Brugklas ontwricht basis van
de klassieke opleiding
Juridische problemen bij de
ontruiming van dienstwoningen
(To
Bedreigt de stad het platteland?
Innerlijke „verstedelijking" ontmoet
weerstand bij de plattelander
Het Tweede Fotoboek
W00N-WIJZER
ONDERWIJSVERNIEUWING (III)
Oudste lichtingen moeten
uitrustingsstukken inleveren
Toertocht voor bejaarde
auto's naar Zandvoort
Verzending van zeepost
Hechtenisstraf voor
militaire chauffeur
Toepasselijk tuinhek
Marktplein
ZATERDAG 10 OKTOBER 1959
•7
(Door dr. J. A. G. van der Veer, rector van het Stedelijk Gymnasium te Utrecht)
IN HET VORIGE ARTIKEL wijdden wij onder meer aandacht aan het
moeilijke vraagstuk van de determinatie, dat is enerzijds de benaderende be
paling van de begaafdheid van een leerling en anderzijds het vaststellen van
het voor hem meest geschikte schooltype. In het kader van de mogelijkheden,
welke het thans ingediende ontwerp van wet op het voortgezette onderwijs
biedt, bespraken wij reeds de door minister Cals geïntroduceerde proefklasse
als determinatiemiddel.
De determinatie steunt in dit wetsont
werp echter op meer pijlers. De aanslui
ting of overgang tussen de verschillende
vormen van voorbereidend wetenschap
pelijk onderwijs en algemeen voortgezet
onderwijs (gymnasium, atheneum, ly
ceum) (havo, ulo) wordt het eerste jaar
opengehouden door dit tot „brugjaar" te
bestemmen.
Behalve voor determinatie dient dit ook
om de aanpassing van de leerlingen aan
de nieuwe school te vergemakkelijken en
een goede basis te leggen voor het ver
dere onderwijs. Het lesprogramma van de
ze brugklas zal in alle richtingen van het
voorbereidend wetenschappelijk onder
wijs hetzelfde zijn. Slechts op de gym
nasia zal daarnaast een beperkt aantal
uren Latijn mogen worden gegeven, maar
in elk geval minder dan thans het geval is.
Hier stuiten we op een groot bezwaar.
Terwille van het almachtige schema, dat
het gehele voortgezet onderwijs moet om
vatten, wordt de klassieke opleiding op
het gymnasium aan haar basis ontwricht.
Het komt hierop neer, dat de opleiding
in Nederland die bij uitstek de naam van
kwaliteitsopleiding heeft, verkort wordt.
Dit in tegenstelling tot de atheneum-HBS-
opleiding ,die met een jaar verlengd
wordt, maar waarvan het programma
vrijwel geen verzwaring ondergaat. De
minister heeft in een persconferentie ter
verdediging van zijn standpunt wel ver
wezen naar de vijfjarige Latijnse oplei
ding van het lyceum, maar hij verzuim
de te vermelden, dat de positie van het
Grieks op het lyceum belangrijk zwakker
is dan op het gymnasium, speciaal wat
de b-afdeling betreft.
Verder is het op zijn minst vreemd, dat
de brugklas van het gymnasium, een
school, waar de oude talen een hoofdrol
spelen, het met zo weinig Latijn moet
stellen, dat de determinatieve waarde er
van grotendeels verloren gaat.
Natuurlijk heeft ieder vak op zijn wijze
determinatieve waarde, maar de oude ta
len stellen hun eisen. Ook hier kan men
wel weer het lyceum als voorbeeld naar
voren brengen, dat een onderbouw zonder
Latijn heeft, maar dan mag ook te berde
gebracht worden, dat de determinatie, die
het lyceum In deze latijnloze onderbouw
bereikt, volgens de statistiek allesbehal
ve waterdicht blijkt te zijn: het percen
tage zittenblijvers in de gymnasiala afde
ling van het lyceum is niet lager dan op
het gymnasium.
Welke mogelijkheden zijn er nu voor hét
Latijn in de brugklas? Allereerst zou men,
in tegenstelling tot het wetsvoorstel, het
Latijn in alle vormen van voorbereidend
wetenschappelijk onderwijs (gymnasium,
atheneum, lyceum) kunnen opnemen.
De gelijkschakeling met de program
ma's van de brugklassen van het alge
meen voortgezet onderwijs (HAVO-
school, ULO) gaat dan wel verloren, maar
een geheel identiek brugjaar voor zulke
uiteenlopende schooltypen als gymna
sium, atheneum, lyceum, HAVO-school,
ULO heeft slechts papieren waarde. Dit
wordt slechts geëist door de eenvoud van
het schema, dat echter niet opweegt te
gen het feit, dat wij tegenover begaafde
leerlingen in een periode, waarin zij juist
goed kunnen opnemen, absoluut tekort
schieten.
De minister merkt zelf reeds op, dat
overgang van leerlingen van algemeen
voortgezet onderwijs (HAVO, ULO) naar
voorbereidend wetenschappelijk onder
wijs (gymnasium, atheneum, lyceum)
tot de zeldzaamheden zal behoren. Wan
neer het Latijn in alle brugklassen van
gymnasium, atheneum, lyceum wordt op
genomen, zou dit als goede basis kunnen
dienen voor het eenvoudige Latijn, dat de
minister op de athenea wil invoeren. Mis
schien dat op deze wijze dit onderwijs niet
ontaardt in potjes-Latijnachtige kennis.
Geen „boste Latin
De kwestie, of men Latijn in de brug
klassen van het gymnasium, van het ge
hele voorbereidend wetenschappelijk on
derwijs moet opnemen of niet hangt, o.i.
samen met de positie van het Latijn aan
het atheneum. Zoals gezegd, wil minister
Cals op dit schooltype eenvoudig Latijn
invoeren vanwege de algemene vorming.
Er bestaat echter geen „basic Latin", La
tijn heeft pas waarde voor de algemene
vorming als men het grondig bestudeert.
Meer aan te bevelen daarom is de posi
tie van het Latijn als „goed verzorgd" vak
op de HBS in het plan-Bolkestein 1946,
dat natuurlijk veel verder gaat dan het
thans voorgestelde, eenvoudige Latijn.
Daardoor zou het Latijn in de brugklas
van het gehele voorbereidend gymnasium
Aan het nog voor het Kamerreces
van Kerstmis in behandeling ko
mende wetsontwerp ter vernieu
wing van het voortgezet onderwijs
heeft een terzake kundige mede
werker van ons blad een reeks
artikelen gewijd, waarvan hierbij
het derde wordt gepubliceerd.
atheneum, lyceum, des te meer gemoti
veerd zijn.
Maar ook tegen het „Bolkestein-Latijn"
zijn bezwaren. Er zijn leerlingen met een
zijdige exacte aanleg, die goede academi
ci kunnen worden, maar met de beoefe
ning van talen overhoop liggen. Voor hen
vormt het Latijn een verzwaring, die niet
geheel te rechtvaardigen is. Verder is het
de vraag, of ons land het extra aantal
classici kan opbrengen, dat dit onderwijs
moet geven. Ook voor het eenvoudige La
tijn op het atheneum zien wij in dit op
zicht de toekomst niet gunstig.
Een classicus zal in het algemeen zijn
levensvervulling niet kunnen vinden in het
onderwijzen van eventueel bestaand „ba
sic Latin", zelfs indien dit gegrondvest is
op een brugjaar met stevig Latijn. Of
wordt er misschien een lagere acte Latijn
ingevoerd?
Wij geloven niet in deze mogelijkheden
voor het Latijn op het atheneum en komen
tot de volgende conclusie: Het Latijn als
determineervak in de brugklas van het
gymnasium, gedoceerd in ongeveer de
huidige omvang; geen Latijn in de brug
klas van het atheneum en lyceum. De over
gangsmogelijkheid tussen gymnasium en
andere vormen van voortgezet onderwijs
is dan verminderd.
Dit betrekkelijke isolement zal het gym
nasium gaarne aanvaarden. De ouders
kiezen dit speciale schooltype voor hun
kinderen doelbewust. Natuurlijk blijft de
kwestie, wat te doen met gestrande, gym
nasiale brugklassers. Indien zij over de ge
hele lijn niet voldoen, zullen zij naar een
aanmerkelijk eenvoudiger vorm van on
derwijs moeten overgaan.
Deze categorie zal echter nooit groot
z(fn. Vooral op een gymnasium, dat z(jn
leerlingen opneemt via een proefklas.
De uitsluitend op het Latijn gestrande
gymnasiale brugklassers zullen niet zo'n
achterstand geboekt hebben dat zij niet
met enig bijwerken kunnen plaats nemen
in een tweede klas van atheneum of lyce
um. - ,v,r J-.F. V
De oudste lichtingen dienstplichtigen,
die geen mobilisatiebestemming hebben
en hiervoor ook niet meer in aanmerking
komen, moeten de militaire uitrustings
stukken die zij nog in hun bezit hebben,
terugsturen. In het ongerede geraakte uit
rustingsstukken moeten worden vergoed.
De legerleiding heeft de betrokkenen
schriftelijk op de hoogte gesteld van de
ze maatregel. De desbetreffende militai
ren hebben tevens een opgave gekregen
van de uitrustingsstukken waar het om
gaat.
De oudste lichtingen bestaan uit militai
ren, die hun dienstplicht geheel hebben
vervuld en niet meer zullen worden op
geroepen. Het gaat hier om de reserve-
officieren die de leeftijd van 45 jaar heb
ben bereikt, de dienstplichtige onderoffi
cieren van 40 jaar en ouder en de minde
ren die de leeftijd van 35 jaar hebben be
reikt.
De lichtingen die met groot verlof ge
zonden worden, zonder voorshands een
mobilisatiebestemming te hebben, zullen
voortaan slechts een klein gedeelte van
hun militaire uitrusting meekrijgen. Hier
bij gaat het om de uitrustingsstukken, die
de man nodig heeft om er als militair uit
te zien. Alle andere uitrustingsstukken zul
len hem niet meer worden meegegeven.
De legerleiding hoopt met deze maat
regel aanzienlijk te kunnen bezuinigen. De
uitrustingsstukken, die tot dusver veelal
ongebruikt onder berusting van de man
nen bleven, kunnen nu elders worden ge
bruikt.
De jaarlijkse traditie-rit van de Pionier
Automobielen Club, een toertocht voor
zeer bejaarde auto's, welke op zondag 11
oktober voor de vierde maal wordt verre
den, heeft dit jaar een record-aantal bui
tenlandse inschrijvers getrokken.
Het evenement bestaat uit een tocht
over West-Nederland's meest rustieke we
gen en wordt besloten met behendigheids-
proeven op het Zandvoortse circuit. Op
zondagmorgen start te 10 uur de oudste
veteraan, om de minuut gevolgd door
steeds „jongere".
In totaal zijn meer dan 100 aanmeldin
gen voor deze hoogtijdag der oude auto
enthousiasten de wagens moeten ouder
zijn dan 30 jaar binnengekomen, waar
bij 19 uit Engeland, 20 uit België, 13 uit
Duitsland, 2 uit Frankrijk, 2 uit Denemar
ken, 1 uit Italië en 1 uit Zwitserland.
De oudste wegen waarmede tot nu toe
is ingeschreven is een Mors uit 1897 van de
Duitser Peter Merck. Maar deze wordt wat
leeftijd betreft bijna ge-evenaard door de
Dion Bouton 1899 van de Loosdrechter Joh.
Daams, aldus een aankondiging van de
Pionier Automobielen Club.
WEEKABONNEMENTEN
dienen uiterlijk op woensdag te worden
betaald, daar de bezorgers op donder
dag moeten afrekenen.
DE ADMINISTRATIE
De Stichting voor Maatschappelijk
Werk in de provincie Utrecht zal op 15
oktober in Utrecht haar provinciale dag
1959 houden. Over het thema van deze
conferentie: „Bedreigt de stad het platte
land?" hebben prof. dr. Sj. Groenman,
hoogleraar te Utrecht, en ir. J. P. de
Groot, wetenschappelijk medewerker bij
de afdeling sociologie en sociografie van
de Landbouwhogeschool te Wageningen,
pre-adviezen uitgebracht.
Prof. Groenman merkt onder meer op,
dat een derde gedeelte van de Nederland
se bevolking in gemeenten met meer dan
100.000 zielen woont. In de gemeenten met
minder dan 5000 zielen woont nog maar 12
percent van de bevolking. Tien jaar gele
den was dit 18 percent. Verstedelijking be
tekent in de eerste plaats dat de platte
landsbevolking materiële goederen van
de stad overneemt en dat het platteland
naar zijn uiterlijke vormen steedser gaat
aandoen. Dit wil echter niet zeggen, dat
er volledige gelijkschakeling tussen stad
en platteland ontstaat, want de overne
ming van geestelijke goederen blijft onvol
ledig. Een plattelander handelt anders dan
de stedeling, omdat hij anders denkt. Wel
iswaar gaat van de stad een voortduren
de invloed uit die zich ook op denken en
handelen van de plattelander richt, doch
deze invloed stuit dan op een gedachten-
wereld, die veel sterker is verankerd-dan
het bezit' van materiële goederen, aldus
prof. Groenman.
De heer W. Midavaine in Oost-Kapelle
heeft een bietenzaaimachine gecon
strueerd, welke het tijdrovende uit
dunnen van opkomende suikerbieten
model van zijn machine.
overbodig maakt. Door middel van een
draaiende trommel wordt op regel
matige afstanden telkens één bieten
zaadje geplant. De uitvinder met een
99
99
Wie kunstschilder wil worden, moet
eerst „door andermans ogen" leren zien.
Van oudsher begint de leerling met het
kopiëren van oude (en ook wel nieuwe)
meesters, een moeizaam en ondankbaar
karwei, dat echter voor zijn vorming nood
zakelijk is. Immers: al kopiërende oefent
en verbetert de leerling zijn techniek, ter
wijl hij tevens gedwongen wordt, zich te
verdiepen in de compositieleer, zoals die
door meesters der schilderkunst is toe
gepast en geïnterpreteerd.
Van datzelfde principe is Dick Boer uit
gegaan bij het schrijven van „Het Twee
de Fotoboek", dat zojuist bij de uitgeve
rij n.v. Focus te Haarlem verschenen is.
De reeds ietwat gevorderde amateur-fo
tograaf, voor wie dit boek bedoeld is,
wordt allereerst geconfronteerd met de
opdracht, een gegeven object (in casu een
landhuis) precies zo te fotograferen als
het door Dick Boer gedaan is en daar
bij nauwlettend de uitgebreide tekstaan
wijzingen op te volgen. Die aanwijzingen
leren hem dan spelenderwijs de keuze van
het beste opnamestandpunt, de gunstigste
lichtval, het voordeligste gebruik van de
dieptescherpte, de geschiktste lens voor
verschillende objecten en wat dies meer
zij. Na het landhuis volgen dan moeilijker
opdrachten tot het maken van landschap
pen, kleine groepen en portretten, eerst
in zwart-wit, en later ook in kleur, alle
op basis Van de in het boek afgebeelde en
nauwkeurig-omschreven voorbeelden.
Het tweede deel van het boek is geheel
aan de kleurenfotografie gewijd. Een kos
telijk hulpmiddel is de kleurenschijf en de
kleurenharmoniezoeker, de laatste naar
een idee van de auteur met behulp
waarvan de fotograaf, maar ook beelden
de kunstenaars, architecten e.d. op een
zeer eenvoudige en doeltreffende wijze
kunnen bepalen, welke kleuren en halftin
ten wel en welke niet bij elkaar passen.
Wij geloven dat dit „Tweede Fotoboek",
voorbeeldig van druk (Joh. Enschedé en
Zonen te Haarlem), van bindwerk (de
Haarlemse firma Smeets) en van inhoud,
alleszins een felicitatie waard is. Dick
Boer maakte zelf alle foto's (ook die ter
demonstratie van „hoe het niét moet")
die deze bijzonder fraaie uitgave verluch
ten.
H. Croesen
Met de volgende schepen kan zeepost
worden verzonden. De data, waarop de
correspondentie uiterlijk ter post moet zijn
bezorgd, staan achter de naam van het
schip vermeld.
Argentinië: ss „Aldabi", 11 oktober;
Australië: ss „Arcadia", 11 okt., ts „Weser-
stein" 14 okt. en ms „Willem Ruys" 17 okt.;
Brazilië: ss „Aldabi", 11 okt., ms „Lichten-
stein", 13 okt.; Canada: ss „Empress of
France", 12 okt., ms „Prins Willem George
Frederik", 13 okt., ms „Westerdam" 15 okt.
en ss „American Guide" 17 okt.; Chili via
New York 15 okt.; Indonesië: ss „Asca-
nius", 19 okt.; Ned. Antillen: ms „Mem
non", 13 okt.; Ned. Nw. Guinea: ms „Wil
lem Ruys", 17 okt.; Nieuw Zeeland: ms
„Willem Ruys", 17 okt.; Suriname: ms
Doris", 14 okt.; Unie van Z.-Afrika en
Z.W.-Afrika: ms „Oranjefontein", 13 okt.;
Brits Oost-Afrika: ss „Ferdinand de Les-
seps", 17 okt.
Inlichtingen betreffende de verzendings
data van postpakketten geven de post
kantoren.
Men mag de uiterlijke modernisering
van het platteland niet verwarren met
overneming van een stedelijke denkwe
reld. Het is volgens prof. Groenman niet
zo, dat de plattelandssamenleving bezig is
zich ook innerlijk in zeer snel tempo te
wijzigen en dat zij als het ware op haar
grondvesten wankelt. Naar zijn mening
moet men zich er eerder over verbazen,
dat de plattelander, die onder de rook van
de grote stad woont, zo plattelands is ge
bleven.
Prof. Groenman meent, dat het platte
land de stad niet als een bedreiging voelt
en dat het zelfs in vele gevallen verste
delijkt wenst te worden. Er is naar zijn
oordeel geen enkele reden om de over
dracht van materiële cultuur tegen te
gaan. „Tenzij men ervan overtuigd is, dat
de stad een poel des verderfs is, zal men
moeten constateren, dat het proces van
verstedelijking waarbij het platteland ge
confronteerd wordt met de aanbieding van
elementen uit het stedelijk levenspatroon,
aan dit platteland kansen biedt: enerzijds
om het houvast te verliezen, anderzijds
om met het behoud van het goede dat
men bezit, zijn leven te verrijken," aldus
prof. Groenman.
Problemen voor de jeugd
Ir. De Groot gaat in zijn pre-advies
voornamelijk in op de problemen die de
verstedelijking voor de plattelandsjeugd
meebrengt, problemen die vooral .pjits.taap
doordat'voor de opleiding tot zoWel agra
rische als niet-agrarische beroepen in
steeds toenemende mate voortgezet on
derwijs buiten de eigen woonplaats wordt
gevolgd. De jongeren, die hun opleiding
of werkkring in een stedelijke omgeving
hebben, zijn voor de stedelijke levenssfeer
het meest ontvankelijk. Verschijnselen
van disharmonie zullen zich dan ook het
eerst en wellicht ook het sterkst bij deze
groep voordoen. Een belangrijke bron van
conflicten noemt ir. De Groot het salaris
dat de in de stad verdienende kinderen
ontvangen en dat de broers en zusters, die
in het ouderlijk bedrijf meewerken, niet
krijgen. Daarbij komt, dat door gesprek
ken met jeugdigen allerlei behoeften ge
wekt worden die tevoren niet werden ge
kend.
Een belangrijk aspect is ook de vrije
tijdsbesteding. Zeer veel ouderen in agra
rische kringen beschouwen vrije tijd en
vakantie als een niet bij de boeren passen
de luxe. Maar het werken gedurende de
zaterdagmiddag en de zondag is volgens
ir. De Groot een bron van toenemende on
tevredenheid onder de agrarische jonge
ren, die zich gaan vergelijken met hun
leeftijdgenoten die in de stad werken.
De aanpassingsmoeilijkheden van agra
rische jongeren die een werkkring krij
gen in een industrieel bedrijf, worden,
naar de mening van ir. De Groot voor het
grootste deel veroorzaakt doordat degene
die zich in het plattelandsmilieu opgeno
men wist in de groep, zich in een ste
delijke omgeving onzeker en eenzaam
gaat voelen. Veel aandacht zal moeten
worden besteed aan het opvangen van de
ze jeugd in de stedelijke samenleving, al
dus ir. De Groot in zijn pre-advies.
Voor de zeekrijgsraad heeft terechtge
staan een twintigjarige zeemilicien aan
wie het veroorzaken van een ongeval met
een militaire auto, waarbij twee personen
om het leven zijn gekomen, ten laste was
gelegd. Hij reed op 14 april van dit jaar
omstreeks kwart voor elf 's avonds op de
Mokweg op Texel, de verbinding tussen
Den Burg en het Amfibie-oefenkamp der
marine, met een drie tons zeswielige
vrachtauto. In de laadbak daarvan zaten
acht mariniers, die naar het kamp terug
moesten. In een bocht is de auto gaan slin
geren, in de berm geraakt en gekanteld.
De acht passagiers werden eruit geslin
gerd en twee hunner, de vliegdienstweer-
kundige J. H. Mekkes, en de electromon-
teur F. Meijer, kwamen onder de laad
bak en overleden kort na het ongeval.
De fiscaal, mr. N. B. Spoor, meende dat,
afgezien van de vraag of de verdachte het
voorschrift betreffende maximum-snel
heid al of niet kende, hij toch gezien de
toestand van de weg ter plaatse te snel
heeft gereden. „Die toestand tart elke be
schrijving", zei mr. Spoor. Het verwon
derde hem dat de opeenvolgende kamp
commandanten nooit hebben bevorderd
dat aan deze weg. de enige verbinding van
het kamp naar Den Burg, iets werd ge
daan.
Mr. Spoor, die de zeekrijgsraad de sug
gestie deed zich ter plaatse op de hoogte
te gaan stellen, eiste ten slotte wegens
dood door schuld, twee maal gepleegd,
twee maanden gevangenisstraf. De zee
krijgsraad legde de milicien twintig da
gen hechtenisstraf op.
Het bedrijf van de werkgever lijdt dik
wijls schade, wanneer een nieuwe werkne
mer de voor hem bestemde dienstwoning
niet kan betrekken, omdat de vorige werk
nemer daarin blijft wonen. Deze laatste
treft veelal geen verwijt. Als hij zich wendt
tot het gemeentebestuur met het verzoek
hem een andere woning toe te wijzen, zal
hij vaak te horen krijgen, dat hij pas na
een ontruimingsvonnis voor een andere
woning in aanmerking komt. In zo'n geval
blijft er voor de werkgever geen andere
weg open dan een ontruimingsproces te
gen zijn vroegere werknemer aanhangig
te maken. Kan de ex-werknemer een be
roep doen op huurbescherming? Ter be
antwoording van deze vraag zal eerst na
gegaan moeten worden, wat tussen werk
gever en werknemer overeen gekomen is.
Het is mogelijk, dat tussen beiden slechts
een arbeidsovereenkomst gesloten is,
waarbij het loon bestaat uit geld plus vrij
wonen in de dienstwoning. Bij het einde
van de arbeidsovereenkomst houdt auto
matisch het woonrecht op te bestaan. Van
huurbescherming kan hier geen sprake
zijn. Over het algemeen geldt dit ook ten
aanzien van een gemengde overeenkomst.
Huurbescherming kan slechts ontstaan
na het einde van een huurovereenkomst.
Voorwaarde van huurbescherming is dus,
dat er naast de arbeidsovereenkomst een
huurovereenkomst heeft bestaan. Het feit,
dat er een huurovereenkomst gesloten was
behoeft echter niet altijd mede te bren
gen, dat de ex-werknemer nu ook een be
roep op het huurbeschermingsrecht kan
doen. In de rechtspraak heerst een vrij
sterke stroming, die het huurbescher
mingsrecht over het algemeen niet op
dienstwoningen van toepassing acht. Men
wijst daarbij op de onverbrekelijke band
tussen huurovereenkomst en arbeidsover
eenkomst. De werknemer heeft bij het
aangaan van de huurovereenkomst er in
bewilligd, dat deze slechts voor de duur
van de arbeidsovereenkomst zou gelden.
Hij kan dus niet te goeder trouw een be
roep op het huurbeschermingsrecht doen.
Deze redenering kan natuurlijk alleen
gevolgd worden, als het werkelijk een
dienstwoning betreft. De Huurwet kent
het begrip dienstwoning niet.
Onverbrekelijk verband
Een rijwielfabriek had enige woningen
laten bouwen voor haar arbeiders. Een
arbeider van deze fabriek woonde met
zijn gezin bij zijn ouders in. Dit werd voor
hem een zodanige onhoudbare toestand,
dat hij stellig elders een andere betrek
king zou hebben aanvaard, indien hem
daar een woning zou worden aangeboden.
Aangezien de fabriek deze arbeider niet
gaarne zag vertrekken, stelde zij een van
haar woningen te zijner beschikking. Na
verloop van tijd nam de arbeider ontslag,
doch bleef in het huis wonen. Hierop vor
derde de fabriek voor de rechtbank ont
ruiming. Hiertegen voerde de arbeider
aan, dat hij het pand gehuurd had en dat
de huur niet was opgezegd, zodat hij nog
steeds krachtens huurovereenkomst in het
huis woonde.
De rechtbank was van oordeel dat de
arbeider ingestemd had met het voortdu
ren van de 'arbeidsverhouding-, mits -het
huis hem ter bewoning werd gegeven. En
de fabriek had tan de arbeider het be-
woningsrecht gegeven, mits hij in haar
dienst bleef. Het onverbrekelijke verband
tussen de arbeidsverhouding en het bewo-
ningsrecht brengt met zich mede, dat met
einde van de arbeidsovereenkomst ook het
bewoningsrecht een einde neemt. Met de
ze overwegingen wees de rechtbank de
vordering toe.
Gemengde overeenkomst
Een landarbeider had van zijn werkge
ver het recht gekregen een bij diens boer
derij behorend arbeidershuisje te bewo
nen, waarvoor 2,50 per week op het loon
in mindering werd gebracht. Bij het ein
de van de arbeidsovereenkomst gaf de
werkgever aan de landarbeider nog een
uitstel van drie maanden voor de ontrui
ming der woning. Na dit uitstel vorderde
de werkgever voor de kantonrechter ont
ruiming op grond van beëindigde arbeids
overeenkomst. De landarbeider beriep er
zich evenwel op, dat hij na het einde van
zijn dienstbetrekking steeds 2,50 per
week huur had betaald.
De kantonrechter oordeelde, dat door
deze betaling een huurovereenkomst was
tot stand gekomen. En aangezien de werk
gever zijn vordering niet op geëindigde
huur, doch op beëindigde arbeidsovereen
komst had gebaseerd, werd hij in zijn vor
dering niet ontvankelijk verklaai-d.
De rechtbank nam echter in beroep een
ander standpunt in. Het recht van de land
arbeider tot bewoning van de dienstwo
ning tegen afhouding van een bepaald be-
Dit tuinhek kan men vinden te Lowes
toft in Engeland. Het dateert uit het
begin van deze eeuw en is een fraai
voorbeeld van smidskunde; het is ver
vaardigd van aan elkaar gelaste tuin
bouw gereedschappen.
drag van het loon gaf aan de tussen par
tijen gesloten overeenkomst een gemengd
karakter. Het huurelement nam daarin
een onzelfstandige en aan de arbeidsover
eenkomst ondergeschikte plaats in. Dit
huurelement vormde dus geen zelfstandi
ge overeenkomst en was dus geen huur en
verhuur in de zin van het Burgerlijk Wet
boek of de Huurwet. Door het uitstel van
drie maanden werd het huurelement wel
voor een bepaalde tijd bestendigd, maar
het verloor niet de samenhang met de ar
beidsovereenkomst en verkreeg dus ook
toen niet het karakter van een zelfstan
dige huurovereenkomst. Uit het door de
werkgever aanvaarden van de wekelijkse
2,50 kon de landarbeider niet te goeder
trouw hebben opgemaakt, dat de werkge-
ger hem nu als huurder beschouwde. Op
deze gronden oordeelde de rechtbank, dat
de landarbeider geen beroep op een huur
overeenkomst of op huurbescherming toe
kwam en veroordeelde hem tot ontruiming
wegens beëindigde arbeidsovereenkomst.
„Lokwoning"
Een naamloze vennootschap had wonin
gen laten bouwen met de bedoeling deze
op gemakkelijke voorwaarden te verko
pen aan leden van haar personeel. Een
werknemer verklaarde zich aanvankelijk
bereid tot overneming van een woning,
doch trok zich later terug. Inmiddels had
hij de woning reeds betrokken. Als huur
werd toen een bedrag vastgesteld, dat
met zijn salaris werd verrekend. Later
werd hem op zijn verzoek ontslag ver
leend. Hierop eiste de n.v., dat haar ex-
werknemer de woning zou ontruimen ten
behoeve van een andere employé.
In beroep besliste het gerechtshof te Am
sterdam, dat van een dienstwoning slechts
sprake kan zijn, indien de ter beschikking
stelling door de werkgever een onderdeel
vormt van de dienstbetrekking, althans in
een zodanig verband staat met het bedrijf
van de werkgever, dat het bedrijf er onder
zou lijden, wanneer de werknemer niet tij
dens het dienstverband het huis zou bewo
nen.
Het gerechtshof wees er voorts op, dat
de n.v. de woningen te koop aanbood. Mits
de koper aan zijn financiële verplichtin-
gen voldaan had, verkreeg hij de volle
eigendom van de woning en kon daarover
naar welgevallen beschikken, zowel tijdens
het dienstverband als na afloop daarvan.
Het doel van de n.v. was derhalve om per
soneel te lokken, maar niet om dienstwo
ningen ter beschikking te stellen.
Feitelijke omstandigheden
Een automobielmaatschappij had een
woning boven haar garage verhuurd aan
haar monteur. Nadat de monteur de dienst
verhouding had beëindigd, zegde de maat
schappij de huurovereenkomst op en vor
derde ontruiming. De maatschappij ont
zegde de monteur het recht zich op huur
bescherming te beroepen, omdat de wo
ning blijkens een artikel van het huur-
conti-act als dienstwoning aangemerkt
was. De president van de rechtbank over
woog, dat niet voldoende is, dat het huur-
cpntra.Qt de woning tot dienstwoning had
bestempeld. Ook met de feitelijke omstan
digheden moest rekening worden gehou
den. De president was van oordeel, dat het
bestaan van enig verband tussen dienstbe
trekking en huurovereenkomst op zichzelf
niet voldoende is om de aanwezigheid van
een dienstwoning aan te nemen met dit
gevolg, dat de Huurwet niet van toepas
sing zou zijn. De president constateerde,
dat het bovenhuis geen verbinding had
met de garage en van een aparte opgang
was voorzien, zodat van enige bijzondere
aard van het gehuurde geen sprake was.
Aldus werd de vordering door de presi
dent ontzegd.
In beroep nam het gerechtshof te 's Her
togenbosch wel het bestaan van een dienst
woning aan en wees de vordering toe. De
ze uitspraak baseerde het gerechtshof op
een verklaring van de politie, dat het de
politie in hoge mate gewenst voorkwam,
dat zich bij de garage een monteur be
vindt, die ook buiten de normale werktij
den in staat is direct op te treden en even
tueel uit te rijden om een wagen te sle
pen, waarmee zich sen verkeersongeval
heeft voorgedaan.
Mr. C. A. baron Bentinck
Advertentie
VRAAGT ONZE NIEUWE
34 pagina's nieuws over onze
enorme C 20-meubelcollectie