TWEE VERZAMELINGEN ONGEKENDE INVASIE VAN KLEINE RIETCANZEN IN FRIES VOGELDORADO Wekelijks toegevoegd actn alle edities van Haarlems DaghladfOprechte Haarlemsche Courant en ljmuider Courant WÊÊml&SÊê ECHT FAMILIEVERBAND DULDT GEEN INDRINGERS Anti-wijnactie in Frankrijk Mechels Miniatuurtheater komt naar Den Haag NA MYSTERIEUZE VLUCHT VAN SPITSBERGEN EEN VAN DE MEEST FASCINEREN DE verschijnselen in de vogelwereld is de trek. Elke herfst en lente heb ben er grote verschuivingen plaats tussen de broedgebieden en de winterverblijfplaatsen. Tot de vo gels die elke winter uit het hoge noorden naar deze streken komen, behoren ook verschillende soorten ganzen. In Nederland overwinte ren er jaarlijks vele duizenden. Het is spectaculair wild, niet in de laat ste plaats omdat ze vaaK in zeer grote troepen optreden. Friesland is een ideale verblijfplaats voor ganzen. Daar zijn nog uitgestrekte graslanden, die in de winter door mens en vee verlaten zijn. Deze barre oorden zoeken de ganzen op om er te grazen, dikwijls met dui zenden tegelijk, 's Avonds trekken ze naar het water om er de nacht door te brengen. Daar voelen de schuwe dieren zich veiliger omdat ze in de duisternis eventueel nade rend gevaar op het land niet goed kunnen zien. Bij het aanbreken van de dag vliegen ze weer terug, soms grote afstanden afleggend. Tot de soorten ganzen die hier de winter komen doorbrengen be hoort ook dat van de kleine riet gans. Het is niet de talrijkst voor komende soort, maar wel een van de meest interessante. Hun broed gebieden zijn betrekkelijk be grensd; deze liggen in IJsland, Oost-Groenland en Spitsbergen. Uit het ringonderzoek is gebleken dat de kleine rieiganzen uit Spits bergen 's winters naar de Duitse Bocht en Friesland trekken. De Groenlandse en IJslandse ganzen gaan in hoofdzaak naar Engeland en Schotland. In Engeland zoeken de kleine rietganzen voornamelijk hun voedsel op akkers, zoals stop pelvelden, aardappellanden en dergelijke. In Duitsland en Neder land fourageren ze hoofdzakelijk op graslanden. Hun aantal schijnt de laatste jaren toe te nemen, ook in ons land. Tot voor kort spraken ervaren vogelkenners nog van een buitenkansje als de kleine rietgans werd waargenomen. In Zuidwest- Friesland werd er de laatste jaren elke winter een aantal van slechts 20003000 gesignaleerd. Maar de afgelopen winter verschenen er plotseling veel meer, door tot nu onbekende oorzaak. In december zijn we naar de gebieden getogen v/aar we de kleine rietganzen kon den verwachten, gezien de waar nemingen van voorgaande jaren en de traditie, die bij ganzen een zeer grote rol speelt. Bij helder weer kan men met de kijker het vlakke land tot zeer ver afzoeken en ook het aeroep is bij rustig weer tot ver hoorbaar. Het opsporen is, als men enige ervaring heeft en het weer qunstig is, niet zo moeilijk, maar het benaderen van de ganzen is in de meeste gevallen onmogelijk. WE KOMEN 's mor gens te laat in het ge bied om nog iets van de ochtendtrek te zien en we moeten de gan zen in hun voedselge- bied opsporen. Het weer is betrokken, regenachtig en mistig. Hierdoor is de kans groot dat de ganzen in de buurt van de slaap plaatsen zijn gaan fou rageren in aaneenge sloten troepen. Bij helder weer trekken ze meestal veel verder het land in en splitsen zich ook in verschei dene afdelingen, wat het natuurlijk zeer moeilijk maakt een indruk te krijgen van het totale aantal. We hebben igeluk. Van ver horen we al het typi sche geroep van de kleine rietgans, een drie-iettergrepig KJak- jakjak. Er moeten er zo te horen zeer veel bijeen zijn op de uit gestrekte graslanden buiten de oude zeedijk aan de Friese west kust. We gluren voor zichtig over de dijk en wat we te zien krijgen overtreft de stoutste verwachtingen. Her grasland is letterlijk grijs van de ganzen, zover we het in het mistige weer kunnen zien. De staalgrijze ruggen en de zeer donkere koppen en bij nauwkeurige observering ook de rose poten en de kleine, zwart met rose snavels, sluiten elke verwarring met andere soorten uit. De naam kleine rietgans is enigszins misleidend. Hun grootte is niet zoveel geringer dan die van de gewone rietgans; alleen de snavel is veel kleiner. Nog nooit zagen we zoveel exemplaren van deze soort bijeen. De uiterste voorzichtigheid is nu geboden, want de dichtstbijzijnde vogels hebben ons opgemerkt: met gestrekte halzen staan ze doodstil, klaar om bij de geringste toe neming van het gevaar op te springen. Daar gaan ze al. Het is verwonderlijk hoe snel de ganzen kunnen opvliegen. In een oogwenk zijn ze allen in de lucht, één grote wolk, duizenden en duizenden. Het snorren van al die vleugels veroorzaakt een geluid als van een hevige windstoot en onmiddellijk erna breekt een oorverdovend lawaai los. Aanvankelijk lijkt het of de ganzen in één krioelende troep dooreen vliegen. Maar al heel gauw vormen zich georden de formaties. Ganzen leven namelijk nauwgezet in familieverband. Als de vogels volwassen zijn, kiezen ze zich een partner, die hun verdere leven bij hen blijft. De jongen blijven bij de ouders. Ganzen zijn pas na 2 of 3 jaar volwassen, waardoor dus een volledige familie kan bestaan uit de ouders met de jongen van 2 of 3 achtereenvolgende jaren. Ondanks het feit dat er 's winters zoveel bijeen zijn, worden in elke familie afzonderlijk geen indringers geduld, wat voortdurend aan leiding geeft tot heftig gekrakeel. De leden van een familie herkennen elkaar onmid dellijk uit honderden soortgenoten. Een afgedwaalde gans kan men soms langdurig zien rondvliegen, voortdurend roepend, om zijn familieleden terug te vinden. Vindt hij hen niet, dan zal hij zich zo mogelijk bij andere ganzen aansluiten, desnoods van een andere soort. Een vereenzaamde gans is ten dode gedoemd, want hij be staat bij de gratie van de kudde. DE KLEINE RIETGANZEN vallen ge lukkig spoedig weer in. Ondertussen heb ben we door herhaalde schattingen een In strakke familie-formaties gaan ze op de wieken. indruk gekregen van het totale aantal. Er moeten er zeker 7000 tot 8000 zijn. Er be vindt zich ook een klein aantal brandgan- zen bij, een opvallende zwart-witte, kleine ganzesoort, die 's winters in grote aantal len te zien is in het noorden van Friesland, bij de Lauwerszee. Tegen de avond gaan we naar de kust van het IJselmeer om iets van de slaaptrek van de ganzen ge waar te worden. We hoeven niet lang te wachten. In de schemer komen de eerste troepen over. Korte tijd later de grote massa. In de toenemende duisternis kun nen we nog juist zien, dat de ganzen allen op het water van het IJselmeer landen, achter de brede rietkragen aan de oever. Als stenen komen ze vaak uit de lucht vallen, zo gauw ze het water onder zich zien. Nog lang is er een geroep en gebab- be1 te horen, maar op het laatst wordt het rustiger. DE VOLGENDE MORGEN gaan we vóór zonsopgang naar dezelfde plaats terug. Het weer is nu volkomen veranderd. In de loop van de nacht is het geheel helder ge worden en de volle maan staat aan de hemel. Bij de kust aangekomen horen we meteen ganzen in de lucht. Merkwaardig genoeg komen ze echter uit het land aan vliegen, troep na troep, die we in 't maan licht allen zien landen op het water. De enige verklaring voor dit onverwachte gedrag is, dat de ganzen in de loop van de nacht, toen het weer opklaarde en de maan opkwam, het land ingetrokken zijn om te fourageren en nu in de ochtend- schemer om te rusten opnieuw het wa ter opzoeken. Voorzichtig kruipen we door de rietvelden tot waar het water begint. In het licht van de opkomende zon zien we nu dichtopeengepakte rijen ganzen staan in het ondiepe water. Er is een voortdurend gekakel en gesnater te horen, een zacht en gezellig geluid. De meeste vogels staan met de kop in de veren, op één poot te slapen. Maar steeds ook zijn er dieren die met gestrekte hals nauwkeu rig de omgeving afspeuren. EEN VOGELDORADO is het hier; op de zandplaten en in het ondiepe water verblijven vele andere soorten, onder andere duizenden eenden, grote troepen wulpen en in de verte klinkt voortdurend het joelende geroep van de zwanen. Nog steeds komen er nieuwe troepen ganzen uit het land aan die zich bij hun soortge noten voegen. Er moeten er nu al meer dere duizenden bijeen zijn. Het wachten is op de verdere gedragingen van de vo gels. Na enige uren beginnen er troepjes van het water op te vliegen, eerst enkele tientallen tegelijk, die met een grote boog landinwaarts trekken. Spoedig volgen er meer. Steeds vliegen er nieuwe troepen op aan de windzijde van de grote massa en er ontstaat nu een ononderbroken trein van ganzen die allemaal langs feilloos precies dezelfde baan het land in vliegen. Boven het vlakke land vormen zich grote forma ties, V-voi-mige en lange linies; de heldere winterlucht is volgetekend met geometri sche fgiuren. De vrij grote hoogte en strakke formaties, waarin de ganzen vlie gen doen vermoeden, dat ze nu verder van de slaapplaats zullen wegtrekken om ce fourageren. We krijgen een kans vrij nauwkeurig het totale aantal te schatten. Als alle ganzen van het water verdwenen zijn en we de cijfers optellen komen we op meer dan 7500. Sneeuwval bemoeilijkt het voedselzoe- ken van de ganzen, maar de winter moei toch wel erg streng worden voordat ze tij delijk gaan uitwijken naar nog zuidelijker gelegen gebieden. Vooral als het water dichtgevroren raakt, ontstaan er zoge naamde wintervluchten; een verschijnsel dat bij andere vogels ook is waar te ne men, bijvoorbeeld bij de kieviten. In zo'n strenge wintertijd heeft men wel de kans ook over de omgeving van Haarlem gan- zenvluchten te zien overtrekken. Ze vlie gen dan meest hoog, haastig, in V-vormige formaties. In de voorlaatste winter kon men enkele dagen lang hier grote koppels ganzen zien overgaan, dag en nacht door trekkend om ijs en sneeuw te ontvluchten. De sneeuwperiode die de afgelopen winter vooral het noorden van het land bedekte onder een dikke sneeuwlaag, heeft de kleine riefganzen, voorzover was na te gaan, niet zuidelijker doen trekkenHet water van hun rust- en slaapplaatsen in het IJselmeer was ook niet of nauwelijks bevroren. Men kon ze in de besneeuwde landen zien, met snavel en kop diep in de sneeuw wroetend om het gras te bemach tigen. OP DIT OGENBLIK zijn de ganzen hun reis naar het noorden, naar Spitsbergen, begonnen. Merkwaardigerwijs bestaan er geen waarnemingen, waaruit de route die de vogels volgen, is op te maken. Van hun vlucht uit Spitsbergen naar ons land, om streeks eind augustus, ontbreekt tot hun aankomst in Denemarken en de Duitse Bocht elk spoor. En ook van de terugtrek in het voorjaar is na Denemarken vrijwel niets meer bekend. Hoewel er geen enkel bewijs voor is, bestaat de mogelijkheid dat de kleine rietganzen in één grote vlucht van Denemarken naar Spitsbergen trek ken; een afstand van om en nabij 2500 km. Dat ganzen hiertoe in staat zijn, blijkt uit een voorbeeld in Noord-.Amerika, waar sneeuwganzen in één keer de afstand af leggen van de Hudsonbaai in het noorden naar de Golf van Mexico in het zuiden; deze ganzen trekken op een hoogte van ongeveer 1500 m. in zeer grote troepen, over een afstand van meer dan 3000 km. In de tweede helft van mei komen de kleine rietganzen op de broedplaatsen aan. Sommige jaren is het weer daar te slecht en zijn er te weinig sneeuwvrije plaatsen, zodat in zulke jaren de vogels nauwelijks tot broeden kunnen komen en er bijna geen jongen worden grootgebracht. Er is weinig tijd: eind augustus moet de reis naar het zuiden opnieuw beginnen en dan moeten de jongen goed kunnen vliegen. j PARIJS (UPI) De afgevaardigde Poudevigne uit de wijnstreek van Zuid- Frankrijk heeft in de Nationale Vergade ring geprotesteerd tegen de distributie on der schoolkinderen van vloeipapier waar op propagandaleuzen tegen het gebruik van wijn zijn afgedrukt. Distributie van het vloeipapier maakte deel uit van een campagne tegen alcoho lisme. Poudevigne stelde de regering drie schriftelijke vragen: 1. Welke maatrege len denkt de regering te nemen tegen de distributie op scholen van vloeipapier, waarmee propaganda tegen de wijn wordt gevoerd? 2. Zou de regering niet in over weging nemen dat deze anti-wijn propa ganda beschouwd kan worden als com merciële propaganda voor andere dran ken dan wijn? 3. Betekent het feit, dat de ze propaganda op de scholen wordt getole reerd dat de regering wijn als een ge vaarlijke drank beschouwd? Volgens Poudevigne heeft de verspreiding van het vloeipapier onder de schoolkin deren in het zuiden des lands „de veront waardiging gewekt van de gezinnen en schoolkinderen, die in dat gebied bijna uit sluitend van het produkt van de wijngaar den leven". In onze kroniek der Angelsaksische litteratuur worden ditmaal besproken „Nabokov's dozen" door Wladimir Nabokov, uitge geven bij Heinemann, Londen; en „International Litterary Annual", ed. by John Wain (J. Calder, Londen). VLADIMIR NABOKOV, een Rus van het „ancien régime" die een tijd lang in Frankrijk gewoond heeft en nu in Ame rika gevestigd is, heeft de laatste jaren naam gemaakt ook bij mensen die zijn werk nooit gelezen hebben. Dat is de wa re roem, te danken in dit geval aan de aar zeling van de Engelse uitgever die de rech ten heeft van zijn roman „Lolita". De uit gever aarzelt met de publikatie, uit vrees dat het boek voor obsceen zal worden uit gemaakt (het is het verhaal van de liefde van een man van middelbare leeftijd voor een veel te jong'meisjn; het wordt in Ame rika al sinds jaren rustig verkocht). In tussen kunnen degenen die er geen Ameri kaanse editie van weten te vinden zich onledig houden met „Nabokov's Dozen", een verzameling van dertien verhalen in het Nederlands zou het een teken van vooi beeldige bescheidenheid zijn om daar het woord dozijn voor te gebruiken, maar in het Engels is het alleen een variatie op de term „baker's dozen" of „devil's dozen", wat vanouds dertien betekent. Wie de auteur kent uit zijn romans over Sebastian Knight and Pnin vindt hem hier in vertrouwde gedaante terug, zo intelli gent, nostalgisch en ironisch als ooit. Zijn verteltrant is niet van de soort die wel „doorvoeld" genoemd wordt. Nabokov heeft ovei-al doorhééngevoeld, zou men beter kunnen zeggen, en staat nu aan de ar.dere kant met enkele herinneringen. Men is niet voor zijn plezier emigrant, zeker niet als men Rus is. Vele van deze verhalen zijn min of meer autobiografisch met Russische personages; de lezer raakt er zozeer aan gewend in de vertellende ik een duplicaat van de auteur te onder scheiden, dat hij zich bij het verhaal dat door een helft van een Siamese tweeling verleid wordt, met geweld over het gevoel heen moet zetten dat ook dit een stuk van Nebokovs biografie is. Geen wonder overigens, dat Nabokov zich voor een Siamese tweeling interes seert. Hij heeft altijd plezier gehad in gro teske verschijnselen en verhoudingen, als uitdagingen aan het gewone leven. Zijn boek over Lolita legt daar ook getuigenis van af, even goed als de twee verhalen in dit dozijn over relaties met vrouwen op een meer verantwoordelijke leeftijd. Alles gaat altijd mis, als het niet al bij voorbaat mis is, maar waarom zou men zich daarover beklagen als men weet dat het ware leven in het verleden in Rusland ligt? In geen geval is het leven toch ooit eer stof om bepaald in te happen. Nabo- kovs verhalen zijn niet van het genre dat ons voortjaagt naar de volgende zin ter wijl wij nog met de vorige bezig zijn. Iede re zin is er om met aandacht gelezen te worden, omdat wij het willen of omdat wij het moeten, vanwege de raffinementen in het nooit helemaal vanzelfsprekende Engels. Een kleine zwerm muggen „is be zig de lucht boven een mimosastruik te verstellen"; een vriendinnetje van de auteur in zijn kindertijd loopt weg door een park in Parijs: „de bladeren zijn in mijn herinnering vermengd met het leer van haar schoenen en handschoenen, en ik herinner me ook een detail van haar kle ding (misschien het lint op haar Schotse muts, of haar kousen) dat me deed den ken aan de kleurige spiraal in een glazen knikker" (de beelden van Nabokov kun nen vaak zonder meer in de bioscoop te recht, en soms vertelt hij ze ook alsof zijn geheugen een camera was); en in het laat ste verhaal „Lance", waar de auteur uit ergernis over de „science fiction" zijn eigen gedachten op de ruimtevaart los laat, ondervindt de hoofdpersoon als hij op een andere planeet gearriveerd is: „Diep in het menselijk bewustzijn is de gedachte van sterven synoniem met die van het verlaten van de aarde... een man die op een andere planeet aankomt heeft geen middel om zichzelf te overtui gen dat hij niet dood is..." Als een toon beeld van litteraire intelligentie is het werk van Nabokov altijd het lezen waard. HET ANDERE WERK van korte stuk ken dat hier even ter sprake kan komen is van geheel verschillende orde. Het eer ste litteraire jaarboek van de uitgeverij Calder (die verscheidene van zulke jaar boeken over de kunsten uitgeeft) is het soort boek dat er altijd van buiten hoger georganiseerd uitziet dan van binnen. De geschiedenis van een jaar wereldlittera tuur en John Wain verzekert dat hij het begrip „wereld" zo letterlijk mogelijk wil opvatten is niet op een aannemelijke manier te beschrijven, en wat er dan ook van terechtkomt is eenvoudig een collec tie essays, min of meer in verband met het thema van de titel. Een mooie illustra tie van de moeilijkheid van het litteraire overzicht-schrijven wordt gegeven door twee artikelen over poëzie: dat over de Amerikaanse door Carolyn Kizer, die met gemoedelijke grapjes wat orde in haar on afzienbare materiaal schept, en er dan zoveel mogelijk van vertelt, en dat over de Engelse door A. Alvarez, die begint met aan te kondigen dat hij niet in overzichten gelooft, en vervolgens alleen twee jonge dichters bespreekt die hem representatief lijken. Het Amerikaanse stuk is lang niet slecht, maar tenslotte voornamelijk een demonstratie door de schrijfster voor ken ners van de moderne Amerikaanse poë zie, hoe kort zij de voornaamste dingen wel zeggen kan, en voor de lezer alleen iets om misschien nog eens na te slaan; dat van Alvarez daarentegen is verhelde rend en animerend. De beste stukken zijn de minst volledige, over beperkte onder werpen: dat van Robert Conquest over het engagement van de schrijver, dat van W. J. Harvey over dé „angry young men" (van wie hij er ook maar twee tot voor beeld neemt). Al met al is dit wel een aar dige uitgave geworden, met als admini stratieve rubriek alleen een lijst van nieu we Engelse en Amerikaanse boeken; maai de theaterkunsten, die echte „gebeurte nissen" kennen, lenen zich beter voor zo'n behandeling. S. Af. Op woensdag 22 april zal het Mechels Miniatuurtheater optreden in Pulchri Stu dio in Den Haag. Het zal de eerste keer zijn dat dit toneelgezelschap in ons land komt. Opgevoerd zal worden „Look back in anger" van John Osborne. De regie is in handen van Luc Philips, acteur-regisseur aan de Koninklijke Nederlandse Schouw burg, leraar aan de afdeling voordracht kunst van het conservatorium in Meche- len en oprichter van het Mechels Minia tuurtheater. Het onlangs voor het publiek open gestelde landgoed Elswout staat thans in lentebloei. De Bentveldse tekenaar Theo Groeneveld maakte er deze schets. Vanmiddag wordt een tentoon stelling over Elswout in huize Bloemen- heuvel, Bloemendaalseweg 158, ge opend, waar aquarellen en prenten, foto's en andere stukken, die op Els wout betrekking hebben, uit het familiebezit van de Erven Van Vliet en uit het Bloemendaals gemeentearchief te zien zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 15