Dictatuur van de intelligenten „LA POUDRIERE", TONEEL IN NEGEN TALEN Erbij TOEKOMSTVISIE VAN MICHAEL YOUNG Nieuwe uitgave ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1959 PAGINA VIER IN DE MODERNE TIJD, met zoveel spectaculaire gebeurtenissen op tech nisch gebied, staat de toekomst in het centrum van de belangstelling. Niet al leen over de ruimtevaart verschijnen tal van min of meer fantastische boeken, ook op ander terrein is dat het geval. Toekomstromans zijn altijd boeiend, om dat zij ons een blik geven in een moge lijke wereld, waarvan niemand met ab solute zekerheid bewijzen kan, dat het niet zo zal zijn. Sinds de „technische romans" van Jules Verne, die vele na volgers vond, zijn er ook toekomst romans verschenen met een sociale strekking. Huxley's „Brave New World", Orwell's „1984", Van Loggem's „Insec ten in plastic" of Bordewijk's „Blokken" zijn er typische voorbeelden van. Geen van deze verhalen of romans werd ech ter geschreven vanuit de gezichtshoek van de toekomstige ooggetuige. Michael Young, de briljante Engelse socioloog, doet dat in zijn jongste boek wel. Een bespreking van zijn werk zou in 2034 wel eens als volgt kunnen uitvallen. MICHAEL YOUNG is dood. De de monstratie van de lage Intelligentie-Quo tiënten te Peterloo in 2034 had een geweld dadiger verloop dan deze beroemde socio loog had verwacht. Aan het eind van zijn historisch-sociologisch rapport „The Rise of the Meritocracy, 1880-2033 1) dat aan de vooravond van de massabetoging ver scheen en veel opzien baarde, stelde hij de verwachting, dat de actie van de Populis ten (zij ontleenden hun naam aan de Rus sische beweging van de jaren 1870) als een nachtkaars zou uitgaan, en ook in dit opzicht meende hij een vergelijking met de Chartistenbeweging van 1848 te kunnen maken. Het Populistisch programma vond hij te vaag, de lagere klassen beschikken niet meer over voldoende intellect om met succes te revolteren, de steun van de en kele excentrieken uit de bovenlaag (IQ 125 180) is te gering om de beweging tot een politieke macht te maken, terwijl boven dien het kabinet reeds enige mitigerende maatregelen had genomen, waardoor aan de voornaamste wensen van de „dommen" was tegemoet gekomen. „Without 2) intel ligence in their heads, the lower classes are never more menacing than a rabble, even if they are sometimes sullen, some times mercurial, not yet completely pre dictable" (p. 151) Dat Young zelf het le ven moest laten is wel het duidelijkste be wijs voor het falen van zijn prognose, maar toch zijn er in zijn boek tal van interes sante punten. DE LAGERE intelligentieklassen kon den geen vrede met een maatschappelijke ontwikkeling hebben, waarin de intellec tuele elite de macht erfelijk poogde te be zitten. Daarmee dreigde een nieuwe kas- tenmaatschappij te ontstaan, die juist het element van de vertikale sociale mobiliteit met als criterium intelligentie (bedoeld wordt hiermee de gehele persoonlijkheids- struktuur) zou verliezen. De intelligenten uit de lagere klassen zouden zoals na 1970 steeds meer het geval was geweest niet meer opwaarts kunnen streven, an derzijds zouden de kinderen van de „high brows" automatisch de posten toebedeeld krijgen, terwijl het onderzoek van prof. Eysenck reeds in 1953 had aangetoond dat er bij het nageslacht van intelligenten een tendentie tot een voortdurende intelligen- rieregressie bestaat. DE CONSERVATIEVEN onder de intelli genten voelden zich echter behoren tot een elite, die van nature voorbestemd was tot heersen, en het was dus niet meer dan vanzelfsprekend, dat hun kinderen de macht toebedeeld kregen. Daartegenover hadden enkele idealistische socialisten uit de hoogste klasse omstreeks 2030 het oude gelijkheidsparadepaard voor den dag ge haald dat juist in het midden van de (Cartoon van André Frangois uit „Cartoon Treasury") twintigste eeuw zoveel schade aan hun ideële inboedel had toegebracht om deze maatschappelijke ontwikkeling te keren. Het heersend intellect gehoorzaamde in zijn poging tot consolidatie door invoering van het erfelijk leiderschap, aan sociolo gische wetmatigheden. DE LABOURPARTY van ongeveer 1950 was aan een dergelijke leiderspositie niet toegekomen, omdat zij met de verdedi ging van de „gelijke kansen voor ieder" haar eigen klassebasis had ondermijnd. Voortreffelijk toont Young ons hoe de er kenning van de ongelijkheid der individuen in dit standpunt opgesloten ligt, want de intelligenten moeten ongeacht milieu en fi nanciële positie een opleiding krijgen over eenstemmend met hun capaciteiten. In de tweede helft van de twintigste eeuw was deze opvatting gemeengoed, mede onder druk van de internationale concurrentie op wetenschappelijk en economisch ter rein. Reeds op jeugdige leeftijd onderwierp men zich aan intelligentietests en als deze goed uitvielen, behoefden de ouders zich verder geen zorgen te maken over de fi nanciële aspecten v.an.i,een;1§tudlie,, immerg de staat had begrepen dat'de beste inves tering die in opvoeding en ontwikkeling is. De ouders onderwierpen zich op hun beurt aan tests (iedere vijf jaar verplicht testen voor allen) en volgden uitgebreide her- en bijscholingscursussen om hun ontwikke ling op peil te brengen. TOCH GING DIT ALLES niet zonder conflicten. De oude heersende standen had den eeuwenlang 't genoegen gesmaakt hun kinderen te kunnen laten opleiden voor de hoogste posities, ook als deze de daarvoor noodzakelijke intelligentie niet bezaten. Nu echter zelfs aantaande huwelijkspart ners bij het centrale IQ-register eikaars quotiënten opvroegen, lag het voor de hand dat een dergelijke standenheerschappij zich niet kon handhaven. De beste man kwam op de beste plaats op basis van een zorgvuldig onderzoek en daarmee was een socialistisch doel bereikt. De ontevredenen waren de lage IQ's, die als ze geld genoeg hadden, ook iedere gewenste opleiding konden volgen, maar wat dan nog? On danks het feit. dat ze hun studie tot een goed einde brachten, wist iedereen dat hun IQ beneden de maat was en wat had de titel dan nog voor zin? In het algemeen waren de minder begaafden tot 2020 wel tevreden met hun bestaan, aldus Young, ook het derde deel van de bevolking, dat tot geen enkel soort werk in de gecompli- cause the inferior know their betters had great part to play in de world and beyond and were glad to identify with them and wait on them", (p. 98). Natuurlijk was er een volledige arbeidsbescherming en -in spectie voor dit soort werk, maar Young zou hier wel eens wat lichtvaardig voor bijgegaan kunnen zijn aan een van de oor zaken van de latere onrust. Zelf stelt hij dat de werkloosheid onder de mannen zeer hoog was, maar aan de gevolgen daarvan besteedt hij geen attentie. Voor de intelli genten was het alleen maar prettig dat ze ontlast werden van de beuzelarijen van ceerde, geautomatiseerde wereld meer in staat was. De automatie, had in tegenstel ling tot wat velen dachten en volkomen anders als de mechanisatie de lopende band geeft een IQ van 80 nog een kans, juist door de eenvoud van de handelingen al het simpele handwerk door machi nes vervangen; wat er aan arbeid over bleef was voor velen te moeilijk. Dat zij tevreden waren kwam voornamelijk door het hoge salaris, dat zij verdienden met huishoudelijk werk, waartoe ze voorzich tig en omstandig werden opgeleid. Om streeks 1960 was het nog zo dat ook de be gaafden hun kostbare tijd moesten opof feren aan boodschappen doen, stof afne men, banden oppompen, auto wassen en zovoorts. VOORAL DE VROUWEN waren hier van zeer de dupe, maar daarin kwam na 1988 verandering: „Domestic 3) service could be restored once it was again accep ted that some men were superior to others, and done without resentment be- het dagelijks leven en dat de instelling van de overheid, bedrijfsleven en vakbon den nu geheel in handen van het intel lect gericht werd op de meest efficiënte organisatie. Hoofdarbeiders werken in fei te vierentwintig uur per etmaal, immers alles 'wat zij doen komt hun geestesarbeid ten goede, het gehele complex van levens omstandigheden werd afgestemd op maxi male derikprestaties. Eerst betaalde men de intellectuelen zeer hoge salarissen, maar omstreeks 2000 werd dit veranderd in een matig inkomen, terwijl het bedrijfs leven alles verstrekte wat zij wensten, chauffeurs, huizen, auto's, vliegtuigen, zomer- en winterverblijven enzovoort. Ten slotte bereikte men volledige gelijkheid van geldelijk inkomen voor alle burgers, de verschillen in reëel inkomen werden ge rechtvaardigd door de maximale efficien cy. De resultaten van produktiviteitsver- hogingen die tot stand kwamen door nieuwe vindingen van de intelligenten en niet door het harder werken van de arbei ders werden gebruikt voor produktivi- teitsverhogende opvoeding en investerin gen. De Populisten eisten echter in 2031 dat de technici (dit is de naam voor de vroegere arbeiders) hun aandeel in de ver hoging, die in 2032 64 percent was, uitge keerd kregen en dat terwijl 't land iedere cent nodig had om de felle concurrentie met het buitenland te kunnen volhouden. YOUNG LAAT DUIDELIJK zien hoe belangrijk de periode omstreeks 1960 wel was voor wat er later gebeuren ging. Het mislukken van de „comprehensive schools" - 4) die toch al, wat hun pro gramma aanging, veel concessies hadden gedaan aan de „grammar schools" om dat ze te nivellerend werkten; de invoe ring van hoge lerarensalarissen; het gelei delijk aan verdwijnen van de uitzonde ringspositie der „public schools"; het zijn allemaal verschijnselen waarvan men toen al de voortekenen kon zien. Later in de twintigste eeuw zouden zij zich in de gehele maatschappij verder uit kristalliseren. Zo verdween het anciënni- teitsbeginsel, dat moest wijken voor het hoogwaardiger principe van de verdien ste, Kort. uitgedrukt in een formule: IQ effort merit''Wie irifelligentie, de nó dige energie, ijver en het doorzettingsver mogen bezit, vindt ook de maatschappelij ke erkenning en krijgt de betrekking waar voor hij geschikt is. De anomalie, dat iemand naar zijn anciënniteit ondanks de ermee samenhangende verkalking en verstarring promotie maakte, behoor de eindelijk tot het verleden, maar men moest er het geloof in de zaligmakende ervaring voor opgeven en dat kostte veel moeite. Regelmatig testen gaf, bij de ver fijnde technieken die knappe psychologen vonden, een grote zekerheid over iemands werkelijke mogelijkheden. De ouderen waren feitelijk tevreden dat ze uit func ties verdwenen, die ze niet meer aankon den, maar vroeger konden ze dat niet toe gevennu konden ze het op lagere pos ten dan eindelijk wat rustiger aandoen. Zo ongeveer zou een bespreking van Youngs boek in 2034 luiden, maar laat ons terugkeren naar de problematiek van 1959. HET TOEKOMSTBEELD dat dr. Michal Young ons schildert zou wel eens meer kans op verwerkelijking kunnen heb ben als „1984", omdat Orwells totalitaire maatschappij waarschijnlijk niet zonder een grote oorlog zal ontstaan en of er daarna nog iets te organiseren valt is twijfelachtig. Bezwaren zijn er echter genoeg aan te voeren tegen zijn voorspelling, zoals dat meestal het geval is. De voornaamste lijkt ons wel, dat het niet duidelijk gestelde uit gangspunt van Young is dat de docenten tot de meest eminenten van het land moe ten behoren, maar hoe dit te verwezen lijken. Een deel van het docentencorps is meestal zelf de voornaamste hinder paal op de weg naar een beter, efficiën ter en progx-essiever ondei-wijssysteem; vóór alles zal men hen moeten instellen op grote verandei'ingen. Dit zal dan tij dens hun opleiding moeten plaats vinden. De begaafden gelijke kansen geven (men zie het rapport van de Dr. Wiardi Beek man Stichting „Gelijke kansen") lijkt een voudig een kwestie van geld, maar ook al zou dat er komen, dan is men nog pas halvei-wege. De capaciteiten van de on- dex-wijsinstellingen moeten worden uitge- bi-eid, nieuw personeel moet worden aan getrokken enz. Dat alles is een proces van decennia, zeker in Nedei'land, gezien de huidige situatie. De „Meritocracy" kan alleen geboren worden als de intelligen ten zelf aan haar kraambed staan. Of hiex-voor de socialisten de kx-aamvrouwen bij uitstek zijn (Young spreekt van Socia list Midwives, die echter al kortzichtig zijn omdat ze ongewild de hoeksteen uit hun eigen gelijkheidsideaal wegnemen) la ten we gx-aag aan het oordeel van de lezer ovex\ MOGE DE VOORSPELLING in al haar absoluutheid niet opgaan, naar onze mening heeft Young zijn doel, het aange ven van de moderne tendenties en hun gevolgen in ondexnvijs, bedrijfsleven en po litiek, ten volle bex-eikt. Ook in Nedex-- land vinden we dezelfde ontwikkeling n, tot en met de pogingen om hier „com- px-ehensive schools" op te richten en de studie die gemaakt wox'dt van speciale scholen voor zeer begaafden ook bij ons wordt thans nog meer gedaan voor de zwakzinnigen dan voor de superintel- ligenten. Staatsrechtsgeleerden hier te lande en elders maken zich zox-gen over de afnemende betekenis van het paxdement nu de gecompliceei-de problemen meer en meer alleen door ambtenaren-specialisten volledig kunnen woi-den opgelost. In Frankrijk was het reeds lang zo dat de briljante studenten een ambtelijke loop baan kozen en de hogex-e ambtenaren zijn daar in de regel verre superieur aan het gemiddelde parlementslid. Young ziet al deze vex-schijnselen, hij bundelt ze en trekt zijn conclusies. Zijn boek is aller minst een „Communistisch Manifest" voor de lage IQ's ook geen „Managerial Revo lution" voor het intellect, maar het be licht wel helder een facet van een toe komstbeeld, waarover kennelijk een ieder op zijn manier zich exmstige zorgen maakt. W. Langevelcl 1) Michael Young The Rise of the Meritocracy, 1870—2033. An essay on education and equali ty. Thames and Hudson. Londen 1958. 160 p. 2) „Omdat ze geen hersenen in hun hoofd heb ben zijn de lagere klassen nooit gevaarlijker dan het gepeupel, ook al zijn ze soms korzelig, grillig, niet geheel voorspelbaar in hun ge drag". 3) De huishoudelijke taken konden weer worden ingesteld toen de mening gemeengoed was ge worden dat sommigen beter zijn dan anderen. Het huishoudelijk werk werd dan ook zonder tegenzin gedaan omdat de minder-waardigen zich er van bewust waren dat hun superieuren een belangrijke opdracht in de wereld hadden en daarbuiten; ze waren blij zich met hun superieuren te kunnen identificeren en hen te dienen. 4) Comprehensive schools zijn eigenlijk school complexen waarin honderden leerlingen dag onderwijs volgen. Snelle overgang van het ene schooltype naar het andere is mogelijk, als zich leermoeilijkheden voordoen. OP HET EERSTE GEHOOR KLINKT DE NAAM EEN BEETJE LUCHTIG, „LA POUDRIèRE" BETEKENT IMMERS „POEDERDOOSJE". EEN AARDIGE NAAM VOOR EEN SCHOUWBURG, VONDEN WIJ. DOCH TOEN WIJ IETS DIEPER OP HET ONTSTAAN VAN „LA POUDRIèRE" INGINGEN, BLEEK ONS AL HEEL SPOEDIG, DAT ER VAN „LUCHTIGHEID" BIJ DE NAAM GEVING GEEN SPRAKE WAS GE WEEST. „LA POUDRIèRE" BETEKENT NAMELIJK OOK „KRUITHUIS". .EN „HET KRUITHUIS" IS DE JUISTE VER TALING. WANT DE SCHOUWBURG „LA POUDRIèRE" IS GEVESTIGD IN EEN OUD KRUITHUIS. ONGEVEER ANDER HALVE EEUW GELEDEN BOUWDEN CANADA'S PIONIERS OP HET EILAND JE ST. HELENA BIJ HET HUIDIGE MONTREAL EEN STERK FORT. BIJ DIT FORT BOUWDEN ZIJ EEN KRUIT HUIS. HET LIGT THANS TIEN MINU TEN GAANS VAN HET CENTRUM VAN Een draaitoneel van eenvoudige constructie maakt snelle decorwisseling mogelijk. DE GROTE STAD MONTREAL. IN 1958 WERD HET INGERICHT ALS SCHOUW BURG. HET „KRUITVAT THEATER" van Montreal vex-schilt van alle andere thea ters ter wereld doordat er stukken wor den gespeeld in niet minder dan negen talen. Allereerst is Montreal zelf van ouds her al een tweetalige stad, want de bevol king spreekt er Engels en Frans. Een ondernemende inwoonster van Montreal, Madame Jeannine Beaubien, 4cwam een paar jaar geleden, na een bestudering van de samenstelling van Montreal's bevolking na de oorlog, tot de conclusie, dat Mon treal niet langer een tweetalige stad was, maar een veeltalige. Uit gesprekken met mensen van alle rangen, standen en her komst bleek haar bovendien, dat er een grote behoefte bestond aan een schouw burg, waar Canadezen van diverse (vroe gere) nationaliteit zich „thuis" zouden ge voelen en stukken in de (vroegex-e) eigen taal te horen en te zien zouden krijgen. Maar om dit te verwezenlijken, was het nodig een werkelijk veeltalige opzet te maken. Aldus zouden bovendien de cul turele verbondenheid en de culturele uit wisseling bevorderd worden. MEVROUW BEAUBIEN vond boven dien een geschikt gebouw: het oude kruit huis. Zij ontdekte, dat er maar weinig te verbouwen viel om een bi-uikbare, goed bespeelbare schouwburg uit dat kruithuis te maken. Akoestisch was de zaal die ruimte biedt aan tweehonderd toeschou wers „van nature" uitstekend. Mevrouw Beaubien werd directrice van de „veel talige schouwburg". MONTREAL leverde een rijke oogst op xan acteurs en actrices. Mevrouw Beau- xien slaagde er in Lise Lasalle te enga- ;eren, die veel succes boekte in de hoofd- •ol van „Gigi". Trouwens, Lise Lasalle ïeeft op de Parijse planken gestaan als lid /an de troep „Le Théatre du Nouveau Vtonde" en daar veel bewonderaars ge- •onden. Een Duitse acteur, Fred Doder- iein, bleek eveneens uitstekend te voldoen, bij voorbeeld in de rol van Von Wehrhahn in het eerste Duitse stuk („Der Biberpelz") P?" dat in „La Poudrière" werd opgevoerd. De Roemeense actrice Nina Diaconesco p oogstte veel bijval in de Franse en Ita- m liaanse versie van „Trente Secondi |p d'Amore". Een in Ottawa geboren actrice J Janine Fluet heet zij munt vooral uit in stukken, die spelen in het Victoriaanse tijdperk. In Tally Reviv vond mevrouw Beaubien een uitstekend regisseur. Hij had de i-egie van het eerste stuk, „The Rain maker", dat in „La Poudrière" ging. Dat was op 10 juli 1958. „LA POUDRIèRE" IS enig in Noord- Amerika, omdat de stukken er in negen talen worden opgevoei'd, te weten in het Engels, Duits, Fx-ans, Italiaans, Grieks, Hebreeuws, Hongaars, Japans en Spaans. U ziet, dat de Nederlandse taal ontbx-eekt op het lijstje, hoewel Nederland sedert 1945 heel veel immigranten aan Canada afstond. Toen wij over dit punt te praten kwamen, vernamen wij van toneelvrien den in Montreal, dat ook onze taal mis schien op den duur in „La Poudrière" zal worden gehooi'd. Maar (zei men) met negen talen hebben wij voorlopig de monden vol! DE BEVOLKING van Montreal en van de streek rondom de stad toont een leven dige en daadwerkelijke belangstelling voor „La Poudrière". Tot dusver was het thea ter ongetwijfeld een succes. De medewer king, die mevrouw Beaubien en haar spelers en speelsters ondervinden is groot, mede in consulaire kx-ingen (er zijn name lijk tamelijk veel consulaten in Montreal gevestigd). Dit is verheugend, al was het slechts, omdat „La Poudrière" de aanpas sing aan hun nieuwe land voor veel „nieuwe Canadezen" vergemakkelijkt en omdat die „veeltalige schouwurg" de cul turele banden tussen Canada en andere landen versterkt. De ingang van „La Poudriere". Links mevrouw Jeannine Beaubien. „DE HEILIGE SANGA" door Jörgen Bitsch (De Bezige Bij, Amsterdam) behelst het verslag van een aantal „modexme ont dekkingsreizen" die de Deense auteur maakte naar de gi'oene hel van Amazonas, de wildernis van Mato Gx'osso en andere nog vrijwel onverkende gebieden in de binnenlanden van Zuid-Amerika; veelbe lovende stof die echter niet overal tot zijn recht komt. Daaraan is in de eerste plaats de slox-dige vertaling, die bovendien ont sierd wordt door een aantal storende druk fouten, schuld. Het verhaal zelf is ietwat onbeholpen en dilettantistisch van stijl en opbouw; de schrijver springt van de hak op de tak exx bij de beschrijving van zijn eigen heldenfeiten zoals bijvoo beeld zijn gevecht met een acht meio lange Anaconda-cobra is hij ook n'c vrij te pleiten van een ietwat irrit n'< ijdelheid. Hij revancheert zich echter mc zijn illustraties: een aantal sublieme ro<ov in zwart-wit en in kleuren, die van een zeldzame visie getuigen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 16