Economische ontwikkeling in
ons land in menig opzicht gunstig
Minister Klompé opende woonwagenkamp
DE
TROONREDE
0/5 de
LUISTERRIJKE STOET
MET GOUDEN KOETS
REED DOOR DEN HAAG
Troonrede met
heldere klanken
Tijd is rijp voor de verdere uitbouw
van het bezitvormingsbeleid
<~Pra.citótoel
in 's Hertogenbosch
ïïtiï bp bprlrbpn Mjb
Streven naar ontspanning
Europese samenwerking
Benelux-perikelen
Vrijere loonvorming
Alleen vrijgezellen minder belasting
Hulp aan probleemgebieden
Sociale zekerheid
Verbetering van het onderwijs
In vrijheid werkzaam
De negen muzen
Landbouw-garantiebeleid
DINSDAG 15 SEPTEMBER 1959
Het hoogtepunt van het staatkundig
leven van Nederland is de plechtige ope
ning van de nieuwe zitting der Staten-
Generaal door de Koningin, die dan de
Troonrede uitspreekt, het staatsstuk, waar
in het voor het nieuwe parlementaire jaar
beoogde beleid wordt aangegeven. Het is
echter aan slechts enige honderden gege
ven deze plechtigheid by te wonen. Dui
zenden anderen echter zyn die dag op de
been, om althans iets te zien van de luis
ter, die de tocht van de Koningin naar de
Ridderzaal omgeeft. En het zyn niet slechts
de Hagenaars, die zich verdringen langs de
route, welke de feestelijke stoet gaat. Velen
komen van verre om dit schouwspel gade
te slaan. Zo was het andere jaren en zo
is het nu ook weer.
Vandaag, voor de twaalfde keer sinds zij
de troon heeft bestegen, heeft de Koningin
de zitting der Staten-generaal geopend met
het uitspreken der Troonrede in de ver
enigde vergadering van Eerste en Tweede
Kamer. Daartoe heeft de vorstin zich van
middag, vergezeld door Prins Bernhard en
Prinses Irene in de gouden koets van haar
paleis aan het Lange Voorhout naar de
Ridderzaal begeven. Prinses Beatrix kon
ditmaal niet aanwezig zijn wegens haar
verblijf in Amerika.
Om één uur begon de rit naar het Bin
nenhof. Op het ogenblik, dat de Koningin
het. paleis verliet weerklonk het eerste
der minuutschoten, welke werden gelost
door een batterij veldartillerie op het Ma
lieveld.
Toen de stoet vertrok was het overal
langs de route bijzonder druk. De Konin
gin, de Prins en de Prinses werden aller-
wege hartelijk toegejuicht.
Het Binnenhof is wel de mooiste plaats
om de koninklijke stoet in zijn geheel te
zien. Er. zijn echter niet veel plaatsen be
schikbaar, doch bepaalde groepen, zoals
dragers van de Militaire Willemsorde en
een aantal burgemeesters, hebben de gele
genheid het kleurrijke schouwspel van de
feestelijke stoet, die rond het plein rijdt
langs de in gala-uniformen gestoken mili
tairen van erewacht en ere-afzetting van
zeer nabij te genieten.
In de Ridderzaal, die in een zee van
licht baadde, was een versiering van groen
en bloemen aangebracht langs de troon,
de schouw en het balkon. Reeds vroeg
tijdig hadden zich in de feestelijk getooide
zaal velen verenigd. Daar waren uiteraard
de leden van de beide Kamers, verder de
leden van het corps diplomatique, hoge
ambtenaren, vlag- en opperofficieren, le
den van de Hoge Raad, vertegenwoordi
gers van kerkgenootschappen en provin
ciale en stedelijke autoriteiten. Voorts
woonden de plechtigheid bij de Italiaanse
minister van Openbare Werken, de heer
Togni en zijn echtgenote, mgr. S. J. M.
Kuypers, bisschop van Suriname, O. Croes,
vice-voorzitter van de staten van de Ne
derlandse Antillen, mr. W. R. Boom, pro
cureur-generaal van de Nederlandse An
tillen, M. P. Gorsira, gezaghebber van het
eilandengebied Curaqao, E. Pecrona, ge
zaghebber van het eilandengebied Aruba,
P. G. Hooghoudt, directeur van het kabi
net van de gouverneur van de Nederlandse
Antillen, en L. G. Boldingh, directeur van
Sociale Zaken en van Justitie van Neder
lands Nieuw-Guinea.
Voorafgegaan door de ceremoniemeester,
acht kamerheren, de grootofficieren en de
grootmeester betraden de Koningin, de
Prins en de Prinses de Ridderzaal. Daarna
volgden de grootmeesteres, de dame du
palais, de chef van het Militaire Huis, de
gouverneur der residentie, de eerste stal
meester en de officieren van het Militaire
Huis.
Na de rede weerklonk een „Leve de
Koningin" waarmede de aanwezigen in
stemden.
De Koningin, de Prins en de Prinses
begaven zich vervolgens, voorafgegaan
door de commissie van in- en uitgeleide
en de grootmeester, naar de ontvang
kamer. Daarna begaven zij zich naar de
rijtuigen om naar het paleis aan het Lange
Voorhout terug te keren.
(Vervolg van pagina 1)
In de noordelijke provincies zal men met
voldoening kennis hebben genomen van de
uitvoerige passage, gewijd aan de pro
blemen in dat deel van ons land en getui
gend van de ernstige wil van de regering
om die vraagstukken op doortastende
wijze op te lossen. Zoals men in het hele
land en zelfs bij de oppositie! voldaan
kan zijn over hetgeen de troonrede ver
meldde omtrent het streven naar verdere
uitbreiding van het stelsel van sociale ze
kerheid. een stelsel dat niet alleen de al
gemene kinderbijslagwet en de nieuwe in
validiteitswet zal omvatten maar tevens
de verzorging en de revalidatie van lang
durig zieken.
Tot de punten die aan deze troonrede
een positieve betekenis hebben gegeven,
behoren voorts de mededeling dat „de tijd
thans rijp is om tot een verdere uitbouw
van het bezitsvormingsbeleid over te gaan"
en de aankondiging van stappen om tot
decentralisatie van het bestuursapparaat te
komen. De opmerking in de onderwij s-
passage dat vooral de voorziening in de
behoefte aan docenten en de bouw van
scholen de zorg van de regering hebben,
zal vermoedelijk door vele bij het onder
wijs betrokkenen met enig scepticisme
voor kennisgeving zijn aangenomen en
men zal hun dat nauwelijks kwalijk kun
nen nemen. Nog veel vager is de zinsnede
over de invloed van de toenemende ma
teriële welvaart op de dreigende verza
kelijking in de hedendaagse maatschappij,
een zinsnede waarin men nu werkelijk
alles èn niets kan lezen.
Maar in totaal bevat deze troonrede,
naast allerlei onbevredigends, veel posi
tiefs en veel belangwekkends. Alleen zou
dal positieve en belangwekkende beter tot
zijn recht zijn gekomen als zij, die dit be
langrijke staatsstuk voor onze vorstin
hebben voorbereid, er in taalkundig en
stilistisch opzicht wat meer zorg aan had
den besteed.
Simon Koster
De Koningin heeft heden ter opening van het nieuwe parlementaire zittingsjaar
de volgende rede uitgesproken:
Leden der Staten-Generaal,
In tegenstelling tot de internationale toestand, die nog steeds reden tot ernstige
bezorgdheid geeft, stemt de gang van zaken binnen het koninkrijk tot voldoening en
dankbaarheid. Tussen de delen van het koninkrijk bestaan hechte banden en het
beleid van de regering is bij voortduring op versterking van de goede betrekkingen
tussen de landen van het koninkrijk gericht. Zij is zich daarbij ten volle ervan
bewust dat in de nieuwe rechtsorde, die in het statuut voor het koninkrijk gestalte
heeft verkregen, de onderlinge eerbiediging van het eigen wezen van de landen
voorop staat. Met dit uitgangspunt voor ogen werken de landen samen wanneer
zulks strekt ten voordele van het koninkrijk of van een van de delen en achten
zij zich geroepen te helpen wanneer bijstand nodig is voor verbetering van het
welzijn van de rijksgenoten in een ander land van het koninkrijk.
Teneinde meer reliëf te geven aan het eigen karakter van de betrekkingen tot
Suriname en de Nederlandse Antillen is het ministerie van Zaken Overzee op
geheven en is de noodzakelijke coördinatie van de aangelegenheden, deze landen
betreffende, opgedragen aan de vice-minister-president.
Met betrekking tot Nederlands Nieuw-Guinea blijft het beleid onveranderd gericht
op het doel om de bevolking van dit gebiedsdeel, zodra dit mogelijk zal zijn, over
baar eigen politieke status te doen beslissen. De regering zal alle praktische mogelijk
heden aangrijpen, welke dit doel kunnen bevorderen, evenals die, welke tot de
ontwikkeling van dit gebied kunnen bijdragen. De goede verstandhouding met Austra
lië zal ongetwijfeld tot die ontwikkeling bijdragen. Een hervorming van het voor
Nieuw-Guinea geldende publiek recht zal, met dit doel voor ogen, worden ter hand
genomen.
In de wereld van vandaag, waarin gevaarlijke tegenstellingen van ideologische en
materiële aard helaas onverminderd voortbestaan en telkens ernstige spanningen
oproepen, is ons koninkrijk gehouden zijn eigen bijdrage te leveren in het gezamenlijk
streven naar vreedzame verhoudingen.
De gesprekken die dezer dagen zullen plaatshebben, nu op initiatief van de presi
dent van de Verenigde Staten, zijn op wereldniveau een belangrijke poging
tot ontspanning. Zij zullen, voor zover afhankelijk van de westelijke landen, slechts
een inleiding kunnen zijn tot een werkelijke ontspanning, indien die landen ge
zamenlijk, en ieder land voor zichzelf, bereid en in staat zijn, innerlijke kracht en
solidariteit op te brengen. Bij het streven naar een gewaarborgde vrede zijn het
voortbestaan van een militair evenwicht en het versterken van de sociaal-econo
mische kracht van de westelijke landen onmisbare voorwaarden. Even noodzakelijk
tot bescherming van de vrijheid der mensen is het verdiepen van de politieke samen
werking van het westen.
De onafhankelijkheid en veiligheid ook van ons land en volk zijn verankerd in
het atlantisch bondgenootschap. Het beleid blijft er dan ook op gericht aan de ge
zamenlijke verdediging in atlantisch verband naar beste vermogen bij te dragen.
Met dit uitgangspunt voor ogen wordt de toekomstige personele en financiële
defensie-inspanning onder ogen gezien. Een nota dienaangaande zal in het komende
parlementaire jaar worden aangeboden, zodra in NAVO-verband de daarvoor nood
zakelijke gegevens ter beschikking staan.
In de nieuwe Europese gemeenschapper. ziet de regering de drijvende kracht voor
een verdere ontwikkeling van de eenheid van Europa, dat historisch een eigen
taak en verantwoordelijkheid heeft. Daarom blijft het beleid bij voortduring gericht
op een voortvarende uitvoering van de verdragen van Rome en op een verdere
versterking van deze gemeenschappen. Daarenboven is de goede ontwikkeling en
functionering van de Euromarkt van grote betekenis voor een groeiende welvaart
van ons land in de toekomst. Het stemt dan ook tot voldoening dat, ongetwijfeld mede
als gevolg van het in werking treden van de Europese Economische Gemeenschap,
de onderlinge handel tussen de zes landen sinds de aanvang van dit jaar, ook relatief,
aanzienlijk is toegenomen.
In de loop van het volgende jaar zal een tweede verlaging van douanetarieven in
het kader van de Euromarkt worden doorgevoerd. De regering spreekt de hoop uit
dat deze tariefsverlaging tot de andere landen van de Organisatie voor de Europese
Economische Samenwerking zal kunnen worden uitgebreid, opdat het ontstaan van
een kloof tussen twee groepen landen worde vermeden. Haar streven zal dan ook
ernstig gericht zijn op de totstandkoming van een bredere Europese economische
associatie tussen de in voorbereiding zijnde vrijhandelszone van de zeven en de
Europese Economische Gemeenschap.
De groeiende Europese samenwerking heeft, naar in de praktijk is gebleken, het
politieke belang van de Benelux en het gezamenlijk optreden in Europees verband
met België en Luxemburg nog vergroot. Op de weg naar een sterke Benelux moeten
nog moeilijkheden worden overwonnen. Daarvoor een oplossing te vinden is meer
dan ooit. geboden en de regering zal dan ook alles doen wat in haar vermogen ligt
om dit te bevorderen.
De vraagstukken voortspruitende uit de achtergebleven ontwikkeling van een
belangrijk deel van de wereld hebben een dringend karakter. Ten dienste van He
verbetering van de internationale verhoudingen zal ook ons land, met name als
lid van de Verenigde Naties, bereid moeten zijn, in toenemende mate aan de op
lossing van die vraagstukken mede te werken.
De economische ontwikkeling in ons land mag in menig opzicht gunstig worden
genoemd. Produk'tie en werkgelegenheid hebben, na de teruggang van hel vorige
jaar, een peil bereikt dat hoger is dan dat, hetwelk bestond voordat, de moeilijkheden
van 1956 en 1957 begonnen. Ondanks de sterke aanwas van de beroepsbevolking is de
werkloosheid in aanzienlijke mate gedaald. De betalingsbalans vertoont, tot op heden
een gunstig verloop, de goud- en deviezenreserve is op een aanvaardbaar niv??u
gekomen.
Het beleid dat de regering zich voortstelt in deze situatie te voeren is in de
Tweede Kamer der Staten-Generaal uitvoerig ter sprake gekomen ter gelegenheid
van het overleg over de nota inzake enkele hoofdpunten van het te voeren sociaal-
economisch beleid. Het blijft het vaste voornemen zowel om voort te gaan met de
verwijdering van kunstmatige elementen uit ons economisch bestel, als om bij te
dragen tot. een verantwoorde verdeling van de vruchten van de economische voor
uitgang. De vrijere loonvorming, waaraan de regering op principiële en praktische
gronden grote waarde hecht, hpeft een aanvang genomen. Indien de in overleg met
het bedrijfsleven terzake vastgestelde regelen nauwgezet door werknemers- en
werkgeversorganisaties worden in acht genomen, zal dit nieuwe beleid aan zijn doel
beantwoorden en het gevaar voor een nieuwe overspanning worden vermeden.
Ook het begrotingsbeleid moet in het teken van de huidige economische situatie
v/orden gesteld. Van de begroting "oor het dienstjaar 1960 mag een remmend effect
worden verwacht op de thans duidelijk waarneembare versnelde uitzetting van de
bestedingen De uitgaven vertonen in vergelijking met het nationale inkomen een
dalnig ten opzichte van het jaar 1959. Het beroep dat de overheid zal moeten doen
op de kapitaalmarkt is niet van een zodanige omvang dat daaruit, belangrijke span
ningen op deze markt zullen voortvloeien. De conjuncturele toestand brengt, voorts
met zich mede dat stimulering van de bestedingen door vermindering van de be
lastingdruk zeer beperkt moet. blijven.
Op het gebied van de belastingtarieven zal derhalve moeten worden volstaan
met een, overigens dringend geboden, verlaging van het tarief van de loon- en
inkomstenbelasting voor ongehuwden. Gezien ook de doorwerking in het volgende
jaar van de met ingang van dit jaar getroffen maatregelen op het gebied van de
investeringsaftrek en de vervroegde afschrijving zal een verdere vermindering van
de feitelijk bestaande belastingdruk niet kunnen plaatsvinden en zullen mitsdien
de laatstelijk voor 1959 verlengde belastingmaatregelen ook voor het komende jaar
moeten worden gehandhaafd.
Als uitvloeisel van het terzake in de Tweede Kamer der Staten-Generaal gevoerde
overleg zal spoedig een wetsvoorstel worden ingediend tot verhoging van de huren
met ingang van 1 april van het volgend jaar. Tesamen met de voorgenomen ver
mindering van de woningbouwsubsidie zal ook aldus een stap vooruit worden gezet
op de weg naar op dit gebied meer normale toestanden.
De woningnood, met name in de sector van de arbeiderswoningen en de goed
kope middenstandswoningen, is overigens nog van zodanige omvang dat hier bij
zondere waakzaamheid en zorg geboden blijven. De regering overweegt maatregelen
tot ondersteuning van het streven om de particuliere woningbouw meer dan tot
dusverre op de bouw van deze woningen te richten.
Binnen het geheel van de nationale volkshuishouding zal de regering haar beleid
richten op een ontplooiing van land- en tuinbouw. Zij zal bijzondere aandacht wijden
aan het landbouwonderwijs en het landbouwkundig onderzoek, zomede aan een
verbetering van de bedrijfsstructuur en de externe produktieomstandigheden.
bevredigend resultaat zullen leiden. Daarnevens blijft de regering de verdere ont
wikkeling van het kernfysisch onderzoek, met name bij het hoger onderwijs, alsmede
de industriële toepassing daarvan, krachtig bevorderen.
De over het algemeen evenwichtige groei van onze volkshuishouding doet de
regering niet het zicht verliezen op de zo belangrijke structuurpolitieke vraag
stukken. Reeds in het algemeen vereist de snelle aanwas van de bevolking en haar
spreiding over het grondgebied van ons land het treffen van planologische en be
stuurlijke maatregelen, welke van het hoogste belang zijn.
Bepaalde delen van het land ondervinden daarenboven, uit een oogpunt van een
evenwichtige welvaartsontwikkeling, bijzondere moeilijkheden, waarmede in het
beleid rekening zal worden gehouden. Zo heeft de industriespreiding de ernstige
aandacht van de regering, omdat vooral langs deze weg de oplossing moet worden
gezocht, voor het in die streken bestaande vraagstuk van de structurele werkgelegen
heid, alsmede yoor de moeilijkheden, welke in het westen des lands in toenemende
mate voortvloeien uit de bevolkingsdichtheid en de concentratie van de bedrijvigheid
aldaar. De regering zal daarom de vestiging en de uitbreiding van industrie in de
noordelijke provincies, als ook in de andere probleemgebieden met kracht bevorderen.
Daartoe is zij bereid de nodige financiële steun te verlenen voor het in versneld
tempo tot uitvoering brengen van een programma van werken, dat blijvend ver
betering kan brengen in het industriële vestigingsklimaat aldaar. Een en ander kan
uiteraard niet beperkt blijven tot de industrie. Ook andere welvaartsbronnen zullen,
waar nodig, tot verdere ontwikkeling moeten worden gebracht. Daarbij zal niet uit
het oog worden verloren dat de algemeen maatschappelijke en culturele begeleiding
van bovenbedoelde activiteiten onmisbaar is voor de harmonische ontwikkeling
van deze gebieden.
aapdacht blijft gevestigd op de noodzakelijkheid om de vooraanstaande positie
die de Nederlandse zeehavens in West-Eropa innemen te handhaven en, zo mogelijk
te versterken, waartoe niet alleen vergroting van het havenareaal, doch ook verbete
ring van de toegangen uit zee en de verbindingen met het achterland geboden is.
Op sociaal gebied blijft de regering streven naar een verdere voltooiing van het
stelsel van sociale zekerheid. Daarbij zullen de verzorging en de revalidatie van lang
durige zieken in stijgende mate aandacht vragen. Aan een wijde verbreiding van
duurzaam persoonlijk bezit, en met name van produkticf bezit., hecht de regering bij
zondere waarde. Zij is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een spoedige
afwerking van de onderhanden regelingen, maar dat de tijd thans rijp is om tot een
verdere uitbouw van het bezitsvormingsbeleid over te gaan. Zij stelt zich voor het
terzake in de eerstkomende jaren te voeren beleid, daaronder begrepen een aan
duiding van de daartoe te treffen financiële en fiscale maatregelen, op korte termijn
in een afzonderlijke nota aan u voor te leggen.
Een vraagstuk van andere aard dat in een sterk ontwikkelde volkshuishouding als
de onze wordt opgeroepen, is dat der voortschrijdende centralisatie. De regering acht
het bewust verminderen van bestaande en het tegengaan van verdere centralisatie
in het bestuursapparaat van het hoogste belang, met name op grond van de aan dit
verschijnsel verbonden bezwaren uit een oogpunt van verantwoordelijkheid van de
burgers. Zij is ervan overtuigd dat decentralisatie tot een versterking van ons demo
cratisch bestel zal kunnen bijdragen.
Voortbouwende op de reeds verrichte waardevolle arbeid stelt de regering zich
voor de grote onderneming van het tot stand brengen van een nieuw Burgerlijk Wet
boek met kracht voort te zetten. Als partiële wijziging van bestaande wetgeving zal
zij op korte termijn een wijziging van de Loterij wet aan de orde stellen.
Over de vraag in hoeverre een herziening van het vennootschapsrecht gewenst is
zal de regering zich doen voorlichten door een staatscommissie.
Voor de vorming en de ontwikkeling van de persoonlijkheid van de mens zijn het
onderwijs en de cultuur van uitnemend belang. De regering besteedt daarom grote
aandacht aan de uitbreiding en verbetering van het onderwijs, waarbij vooral de
voorziening in de behoefte aan docenten en de bouw van scholen haar zorg hebben.
In het komende jaar zal veel aandacht worden gevraagd voor het onderwijs en met
name voor de onderwijswetgeving. Dat geldt niet alleen voor de grote wetsontwerpen
tot regeling van het voortgezet onderwijs en van het wetenschappelijk onderwijs,
maar ook voor een aantal andere ontwerpen, die nog op behandeling wachten.
In het bewustzijn van de grote waarde die radio en televisie in stijgende mate
kunnen hebben, is besloten tot uitbreiding van de televisiezendtijd. Waakzaamheid
is geboden opdat de toeneming van de materiële welvaart de in de hedendaagse
maatschappij dreigende verzakelijking niet versterke. Veeleer behoort zij dienstbaar
te zijn aan de geestelijke verheffing van ons volk. In dit verband ware o.a. te denken
aan maatschappelijk werk, aan kennisneming van óns oude cultuurbezit en van
uitingen van hedendaagse kunst en aan een zinvolle vrijetijdsbesteding, waaronder
de sport. Van bijzonder belang voor de toekomst van ons volk is daarbij een ver
antwoorde vorming van de jeugd. De regering is van de ingrijpende betekenis van
deze kant van ons volksleven doordrongen. Voor zover het op haar weg ligt zal zij
hier stimulerend optreden.
Niet alleen de vraagstukken, welke ik zoëven heb aangeduid, maar ook vele andere
zullen in het komende zittingsjaar uw aandacht en werkkracht vragen. De ingewik
keldheid en onderlinge verwevenheid ervan zullen uw besluitvorming veelal tot een
moeilijke maken. Moge uw arbeid, waarbij vele en gevarieerde belangen moeten
worden overwogen en behartigd, worden verlicht door het diepe bewustzijn van het
voorrecht, dat regering en Staten-Generaal ten dienste van het welzijn van ons volk
in vrijheid werkzaam zijn. En mogen zo ook aan ons volk de offers, die het, gezamen
lijk met de andere westerse volken, bij voortduring voor de nationale vrijheid moet
brengen, minder zwaar vallen door een levend besef van dat hoge goed.
Met de bede dat God u in het komende zittingsjaar moge sterken bij de vervulling
van uw moeilijke en verantwoordelijke 'taak, verklaar ik de gewone zitting der
Staten-Generaal geopend.
Zomergriep
„Ik heb een bovenste-beste vrouw" zei
een oud mannetje, dat de vuilnisbak aan
het stoeprandje had gezet, tegen zijn buur
vrouw, die de ramen aan het zemen was.
Als het mannetje snorharen en lange oren
had gehad, zou hij een lieve paashaas heb
ben kunnen zijn. „Ik heb een béste
vrouw", herhaalde hij peinzend. „Toen ze
gebakken was, hebben ze de vorm ver
nietigd, zodoende is er geen tweede op de
wereld te vindenze heb me weer zó
goed verzorgd met die griep!"
„Ja, we hebben het allemaal óók gehad,
die zomergriep", zuchtte de vrouw, haar
zeem uitslaand. „Het klinkt zo gezellig en
veelbelovend, zoiets als zomertrillers, van
die zuurtjes, weel U wel? Of zomerprijzen
van de kolen, of zomeruitverkoop, in ieder
geval iets, waar je voordeel van heb, maar
zomergriep, bah!! We zijne er allemaal
door angetast geweest en we hebben alle
maal een jassie uitgetrokken ook, want hij
gaat je niet in je kouwe kleren zitten. Ik
begon d'r mee en ik had er geen sjoege
van, dat je d'r zó beroerd van kon zijn na
afloop. Het ging gepaard met een maag-
en een darmzinking en die sloeg in ene op
me man over. Het kiempie zat er natuur
lijk al! Toen me man op zijn hevigst was
en ie op een nacht zo lang op een zekere
plaats bleef zitten, dacht ik: hij is zeker
in slaap gevallen, ik zal tóch es effetjes
gaan kijken, maar op de gang kom ik hem,
zwabberend op zijn benen, tegen. Zó ziet
ie me en zó slaat ie zijn armen om me
hals en valt ie van z'n eige. Daar staan ik
met die zware man om me nek en terwijl
ie helemaal begon uit te slaan, gleed ie
nog onderuit óók, gewoon éng! Hoelang
ik zo gestaan heb, zou ik niet meer kenne
zeggen, maar ik maakte net plannen, om
hem naar bed toe te kantelen, toen ie bij
kwam.
Nou, om kort te gaan, me man doodziek
en ik nog niet beter, maar wat dóe je dan?
Je laat je man toch niet in z'n eigen vuil
baaien en verkommeren, dus dan begin je
te redderen. Maar een zieke man is meest
al niks gedaan, want ze bemoeien dereige
overal tegen an en me zwager, die óók
zomergriep heb en zenuwelijer is, ziet er
geen been in, om me zus nog af te snau
wen ook! Het is nóóit goed of het deugt
niet bij 'm, en vanmorgen was het bij me
zus op der spraakvermogen geslagen. Ik
zeg: „Meid, zeg ik, je mot een man zo af
en toe es de waarheid zeggen en ze met
d'r eigen woorden om d'r oren slaan, dan
beginnen ze wel uit een ander vaatje te
piepen".
Me zwager is broodmager maar me man
was nogal korrepulent, je ken wel zien,
dat ie een veer gelaten heb, hoor! Alleen
me dochter ziet er weer pikobello uit. Gis
teren kon ik een duinknijn van me broer
krijgen. Maar ze lusten bij mij geen knijn
en toen heb ik ze wijsgemaakt, dat het een
stooflappie was. Had. ik ze effe tuk!!
De dokter zegt dat ik me handen had
motte wassen toen ik ziek was, maar as
leek zijnde heb ie daar niet zo'n erg in.
Affijn, het heerst nou eenmaal, of ze de
baksillen nou van mijn handen gegeten
hebben of dat ze ze van d'r werk hebben
meegebracht, er staat geen bordje bij!
Ziezo, me ramen benne schoon en nou
ga ik ze binnen es een bonnelewiesie ge
ven, wacht, ik zal er voor u en uw vrouw
ook een paar halen.
Ik denk, wel eris, as een mens wist hoe
broos ie vanbinnen is, dan zou ie geneens
durven lopen!"
Marianne van Raait
Expositie in Oslo. Op 9 oktober be
gint in het Nationale Museum te Oslo een
tentoonstelling van Nederlandse schilde
rijen uit de Gouden Eeuw. Koning Olaf
en Prinses Astrid zullen bij de opening
tegenwoordig zijn. Op de tentoonstelling,
die tot 6 december duurt, zullen negentig
doeken van vijfenvijftig meesters te zien
zijn. Zij zijn geleend van musea en parti
culieren uit verscheidene landen!
Ook het garantiebeleid zal in toenemende mate worden gericht op het stimuleren
van een economisch verantwoorde produktie. Daarnaast zal het garantiebeleid blijven
afgestemd op redelijke producentenprijzen voor die landbouwprodukten, die in het
bijzonder de gevolgen ondervinden van het gebrek aan standvastigheid der inter
nationale marktverhoudingen en die tevens voor de inkomensvorming in de land
bouw van wezenlijk belang zijn.
Met betrekking tot het Reactor Centrum Nederland te Petten bestaat de ver
wachting dat de onderhandelingen inzake een samenwerking met Euratom tot een
In 's-Hertogenbosch heeft de minister
van Maatschappelijk Werk, dr. Klom.-
pé, de guirlande vaii bloemen doorge
knipt, die de toegang tot het eerst
voltooide en meest modern geoutil
leerde woonwagenpark van Nederland
versperde. Onmiddellijk daarna greep
mejuffrouw Klompé de teugels van
het paard, dat een voor de barrière
staande woonwagen moest trekken en
met grote vaardigheid mende zij in de
traditionele stijl der woonwagenmen
sen lopend met de schouderbladen
tegen het voorfront van de wagen en
aan de lange teugel paard en wagen
het terrein op. Daarmee had de minis
ter in zeer originele stijl dit hyper
moderne woonwagencentrum in ge
bruik gesteld. Het complex vaste ge
bouwen bevat onder meer een kerk,
een school, een ontspanningsgebouxv,
een badhuis, spreekkamers voor amb
tenaressen van sociale diensten en een
lokaal van de geneeskundige dienst.
Het terrein is geheel bestraat en voor
zien van riolering en elektrische ver
lichting. Het biedt ruim plaats aan 70
wagens. In het voorjaar zullen sport
velden, grasvelden en bloemenperken
worden aangelegd.
Uit de Opregte Zaturdagsche Haarlemsche
Courant van 17 September 1859
PARIJS. Het is thans zeker dat Frankrijk
tot militaire maatregelen
ten aanzien van Marocco
zal overgaan ter verzeke
ring der veiligheid van
Algerie, 't welk thans nog
openligt aan de zijde van
dat Rijk. Het blijkt dat de
laatste aanval der Maroc-
canen van meer belang is geweest dan de
vorige en dat men de naam van veldslag
zou kunnen geven aan het gevecht, t'welk
op 11 September heeft plaatsgehad tussen
de Franse troepen en eene overmacht van
7000 a 8000 aanranders.