Een vergeten componist discaucs. LENIN BEMINDE POLA NEGRI KLEUTERS LEREN GRATIS ZEILEN IN HET HART VAN MELBOURNE Erbij School voor modellen in de gevangenis ZUIDPOOL-ONDERZOEK j WORDT VOORTCEZET ZATERDAG 17 OKTOBER 1959 PAGINA DRTE TOEN OP 22 OKTOBER 1859 de zeer gevierde vioolvirtuoos, componist en dirigent Louis Spohr overleden was, schreef Richard Wagner vanuit Parijs aan een vriend te Dresden onder meer het volgende: „De stralende zon van Mozart's kunst, die zijn jeugd nog rechtstreeks belicht had heeft hij, als een Vestaalse wachter, tegen alle stormen des levens in, brandend weten te houden. Hij was een ernstige, verstandige meester; de samenvat ting van zijn leven was „geloof in zijn kunst" en zijn diep en verhelderend besef sproot voort uit de kracht van dit geloof. Het maakte hem vrij van iedere vorm van eigenwijze kleinheidwat hij niet begreep liet hij links liggen, zonder het aan te blaffen of te bestrijden. Maar wat hij wel begreep (en een diep en fijn gevoel voor schoonheid was hem niet te ontzeggen) beminde en prees hij ijverig en onomwonden, zodra hij er het „ernstig menen met de kunst" in herkende. En hierin kunnen wij de band zien die hem, zelfs tot op hoge leeftijd, aan het nieuwe in onze kunst verbond: het kon hem bevreemden, maar nooit vijandig stemmen. Laten wij Spohr's gedach tenis dus in ere houden!" gekomen. Wel werden zijn composities (ook zijn opera's) hier veelvuldig uitge voerd. Toch heeft Spohr nog twee keer een reis naar Holland ondernomen. De eerste keer werd dit met 'n tragisch voor val besloten. Toen in 1834 de vrouw van de kunstenaar overleden was, maakte deze ook een niet ongevaarlijke inzinking door en op raad van zijn dokter werd besloten herstel te zoeken in een badplaats. Zand- voort, dat toen pas in opkomst was en nog vrij primitief ingesteld, maar dat om de betrekkelijk rustige omgeving juist zeer geschikt leek voor genezingzoekenden, werd als kuuroord uitgekozen. Tezamen met zijn dochter Therese en zijn schoon zuster Minchen Scheidier, aanvaardde Spohr de reis over Dusseldorp en Kleef naar Rotterdam. Doch laat ik het woord aan Spohr zelf: „Aldus kwamen wij, na te Rotterdam van de boot te zijn gestapt, over Den Haag, Amsterdam en Haarlem gelukkig te Zand- voort aan. Toen wij in het Badhuis onze intrek hadden genomen en voor 't eerst de zee aanschouwden, riep mijn schoon zuster uit: „Hier zou ik eeuwig willen blijven!" Nadat ik met de baddokter, die dagelijks per omnibus uit Haarlem kwam, afgesproken had hoe ik mijn kuur zou houden, begon ik geregeld te baden; dit was mij een waar genot, want ik schepte groot vermaak in het zwemmen. Na het eten wandelden wij in het bos, dat vlak achter de duinen begint en zich bijna tot Haarlem uitstrekt en zo genoten wij van het mooie weer, dat de zomer van 1835 begunstigde, en wij leefden zeer tevreden in onze eenzaamheid. Deze werd echter al spoedig gestoord, daar mijn Amsterdamse muziekvrienden, die mijn aanwezigheid te Zandvoort ontdekt hadden, mij met mijn reisgezellinnen uitnodigden op een con cert, dat zij te mijner ei*e op touw gezet hadden. Wij gingen daarom per omnibus naar Haarlem en vandaar per trekschuit naar Amsterdam, waar wij afstapten bij de heer Tenkate een oude kennis van mij die ons uitgenodigd had. Deze nam ons mee naar de zaal van „Felix Meritis", waar het concert, dat'geheêl aan Werk van mij gewijd was, plaats vond. Eerst ging een mijner symfonieën, daarna een duet uit „Jessonda", gezongen door de eerste zangeres van de Duitse Opera, en door de heer Vrugt uit Haarlem; vervolgens speel de de heer Tours uit Rotterdam een mijner vioolconcerten en tenslotte vertolkte de heer Vrugt enige van mijn liederen. Nadat wij bij onze gastheer gesoupeerd hadden en op het punt stonden, ons naar onze slaapkamers te begeven, werden wij ver rast met een serenade, die wij vanaf het balkon beluisterden. Mijn schoonzuster, die reeds tijdens het concert over hoofd pijn had geklaagd en aan mijn waarschu wing zich niet aan de koele avondlucht bloot te stellen, geen gevolg gaf, heeft toen waarschijnlijk kou gevat. Toen wij, te Zandvoort teruggekeerd, de baddokter raadpleegden, bleek dat Minchen door huiduitslag aangetast was, waarin de dok ter echter geen gevaar zag. De zieke moest maar enige dagen te bed blijven. Maar nog dezelfde avond, bij het ondergaan der zon, aan haar legerstede gezeten en met haar sprekend over ons aanstaande ver trek. had ik alle moeite om haar tot rus ten te dwingen, want in opgewonden stemming verlangde zij op te staan. Ik vermocht haar met grote krachtinspanning nauwelijks tegen te houden. Plotseling viel zij neer op het kussen, verloor het bewustzijn en was weldra een lijk. Ang stig riepen mijn dochter en ik om hulp en een jonge man. student in de medicijnen, die naast ons woonde, snelde toe en pro beerde een aderlating. Doch vergeefs: er kwam geen bloed meer. Toen de dokter Louis Spohr AAN DE VERVULLING van deze wens van Wagner heeft het niet ontbroken. Spohr's nagedachtenis werd zelfs geëerd met een standbeeld te Kassei. Maar het is alleen de herinnering aan een groot man die er in vereeuwigd is. Zijn omvangrijk compositorisch werk is niet bij machte zijn betekenis als scheppend kunstenaar levend te houden, althans niet in de 'zin die hem een markante plaats zou verzeke ren onder de „onsterfelijken" Alleen de violisten zullen, voor studie doeleinden, nog wel eens een greep doen in zijn twaalf vioolconcerten, waaronder het achtste, „lm Form einer Gesangsszene", het tot in onze dagen best uitgehouden heeft. Maar daar is dan ook alles mee ge zegd. In het openbaar hoort men nooit meer van zijn zesendertig strijkkwartetten, noch zijn legendarische dubbel-kwartetten en andere zeer originele vormen van ka mermuziek. Zijn vier symfonieën met ro mantische titels die ten onrechte zouden doen vermoeden dat het programma muziek zou zijn, komen al sinds mensen heugenis niet meer voor op de concert programma's. Ook zijn tien opera's, onder welke „Faust" en „Jessonda", die een ver- rassend-grote opgang maakten, zijn finaal vergeten, evenals zijn vier oratoria en wat hij verder nog componeerde. HET WAS SPOHR's lot nu, als over gangsfiguur, beklemd te raken tussen „epoche machende" ouderen en jongeren (ruim gerekend tussen Beethoven en de jonge Wagner) een voorloper te zijn (bij voorbeeld van Weber, Meyerbeer en Marschner op operagebied) en door deze navolgers overvleugeld te worden; naast en tegenover zich markante tijdgenoten te vinden (als Mendelssohn. Schumann en Berlioz) die met succes de weg voor de evolutie baanden. Maar dat neemt niet weg, dat Louis Spohr een eerlijke kunstenaar was, die zijn als trait d'Union, aangepast aan de smaak van zijn tijd, maar ook deze zelfs in vooruitstrevende zin richting gevend, bijzonder verdienstelijk vervuld heeft. Tot aan de tweede helft, van de 19de eeuw stond zijn werk in Holland zeer in aan zien. Mendelssohn en Spohr werden hier beschouwd als de twee belangrijkste „modernen". De uren die ik dezer dagen met 't doornemen van enkele van Spohr's partituren heb zoek gebracht, hebben mij respect doen krijgen voor veel belangrijks gezien in zijn tijdsverband althans dat nu aan de vergetelheid is prijsgegeven. Dit geldt dan in de eerste plaats de roman tische opera „Faust" (niet naar Goethe!) die, in 1816 geschreven, in 1818 te Frank fort voor het. eerst gegeven werd en die de baan vrijmaakte voor Weber's „Frei- schütz", welke pas drie jaar later voor het publiek kwam. Spohr was in deze soort „duivels-opera's" beslist een pionier en het is interessant, na te gaan hoe hij aan de Duits-romantische stijl vorm gaf. In zijn tweede succes-opera „Jessonda" die in 1823 te Kassei haar eerste opvoering beleefde, is vaak een innige elegische stemming te waarderen. Maar, zoals reeds gezegd, dit alles werd overspoeld door de tijdgeest; en na de dood van de componist verdween zijn werk uit de circulatie. Alleen de be langstelling voor zijn vioolconcerten hield nog lang stand, tezamen met de herinne ring aan zijn carrière als virtuoos, mede in stand gehouden door zijn talloze leer lingen waaronder Ferdinand David, voor wie het een eer was, zich discipel van Spohr te kunnen noemen. ALS HOFKAPELMEESTER te Kassei had hij ook een grote faam verworven en gold hij als een der grootste dirigenten van zijn tijd. Louis Spohr (die in 1784 te Brunswijk was geboren en dus vijfen zeventig jaar was toen hij in 1859 te Kas sei overleed) ontwikkelde zich dus bijzon der veelzijdig. IN 1817 MAAKTE Spohr met zijn vrouw, de vermaarde harpiste Dorette Scheidier een tournee door Nederland. Het echtpaar concerteerde in Rotterdam, Den Haag en in Felix Meritis te Amsterdam Tot een herhaald optreden in ons land is het niet Heel Zweden discussieert op het ogenblik over de kwestie wat men in de gevangenis wel, en wat men niet mag toestaan aan celbewoners, sinds de po litie in Karlstad er achter gekomen is dat in een van de cellen van de stads gevangenis een „school voor modellen" was gevestigd. De „school" werd beheerd door een 35-jarige gevangene, Tony Caer. Tijdens de bezoekuren in de gevangenis maakte Tony heel wat foto's van jeugdige be zoeksters. Sommige daarvan worden door de politie als pornografisch be stempeld. Tony zit twee jaar wegens fraude en valsheid in geschrifte. Zijn affaire in de gevangenis is aan het licht gekomen door een meisje van zestien jaar, dat 300 kilometer had ge reisd om via de „school" van Caer een „ster-model" te worden. Het meisje wil Tony in rechten aan spreken, omdat hij zijn belofte niet is nagekomen, haar reisgeld, de kleren die hij haar opdroeg te kopen, en haar andere onkosten te betalen. Toen de politie een kijkje ging nemen in de cel van Tony, vond zij een foto toestel en een aantal foto's van meisjes, die alle in de gevangenis waren geno men. Ook vond men afschriften van on geveer 100 brieven, waarin werd uitge legd dat de school „tijdelijk verplaatst" was van Stockholm naar Karlstad, Karlbergstraat 3 (het adres van de ge vangenis). Ook ontdekte de politie dat Caer onlangs geadverteerd heeft voor een vrouwelijke kantoorbediende die zelfstandig een bijkantoor kon leiden dat spoedig zou worden geopend in Karlstad. Tal van meisjes hebben op die advertentie geschreven. De politie on derzoekt of zij door Caer ontvangen zijn. De waarnemende gevangenisdirec teur Anders Sandberg heeft verklaard dat gebrek aan personeel en ruimte Caer in staat hebben gesteld in de cel te „werken". De wet geeft de gevangene het recht bezoekers te ontvangen zon der dat hij meer dan eenmaal per uur wordt gadegeslagen. Ook wordt de ge vangenisautoriteiten aanbevolen, de ge vangenen aan te moedigen hun con tacten met de buitenwereld te hand haven, om hun terugkeer in de maat schappij te vergemakkelijken. Door ruimtegebrek en het grote aantal be zoekers is het moeilijk, aan die bepaling de hand te houden, aldus Sandberg. AUSTRALIë IS, als Nederland, een land, waar de watersport hoog in aanzien staat. Een der meest in trek zijnde centra van de zeilsport is het meer in het Albert Park te Melbourne. Het is 146 ha groot en niet diep, namelijk 1,5 meter; ideaal gelegen, want beschut en vlak bij het hart van de stad. Geen wonder dus, dat vooral jeugdige en zelfs zeer jeugdige zeilers er in groten getale heen trekken. Tal van thans beroemde Australische zeilers hebben op die „vijver" hun eerste onderricht genoten. Dat het meer in het Albert Park zo populair is, is voorts sommigen zeggen: vooral te danken aan de familie Hooper, zeil- instructeurs. In het begin dezer eeuw begon „Póp" Hooper daar gemakkelijk te zeilen bootjes te verhuren. Hij had geen knechten in dienst, hoewel hij veel klanten had. Hij liet zich assisteren door jongelui. In ruil voor hun hulp wijdde hij hen in de geheimen der zeilsport in. De naam ,.Pop" was een begrip in Mel bourne. Een paar jaar geleden stierf „Pop". Tot enige dagen vóór zijn dood was hij de gids, raadsman en vriend van honderden amateur-zeilers in Australië en elders in de wereld. „Pop" was de stichter van de familietraditie, die werd voortgezet door zijn zoon Bill Hooper. En Bill wordt reeds nu flink terzijde gestaan door zijn elfjarige zoon Buster Hooper. Evenals vroeger zijn vader is Bill thans de steun en toeverlaat van Melbourne's jeugdige zeilers. Peuters jongens zowel als meisjes komen bij Bill in de leer. Hij heeft zijn hoofdkwar tier in zijn botenhuis de „Jolly Roger". Het heeft daar wel iets weg van een „zeevaartschool voor kleuters", zei een vader eens tegen hem. Bill zei: „Dat kan best zijn, maar een zeevaartschool is in de regel veel duurder dan ik! Hij had gelijk, want hij wil en hiermede vaart hij in het kielzog van wijlen „Pop" Hooper geen geld ontvangen voor de lessen, die hij geeft. Zijn zesdaagse cursus is gratis! Links: Zelfs de kleuters leren zeilen in Melbourne. Voor de start geeft Hooper nog een paar nuttige aanwijzingen! Rechts: Diana Ross, oud-leerlinge van de „Jolly Roger" assisteert bij het theoretisch onderricht van de kleintjes. VAN ALLES LEERT hij de kleuters: r>-„ tt zeilen, verkeersregels te water, optuigen, Als het slecht weer is leert Bul Hooper ondei-houd en sportieve opvattingen. Ze- zijn jeugdige pupillen de theorie van het ker> er komen ook ouderen bij Bill in de zeilen op een demonstratietafel. leer, maar zegt Bill „net als mijn goe de vader heb ik liever de prille jeugd. Dat is zulk aardig goedje!" Is het weer slecht, dan verplaatst Bill de lessen van het meer en de oever naar de kaartenkamer van de „Jolly Roger". Daar beschikt hij over een speciaal voor hem vervaardigde demon stratie-tafel, die het hem mogelijk maakt, aanschouwelijk onderwijs te geven. De kinderen krijgen les in achtvoets Sabots. Wat de „Tiger Moth" in de lucht is, is de Sabot op het water, zegt men in Melbourne Kunnen zij zeilen, dan blijven de kinderen de Sabot in de regel trouw. Ook grotere schepen worden echter op het meer in het Albert Park gezeild, bij voorbeeld de elf- voets Moth en de twaalfvoets Gwen. In de Jolly Roger" werd ook de Albert Yach- ting-Club geboren, waarvan vrijwel uitslui tend ex-leerlingen van „Pop" en Bill Hoo per lid zijn. „Mijn „adelborsten" doen het goed in de Albert Club", pleegt Bill met voldoening vast te stellen. Alweer: Hij heeft gelijk. EEN VAN BILL'S trouwste medestan ders en beste helpers is Dern Langlands, de „commodore" van de Port Melbourne Yacht Club. Dern is een van Melbourne's allerbeste zeilers. Evenals op Bill zijn de kleuter-zeilers heel erg op hem gesteld Dern zegt: „Wie op het meer kan zeilen, kan overal zeilen, want met zijn sterk wis selende winden bergt het alle condities in zich, die men bij „groot zeilen" kan ont moeten". Veel steun en medewerking on dervindt Bill Hooper ook van Diana Ross. Diana is een oud-leerlinge van de Hoopers en zeilt uitstekend. Een groot deel van haar vrije uren besteedt zij in de „Jolly Roger" en op het meer om de zeilende kleuters onderricht te geven en zo nodig een handje te helpen. Jong geleerd, oud ge daan, is haar motto. En (voegt zij er aan toe) omdat wij in Australië goede zeilers willen kweken, is het nodig, de jeugd al heel jong vertrouwd te maken met een boot. WIJ STONDEN AAN de oever van het meer vlak bij de „Jolly Roger". Wij keken naar het spel der witte zeiltjes op het wa ter. Plotseling hoorden wij een stem (on vervalst Amsterdams), die zei: „Hoe gaat het? Weet je nog, dat we elkaar op de Loos- drechtse plassen wel zagen? Dat was laat eens kijken voor het laatst in 1950 Hoe gaat het? Kijk, daar, niet ver van die steiger, dat is mijn zoon Peter, hier gebo ren in 1952 hij zeilt al aardig, vind je niet? Hij komt hier geregeld met een Au stralisch vriendje. Bill leert het ze wel!" En toen, na een ogenblik zwijgen, zei hij: „Een pure goeie, die Bill!" Music of Purcell. Vier liederen uit „The Tempest" Trompetsonate. Drie stukken uit „The Virtuous Wife". Aria „What shall i do?" uit „Dioclesian" Chacony in g. Ensemble „Philomusica of London" o.l.v. Anthony Lenis. Hervey Allan (bas), William Herbert (tenor), Jennifer Viviyan (sopraan), Dennis Egan (trompet). „l'Oiseau-lyre" O.L. 50171. arriveerde kon hij slechts de dood vast stellen en had alle zorg te besteden aan Therese, die van schrik in onmacht ge vallen was. Aldus was de noodlottige wens „Hier zou ik eeuwig willen blijven", die mijn schoonzuster zo geestdriftig te ken- LENIN heeft, een diepe liefde gekoesterd voor Pola Negri. Dit zal te lezen zijn in de memoires, die de voormalige filmster thans aan de Franse Rivièra schrijft. Pola Negri vertelt in haar me moires dat zij Lenin in juni 1914 te Genève heeft ontmoet. Zij trad toen op als „zigeunerin" in hei café „Chez Jules", dat een kos mopolitische clientèle had. Er kwamen vooral veel Oost-Euro peanen die er hun revolutionaire plannen bespraken. Pola liep tus sen de tafeltjes door, haar „zigeuner liedjes zingend. Op zekere dag onderbrak zij plotseling haar zang, want zij zag „een paar staalharde ogen" op zich gevestigd. De eigenaar van die „staalharde" ogen, stond langzaam op, zo vervolgt Pola Negri. „Hij liep vlak langs me en fluisterde: ik hoop dat wij elkaar nog eens zullen ont moeten. Mijn naam is Lenin." Toen verliet hij het café. In de loop van de zomer van 1914 volg den werkelijk enkele nieuwe ontmoetingen Pola Negri beweert dat Lenin haar geheel in zijn vertrouwen nam en haar alles ver telde over zijn visie op de maatschappij en over zijn geheimste ambities. Zij vond hem „onweerstaanbaar" en zij bekent dal zij dolverliefd was op „deze vreemde man". Lenin van zijn kant toonde zijn gevoelens voor haar evenwel niet, totdat hij op het punt stond Genève te verlaten. Op het perron, vlak voor het vertrek van zijn trein, zei hij tenslotte: „Ik houd van je. Maar ik heb niet het recht je lief te heb ben. Ik kan je slechts een toekomst van ballingschap en armoede bieden. Als je alleen blijft, zal de wereld aan je voeten liggen. Ik ben niet bereid mijn revolutio naire roeping op te geven. Ik geloof dat ik de toekomst van Rusland kan beïnvloeden Ik geloof dat het lot van miljoenen mensen door mij verbeterd kan worden." Geen van Lenin's biografen, vriend of vijand, heeft ooit melding gemaakt van de ontmoetingen met Pola Negri. nen had gegeven, op tragische wijze in vervulling gegaan". TWEE JAAR vóór zijn dood, in 1867, |s heeft Spohr voor de derde keer Nederland bezocht. Hij was toen te gast bij Verhulst in Rotterdam en met medewerking onder- meer van Tours, werden kwartetten van hem en van zijn gastheer gespeeld. In ge- zeischap van zijn oud-leerling A. J. F. Böhme uit Dordrecht maakte hij verder een uitgebreide reis door Holland en be- zocht uiteindelijk zijn oud-leerling Kuf- ferath, de toenmalige stadsmuziekdirec- teur van Utrecht. Van een bezoek aan Zandvoort, dat voor Spohr zulke tragische herinneringen op- riep, is in het gedenkschrift geen sprake. Jos. de Klerk Het Zuidpoolgebied dat even groot is als het vasteland van Zuid-Amerika, omvat naar schatting 97 percent van al het op de wereld aanwezige ijs. Wanneer dit zou smelten, zouden vele delen van de aarde overstroomd worden. Gebleken is, dat het Zuidpoolgebied sterke invloeden op het weer over vrijwel de gehele wereld uit- oefent. Na de waardevolle resultaten van de Zuidpoolexpedities van verleden jaar acht de Internationale raad voor de wetenschap het nodig de nauwe samen- werking op het punt van Poolonderzoek voort te zetten en zo mogelijk uit te breiden. De enige jaren geleden ingestel- de Zuidpool-commissie van de internatio- nale raad zal binnenkort te Buenos Aires de resultaten van het Zuidpoolonderzoek van diverse expedities aan elkaar toetsen. Volgend jaar zal in breder verband een conferentie hierover in Engeland worden gehouden. In dc Zuidpoolcommissie van de raad zitten vertegenwoordigers van twaalf landen. Tiet is niet onmogelijk, dat Nederland binnenkort ook tot deze com- missie zal toetreden. VOOR LIEFHEBBERS van wat met een verwarrende term barok-muziek genoemd wordt een prachtige plaat. Niets is verder verwijderd van wat men in het spraakgebruik onder barok verstaat, die monumentale voorkeur voor alle denkbare onregelmatigheden en woekeringen, dan de muziek van Henry Purcell (1659—1695). Ook het kunsthistorisch begrip van het woord „barok", dat dikwijls ten onrechte voor muzikale classificatie wordt overgeno men, is op zijn stijl niet van toepassing. Eerder zou men kunnen spreken van een soort herfsttij der renaissance en zijn muziek vergelijken met de italiani serende richting die in de zeventiende eeuw in het noorden een wonderbaar lijke menging van academisme met een eigen voorstellingswereld te zien geeft. Ja, Purcell is bijvoorbeeld heel goed te plaatsen naast de dichter P. C. Hooft in zijn arcadische trant: ook bij de mu sicus treft die echo van een antiek pas toraal geluid, uiterst gestyleerd, maar zonder formalisme; het is als de kracht van de zuidelijke zon die door de nevels van de noordelijke landen heenbreekt en de dingen in hun omhulling zacht verheldert, zonder dat de betoverende sluier ooit geheel wijkt. Er is een mo ment van raadselachtigheid in zulke muziek, fascinerend juist door de schijnbare ondubbelzinnigheid van de totaal doorzichtige middelen. Wie scherp luistert wordt met zelden bij Purcell getroffen door eigenzinnigheden, voor al in de harmonie, die niets te maken hebben met een soort modernisme anno 1680; het zijn de vonken, die een authentiek componist, een echte mu- ziek-vinder, wist te slaan uit het ver steende materiaal van de generaal-bas, dè code van zijn tijd op het gebied van akkoord-verbindingen. In het chroma tisch labyrinth heeft Purcell reeds kronkelwegen begaan die na hem slechts door Bach werden ingeslagen en dan ongeveer honderd jaar onbetreden bleven. Zo weet hij in een gedragen ornamentale beweging de violen onver wachts tegen het akkoord te doen schrijnen en tekent hij tranen van halve-toons-schreden. De Chaconne in g kleine terts („Chacony") is rijk aan dergelijke wendingen en wekt daardoor associaties met „Dido's Lament" in Pur- cell's enige opera „Dido and Aeneas". Hij moet trouwens een bijzondere voor liefde voor het mineur-toongeslacht ge had hebben, zoals blijkt uit het tweede deel van de sonate voor trompet en strijkorkest, waarin d? trompet zwijgt, maar de strijkers een elegisch moment laten horen dat in zijn eenvoud volko men oorspronkelijk is. De hoekdelen van deze sonate sprankelen van die veerkrachtige opgewektheid die men ook van Handel's „Watermusic" kent en die altijd dierbaar is gebleven aan de Engelsen. DENNIS EGAN is de solist in dit deel van de opname en het begeleidend en semble is „Philomusica of London" ge dirigeerd door Anthony Lewis. Het ver vult zijn taak in alle opgenomen wer ken met een liefdevolle aandacht die aan ieder detail waarde geeft. De uit voering van de reeds genoemde cha conne is van een bewogen evenwichtig heid, in overeenstemming met de aard van het werk. De niet genoemde ho boïst van het ensemble is een kunste naar, zoals men k^n horen in drie korte stukken: een mars en twee menuetten, uit een toneelmuziek en vooral in de ritornello van de aria „Halcyon days" waarin de componist met een unieke melodie de stilte reliëf geeft na de stor men van Aeolus. Dit is één van de vier aria's uit een toneelmuziek bij Shake speare's „Storm" die Purcell schreef in 1695, het jaar van zijn dood. Evenals zijn harmoniek, vertoont zijn melodi sche schrijfwijze een geheel eigen hand schrift waarin de belangrijke plaats die de toonafstand van de dalende kwint inneemt, opvallend is. HET ENIGE WAT men op deze plaats zou kunnen aanmerken, betreft de uit voering van de aria „What shall I do?". Men heeft deze namelijk aan een so- praanstem toevertrouwd, hetgeen blijk baar overeenkomstig de aanwijzing in de partituur is. De tekst geeft echter uitdrukking aan het liefdesverlangen van de mannelijke hoofdrolspeler uit een komedie (zoals veel van Purcell's toneelmuziek, betreft het hier een „masqué", muziek bij gemimeerde en gedanste scènes waarbij achter de cou lissen gezongen werd). Hef. doet ons nu eenmaal wat vreemd aan om een vrou wenstem te horen zingen: „I will love more than man e'er loved before me". Maar afgezien daarvan is deze opname de meester waardig die driehonderd jaar geleden geboren werd. Sas Bunge

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 13