tie en verschrompelen. Uit dat ene be
vruchte flesje ontstaat in de loop van de
zomer het alombekende tonnetje op een
lange steel, dat de sporen van het haar
mos bevat en die bij droog weer uitstrooit.
Gaat u, als het zover is, maar eens kij
ken (met een loep) hoe mooi zo'n sporen-
kapseltje in elkaar zit. En let dan meteen
eens op de uitgebloeide mannelijke mos
plantjes. Die groeien namelijk gewoon
door. Uit het hart van ieder „bloempje"
komt een jonge scheut, die het volgend
jaar weer kan bloeien. En dit kan jaren
zo doorgaan. Zoek maar eens goed, dan
vindt u wel mostorentjes met drie, vier of
nog meer omgangen, gevormd door
bloempjes van vorige jaren. En misschien
loopt u dan in het vervolg het nederige
haarmos niet meer klakkeloos voorbij!
Kees Hana
IK GELOOF dat er geen beter rust
oord dan ons stille eiland Panay in
de Philippijnen bestaat. Zelfs in de
hoofdstad San José de Buenavista is er
een melodieuzere naam denkbaar?
moet men ver zoeken naar enig modern
gejaag. Het is waar, de bussen en trucks ra
zen door de stad op zoek naar vracht en
passagiers van barrio naar barrio en ze
zitten meer dan vol. Er bestaat zelfs een
vliegtuig, dat twee keer per week de ver
binding met Manilla onderhoudt. Maar,
heerlijkheid der heerlijkheden, er is
geen telefoon in San José of liever er zijn
er maar twee, een bij de politie e-1 een in
hetziekenhuis, maar die laat men meestal
rustig rinkelen en het zijn dan ook griezeli
ge dingen, vol batterijen en onbetrouw
baar uitziende slingers en uitsteekstels. Er
is geen televisie om de geest te ver
strooien. De radio hoort men zelden, om
dat men vergeet te luisteren. Daarentegen
zijn er drie jeeps met. geluidsinstallaties,
die dienst doen bij fiesta, toespraak en be
grafenis.
Een begrafenis in San José is een
v eemd ding. In de eerste plaats is het een
gelegenheid voor flinke eetgelagen en
drinkpartijen. In de tweede plaats is het
een prachtige kans om bij de pastoor te
pingelen tot op de laatste centavo voor het
grafgcld van vier gulden. Het feest erna
kost meestal het twintigvoudige! En in de
derde plaats is het een gelegenheid om
mooie jurkjes en nette sporthemden te
„showen". Naar tranen moet men meest
al zoeken en als men per se wil weten w'e
de bedroefde nabestaanden zijn, taat men
voor een onmogelijke taak. En dan is in de
laatste plaats gelukkig! de begrafe
nis 'n gelegenheid tot geldmaken voor ben
den van boze lieden, die er praktijken van
maken de doden op te graven en voor veel
geld naar Manilla te verschepen voor me
dische doeleinden. Dit laatste veroor
zaakt natuurlijk geweldige beroering,
maar er iets tegen doen? O nee. de benden
zijn te machtig en zitten met hun vingers
in heel wat politieke papbordjes.
In San José meldt een begrafenis zich
aan met voornoemde jeeps. Wordt er een
kind begraven beneden de tien jaar, dan is
vrolijke muziek de aangewezen soort, is het
een volwassene dan zoekt men het meer in
het populair klassieke, als Ave Maria's en
walzen van Strauss, die men langzaam en
plechtig afdraait. Het is een vreemde
aberatie van het volk, dat men begraven
wil worden onder schetterend lawaai
maar 's lands wijs, 's lands eer. nietwaar?
Is men rijk dan huurt men de „band" van
de „Highschool" met daverende instru
menten wel niet allemaal in de maat of
toonvast, maar toch wel effectief, vooral
op grote afstand.
ALS VREEMDELING is men eerst tot
in het merg geschokt door dergelijke za
ken, maar het went gauw. Er zijn veel van
die zaken op Panay en de eerste dagen
heeft men het echt wel druk met zich te er
geren, te lachen of te verbazen. Maar alles
went en het is merkwaardig hoe snel een
mens zich aanpast. Hadden we eerst me
delijden met alle magere honden en opge
poetste vechthanen, na drie dagen wisten
we niet beter meer. Waren we eerst bang
voor zonnesteek, na drie dagen lieten we
onze hoofden als iedere Philippino bak
ken. Voelden we ons eerst uiterst onbe
haaglijk in een bus of wat daar voor door
ging, na drie dagen vertoefden we als ieder
ander zonder gemopper in de stofwolk die
bij iedere bus hoort en na afloop wasten
we ons (of niet als er geen water was, wat
vaak voorkwam). Dronken we eerst drie
jonge kokosnoten leeg, na drie dagen wis
ten we beter. We deden de natuur niet lan
ger geweld aan en laafden onze dorst met
één nootje. In het kort. na drie iagen wa
ren we op onze plaats geschud en voegden
we ons naar het tempo van het land: haast
u zeer langzaam!.
SAN JOSé noemt zich een stad. Up wel
ke gronden is niet helemaal duidelijk. O
zeker, er zijn dingen van beschaving: een
asfaltweg van honderd meter lang, een
groot plein, een muziektent en een kazerne.
Maar buiten dit cementen centrum van be
schaving liggen de verschillende barrio's
langs koraalstrand en heuvels, een con
glomeraat van bamboehuizen met hier
en daar meer pretentieuze houten
vilaatjes van de beter gesitueerden. De
huizen hebben hun eigen charme van sier
lijke verandaatjes vol bloemen en orchi
deeën, een opengewerkt hekje, een ge
bloemd gordijntje. Maar tussen de hoge
palen, waar ieder huis op rust, wonen de
kippen en varkens, de honden, de muizen
en de ratten. Er is waterleiding maar geen
sanitair, de vloeren zijn van houten of bam-
boelatten met flinke reten ertussen, dus
dat is heel handig. De varkens werken als
vuilnisdienst.
De dag in San José wordt in stukken ge
deeld door de kerkklokken. Als er in die
tijdsbestekken telkens één ding gebeurt,
is het heel veel. Op zondagavond wordt het
publiek geamuseerd met een uitvoering in
de muziektent van slechte of middelmati
ge combo's. Soms zijn er zangers of zange
ressen met merkwaardig weinig stem, die
bewijzen dat er van de legende, dat de Phi-
Oud Spaans cónvehto
lippino's zo muzikaal zijn, heel weinig
waar is. Om dit muzikale middelpunt zwer
men een aantal kleine jongens op zelf ge
maakte massieve autopeds van ijzerhout
en ijzeren wielen. Het talrijke publiek luis
tert braaf en stil.
Op zondagmorgen zijn er de kerkdien
sten in de oude Spaanse kerk met een kleu
rig en feestelijk vertoon bij de vrouwen, die
allemaal het donkere hoofd naar Spaanse
wijze gedekt hebben met een zware kanten
mantilla. Schoongepoetste en fraai aange
klede kinderen komen naar ons "onvento
zie de tekening en vullen de enorme
sala's met gesnap en gesnater en weinig
melodieus gezang. Wat verlegen dames
verschijn»-1 in de keuken en smeren brood
jes en maken koffie voor de diverse ver
enigingen.
OP MAANDAG is er markt, een druk en
heet en warrig beweeg, vol kraaiende ha
nen, krijsende varkens en jankende hon
den, die geprobeerd hebben iets weg te
snaaien. Het ruikt er naar tabak en man
den, naar vuil en naar vis, naar katoen en
naar uien. Soms wordt het rustige leven
afgewisseld met een fiesta in een van de
barrio's, eerst een eindeloze processie met
de plaatselijke heilige door de barnende zon
over alle stoffige huizen en over e uitge
droogde rijstvelden. Dan een eetpartij en
daarna een feest, dal al dan niet kan uitlo
pen op een orgie. Soms zijn er feestdagen
van de scholen met optreden naar bui
ten van sport en spel en culturele dingen.
Bob Tadema-Sporry
boven op de berg een schuilhut, gebouwd
van rotsblokken ter nagedachtenis van
een vroeger daar omgekomen Australiër,
liggen er verspreid als vreemde objecten
in een landschap van Mars.
Er is echter geen skilift. In de laatste
tien jaar is de skisport in Australië popu
lair geworden, maar dit betekent nog
niet, dat het er in het seizoen overvol is.
Misschien komt er echter schot in als er
plannen worden uitgewerkt, zoals de Ne
derlander Bob Hijmans die heeft. Hij
woont in Bogong, waar hij een „chalet"
heeft op t$ee duizend meter hoogte. Niet
lang geleden heeft hij in Europa een kijk
je genomen om zijn plannen voor het
scheppen van meer comfort voor skiërs,
te baseren op Zwitserse gewoonten.
De Koscziosko is de hoogste van een
reeks toppen in een bergketen, die met
recht de naam „sneeuwbergen" draagt.
Overal lagen nog grote sneeuwvelden, toen
ik er na een lange tocht per auto op be
landde. Die sneeuw is pas eind januari
verdwenen. Laat in april of in mei/juni
komt er weer een nieuwe vacht.
IN DIT DEEL der „sneeuwbergen" is
men bezig met de bouw van reusachtige
tunnels met een middellijn van acht me
ter en tot wel vijftig kilometer lang,
dwars door de bergen, alsmede met het
aanleggen van pijpleidingen met een mid
dellijn van drie meter over de berghellin
gen, om het water der bergrivieren op te
vangen, de loop der rivieren te verleggen
en over vele tientallen mijlen te leiden
naar de Murrayrivier, waardoor ettelijke
duizenden hectaren landerijen beter zul
len kunnen worden besproeid. Bovendien
worden grote ondergrondse elektrische
krachtcentrales gebouwd, die gebruik
maken van het „geleide" water om de
elektriciteitsvoorziening van het land
met name Sydney voor de toekomst te
verzekeren. Ik wilde zo'n pijpleiding zien
en reed naar Guthega over een ruwe,
langs diepe ravijnen uitgehakte weg, die
eruit zag alsof een Romeinse heirschaar
er tegen een horde sneeuwmannen uit de
Himalaya slag had geleverd. Rotsblokken
versperden telkens weer de doortocht.
Met hulp van mijn zeventienjarige zoon
Rolf moest ik ze wegwentelen We ont
moetten op onze tocht naar boven na
tuurlijk geen aardse sterveling. Wie de
ze weg volgt, doet dit op eigen risico Bo
ven op de Guthegaberg (twee duizend me
ter) zagen we de pijpleiding heel in de
verte als een naald zo dun Het landschap
rondom was schoon in zijn woestheid van
onaangetaste wildernis, angst-aanjagend
in zijn eenzaamheid.
OP ONZE TERUGWEG reden we naar
Jindabyne aan de voet van de bergketen.
Het volgend jaar zal dit dorp van vijfhon
derd inwoners onder de vloed van achter
een reusachtige dam opgestuwd water ver
dwijnen als de sneeuw op Koscziosko voor
de Australische zomerzon.
Geleidelijk zal de watervloed zich uit
breiden over een oppervlak, dat tien keer
zo groot is als de voormalige Zuiderzee,
tot het topje van de kerk. En met al dat
water zal men straks de landerijen be
sproeien verderop in het land, dat dan zo
vruchtbaar zal worden, dat er geen twin
tig duizend, maar wel een miljoen men
sen gevoed kunnen worden.
Daar zijn ze dan weer, wit en geel en
paars, de krokussen van onze tuinen en
parken, en ze brengen voor wie het nog
niet aan allerlei andere dingen in de na
tuur mocht hebben opgemerkt, het vreug
devolle nieuws van de lente. Maar helaas,
op sommige plaatsen en dan vooral in
de tuinen komt er tegenwoordig van hun
glorie weinig terecht. Vooral van de gele
en witte, maar meer en meer ook van de
paarse bloemen liggen de blaadjes kapot-
gestheurd rondom de opkomende blad-
sprieten nog voordat er van eigenlijk
bloeien sprake is geweest. Oorzaak: de
mussen. Wat er maar aan jonge scheutjes
en nauwelijks ontloken lentebloemen bij
onze huizen verschijnt, dat gaan ze mee
dogenloos te lijf. Let maar eens op, het
zijn niet alleen uw krokussen, die ze lus
ten, maar ook de knoppen van het Chine
se klokje ofwel porsythia. de juist boven
de grond komende bloemtrosjes van de
scilla's en nog zo het een en ander. En
nu is het merkwaardige, dat de mussen
er zo'n jaar of dertig geleden blijkbaar
niet naar de jonge bloemen taalden.
Stellig is er een verklaring te vinden
voor die vernielpartijen maar voorzover
ik weet, heeft de wetenschap zich hier
mee nog niet ernstig bezig gehouden.
Al krokus-molesterende mussen bekijkend
meen ik te hebben opgemerkt dat ze de
bloemen alleen maar ontleden om bij de
meeldraden te komen en die dan op te
eten. En meeldraden bevatten stuifmeel.
En stuifmeel bevat naar verhouding gro
te hoeveelheden vitaminen (daarom is bij
voorbeeld honing mét stuifmeel veel ge
zonder dan de glasheldere zonder dit bij
mengsel). Zou het hier dus een instinctma
tig bevredigen van een sterke vitaminen-
behoefte in het voorjaar kunnen zijn? En
waarom dan nu wel en vroeger niet?
Het antwoord op die vraag zou men
misschien als volgt kunnen stellen: om
dat wij mensen hen hebben gedwongen tot
een andere levenswijze! Vroeger waren
veel paarden en dus veel van paarden af
komstige zaken op de weg, en daarbij al
tijd veel mussen, die half of nauwelijks
verteerde haverkorrels oppikten (en daar
in zeker veel vitaminen binnenkregen).
Nu het wegpaard nagenoeg is uitgestor
ven, althans in de steden; en het gemo
toriseerde vervoer geweldig is toegeno
men, liggen er voor mussen geen waar
devolle dingen meer op straat. De voor de
hand liggende conclusie is dus, dat onze
lentebloemen in de tuin het moeten ont
gelden doordat de paardemest van de
straat is verdwenen. Wie er de tijd, het
geduld en de outillage voor heeft, mag nu
gaan bewijzen dat dit werkelijk zo is.
Maar nu genoeg over de krokussen en
de mussen. Ik zou u ook nog graag wil
len wijzen op een slag „lentebloemen",
Doorgroeiende mannelijke haarmos-
plantjes in de zomerde torentjes
hebben hun eerste omgang gekregen.
OP ZEVENDUIZEND voet hoogte, slechts
enkele mijlen van de top van de Kosczios-
koberg, ligt dit fraaie hotel-restaurant, dat
tegériwoordig zeer gezocht is bij de lief
hebbers van de skisport. De outillage
daarvoor is echter nog tamelijk primitief,
maar ook dit zal wellicht spoedig
verbeteren.
Ook Amerika heeft zijn goudkust: het weelderig omzoomde strand van Miami
in Florida, waar men vakantiegangers een luxueuze plaats in de zon aan de
Atlantische Oceaan biedt.
(Van onze correspondent in Washington
DE TELEVISIE wordt gebruikt om ons
afleiding te geven, om de tuin te leiden,
te amuseren en te isoleren. Dit zijn de
woorden van Amerika's belangrijkste
commentator van radio en televisie, Ed
ward R. Murrow, die per 1 juli voor een
jaar Columbia Broadcasting System gaat
verlaten. Er is heel wat gespeculeerd over
het onverwachte besluit van Murrow om
een jaar lang te gaan reizen, maar het
simpelst en waarschijnlijk het dichtst bij
de waarheid is de verklaring: hij heeft er,
althans voor een jaar, meer dan genoeg
van.
Door dit besluit verdwijnt er voorlopig
een man van het toneel, waar Amerika,
juist in deze tijd, grote behoefte aan
heeft. Murrow is een figuur, die de ernst
van een situatie nooit verdoezelt, die er
zonodig het ontleedmes inzet en die in
dien het in het openbaar belang is on
derwerpen durft te analyseren, waar de
meningen fel over verdeeld zijn. Murrows
terugtreden levert een goede aanleiding
om het een en ander te berde te brengen
over een stroming in de hedendaagse
Amerikaanse televisie en radio
MURROW WAS, in de grote organisatie
van Columbia Broadcasting System, een
zeer bijzondere figuur. Hij is nu ongeveer
vijftig jaar oud en de helft van die tijd
heeft hij bij C.B.S. doorgebracht. Met
name het televisieprogramma „See it
now" waar Murrow in 1951 mee be
gonnen is en dat in juli 1958 werd gestaakt
heeft hem grote naam gegeven. Het was
in dit journalistiek reportageprogramma,
dat Murrow (in de jaren 1953 tot 1955)
felle aanvallen op McCarthy deed. In het
algemeen was dit een reportage in dienst
van de rechten van de mens. Ook al was
het onderwerp, dat Murrow aan de orde
stelde, in hoge mate controversieel, toch
kreeg hij van C.B.S. in die tijd nagenoeg
volledige vrijheid. Murrow had één groot
voordeel: hij was persoonlijk met presi
dent-commissaris William S. Paley be
vriend. Deze had grote waardering voor
zijn werk en zag in dat een man, die een
dergelijk programma in elkaar zette, de
vrijheid moest hebben om er een persoon
lijk stempel op te drukken, de vrijheid
tevens om scherp te formuleren, ook al
deed dat sommige groepen van het publiek
misschien pijn.
Dat Murrow er eens een jaar helemaal
uit wil zijn, kan men begrijpen, wanneer
men zich realiseert welk een geweldig
druk en inspannend leven deze man de
laatste jaren heeft gehad. Hij had vijf
radio-uitzendingen per week, twee televi
sieprogramma's, plus dan nog van tijd tot
tijd uitvoerige documentaire uitzendingen
(kortgeleden nog de uitzending over de
prostitutie, die te hulp geroepen wordt bij
onderhandelingen in het zakenleven. Al
weer een zeer controversieel onderwerp
natuurlijk). Maar men krijgt toch sterk
de indruk, dat het niet alleen de drukte is.
die Murrow ertoe gebracht heeft, een
jaar te gaan uitblazen. Het moet hem
meer en meer dwars zijn gaan zitten, dat
de sfeer bij C.B.S. veranderde, nu de or
ganisatie zo kolossaal groot werd. Murrow
die jarenlang vrijwel eigen baas was ge
weest, werd meer en meer ingekapseld in
de afdeling voor nieuws en commentaar.
Een comité van achtentwintig man be
slist daar over aard en duur der pro
gramma's. Natuurlijk is het van belang
in de commerciële radio en televisie zo
royaal mogelijke adverteerders te vin
den, die de kosten van de programma's
betalen. Die adverteerders zijn er in het
algemeen niet op gesteld kijkers of luis
teraars tegen de haren in te strijken. Zij
wensen natuurlijk aardige en boeiende
programma's, maar niet al te veel scherp
te en ernst. Van die stelling gaat men
althans uit in de leiding der grote zend-
organisaties. Misschien is het. in de prak
tijk zo err niet en houdt het grot.e publiek
van meer pit en controverse dan men
meent. Maar men neemt het zekere voor
het onzekere en streeft naar gladde, zon
nige, dus „gezellige" programma's.
Irving Gitlin, de veertigjarige artiest,
die thans bij C.B.S. de grote documentai
re uitzendingen leidt, een typische orga
nisatieman, wil vóór alles het publiek
amusement bieden. Pas als men het pu
bliek aldus heeft gewonnen, kan men
trachten de horizon van de kijkers te ver
ruimen, redeneert hij. Murrow heeft dit
laatste, zonder met stroop te smeren, op
een veel directere manier gedaan. De
stroming, die zich openbaart, nu de grote
zendorganisaties kolossaal in omvang zijn
geworden, belooft helaas niet veel goeds
voor een volk, dat er grote behoefte aan
heeft om door goede voorlichters te wor
den geconfronteerd met de vaak harde
feiten.