iyl SPIONAGE OP DE VELUWE! Economie, maar niet voor iedereen Venetiaanse zeventiende-eeuzvse schilders uit kunsthistorisch niemandsland opgediept Erbij s Haarlemse scholieren ontdekten: Irving Johnson liet in Amsterdam nieuw jacht houwen ZATERDAG 29 AUGUSTUS 1959 PAGINA TWEE p (Van onze correspondent in Rome) VENETIË IS BIJ UITNEMENDHEID een stad van schilders. Vijf eeuwen lang heeft vrijwel onafgebroken deze stad grote meesters voortgebracht, die in hoge mate de schilderkunst niet alleen in de rest van Italië, maar in vrijwel gans Europa hebben beïnvloed. Een ieder kent althans de namen van Giovanni Bellini, Girgione, Titiaan, Paolo Veronese en Tintoretto. Maar dan? Ja dan volgt er, zo leest men in alle boeken over kunstgeschiedenis, een inzinking, die ruim een eeuw heeft geduurd, en daarop komt ineens een nieuwe schitterende bloei met de Tiepolo's, vader en zoon, met Canalletto, Francesco Guardi, Pietro en Alessandro Longhi, Piazzetta en tal van andere achttiende- eeuwse meesters. Vijftig, zestig jaar geleden werden zulke redeneringen zonder meer aangenomen, thans niet meer. De huidige kunsthistoricus weet dat een zo belangrijke groep schilders als die welke Venetië in de achttiende eeuw heeft voortgebracht, niet „zo maai"" uit het niets opkomt, maar dat DE RESULTATEN van die onderzoekingen worden duide lijk aan wie de grote tentoon stelling bezoekt, die tot 25 ok tober duurt in het Palazzo Pesaro te Venetië, een ten toonstelling gewijd aan de Venetiaanse schilderkunst der zeventiende eeuw. Uit het voorgaande zal reeds duidelijk zijn, dat men niet alleen gezien de invloeden van bui tenaf werk van Venetianen te zien krijgt. Schilders als de Duitser Adam Elsheimer, de in Nederland gevormde Olden- burger Jan Liss, de Romein Domenico Fetti, de Genuees Bernardo Strozzi op hun beurt beïnvloed door Rubens en door Aertszen, zoals Fetti de invloed van Caravaggio had ondergaan die vreem delingen hebben ongetwijfeld het meest bijgedragen tot de vernieuwing van de kunst te Venetië, die na een periode van maniërisme (Palma II Giovane, II Padovanino en dergelijke) zich ontwikkelt enerzijds in barokke geest en anderzijds de sporen volgt van Caravaggio's realisme. De belangrijkste Venetiaanse na volger van Caravaggio, Carlo Saraceni, ging al heel jong naar Rome waar hij in de omgeving van de onstuimige vernieuwer heeft geleefd; toen hij bijna twintig jaar later naar zijn vaderstad te rugkeerde, een schilder van betekenis, heeft hij er geen rechtstreekse invloed uit geoefend, daar hij twee weken na zijn terugkeer aan vlektyfus stierf. Maar Pietro Muttoni die, omdat hij bijzonder bekwaam was in het restaureren en ook in het navolgen van oude meesters de bijnaam kreeg „Delia Vecchia" (van het oude), heeft de werken van Saraceni ge kend en is in zijn altaarstukken een in directe navolger van Caravaggio. Hij ging in zijn jeugd ook met Fetti. Liss en Strozzi om en werd door hen beïnvloed. DEZE „VECCHIA" van wie een dozijn werken op de tentoonstelling te zien zijn, is stellig een der centrale figuren van de Venetiaanse zeventiende eeuw en typeert haar ook. In sommige van zijn werken immers doet hij aan Giorgione of Titiaan denken. In andere is hij verre van „ouder wets" en kondigt hij. zij het op een weinig aantrekkelijke manier, de nieuwe tijd aan. Zijn tijdgenoot Girolamo Forabosco (1604 1679) is een heel wat groter schilder. Hij onderging de invloed van Strozzi, maar ontwikkelde een palet met zulke fraaie doorschijnende kleuren, vooral in de grij zen en de gevarieerde tinten rose, dat ver scheidene van zijn werken lange tijd als „Velasquez" bekend stonden en ook nu nog zijn er schilderijen, die door sommigen aan Velasquez, door anderen aan Fora bosco worden toegeschreven. Een meester werk is zijn „Wonderbaarlijke uitredding", een soort immens „ex-voto" (het is een doek van 5.20 m bij 3.50 m), waarin men een groep personen ziet. mannen, vrouwen, kinderen, schippers, vissers die aan een schipbreuk zijn ontkomen. Het is niet alleen knap geschilderd wat de techniek aangaat, maar het is rijk aan psycholo gische trekjes, zodat het niet alleen aan Velasquez doet denken, maar zelfs aan de zoveel latere Goya. HET HEEFT GEEN ZIN hier verdere namen te geven van schilders, die tot nu toe zo weinig bekend zijn Volledigheids halve maken we nog melding van Sebas- tiano Mazzoni, in Florence geboren, maar reeds in zijn jeugd naar Venetië uitge weken. Hij is de meest dramatische, de meest bewogene van al deze schilders en daarmee degene die het meest in de rich ting van Guardi en Longhi wijst. Stellig zal deze tentoonstelling aanleiding geven tot heel wat gekibbel onder de kunst historici. Het gaat namelijk om een nog onbekend werelddeel, dat in kaart moet er voorlopers geweest moeten zijn. Het verschil tussen Tiepolo en Titiaan of Tintoretto is te groot om te kunnen volhouden, dat ze eenvoudig in eikaars verlengde liggen en dat Tiepolo uit Titiaan of Veronese zou voortkomen. Er is dus een overgang geweest en die overgang moet in de zeventiende eeuw worden gezocht en in Venetië zelf. Dat is, erg simpel uitgedrukt, het uitgangspunt geweest voor de studies van verscheiden kunsthistorici, in de eerste plaats Giuseppe Fiocco en inderdaad hebben zij het bewijs geleverd, na dertig, veertig jaar studie, dat die tot nu toe verwaarloosde Venetiaanse zeventiende eeuw wel degelijk werken van betekenis heeft voortgebracht en dat er, na een periode waarin men voortteerde op wat Titiaan en de an dere grote meesters van de hoog-Renaissance gevonden hadden, mede door invloeden van buitenaf, een nieuwe geest vaardig werd over de schilders van Venetië, die de grote kunst van de volgende eeuw hebben voorbereid. Het gevaar voor bos- en heidebranden is groot, doch de zomer levert zelf mogelijkheden tot afdoende bestrijding Francesco Maffei's „Dood van Milon uit Croton". worden gebracht: de Venetiaanse zeven tiende eeuw, de invloeden die Venetië in die tijd onderging en de invloeden die van de stad uitgingen. Wij zouden onze eind indruk als volgt willen typeren: tussen twee machtige bergketens, de zestiende en de achttiende eeuw strekt zich een be minnelijk heuvellandschap uit. Er zijn geen indrukwekkende toppen, maar hier en daar beklimt men toch een hoogte, die dan een verrassend vergezicht opent op veel verder streken dan men verwacht zou hebben. Men ziet Rome en Caravaggio, Spanje met El Greco en Velasquez, Genua met Strozzi, maar ook met diens grote leermeester Rubens en heel ver aan de kim schemeren Vlaanderen en vooral ook Holland. Harskamp op de Veluwe is een vredig dorp al davert de omgeving soms van het geschut van oefenende militairen. Het is ook nog niet door vakantiegangers over spoeld. Even buiten het dorp ligt 't Zand water, een ideaal kampeerterrein voor de jeugd. Het was op en rond dit stuk grond dat zich enige tijd geleden een gebeuren afspeelde, dat nogal enige beroering en spanning heeft gewekt. Een vijftigtal jon gens van de Prof Dr. Gunning school uit Haarlem, met enige onderwijzers daar een kampeerweek doorbrengend, zvas er te gen ivil en dank bij een „spionagezaak" betrokken. Naar wij vernemen moet het geval zich ongeveer als volgt hebben toe gedragen. Op een middag maakte een van de „meesters" met enkele jongens een bos wandeling. Een van de jongens, die even van de groep was afgedwaald, merkte bij een oude vervallen schuur een man op die zich nogal verdacht gedroeg. Telkens om zich heen spiedend haalde de man na lang aarzelen een enveloppe uit zijn zak en verborg deze tussen een paar stenen. Daar na maakte hij zich snel uit de voeten. De jongen haastte zich naar zijn kornuiten en HEEL VERIENSTEL1JK is het streven de wetenschap op verantwoorde wijze te populariseren, zodat brede lagen van de bevolking ermee in aanraking kunnen komen. Nu lenen natuurlijk lang niet alle wetenschappen zich daar in gelijke mate toe. Zo bewees bijvoorbeeld de tentoonstelling „Het Atoom" enige jaren geleden, dat de kernfysica niet in al haar geheimen aan een groot publiek dui delijk gemaakt kan worden. Evenmin is dit het geval met de aërodynamica, en met vele andere exacte en technische wetenschappen. Nu zijn er ook weinig mensen, die naar populaire uiteenzettingen in deze moeilijke materie verlangen, men wil ten hoogste iets weten over de ontdekkingen die er in deze takken van wetenschap gedaan worden, waarover men dan met lichte verbazing het. hoofd schudt, maar het zeker niet breekt. Ook komt het wel voor dat men, om bij voorbeeld te begrijpen hoe de automotor of de radio werkt, iets dieper op de samenhang der verschijnselen ingaat, maar dit zijn of enthousiaste jongelieden of ouderen, die zelf knutselen en repareren. De meeste mensen leggen zich er eenvoudig bij neer, dat ze over al die gecompliceerde zaken niets weten. ANDERS IS DAT ECHTER zodra het gesprek over maatschappelijke en politie ke zaken gaat, want dan is meestal ieder een erbij om de ene of de andere mening hoe ongefundeerd deze vaak ook feite lijk is kenbaar te maken. Het is een voornaam principe van de democratie, dat een ieder zijn mening kan uitdragen, maar dit grondrecht werd destijds met een ze ker optimisme afgekondigd. Men ging er vanuit, dat het individu als redelijk wezen in staat zou zijn met zijn gezond verstand de sociale vraagstukken te begrijpen en op te lossen. Omdat de mens, meende men vooral een verstandelijk wezen was, zou hij, vóór hij tot een oordeel kwam, eerst de nodige feiten verzamelen, deze objectief en critisch beschouwen en vervolgens zijn standpunt formuleren. Helaas bleek dit al les in vele gevallen een schone droom. Het individu reageert heel sterk emotioneel en het lijkt dichter bij de waarheid te zijn, dat de mens met zijn verstand aan zijn emotionele drijfkrachten vorm geeft, niet alleen in de liefde, maar ook in de poli tiek en vaak ook in het ogenschijnlijk zo rationeel werkende bedrijfsleven. Een an dere oorzaak er voor was, dat de maat schappij zo enorm veel gecompliceerder is geworden, dat zelfs hoogbegaafden met een brede ontwikkeling niet meer in staat zijn alle facetten te overzien, laat staan te beoordelen. OOK OP HET GEBIED van de sociale wetenschappen vindt een steeds verder voortgaande specialisatie en differentiatie plaats en helaas is het ook daar al zo ver, dat bijvoorbeeld de jurist soms de econoom niet meer begrijpt en omgekeerd. In deze wetenschappen lijkt popularisatie dus wel zeer gewenst, omdat iedereen zich in een democratische maatschappij met sociale kwesties moet en kan bezig houden en de meeste mensen in Neder land bijvoorbeeld doen dat gelukkig ook nog altijd in enigerlei vorm. Maar net als in de technische wetenschappen staat men thans ook in de sociale voor bij na onoverkomelijke problemen. Het pocketboek biedt een prachtkans om we tenschappelijke verhandelingen tegen een lage prijs bij een groot publiek te bren gen, maar dat lost nog niet alles op. Men kan namelijk in de sociale wetenschappen heel moeilijk populariseren zonder te ver tekenen de boeken van professor Bou- man zijn er prachtige voorbeelden van immers de wetenschap heeft tot taak de werkelijkheid te verklaren en daarin wetten op te sporen. De maatschappelij ke realiteit is uiterst gecompliceerd en men is alleen dan wetenschappelijk objectief, wanneer men alle factoren in het beeld opneemt, maar dan wordt dit zelf ook erg moeilijk. De speciale sociale wetenschap pen zoals economie, sociologie, sociale psychologie en andere zijn inmiddels ook alweer zo uitgedijd dat een populaire uit eenzetting en samenvatting op hun terrein noodzakelijk zeer onvolledig blijven moet. NU ZOU DIT NIET ERG ZIJN, als de ze onvolledigheid in haar volle betekenis aan iedereen duidelijk was, maar daaraan ontbreekt het, zelfs vaak onbewust bij de schrijvers, nog wel eens. Weglating van maatschappelijke verschijnselen of krach ten uit het schema, trekt het gehele beeld scheef en geeft dus een volkomen onjuis te voorstelling van de werkelijkheid, het geen uiteraard hoogst bedenkelijk is. Voor waarde voor ieder waarlijk wetenschap pelijk werken is objectiviteit, die in de sociale wetenschappen precies zo goed of slecht te betrachten valt als in de exacte. Maar juist bij de popularisatoren zien wij deze nauwgezetheid tegenover de volheid van de verschijnselen helaas nog wel eens ontbreken en misschien niet eens opzette lijk, want als zij proberen volledig te zijn door alle meningen en aspecten tot hun recht te laten komen dan heeft men meest al niet langer met een popularisatie te doen, maar met een echte wetenschappe lijke verhandeling in wat meer populaire taal, hetgeen zijn terminologische bezwa ren heeft, omdat allerlei moeilijke begrip pen nu vaak onzuiver worden. HIERAAN MOESTEN WIJ DENKEN, toen wij het zojuist in de bekende Aula serie van de uitgeverij Het Spectrum ver schenen pocketboek van prof. dr. J. Pen, „Moderne Economie", met als ondertitel „Wat bepaalt het nationale inkomen, de welvaart en de werkgelegenheid?" door namen. Prof. Pen, hoogleraar te Gronin gen, kan misschien met verschuldigde eerbied worden beschouwd als het en fant terrible van de Nederlandse econo mie. In 1953 verscheen er van zijn hand een rapport over het inkomen van de intellec tuelen, waarmee deze het zelf allerminst eens waren, thans poogt hij den volke kond te doen van een zeer moeilijk hoofdstuk uit de economie. Prof. Pen zegt in zijn voorwoord dat hij zijn boek heeft geschre ven voor de leek, ja voor de leek die alleen lagere school heeft gehad; maar dan over schat hij zijn publiek toch wel sterk. Juist omdat de hooggeleerde naar een vrij grote mate van volledigheid heeft ge streefd, wordt de verhandeling voor ve len zeer moeilijk. Eerst worden de klassieken behandeld en inderdaad, hier gaat alles goed, want de oude negentiende eeuwse economie was althans in haar grondprincipes niet erg in gewikkeld, min of meer overeenkomend met wat wel het vrije spel der maatschap pelijke krachten genoemd wordt. Dit is ook eigenlijk wat vele mensen in deze tijd nog uitsluitend van economie afweten. Een simpele wet van vraag en aanbod, de voordelen van produktie in het groot en de wet van de afnemende meeropbrengst zijn zo langzamerhend wel gemeengoed en gelden natuurlijk ook thans nog. DE MODERNE WERKELIJKHEID er mee verklaren kan men echter in de ver ste verte niet en prof. Pen richt zich dan ook voornamelijk tot degenen, die onte vreden zijn met de economische gang van zaken omdat de maatschappij zo ingewik keld is en die anderzijds niet op de hoog te zijn van de vooruitgang in de econo mische wetenschap en de gevolgen die zij heeft voor de economische politiek van overheid en bedrijfsleven. Met name gaat prof. Pen in op de theorie van Keynes en zijn volgelingen in de ruimste zin van het woord, waardoor veel van wat er thans ge beurt in Nederland zowel als elders, dui delijker wordt. Aan de hand van een zo genaamd „economisch model" worden ons de betekenis van de produktiecapaciteit, de afzet, de internationale handel, over heidsbudget, het geld en het loonpeil voor de economische kringloop getoond. Ten slotte poogt de auteur te overtuigen van het nut van economische stuurkunde, dat wil zeggen het richten van het nationale economische beleid op de bereiking van bepaalde doeleinden, bijvoorbeeld op de handhaving van volledige werkgelegen heid, een bepaald investeringspeil, de in voering van sociale voorzieningen etcete ra. Dat dit geen eenvoudig karwei is za een ieder na lezing van dit werk duide lijk zijn. Maar hoe loffelijk het pogen var de schrijver ook is, hij heeft ons er nie' van overtuigd dat over deze materie een voor iedere leek begrijpelijke verhande ling te schrijven. bracht verslag uit over wat hij had waar genomen. Ne enig beraad besloot men de enveloppe aan een nader onderzoek te onderwerpen. Deze bleek een brief te be vatten met mededelingen over waardevolle documenten. Het epistel was ondertekend met „P". Degene voor wie de brief bestemd was moest diezelfde avond om half elf in café De Harskamp komen. Daar zou de betaling plaatsvinden en de avond daarop zou op een andere plek in het bos een pakje worden afgegeven. „Een link zaakje, jongens", vond de onderwijzer. Hij en zijn leerlingen stonden in tweestrijd, de politie in de arm nemen of niet? Afgesproken werd dat twee jongens zich bij de schuur verdekt zouden opstellen en dat de rest naar het kamp zou terugkeren. Later ver telden de twee achterblijvers dat na on geveer een minuut of tien een auto bij de schuur stopte. Er stapte een man uit die omzichtig om zich heen keek en vervol gens tussen de stenen naar iets zocht. Hij vond de enveloppe, stapte weer in zijn wagen en reed weg. De twee jongens slaag den erin de auto in de gaten te houden en zagen tot hun niet geringe verbazing da-tr'de' bestuurder op het vakantieterrein parkeerde. Zij noteerden het autonummer en brachten zo snel ze konden verslag uit van hun bevindingen. Cafébezoek Die avond tegen half elf stapten een man en twee jongens café De Harskamp binnen en namen aan een tafeltje plaats. Klokslag half elf verscheen een nieuwe gast in wie de jongens de bestuurder van de auto herkenden. De man bestelde iets te drinken en keek meer dan eens op zijn horloge. Het was duidelijk dat hij iemand verwachtte. Na verscheidene minuten be trad een man het café. Hij keek even rond en nam aan het tafeltje van de autobe stuurder plaats. Op gedempte toon bespra ken beide mannen iets. Na enige tijd over handigde de man, die de enveloppe bij de oude schuur had gevonden, de ander een papier, waarna ze afrekenden en opstap ten. De drie „detectives" in de andere hoek van het café hadden alles heimelijk kun nen gadeslaan. In het kamp achtte men thans de tijd gekomen om de politie in deze verdachte affaire te mengen. Vreemd genoeg raakte deze allerminst in een alarmstemming! De jongens speurden onder leiding van hun onderwijzers verder. Hoewel de terrein beheerder weinig genegen was om inlich tingen over de „man met de auto" te ver strekken kwamen de jongens toch aan de weet dat „meneer" telkens in een andere wagen reed en ook meermalen in Duits land vertoefde. Bij een „toevallig" gesprek met de verdachte hoorden ze dat hij met een Amerikaans accent sprak. De volgende avond rapporteerden de jongens die voortdurend het doen en laten van de „vreemdeling" bespiedden dat hij in zijn auto naar een open plek in het bos reed, uitstapte en van iemand een pakje in ontvangst nam waarna hij ijlings weg reed. Proces-verbaal Opnieuw toog men naar de Harskampse politie, maar er was niemand aanwezig. De marechaussee waar men tenslotte te recht kwam wilde er meer over weten en maakte proces-verbaal op. Er werd een plan de campagne opgesteld om de onver- De vervallen schuur in het bos, waar omheen zich de Harskampse „spionage- nfiairp" heeft afaespeeld laten in de val te laten lopen. De jongens hadden het pakje dat hoogstwaarschijnlijk de belangrijke documenten bevatte en dat de autobestuurder aan de terreinhouder in bewaring had gegeven ook dat hadden de jongens ontdekt! in handen weten te krijgen. Het ging er nu om de „spion" te ontmaskeren. Die avond zouden de jon gens op het kampeerterrein als afscheid wat liedjes zingen en een paar spelletjes doen. De gehele kampbevolking met inbe grip van de „spion" was uitgenodigd. Het gehele terrein was door politie omsingeld en tussen de aanwezigen bevond zich poli tie in burger. Het slotnummer werd aangekondigd. De ontknoping naderde. Een van de jongens verscheen met het bewuste pakje in de hand ten tonele. „Hé, dat is van mij, geef hier dat pakje", riep de „spion" uit en hij sprong op om het de jongen uit de handen te rukken. Op dat ogenblik greep de politie in. De „spion" werd voor de keus gesteld óf mee naar het bureau te gaan óf het pakje ter plaatse open te maken. „Maak maar open, er zit niets bijzonders in", zei de man nors. Nadat het verpakkingspapier was verwijderd kwam een verzegelde en veloppe te voorschijn. De inhoud daarvan zou wel de oplossing van het raadsel ge ven. Dat was ook zo want op een velletje papier stond geschreven: „We hebben jullie lekker allemaal te pakken gehad". De meesters. (Van onze Amsterdamse redacteur) Irving Johnson, de Amerikaanse we reldreiziger, die bekend is geworden door zijn films en boeken, heeft zijn nieuwe zeiljacht het derde met de naam „Yankee mystic" laten bouwen bij de nog zeer jonge scheepswerf „Westhaven" te Amsterdam. Gisteren is het schip vertrokken. Irving Johnson en zijn vrouw Evy zetten via Maastricht koers naar Zwitserland, van waaruit zij de komende tien jaar met be talende gasten-bemanningsleden aan boord Europa willen doorkruisen. Het echtpaar heeft 35 jaar op zee ge leefd. Irving wordt beschouwd als een ex pert op het gebied van zeilschepen en een kenner van de zee. De Amerikaanse ma rine heeft in de oorlog een dankbaar ge bruik gemaakt van die kennis. Johnson werd, hoewel hij geen marine-opleidng had genoten, tot officier benoemd en kreeg de opdracht bepaalde delen van de Stille Zuidzee in kaart te brengen. Irving maakte op zijn reizen twee prach tige films en vele duizenden foto's. Samen met zijn vrouw schreef hij drie boeken. Het laatste, over een reis door de Indone sische wateren, is pas voltooid. Het echtpaar Johnson heeft dan ook geen moeite met het vinden van beman ningsleden, die in plaats van loon te ont vangen geld moeten betalen. Dat systeem van betalende gasten maakt de zwerftoch ten mogelijk en heeft ook het kapitaal bij een gebracht, dal nodig was voor de bouw van het nieuwe schip. Dat was precies een kwart miljoen gulden. Tal van scheepswerven uit alle delen van de wereld hebben aangeboden om dit schip te mogen bouwen. Irving Johnson gaf ech ter de opdracht aan de pas twee jaar be staande Amsterdamse werf. Het schip is zowel geschikt om er kleine riviertjes diep in het binnenland mee te bevaren als om er de Atlantische Oceaan mee over te steken. W. Laageveld

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 14