Economische ontwikkeling in ons land in menig opzicht gunstig Minister Klompé opende woonwagenkamp DE TROONREDE 0/5 de LUISTERRIJKE STOET MET GOUDEN KOETS REED DOOR DEN HAAG Troonrede met heldere klanken Tijd is rijp voor de verdere uitbouw van het bezitvormingsbeleid <~Pra.citótoel in 's Hertogenbosch ïïtiï bp bprlrbpn Mjb Streven naar ontspanning Europese samenwerking Benelux-perikelen Vrijere loonvorming Alleen vrijgezellen minder belasting Hulp aan probleemgebieden Sociale zekerheid Verbetering van het onderwijs In vrijheid werkzaam De negen muzen Landbouw-garantiebeleid DINSDAG 15 SEPTEMBER 1959 Het hoogtepunt van het staatkundig leven van Nederland is de plechtige ope ning van de nieuwe zitting der Staten- Generaal door de Koningin, die dan de Troonrede uitspreekt, het staatsstuk, waar in het voor het nieuwe parlementaire jaar beoogde beleid wordt aangegeven. Het is echter aan slechts enige honderden gege ven deze plechtigheid by te wonen. Dui zenden anderen echter zyn die dag op de been, om althans iets te zien van de luis ter, die de tocht van de Koningin naar de Ridderzaal omgeeft. En het zyn niet slechts de Hagenaars, die zich verdringen langs de route, welke de feestelijke stoet gaat. Velen komen van verre om dit schouwspel gade te slaan. Zo was het andere jaren en zo is het nu ook weer. Vandaag, voor de twaalfde keer sinds zij de troon heeft bestegen, heeft de Koningin de zitting der Staten-generaal geopend met het uitspreken der Troonrede in de ver enigde vergadering van Eerste en Tweede Kamer. Daartoe heeft de vorstin zich van middag, vergezeld door Prins Bernhard en Prinses Irene in de gouden koets van haar paleis aan het Lange Voorhout naar de Ridderzaal begeven. Prinses Beatrix kon ditmaal niet aanwezig zijn wegens haar verblijf in Amerika. Om één uur begon de rit naar het Bin nenhof. Op het ogenblik, dat de Koningin het. paleis verliet weerklonk het eerste der minuutschoten, welke werden gelost door een batterij veldartillerie op het Ma lieveld. Toen de stoet vertrok was het overal langs de route bijzonder druk. De Konin gin, de Prins en de Prinses werden aller- wege hartelijk toegejuicht. Het Binnenhof is wel de mooiste plaats om de koninklijke stoet in zijn geheel te zien. Er. zijn echter niet veel plaatsen be schikbaar, doch bepaalde groepen, zoals dragers van de Militaire Willemsorde en een aantal burgemeesters, hebben de gele genheid het kleurrijke schouwspel van de feestelijke stoet, die rond het plein rijdt langs de in gala-uniformen gestoken mili tairen van erewacht en ere-afzetting van zeer nabij te genieten. In de Ridderzaal, die in een zee van licht baadde, was een versiering van groen en bloemen aangebracht langs de troon, de schouw en het balkon. Reeds vroeg tijdig hadden zich in de feestelijk getooide zaal velen verenigd. Daar waren uiteraard de leden van de beide Kamers, verder de leden van het corps diplomatique, hoge ambtenaren, vlag- en opperofficieren, le den van de Hoge Raad, vertegenwoordi gers van kerkgenootschappen en provin ciale en stedelijke autoriteiten. Voorts woonden de plechtigheid bij de Italiaanse minister van Openbare Werken, de heer Togni en zijn echtgenote, mgr. S. J. M. Kuypers, bisschop van Suriname, O. Croes, vice-voorzitter van de staten van de Ne derlandse Antillen, mr. W. R. Boom, pro cureur-generaal van de Nederlandse An tillen, M. P. Gorsira, gezaghebber van het eilandengebied Curaqao, E. Pecrona, ge zaghebber van het eilandengebied Aruba, P. G. Hooghoudt, directeur van het kabi net van de gouverneur van de Nederlandse Antillen, en L. G. Boldingh, directeur van Sociale Zaken en van Justitie van Neder lands Nieuw-Guinea. Voorafgegaan door de ceremoniemeester, acht kamerheren, de grootofficieren en de grootmeester betraden de Koningin, de Prins en de Prinses de Ridderzaal. Daarna volgden de grootmeesteres, de dame du palais, de chef van het Militaire Huis, de gouverneur der residentie, de eerste stal meester en de officieren van het Militaire Huis. Na de rede weerklonk een „Leve de Koningin" waarmede de aanwezigen in stemden. De Koningin, de Prins en de Prinses begaven zich vervolgens, voorafgegaan door de commissie van in- en uitgeleide en de grootmeester, naar de ontvang kamer. Daarna begaven zij zich naar de rijtuigen om naar het paleis aan het Lange Voorhout terug te keren. (Vervolg van pagina 1) In de noordelijke provincies zal men met voldoening kennis hebben genomen van de uitvoerige passage, gewijd aan de pro blemen in dat deel van ons land en getui gend van de ernstige wil van de regering om die vraagstukken op doortastende wijze op te lossen. Zoals men in het hele land en zelfs bij de oppositie! voldaan kan zijn over hetgeen de troonrede ver meldde omtrent het streven naar verdere uitbreiding van het stelsel van sociale ze kerheid. een stelsel dat niet alleen de al gemene kinderbijslagwet en de nieuwe in validiteitswet zal omvatten maar tevens de verzorging en de revalidatie van lang durig zieken. Tot de punten die aan deze troonrede een positieve betekenis hebben gegeven, behoren voorts de mededeling dat „de tijd thans rijp is om tot een verdere uitbouw van het bezitsvormingsbeleid over te gaan" en de aankondiging van stappen om tot decentralisatie van het bestuursapparaat te komen. De opmerking in de onderwij s- passage dat vooral de voorziening in de behoefte aan docenten en de bouw van scholen de zorg van de regering hebben, zal vermoedelijk door vele bij het onder wijs betrokkenen met enig scepticisme voor kennisgeving zijn aangenomen en men zal hun dat nauwelijks kwalijk kun nen nemen. Nog veel vager is de zinsnede over de invloed van de toenemende ma teriële welvaart op de dreigende verza kelijking in de hedendaagse maatschappij, een zinsnede waarin men nu werkelijk alles èn niets kan lezen. Maar in totaal bevat deze troonrede, naast allerlei onbevredigends, veel posi tiefs en veel belangwekkends. Alleen zou dal positieve en belangwekkende beter tot zijn recht zijn gekomen als zij, die dit be langrijke staatsstuk voor onze vorstin hebben voorbereid, er in taalkundig en stilistisch opzicht wat meer zorg aan had den besteed. Simon Koster De Koningin heeft heden ter opening van het nieuwe parlementaire zittingsjaar de volgende rede uitgesproken: Leden der Staten-Generaal, In tegenstelling tot de internationale toestand, die nog steeds reden tot ernstige bezorgdheid geeft, stemt de gang van zaken binnen het koninkrijk tot voldoening en dankbaarheid. Tussen de delen van het koninkrijk bestaan hechte banden en het beleid van de regering is bij voortduring op versterking van de goede betrekkingen tussen de landen van het koninkrijk gericht. Zij is zich daarbij ten volle ervan bewust dat in de nieuwe rechtsorde, die in het statuut voor het koninkrijk gestalte heeft verkregen, de onderlinge eerbiediging van het eigen wezen van de landen voorop staat. Met dit uitgangspunt voor ogen werken de landen samen wanneer zulks strekt ten voordele van het koninkrijk of van een van de delen en achten zij zich geroepen te helpen wanneer bijstand nodig is voor verbetering van het welzijn van de rijksgenoten in een ander land van het koninkrijk. Teneinde meer reliëf te geven aan het eigen karakter van de betrekkingen tot Suriname en de Nederlandse Antillen is het ministerie van Zaken Overzee op geheven en is de noodzakelijke coördinatie van de aangelegenheden, deze landen betreffende, opgedragen aan de vice-minister-president. Met betrekking tot Nederlands Nieuw-Guinea blijft het beleid onveranderd gericht op het doel om de bevolking van dit gebiedsdeel, zodra dit mogelijk zal zijn, over baar eigen politieke status te doen beslissen. De regering zal alle praktische mogelijk heden aangrijpen, welke dit doel kunnen bevorderen, evenals die, welke tot de ontwikkeling van dit gebied kunnen bijdragen. De goede verstandhouding met Austra lië zal ongetwijfeld tot die ontwikkeling bijdragen. Een hervorming van het voor Nieuw-Guinea geldende publiek recht zal, met dit doel voor ogen, worden ter hand genomen. In de wereld van vandaag, waarin gevaarlijke tegenstellingen van ideologische en materiële aard helaas onverminderd voortbestaan en telkens ernstige spanningen oproepen, is ons koninkrijk gehouden zijn eigen bijdrage te leveren in het gezamenlijk streven naar vreedzame verhoudingen. De gesprekken die dezer dagen zullen plaatshebben, nu op initiatief van de presi dent van de Verenigde Staten, zijn op wereldniveau een belangrijke poging tot ontspanning. Zij zullen, voor zover afhankelijk van de westelijke landen, slechts een inleiding kunnen zijn tot een werkelijke ontspanning, indien die landen ge zamenlijk, en ieder land voor zichzelf, bereid en in staat zijn, innerlijke kracht en solidariteit op te brengen. Bij het streven naar een gewaarborgde vrede zijn het voortbestaan van een militair evenwicht en het versterken van de sociaal-econo mische kracht van de westelijke landen onmisbare voorwaarden. Even noodzakelijk tot bescherming van de vrijheid der mensen is het verdiepen van de politieke samen werking van het westen. De onafhankelijkheid en veiligheid ook van ons land en volk zijn verankerd in het atlantisch bondgenootschap. Het beleid blijft er dan ook op gericht aan de ge zamenlijke verdediging in atlantisch verband naar beste vermogen bij te dragen. Met dit uitgangspunt voor ogen wordt de toekomstige personele en financiële defensie-inspanning onder ogen gezien. Een nota dienaangaande zal in het komende parlementaire jaar worden aangeboden, zodra in NAVO-verband de daarvoor nood zakelijke gegevens ter beschikking staan. In de nieuwe Europese gemeenschapper. ziet de regering de drijvende kracht voor een verdere ontwikkeling van de eenheid van Europa, dat historisch een eigen taak en verantwoordelijkheid heeft. Daarom blijft het beleid bij voortduring gericht op een voortvarende uitvoering van de verdragen van Rome en op een verdere versterking van deze gemeenschappen. Daarenboven is de goede ontwikkeling en functionering van de Euromarkt van grote betekenis voor een groeiende welvaart van ons land in de toekomst. Het stemt dan ook tot voldoening dat, ongetwijfeld mede als gevolg van het in werking treden van de Europese Economische Gemeenschap, de onderlinge handel tussen de zes landen sinds de aanvang van dit jaar, ook relatief, aanzienlijk is toegenomen. In de loop van het volgende jaar zal een tweede verlaging van douanetarieven in het kader van de Euromarkt worden doorgevoerd. De regering spreekt de hoop uit dat deze tariefsverlaging tot de andere landen van de Organisatie voor de Europese Economische Samenwerking zal kunnen worden uitgebreid, opdat het ontstaan van een kloof tussen twee groepen landen worde vermeden. Haar streven zal dan ook ernstig gericht zijn op de totstandkoming van een bredere Europese economische associatie tussen de in voorbereiding zijnde vrijhandelszone van de zeven en de Europese Economische Gemeenschap. De groeiende Europese samenwerking heeft, naar in de praktijk is gebleken, het politieke belang van de Benelux en het gezamenlijk optreden in Europees verband met België en Luxemburg nog vergroot. Op de weg naar een sterke Benelux moeten nog moeilijkheden worden overwonnen. Daarvoor een oplossing te vinden is meer dan ooit. geboden en de regering zal dan ook alles doen wat in haar vermogen ligt om dit te bevorderen. De vraagstukken voortspruitende uit de achtergebleven ontwikkeling van een belangrijk deel van de wereld hebben een dringend karakter. Ten dienste van He verbetering van de internationale verhoudingen zal ook ons land, met name als lid van de Verenigde Naties, bereid moeten zijn, in toenemende mate aan de op lossing van die vraagstukken mede te werken. De economische ontwikkeling in ons land mag in menig opzicht gunstig worden genoemd. Produk'tie en werkgelegenheid hebben, na de teruggang van hel vorige jaar, een peil bereikt dat hoger is dan dat, hetwelk bestond voordat, de moeilijkheden van 1956 en 1957 begonnen. Ondanks de sterke aanwas van de beroepsbevolking is de werkloosheid in aanzienlijke mate gedaald. De betalingsbalans vertoont, tot op heden een gunstig verloop, de goud- en deviezenreserve is op een aanvaardbaar niv??u gekomen. Het beleid dat de regering zich voortstelt in deze situatie te voeren is in de Tweede Kamer der Staten-Generaal uitvoerig ter sprake gekomen ter gelegenheid van het overleg over de nota inzake enkele hoofdpunten van het te voeren sociaal- economisch beleid. Het blijft het vaste voornemen zowel om voort te gaan met de verwijdering van kunstmatige elementen uit ons economisch bestel, als om bij te dragen tot. een verantwoorde verdeling van de vruchten van de economische voor uitgang. De vrijere loonvorming, waaraan de regering op principiële en praktische gronden grote waarde hecht, hpeft een aanvang genomen. Indien de in overleg met het bedrijfsleven terzake vastgestelde regelen nauwgezet door werknemers- en werkgeversorganisaties worden in acht genomen, zal dit nieuwe beleid aan zijn doel beantwoorden en het gevaar voor een nieuwe overspanning worden vermeden. Ook het begrotingsbeleid moet in het teken van de huidige economische situatie v/orden gesteld. Van de begroting "oor het dienstjaar 1960 mag een remmend effect worden verwacht op de thans duidelijk waarneembare versnelde uitzetting van de bestedingen De uitgaven vertonen in vergelijking met het nationale inkomen een dalnig ten opzichte van het jaar 1959. Het beroep dat de overheid zal moeten doen op de kapitaalmarkt is niet van een zodanige omvang dat daaruit, belangrijke span ningen op deze markt zullen voortvloeien. De conjuncturele toestand brengt, voorts met zich mede dat stimulering van de bestedingen door vermindering van de be lastingdruk zeer beperkt moet. blijven. Op het gebied van de belastingtarieven zal derhalve moeten worden volstaan met een, overigens dringend geboden, verlaging van het tarief van de loon- en inkomstenbelasting voor ongehuwden. Gezien ook de doorwerking in het volgende jaar van de met ingang van dit jaar getroffen maatregelen op het gebied van de investeringsaftrek en de vervroegde afschrijving zal een verdere vermindering van de feitelijk bestaande belastingdruk niet kunnen plaatsvinden en zullen mitsdien de laatstelijk voor 1959 verlengde belastingmaatregelen ook voor het komende jaar moeten worden gehandhaafd. Als uitvloeisel van het terzake in de Tweede Kamer der Staten-Generaal gevoerde overleg zal spoedig een wetsvoorstel worden ingediend tot verhoging van de huren met ingang van 1 april van het volgend jaar. Tesamen met de voorgenomen ver mindering van de woningbouwsubsidie zal ook aldus een stap vooruit worden gezet op de weg naar op dit gebied meer normale toestanden. De woningnood, met name in de sector van de arbeiderswoningen en de goed kope middenstandswoningen, is overigens nog van zodanige omvang dat hier bij zondere waakzaamheid en zorg geboden blijven. De regering overweegt maatregelen tot ondersteuning van het streven om de particuliere woningbouw meer dan tot dusverre op de bouw van deze woningen te richten. Binnen het geheel van de nationale volkshuishouding zal de regering haar beleid richten op een ontplooiing van land- en tuinbouw. Zij zal bijzondere aandacht wijden aan het landbouwonderwijs en het landbouwkundig onderzoek, zomede aan een verbetering van de bedrijfsstructuur en de externe produktieomstandigheden. bevredigend resultaat zullen leiden. Daarnevens blijft de regering de verdere ont wikkeling van het kernfysisch onderzoek, met name bij het hoger onderwijs, alsmede de industriële toepassing daarvan, krachtig bevorderen. De over het algemeen evenwichtige groei van onze volkshuishouding doet de regering niet het zicht verliezen op de zo belangrijke structuurpolitieke vraag stukken. Reeds in het algemeen vereist de snelle aanwas van de bevolking en haar spreiding over het grondgebied van ons land het treffen van planologische en be stuurlijke maatregelen, welke van het hoogste belang zijn. Bepaalde delen van het land ondervinden daarenboven, uit een oogpunt van een evenwichtige welvaartsontwikkeling, bijzondere moeilijkheden, waarmede in het beleid rekening zal worden gehouden. Zo heeft de industriespreiding de ernstige aandacht van de regering, omdat vooral langs deze weg de oplossing moet worden gezocht, voor het in die streken bestaande vraagstuk van de structurele werkgelegen heid, alsmede yoor de moeilijkheden, welke in het westen des lands in toenemende mate voortvloeien uit de bevolkingsdichtheid en de concentratie van de bedrijvigheid aldaar. De regering zal daarom de vestiging en de uitbreiding van industrie in de noordelijke provincies, als ook in de andere probleemgebieden met kracht bevorderen. Daartoe is zij bereid de nodige financiële steun te verlenen voor het in versneld tempo tot uitvoering brengen van een programma van werken, dat blijvend ver betering kan brengen in het industriële vestigingsklimaat aldaar. Een en ander kan uiteraard niet beperkt blijven tot de industrie. Ook andere welvaartsbronnen zullen, waar nodig, tot verdere ontwikkeling moeten worden gebracht. Daarbij zal niet uit het oog worden verloren dat de algemeen maatschappelijke en culturele begeleiding van bovenbedoelde activiteiten onmisbaar is voor de harmonische ontwikkeling van deze gebieden. aapdacht blijft gevestigd op de noodzakelijkheid om de vooraanstaande positie die de Nederlandse zeehavens in West-Eropa innemen te handhaven en, zo mogelijk te versterken, waartoe niet alleen vergroting van het havenareaal, doch ook verbete ring van de toegangen uit zee en de verbindingen met het achterland geboden is. Op sociaal gebied blijft de regering streven naar een verdere voltooiing van het stelsel van sociale zekerheid. Daarbij zullen de verzorging en de revalidatie van lang durige zieken in stijgende mate aandacht vragen. Aan een wijde verbreiding van duurzaam persoonlijk bezit, en met name van produkticf bezit., hecht de regering bij zondere waarde. Zij is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een spoedige afwerking van de onderhanden regelingen, maar dat de tijd thans rijp is om tot een verdere uitbouw van het bezitsvormingsbeleid over te gaan. Zij stelt zich voor het terzake in de eerstkomende jaren te voeren beleid, daaronder begrepen een aan duiding van de daartoe te treffen financiële en fiscale maatregelen, op korte termijn in een afzonderlijke nota aan u voor te leggen. Een vraagstuk van andere aard dat in een sterk ontwikkelde volkshuishouding als de onze wordt opgeroepen, is dat der voortschrijdende centralisatie. De regering acht het bewust verminderen van bestaande en het tegengaan van verdere centralisatie in het bestuursapparaat van het hoogste belang, met name op grond van de aan dit verschijnsel verbonden bezwaren uit een oogpunt van verantwoordelijkheid van de burgers. Zij is ervan overtuigd dat decentralisatie tot een versterking van ons demo cratisch bestel zal kunnen bijdragen. Voortbouwende op de reeds verrichte waardevolle arbeid stelt de regering zich voor de grote onderneming van het tot stand brengen van een nieuw Burgerlijk Wet boek met kracht voort te zetten. Als partiële wijziging van bestaande wetgeving zal zij op korte termijn een wijziging van de Loterij wet aan de orde stellen. Over de vraag in hoeverre een herziening van het vennootschapsrecht gewenst is zal de regering zich doen voorlichten door een staatscommissie. Voor de vorming en de ontwikkeling van de persoonlijkheid van de mens zijn het onderwijs en de cultuur van uitnemend belang. De regering besteedt daarom grote aandacht aan de uitbreiding en verbetering van het onderwijs, waarbij vooral de voorziening in de behoefte aan docenten en de bouw van scholen haar zorg hebben. In het komende jaar zal veel aandacht worden gevraagd voor het onderwijs en met name voor de onderwijswetgeving. Dat geldt niet alleen voor de grote wetsontwerpen tot regeling van het voortgezet onderwijs en van het wetenschappelijk onderwijs, maar ook voor een aantal andere ontwerpen, die nog op behandeling wachten. In het bewustzijn van de grote waarde die radio en televisie in stijgende mate kunnen hebben, is besloten tot uitbreiding van de televisiezendtijd. Waakzaamheid is geboden opdat de toeneming van de materiële welvaart de in de hedendaagse maatschappij dreigende verzakelijking niet versterke. Veeleer behoort zij dienstbaar te zijn aan de geestelijke verheffing van ons volk. In dit verband ware o.a. te denken aan maatschappelijk werk, aan kennisneming van óns oude cultuurbezit en van uitingen van hedendaagse kunst en aan een zinvolle vrijetijdsbesteding, waaronder de sport. Van bijzonder belang voor de toekomst van ons volk is daarbij een ver antwoorde vorming van de jeugd. De regering is van de ingrijpende betekenis van deze kant van ons volksleven doordrongen. Voor zover het op haar weg ligt zal zij hier stimulerend optreden. Niet alleen de vraagstukken, welke ik zoëven heb aangeduid, maar ook vele andere zullen in het komende zittingsjaar uw aandacht en werkkracht vragen. De ingewik keldheid en onderlinge verwevenheid ervan zullen uw besluitvorming veelal tot een moeilijke maken. Moge uw arbeid, waarbij vele en gevarieerde belangen moeten worden overwogen en behartigd, worden verlicht door het diepe bewustzijn van het voorrecht, dat regering en Staten-Generaal ten dienste van het welzijn van ons volk in vrijheid werkzaam zijn. En mogen zo ook aan ons volk de offers, die het, gezamen lijk met de andere westerse volken, bij voortduring voor de nationale vrijheid moet brengen, minder zwaar vallen door een levend besef van dat hoge goed. Met de bede dat God u in het komende zittingsjaar moge sterken bij de vervulling van uw moeilijke en verantwoordelijke 'taak, verklaar ik de gewone zitting der Staten-Generaal geopend. Zomergriep „Ik heb een bovenste-beste vrouw" zei een oud mannetje, dat de vuilnisbak aan het stoeprandje had gezet, tegen zijn buur vrouw, die de ramen aan het zemen was. Als het mannetje snorharen en lange oren had gehad, zou hij een lieve paashaas heb ben kunnen zijn. „Ik heb een béste vrouw", herhaalde hij peinzend. „Toen ze gebakken was, hebben ze de vorm ver nietigd, zodoende is er geen tweede op de wereld te vindenze heb me weer zó goed verzorgd met die griep!" „Ja, we hebben het allemaal óók gehad, die zomergriep", zuchtte de vrouw, haar zeem uitslaand. „Het klinkt zo gezellig en veelbelovend, zoiets als zomertrillers, van die zuurtjes, weel U wel? Of zomerprijzen van de kolen, of zomeruitverkoop, in ieder geval iets, waar je voordeel van heb, maar zomergriep, bah!! We zijne er allemaal door angetast geweest en we hebben alle maal een jassie uitgetrokken ook, want hij gaat je niet in je kouwe kleren zitten. Ik begon d'r mee en ik had er geen sjoege van, dat je d'r zó beroerd van kon zijn na afloop. Het ging gepaard met een maag- en een darmzinking en die sloeg in ene op me man over. Het kiempie zat er natuur lijk al! Toen me man op zijn hevigst was en ie op een nacht zo lang op een zekere plaats bleef zitten, dacht ik: hij is zeker in slaap gevallen, ik zal tóch es effetjes gaan kijken, maar op de gang kom ik hem, zwabberend op zijn benen, tegen. Zó ziet ie me en zó slaat ie zijn armen om me hals en valt ie van z'n eige. Daar staan ik met die zware man om me nek en terwijl ie helemaal begon uit te slaan, gleed ie nog onderuit óók, gewoon éng! Hoelang ik zo gestaan heb, zou ik niet meer kenne zeggen, maar ik maakte net plannen, om hem naar bed toe te kantelen, toen ie bij kwam. Nou, om kort te gaan, me man doodziek en ik nog niet beter, maar wat dóe je dan? Je laat je man toch niet in z'n eigen vuil baaien en verkommeren, dus dan begin je te redderen. Maar een zieke man is meest al niks gedaan, want ze bemoeien dereige overal tegen an en me zwager, die óók zomergriep heb en zenuwelijer is, ziet er geen been in, om me zus nog af te snau wen ook! Het is nóóit goed of het deugt niet bij 'm, en vanmorgen was het bij me zus op der spraakvermogen geslagen. Ik zeg: „Meid, zeg ik, je mot een man zo af en toe es de waarheid zeggen en ze met d'r eigen woorden om d'r oren slaan, dan beginnen ze wel uit een ander vaatje te piepen". Me zwager is broodmager maar me man was nogal korrepulent, je ken wel zien, dat ie een veer gelaten heb, hoor! Alleen me dochter ziet er weer pikobello uit. Gis teren kon ik een duinknijn van me broer krijgen. Maar ze lusten bij mij geen knijn en toen heb ik ze wijsgemaakt, dat het een stooflappie was. Had. ik ze effe tuk!! De dokter zegt dat ik me handen had motte wassen toen ik ziek was, maar as leek zijnde heb ie daar niet zo'n erg in. Affijn, het heerst nou eenmaal, of ze de baksillen nou van mijn handen gegeten hebben of dat ze ze van d'r werk hebben meegebracht, er staat geen bordje bij! Ziezo, me ramen benne schoon en nou ga ik ze binnen es een bonnelewiesie ge ven, wacht, ik zal er voor u en uw vrouw ook een paar halen. Ik denk, wel eris, as een mens wist hoe broos ie vanbinnen is, dan zou ie geneens durven lopen!" Marianne van Raait Expositie in Oslo. Op 9 oktober be gint in het Nationale Museum te Oslo een tentoonstelling van Nederlandse schilde rijen uit de Gouden Eeuw. Koning Olaf en Prinses Astrid zullen bij de opening tegenwoordig zijn. Op de tentoonstelling, die tot 6 december duurt, zullen negentig doeken van vijfenvijftig meesters te zien zijn. Zij zijn geleend van musea en parti culieren uit verscheidene landen! Ook het garantiebeleid zal in toenemende mate worden gericht op het stimuleren van een economisch verantwoorde produktie. Daarnaast zal het garantiebeleid blijven afgestemd op redelijke producentenprijzen voor die landbouwprodukten, die in het bijzonder de gevolgen ondervinden van het gebrek aan standvastigheid der inter nationale marktverhoudingen en die tevens voor de inkomensvorming in de land bouw van wezenlijk belang zijn. Met betrekking tot het Reactor Centrum Nederland te Petten bestaat de ver wachting dat de onderhandelingen inzake een samenwerking met Euratom tot een In 's-Hertogenbosch heeft de minister van Maatschappelijk Werk, dr. Klom.- pé, de guirlande vaii bloemen doorge knipt, die de toegang tot het eerst voltooide en meest modern geoutil leerde woonwagenpark van Nederland versperde. Onmiddellijk daarna greep mejuffrouw Klompé de teugels van het paard, dat een voor de barrière staande woonwagen moest trekken en met grote vaardigheid mende zij in de traditionele stijl der woonwagenmen sen lopend met de schouderbladen tegen het voorfront van de wagen en aan de lange teugel paard en wagen het terrein op. Daarmee had de minis ter in zeer originele stijl dit hyper moderne woonwagencentrum in ge bruik gesteld. Het complex vaste ge bouwen bevat onder meer een kerk, een school, een ontspanningsgebouxv, een badhuis, spreekkamers voor amb tenaressen van sociale diensten en een lokaal van de geneeskundige dienst. Het terrein is geheel bestraat en voor zien van riolering en elektrische ver lichting. Het biedt ruim plaats aan 70 wagens. In het voorjaar zullen sport velden, grasvelden en bloemenperken worden aangelegd. Uit de Opregte Zaturdagsche Haarlemsche Courant van 17 September 1859 PARIJS. Het is thans zeker dat Frankrijk tot militaire maatregelen ten aanzien van Marocco zal overgaan ter verzeke ring der veiligheid van Algerie, 't welk thans nog openligt aan de zijde van dat Rijk. Het blijkt dat de laatste aanval der Maroc- canen van meer belang is geweest dan de vorige en dat men de naam van veldslag zou kunnen geven aan het gevecht, t'welk op 11 September heeft plaatsgehad tussen de Franse troepen en eene overmacht van 7000 a 8000 aanranders.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 3