SPOOK DIER VERVLAKKING
BEDREIGT DORPSCULTUUR
de keuken der historieschrijvers
De tweelinggeboorte van Noord- en Zuid-Holland
„De stad" trekt, maar zij
maakt niet gelukkig
11
PRINS BERNHARDFONDS WAARSCHUWT:
WOENSDAG 1 APRIL 19 5 9
ANDERE LANDEN dan liet onze verheugen zich nog in een bloeiende
volkscultuur. Kleurige tradities en oeroude gebruiken worden er, vooral ten
•lattelande, in hoge ere gehouden en op hoogtijdagen loopt vrijwel de ganse
evolking er veelal nog in „klederdracht" rond. Zelfs in de grote steden vindt
men er iets van terug: in de wereldstad München bijvoorbeeld ziet men 's zomers
de meeste meisjes en jonge vrouwen in fleurige (hoewel ietwat „verstedelijkte")
Dirdlnjiirkjes flaneren. Men beschouwt dat als de gewoonste zaak van de wereld,
omdat de mensen, bewust of onbewust, het streekeigene nog als een levende
werkelijkheid ervaren.
WIJ IN NEDERLAND zijn niet zo geluk
kig. Er bestaan ook in ons land nog wel
enkele plaatsen en streken met een rijke
eigen regionale cultuur, maar de nivelle
rende invloed van „de stad", die in Holland
nooit ver van het land is, heeft al heel veel
moois en karakteristieks doen verdwijnen.
In andere regionen worden de resten van
een streekcultuur kunstmatig in stand ge
houden, niet zelden louter als een vreem
delingenattractie. Het verband met het
heden, en het begrip van de zin van dit
alles, leeft niet meer onder de massa.
Heeft het nog wel zin, onder deze om
standigheden te ijveren voor het behoud
van deze erfenis, zoals bijvoorbeeld de Cul
turele Raad Noordholland in ons gewest
doet?
VELEN uwer hebben wel eens een gang
gemaakt naar het lelijke grijs-geel gepleis
terde gebouw met zijn talrijke in een saaie
rij geplaatste ramen, in de Jansstraat te
Haarlem, dat achter zijn lelijk uiterlijk nog
ten dele de warm gekleurde baksteen van
17de of 18de eeuwse gevels verbergt, die
ten offer vielen aan 19de eeuwse architec
tonische opvattingen. Meestal minder pret
tige aangelegenheden als boetebetalingen,
processen, getuigenverhoren en andere bij
het leven behorende geneugten nodigden u
dan tot een bezoek. Bij dat bezoek viel
uw oog natuurlijk op het wit geëmailleerde
bord, dat ons in zwarte letters plechtstatig
doet weten, dat in hetzelfde gebouw „de
bureelen van den Rijkswaterstaat" zijn ge
vestigd. Dat in hetzelfde gebouw ook het
Rijksarchief in de Provincie Noordholland
gevestigd is, kunt u aan de voorzijde niet
zien. Dat bemerkt u pas als u de smalle
steeg aan de noordzijde ingaat. De eerste
deur aan uw linkerhand geeft u in fraaie
letters de zekerheid dat u zich niet vergist.
DIT IS dus de plek waar volgens een
niet ongebruikelijke beeldspraak de his
torie sluimert. Gelooft u dat de historie
„zacht doch onvast slaapt"? Ik geloof er
niets van. Historie is een en al leven en
bewegelijkheid. U en ik werken nog dage
lijks mee aan de opbouw ei-van en de
historie uit het verleden levert ook nu nog
iedere dag zijn wrange en zoete vruchten.
Wie of wat sluimert er dan?
Ook de historieschrijver niet; hiervan
getuigt de bijna dagelijks aanzwellende
reeks van historische werken.
Iets meer moeite levert de vraag of „het
zacht doch onvast slapen" van toepas
sing is op degenen die geacht moeten wor
den lering getrokken te hebben uit de les
sen van de historie; deze probleemstelling
brengt ons op politiek terrein, een gebied
dat wij nu juist willen mijden.
Het antwoord op de vraag vond ik toen
ik na sluitingstijd het depotgebouw inliep.
Een intense rust heerste daar nu. In kilo
meters-lange rijen stonden daar stil en
zwijgend de bronnen van onze historie.
Eeuwen-oud bindwerk, door de tijd
prachtig gekleurd perkament, koud-zake-
lijke moderne portefeuilles rijden zich
aaneen. Maar achter die stille banden be
vindt zich het getuigenis van het wild brui
sende leven, van het falen en slagen van
ons voorgeslacht.
IK STA STIL voor het nuchtere pak waar
in zich het originele testament van Piet
Heijn bevindt. Een maand voor zijn dood
ging hij samen met zijn vrouw Anna Claes.
dochter naar.... wij weten het niet. Het
begin van de akte is weggeteerd. Schreef
hij het zelf? Het staat als zodanig te boek,
maar ik geloof het niet meer. In fors hand
schrift tekent hij de akte: P. Pietersz.
Heijn. Nietig klein vlijt zich de handteke
ning van Annetgen Claes als om steun vra
gend tegen de zijne aan. „Door Gods gratije
zijnde in gesonden lichaeme" constateert
de akte van hem, en dan nog geen maand
later is hij dood. Deze tragiek draagt nu
een nummertje in de inventaris van de
oud-rechterlijke archieven, no. L. 6247.
Even later staan we voor de handteke
ning van Alva. Eens boog zich deze ge
weldenaar over het stukje papier, dat nu
voor mij ligt. Daarnaast kan ik rustig de
handtekeningen van prins Willem van
Oranje, van Lamoraal van Egmond en
Sonoy neerleggen. Er gebeurt niets. In do
delijke verdraagzaamheid liggen zij bij el
kaar; de in de akten vervatte bevelen heb
ben hun inhoud verloren; er is niemand die
ze zal uitvoeren. En toch werken zij na,
tot vandaag aan de dag; zij hebben me
degewerkt om het heden te vormen.
HIER WEER iets anders. Trotse ouders
in de zeventiende eeuw huwelijken hun
kinderen uit. Een huwelijkscontract re
gelt de rechten en verplichtingen van bruid
en bruidegom. Maar juist dat ene, het
essentiële ontbreekt: de ware liefde.Tot in
het diepst van zijn wezen geschokt spoedt
de vader van de bruid zich enige tijd la
ter naar dezelfde notaris om daar in een
akte te laten vastleggen, dat hij tijdens
het bruiloftsfeest zijn schoonzoon miste en
hem na lang zoeken terugvond in zijn
slaapkamer, samen met een dienstmeisje.
Dan weer een vader, die om zijn vermo
gen uit een dreigend faillissement te red
den, aan zijn kinderen belangrijke schen
kingen doet. Tevergeefs, terugstorting van
de geschonken bedragen wordt door het
gerecht bevolen.
De afbeelding bovenaan deze pagina
geeft een indruk van de destijds
zeer vermaarde Egmondse kermis. Naar
een oude kleurenprent uit het Rijks
archief voor Noordholland.
Doodsvijanden broederlijk op een rijtje.
Het zijn, van links naar rechts, de hand
tekeningen van de beruchte gouverneur
Sonoy, van Willem de Zwijger en van
de hertog van Alva.
Handelstransacties, scheepsbevrach-
tingscontracten, arbeidsovereenkomsten
en wat niet al glijden door onze handen.
Ontelbare vonnissen, met alle gevolgen
van dien, zoals het afhakken van handen,
oren, neuzen en het gebruik van de galg,
zij hebben hun actuele kracht verloren,
maar hun psychische en economische ge
volgen zijn vaak gebleven.
Komt de mens op een steeds hoger plan?
Is heden ten dage een kerkmeester on
denkbaar zoals die in omstreeks 1780,
die kennisdragende van de keuze
van het terrein, waarop de nieuwe kerk
in het dorp zal verrijzen, dit terrein voor
eigen rekening aankoopt en op dezelfde dag
met 1000.- winst aan zijn eigen kerkge
nootschap transporteert? Of een 17de-
eeuwse regent met een nationaal beken
de naam, die waardeloze grond met een
afbraakhuisje voor een belachelijk hoge
prijs verkoopt aan zijn vriend(?) een
zeekapitein in ruste, die er zijn buiten
plaatsje Zeerust op zal bouwen?
Ik loop langs de lange rijen doop-, trouw
en begraafregisters, afkomstig van de
verschillende kerkgenootschappen, en
langs de registers van de burgerlijke
stand. Waarom ging het huwelijk van
Adriaen Jans en Jannetje Claes, zo keu
rig in het huwelijksintekenregister aan
getekend, niet door? Een kanttekening bij
de naam van de bruidegom vertelt het
ons: „is opgehangen". Leven en dood in
een bonte warreling dooreen.
Een verdieping hoger: portefeuilles met
groene linten verbergen, hoe wij in het
De forse signatuur van Piet Heijn
onder zijn testament. Reproduktie van
het orginele stuk (Rijksarchief voor
Noordholland).
verleden door de overheid geregeerd zijn,
hoe onze provincie geworden is tot het
geen zij nu is. Het kabinetsarchief van de
gouverneur, later Commissaris des Ko-
nings, ligt zo maar voor ons. Iedereen kan
nu vrijelijk rondneuzen in documenten die
eens diep geheim waren: „Ter beurse van
Amsterdam is men steeds wachtende
naar de plans van den Minister van Fi
nanciën, en begint men zich beducht te
maken dat het voornemen zou bestaan om
de rente te belasten". „Bij mijn rapport
van de vorige week moest ik gewag maken
van de spanning en bekommering, welke
de wijze, waarop de deliberatiën bij de
Tweede Kamer der Staten Generaal plaats
vonden, bij vele bedaarde en degelijke
mensen deed ontstaan". U gelooft mij
toch, indien ik u verzeker dat dit citaten
zijn uit twee rapporten van resp. 7 aug. en
9 okt. 1843, door de gouverneur aan de
koning uitgebracht?
Ik ga naar mijn werkkamer terug. Vra
gen, al maar vragen, iedere dag weer. Het
leven in een archief zou doods en saai
zijn? Integendeel! Iedere dag nieuwe ver
rassingen! Krijgt u wel eens 's morgens om
elf uur een Belgische gendarme in zijn
kleurige uniform in uw kamer, geaccom
pagneerd door enige erfgenamen, die
klaarblijkelijk op de vroege ochtend al
Ja, zeggen de mensen die het weten kun
nen. En ja zegt ook het onlangs verschenen
rapport van het Prins Bernhardfonds over
„De culturele centrumfunctie der regionale
centra in Noordholland", waaraan een
grondig cultuur-sociografisch onderzoek
ten grondslag heeft gelegen. Deze lijvige
studie geheel te bespreken, zou te ver voe
ren, maar enkele leerzame conclusies wil
len wij de lezers niet onthouden:
„De eigenlijke agrariërs zijn in sterke
mate de dupe geworden van de recente
ontwikkeling der plattelandssamenleving.
Door de rationalisatie van het bedrijfs
leven zijn zij uit de dorpskernen weggerukt
naar de periferie. Daarmee hebben zij hun
dominante positie in de plattelandssamen
leving verloren, zij geven er niet langer de
toon aan. Het merendeel is innerlijk al zo
stuurloos geworden dat zij zich haasten om
zich aan te passen aan het stedelijke cul
tuurpatroon in zijn burgerlijkste vorm
Omdat zij zich echter in de verstedelijkte
sfeer hoe langer hoe minder thuis gaan
voelen, geraken zij in een sociaal en cul
tureel isolement, dat funest uitwerkt. Van
daar hun geringe weerstands- en onder
scheidingsvermogen tegen culturele „afleg
gers" en dat juist in de meest verstede
lijkte rayons als het gebied van de Rand
stad Holland."
„Ook bij de arbeiders heeft zich een
eigenaardig proces voltrokken. Zolang hun
eigen organisaties nog gericht waren op
een vloeibaar voorschot hebben genomen
op de miljoenenerfenis, die ik naar hun
zeggen onder mijn berusting heb? Deze
miljoenenzaak had nog een diplomatieke
nasleep. In Brussel teruggekeerd drong
het pas tot de gendarme en zijn familie
door, dat de miljoenen frankskés toch nóg
in Haarlem achtergebleven waren, Zij
spoedden zich derhalve naar de Neder
landse ambassade, die onze minister van
Buitenlandse Zaken verzocht een onder
zoek te doen instellen. Jammer voor onze
buren, doch erg plezierig voor onze toen
nog critieke deviezensituatie, dat de erf
laatster Petronella de Rijke pro deo ge
huwd en pro deo begraven bleek te zijn.
Enfin, een paar van haar nakomelingen
hadden tenminste een genoeglijk reisje
naar het noorden gehad.
BESPAARDEN wij aldus enige miljoe
nen voor onze deviezenpot, een andere
maal konden wij met succes onze minis
ter van Defensie bijspringen tegen terri
toriale aanspraken, niet van een zijde van
waar u dergelijke dingen kunt verwach
ten, maar nog wel uit de Ver. Staten.
Daar was een familie, Van Tessel ge
naamd, op het spoor gekomen van rech
ten, die zij zou bezitten op het eiland Tes
sel Op grond van een historisch onder
zoek kon dit dreigend gevaar voor onze
onafhankelijkheid worden afgewend.
Mocht ik de indruk gewekt hebben, dat
onze dagtaak bestaat uit het oplossen van
min of meer bizarre vraagstukken, dan
heeft dit toch werkelijk niet in mijn be-
cloehng gelegen. Zij zijn, zoals u wel be
grijpt, uitzondering. Toch heb ik er een
paar genoemd, omdat ik toch moeilijk kan
verwachten, dat .u belangstelling hebt voor
het vraagstuk wie de kosten van onder
houd van een bepaalde ringvaart moet be
talen of voor de vraag of een gemeente
terecht of ten onrechte precariorechten
vraagt voor het neerzetten van tafeltjes
en stoeltjes op een caféterras. Interesse
ren u de oorzaken van het tenietgaan van
vroegere bloeiende industrieën? Misschien
vindt u het aardig te weten, dat op grond
van een privilege uit de 16e eeuw schip
pers uit een bepaalde gemeente niet ver
plicht konden worden méér dan het toen
vastgestelde schutgeld te betalen, daar
bet tarief voor hen eeuwigdurend zou zijn.
Misschien hebt u als zo vele bezoekers
van het rijksarchief belangstelling voor
uw voorgeslacht, voor de geschiedenis van
uw geboorteplaats, voor kastelen en bui
tenplaatsen, voor onze grote droogmake
rijen of het leven van een van onze grote
schilders.Men kan naar al deze wetens
waardigheden volkomen gratis in het
rijksarchief komen snuffelen.
Daar wacht u ook een unieke verzame
ling van oude kaarten en prenten uit deze
provincie. Tot uw verbazing zult u er zelfs
een collectie prentbriefkaarten aantref
fen.
Wie uwer verrast ons eens met aanvul
lingen?
De restauratiewerkplaats, waar oude,
bijkans vergane archiefstukken gerestau
reerd en waar onleesbare akten weer lees
baar gemaakt worden, vormt een onmis
baar deel van onze dienst.
U kunt dus uw gang maken naar de Ce-
ciliasteeg. Zij zal beloond worden. Het
„Kijk u rijk" is ook een uitnodiging, die
het rijksarchief kan doen, alleen.... ver
wacht er geen materiële voordelen
van:
Mr. J. W. Grocsbeek,
Rijksarchivaris in de provincie
Noordholland.
hun emancipatie en op grond daarvan een
strijdbaar karakter hadden, was hun be
weging cultureel belangrijk. Nu het doel in
principe bereikt is, verdwijnen mét het
strijdelement ook het idealisme en de offer
vaardigheid en worden de arbeidersvereni
gingen in de ogen der andere bevolkings
groepen eenvoudig een milieu van de laag
ste stand, waarmee dus eigenlijk een deel
der emancipatie weer ongedaan is ge
maakt."
Passieve notabelen
Ook de „betere standen" komen er in
het rapport niet zonder kleerscheuren af
„Het functieverlies van het culturele ver
enigingsleven op de dorpen betreft ook de
notabelen. Deze spreiden een toenemende
neiging tot individueel en passief kunst
genot ten toon en hebben daarbij soms de
neiging, het regionale centrum over te
slaan en rechtstreeks op het grotere een
trum Amsterdam te trekken. Als voorbeeld
van houding en levensstijl hebben zij hun
betekenis goeddeels verloren, omdat zij
zich feitelijk onttrekken aan hun verplich
tingen als leidinggevende élite in het plaat
selijke en regionale gemeenschapsleven.
De overige bevolkingsgroepen laten zich
sinds hun emancipatie ook geen bevoogding
meer welgevallen, doch het leidinggevende
element in het culturele leven is daardoor
wel noodlottig verzwakt: de samenhangen
de eenheid is verdrongen door een hete
rogene veelheid."
Concluderend zegt het rapport tenslotte
„Men kan dus veilig stellen, dat de voort
gaande sociale scheiding nog in volle gang
is, en dat de daarmee samenhangende ver
brokkeling vooral in de kleinere woonker
nen het culturele leven op een zware proef
stelt. Daarmee ontvalt een pijler aan het
regionale bewustzijn en het is tekenend, dat
de regionale centra ten deze hun culturele
taak niet verstaan: ja, veeleer geneigd zijn,
het regionale dialect en de folklore met
steedse hoovaardij te bejegenen. Tekenend
is voorts de verschuiving in de belangstel
ling van actieve cultuurbeoefening naar
Vrouw in Noordhollands kostmtm.
Tekening van Rembrandt (Teyler's
Stichting Haarlem).
passieve cultuurgenieting. De karakteristie
ke regionale cultuur wordt meer en meer
verdrongen door een vervlakkende stads
cultuur."
In dit licht bezien, wordt het onvermoeid
werken van de Culturele Raad Noordhol
land begrijpelijk én noodzakelijk. Hiermee
wil uiteraard niet gezegd zijn, dat de cul
tuur geheel uit deze regionale elementen
bestaat. Maar de miskenning ervan is wel
symptomatisch.
Toch is het verwonderlijk dat er, ondanks
al deze tendenties, in diverse Noordhol
landse regionale centra nog zulk een
rapport van het Prins Bernhardfonds over
bloeiende actieve cultuurbeoefening be
staat. Haarlem, dat bovendien nog de zuig
kracht van Amsterdam moet weerstaan, is
daar een kenmerkend voorbeeld van. Zo
lezen wij in het genoemde rapport, dat de
Spaarnestad, ongeacht de zangkoren van
kerkgenootschappen, toneelclubjes van
buurtverenigingen en een parochiale har
monie, thans de volgende indrukwekkende
lijst van dillettantenorganisaties omvat:
zestien zangverenigingen, drie muziekver
enigingen, acht toneelensembles en drie
hobbyclubs. „De zang" telde in totaal 1289
werkende leden, waarvan tachtig uit om
liggende kleinere gemeenten; de muziek
verenigingen 127 leden, de toneelgezel
schappen 196 en de hobbyclubs voor schil
deren en fotograferen 133. Het gemiddelde
percentage „buitenleden" bedroeg zes,voor
namelijk afkomstig uit IJmuiden, Sant
poort en Zandvoort. Hierbij wordt opge
merkt dat die weinige buitenleden over
het algemeen veel trouwer en actiever zijn
dan de steedse lidmaten een verschijnsel
dat overigens ook in de andere regionale
centra als Zaandam, Alkmaar en Purmer-
end geconstateerd kon worden.
„Haarlem", zo zegt het rapport verder,
„is een specialiteit in mannenkoren. De
leden hiervan komen voor het merendeel
uit middenstands- of arbeiderskringen. In
tellectuelen zingen niet meer, tenzij dan
ouder gewoonte in protestants-christelijke
kringen. Het is alleen de oratoriumvererii-
ging die nog enkele notabelen trekt."
Maar ook hier weer: verdringing, of zo
men wil discriminatie van het plattelands
element. „Van de 131 bestuursleden zijn er
95 in Haarlem geboren, 25 in andere grote
steden en slechts 11 van het platteland,
doch niet één uit het rayon der „buiten
leden"! Toch is er van een verschil in men
taliteit en gedrag tussen de Haarlemmers
en de buitenleden niets te merken; het
rayon is daarvoor te zeer verstedelijkt.
Maar de agrarische resten zijn dermate in
de minderheid dat zij zich enigermate in
een isolement terugtrekken. Zij voelen zich
in het ietwat stijve Haarlemse verenigings
leven niet thuis
Vrouwenmeerderheid
Ongeveer eenzelfde beeld vormen de
twee culturele ontwikkelingsverenigingen,
die Haarlem rijk is, de Volksunivérsiteit
met niet minder dan 3062 leden en het
Instituut voor Arbeidersontwikkeling
(Haarlemse afdeling 1061 leden). In de V.U.
zijn de vrouwelijke leden zowel bij de
taalcursussen als bij het lezingenbezoek in
de meerderheid, terwijl de jeugd speciaal
belangstelling heeft voor vrije expressie
en moderne talen. Ook onder de I.v.A.O.
leden overweegt het zwakke geslacht, maar
het toont zich hier niet actiever dan het
mannelijke element. Een tekenende con
clusie tot slot: „Hier is men veelal alleen
lid om toegang tot de zogenaamde Natuur
vriendenhuizen te krijgen.
NOORDHOLLAND, een van onze jong
ste provincies, is geboren tegelijk met
haar tweelingzuster Zuid-Holland uit de
verdeling van de gehele provincie Holland
bij gelegenheid van de grondwetswijziging
in 1840. Die grondwetsherziening wordt
door de historici als onbelangrijk be
schouwd. Hoeveel gewichtiger waren de
wijzigingen van 1848! Toch ziet men over
het hoofd, dat er in 1840 een felle strijd is
gevoerd o er het probleem. „Holland". De
dagenlange uitvoerige debatten waarbij
tientallen leden zoivel van de oude Tweede
Kamer als van de dubbele Kamer, die uit
eindelijk de zaak had te beslissen, het
ivoord voerden, vormen ook nu nog in
teressante lectuur.
REEDS tijdens de eerste zitting in juni
1840, aldus memoreert het tijdschrift
„Noordholland", hebben meer dan twintig
Kamerleden zich min of meer fel uitgelaten.
Eerste spreker en voorstander van de split
sing was mr. v. d. Poll, oud-burgemeester
van Amsterdam. Zijn argumenten zijn sterk.
In feite acht hij de splitsing al voltrokken.
Er bestaan immers reeds twee colleges van
Gedeputeerde Staten, een voor Zuid-Hol
land en een voor Noordholland. Bovendien
zijn er twee gouverneurs (Commissarissen
der Koningin), gescheiden administraties
en verschillende belastingen. Slechts een
paar dagen per jaar plegen de Staten van
Holland gezamenlijk te vergaderen ter ver
kiezing van de leden der Tweede Kamer.
En zelfs dan wordt er met grote nauw
gezetheid naar gestreefd, het evenwicht
tussen beide delen te handhaven! De een
heid van Holland is dus slechts een hersen
schim.
Een tweede argument is: door de split
sing zal Noordholland een eigen gerechts
hof kunnen krijgen. Eerder was dit niet
mogelijk, omdat er volgens de grondwet in
elke provincie niet meer dan één gerechts
hof mag zijn.
Van de Poll meent, dat iedere ingezetene
van Noordholland met dankbaarheid het
scheidingsvoorstel zou moeten aanvaarden.
Koning en regering ontvangen echter vele
verzoekschriften die de splitsing als hoogst
nadelig doen voorkomen. Vooral in het
oude West-Friesland leeft vrees voor de
invloed, die Amsterdam bij splitsing op de
rest der provincie zal gaan uitoefenen. Dit
blijkt ook uit de Westfriese wens, dat Am
sterdam bij een onverhoopte splitsing niet
meer dan een vierde deel van de zetels in
de Provinciale Staten zal krijgen. Van de
Poll ageert daar fel tegen: Amsterdam
heeft 200.000 zielen bijna de helft van
alle inwoners van Noordholland en dus
moet zij zeker de helft van het zeteltal
krijgen. De Amsterdammers wensen niet
..als iloten (horigen) te worden behandeld
en buiten de wet gesteld."
DE TWEEDE spreker, jhr. mr. Pieter van
Akerlaken, burgemeester van Hoorn, acht
het onnodig terwille van een gerechtshof
tot splitsing over te gaan. Daarvoor is een
gewone wet, of desnoods een eenvoudige
grondwetsherziening, voldoende. „De slo
pende hand te slaan aan een gebouw, dat
de eeuwen heeft getrotseerd om uit de af
braak kleinere en zwakkere gebouwen op
te trekken, levert voor hen, die zich in het
reuzenwerk der vaderen verlustigt, een
bedroevend schouwspel op", zegt Van
Akerlaken. Maar dan begaat hij een tac
tische fout .Hij vraagt of de splitsing geen
verwijdering tussen de delen zal brengen,
zodat deze elkaar binnen weinige jaren
bezien zullen zoals nu de Geldersman de
Noordbrabander en omgekeerd. Dadelijk
staat een der Noordbrabantse Kamerleden
op en geeft demonstratief een vriendelijke
handdruk aan een vertegenwoordiger uit
Gelderland: „Dit zij genoeg om den ge-
agten spreker uit Hoorn van zijn dwaling
te overtuigen.
DE ARGUMENTEN van de tegenstanders
zijn ten dele van historische aard, deels
onweegbare gevoelsargumenten. De histo
rische protesten staan niet bijzonder sterk,
omdat de oude republikeinse provincie
Holland feitelijk een kleine gefedereerde
staat was van Holland en West-Friesland
met elk een eigen collége van gecommit
teerden (gedeputeerden).
Voorts bleek ter zitting van de Tweede
Kamer, dat de leden die door de Staten
van Holland waren afgevaardigd, zeer ver
deeld waren in deze kwestie. De Staten
van Holland waren trouwens ook niet voor
af gehoord en dit verzuim werd met ge
zochte grondwettige argumenten verdedigd.
Gelukkig was het niet de regering geweest,
die in eerste instantie het voorstel tot split
sing had geopperd, anders zou zij terecht
verdacht hebben kunnen worden van een
verdeel- en heers-politiek. Het was een
voorstel dat aanvankelijk alleen in de af
delingen der Kamer opkwam. Slechts uit
de rede van het Tweede-Kamerlid Schoo-
neveld bij de behandeling in de „dubbele"
kamer dus in laatste instantie valt op
te maken, waar het idee tot splitsing ge
boren werd. Het was afkomstig van
Amsterdam en de andere provincies heb
ben het gesteund omdat ze liever aparte
afgevaardigden uit twee provincies Holland
tegenover zich hadden, dan die uit één
grote provincie als geheel!
HOE dan ook, de regering nam de sug
gestie over en deed haar in het voorstel tot
grondwetswijziging opnemen. En wel zo,
dat verschillende zaken in dit wetsvoorstel
aan elkaar gekoppeld werden, onder andere
betreffende de toekomstige status van Lim
burg. Deze koppeling van voorstellen is het
geweest, die de tegenstanders tenslotte
kansloos heeft gemaakt. In wezen zijn de
beweringen der tegenstanders niet weer
legd; maar de meerderheid der voorstan
ders in de Kamer schijnt van het begin af
aan te hebben vastgestaan.
De slotbehandeling, die plaats heeft in de
dubbele Kamer, brengt enkele verrassin
gen. Van Akerlaken, een vurig bestrijder
van de splitsing, legt het hoofd in de schoot
en stemt uiteindelijk voor. Met hem is een
aantal tegenstanders óm gegaan. Daardoor
wordt de tegenstand doelloos. En zo wordt
dan het eindresultaat dat zich 84 Kamer
leden voor, en 42 tegen het wetsontwerp
verklaren. Daarmee was het lot van Hol
land-als-eenheid beslecht.
IEDER onzer is nu vertrouwd met de
ingeburgerde provinciale indeling. Toch
blijft er een aantal vragen bestaan, die een
nader onderzoek waard zijn. Bijvoorbeeld:
hoe heeft zich binnen beide provincies de
verhouding tussen steden en platteland
verder ontwikkeld? Merkwaardig is in dit
verband, hoe voor enkele jaren door minis
ter Beel en prof. Oud de mogelijkheid werd
geopperd, de grote steden een eigen status
te geven merkwaardig omdat tijdens de
zitting van de dubbele Kamer in 1840 door
het lid Copes van Cattenburgh reeds een
soortgelijke oplossing werd voorgesteld.
Zijn visie was: Maak van Amsterdam een
provincie op zichzelf, waarin de burge
meester de positie krijgt van gouverneur,
en de wethouders een positie, vergelijkbaar
met die van Gedeputeerde Staten. Het feit
dat deze en andere vragen nog niet aan
actualiteit hebben ingeboet, bevestigt, hoe
het de moeite waard is, zich in de geschie
denis van ons gewest te verdiepen.