VOOR JULLIE M s \;m m ém. w W3 m lm PIETERNEL EN DE KABOUTER ZATERDAG 17 OKTOBER 1959 Erbij PAGINA VIER Schaken Dammen A i jjj fi jgr 0 lifif jjf i 8 8 H 9 IB ns§ 9 u BS B S yÉ lil 11 H üi fjj IJ jjjj H is hip Ui Bridge FEUILLETON VOOR De tentoonstelling van loost Baeziele VJ JONGE MENSEN DOOR LIZZY SARA MAY VddC oi :6uissoido #fwwim.Ms- w ->>'Impip||a h SI wiiii IIf$S§n Vk li ■- ,A* V ^i.Vv, .v ■■■■w.T11 5 - s§ Wg&mÊ?-. S$x't< %0Ê >,^Vï wÈmBm, I '- f| 'V? Toen wij onze vorige rubriek over Tal schreven, stond hij nog een half punt op Keres achter. Thans heeft de jonge Rus sische grootmeester op zijn 43-jarige land genoot een voorsprong van twee volle punten. Het is altijd gevaarlijk, zich aan voorspellingen te wagen, vooral wanneer deze pas een week later onder de ogen van de lezers komen. Maar wij zeggen waarlijk niet te veel, als wij Tal nu een prachtige kans geven. Dat zijn speelsterkte ongelooflijk is, weet een ieder. Daar komt echter bij, dat het voordeel van zijn jeugd steeds zwaarder gaat wegen. Vermoedelijk zal hij het fysiek langer volhouden dan zijn ongeveer twee maal zo oude voor naamste concurrent. Een langdurig toer nooi als de thans aan de gang zijnde acht- kamp stelt eisen aan de lichamelijke en geestelijke conditie van de deelnemers, welke voor outsiders blijkbaar volstrekt onbegrijpelijk, maar niettemin angstig reëel zijn. Daarom is de lange duur voor de 22-jarige Tal een voordeel. Slechts één factor zou hem onzes inziens nog van de eindoverwinning kunnen afhouden, name lijk dat hij het vermogen mist. de weelde te dragen. „Das Scheitern am Erfolg", heet dit in psychiatrisch jargon. Het komt er op neer dat men de spanningen, die ge paard gaan aan het succes, niet kan ver werken, dat men geen risico's meer durft te nemen, welke men anders wel aan vaardt en méér van dergelijke aspecten. Vooralsnog vertoont Tal geen enkel van die verschijnselen en daarom houden wij het op hem. Hoezeer hij zowel theoretisch als positioneel en combinatoir uitmunt, blijkt uit de volgende partij. Wit Tal. Zwart Gligoric; Konings-Indisch. 1) d2-d4 Pg8-f6. 2) c2-c4 g7-g6. 3) Pbl- c3 Rf8-g7. 4) e2-e4 d7-d6. 5) f2-f3 0-0. 6) Rcl-e3 e7-e5. 7) Pgl-e2 c7-c6. 8) d4-d5 c6-d5. 9) c4xd5 a7-a6. 10) Ddl-d2 Pb8-d7. 11) g2-g4Na omwisseling van zetten, waarover veel te zeggen zou zijn, is een uit diverse partijen reeds bekende stelling ontstaan. Gligoric leidt nu een door hem vorig jaar te Portoroz voor het eerst toe gepast verdedigingssysteem in, dat beoogt, de witte stormloop op de koningsvleugel aanstonds een halt toe te roepen. 11) h7-h5. Deze zet moet direct geschieden, daar wit hem anders belet met 12) Pg3. 12) h2-h3 Voor kenners van deze opening een interessante zet; Szabo zette voort, ook tegen Gligoric. met 12) g5 Ph7. 13) h4, waarna zwart met de breekzet f6 een tegenactie langs de f-lijn begon. 12) Pf6-h7. Alles hogere strategie. Zwart wil Rg7-f6-g5 voorbereiden, om tot ruil van zijn slechte raadsheer te komen. 13) h3-h4!? Een typisch „Tals" expedi- ment, neerkomende op een dubieus pion offer. Sherwin speelde te Portoroz tegen Gligoric. 13) o-o-o, waarna zwart met 13) h4! benevens Rg7-f6-g5 behoor lijk spel kreeg. 13) h5xg4. 14) f3xg4 Ph7-f6(?) Jammer genoeg gaat zwart niet op Tals pionoffer in. Beter was 14) Pb6. 15) Pg3 Rg4: 16) h5!? waarna wit had moeten bewijzen, dat zijn aanval een pion waard was. Nu krijgt wit „gratis" aan- valskansen. 15) Rf lh3 Pd7-b6. 16) Re3-g5! Pb6-c4. 17) Dd2-d3!De pointe is nu, dat na 17) Pb2: 18) Df 3! benevens Tfl het paard op f6 verloren gaat. 17) Dd8-c7. 18) b2-b3 Pc4-a3. 19) Tal-cl JCCCOCOO«V30K»OOO^C<X:CCODX)=CCCCCCCO&- ■xccccx Wit staat nu prachtig; hij dreigt bijvoor beeld 20) PblDa5f. 21b4! (21) Rd2? Db5!) Db4:j. 22) Rd2 en thans faalt Db5 op 23) Da3: Toch kon zwart na 20) Pbl stuk verlies nog vermijden met het verrassende 20) Db6! 21) Pa3: Db4t of 21) Re3 Db5! Vermoedelijk heeft zwart dit niet allemaal gezien, want hij kiest nu een ge vaarlijke voortzetting. 19) Rc8xg4(?) Nu wint wit met 20) Pbl Da5f. 21) b4 Db4:f. 22) Rd2 Db5. 23) Dd3:?? geen stuk meer, wegens De2: mat. Maar thans zit er een andere stukwinst in. Hoe? De lezer moge eerst zelf zoeken. 20) Rg5xf6! Rg4xe2. 21) Kelxe2! Rg7xf6. 22) Pc3-bl! Dc7-a5. 23) b3-b4 Da5xb4. 24) Pblxa3 Rf6xh4. Zwart heeft drie pionnen voor zijn stuk, maar dit is onvoldoende, gezien de aan- valskansen van wit, welke deze schitte rend uitbuit. 25) Pa3-c4 b7-b5. 26) Pc4- b6! Ta8-dS. 27) Rh3-f5 Rh4-g5. 28) Tcl-gl Db4-b2t. 29) Ke2-f3 Rg5-f4. 30) Tgl-g2 Db2-b4. 31) Pb6-d7 Td8-c8. 32) Pd7-f6t Kg8-g7. 33) Pf6-h5f Kg7-g8. 34) Rf5xc8 Tf8xc8. Het schijnt dat zwart nog vol doende tegenkansen heeft gecreëerd; hij dreigt Tc3. Er volgt echter onder op offering van Ph5 een verrassende af wikkeling naar een gewonnen eindspel. 35) Tg2-c2! Tc8xc2. 36) Dd3xc2 Db4-a3t. Het merkwaardige is dat 36) gh5: tot mat voert. Zie: 37) Dc8+ Kh7. 38) Df5f! Kg7. 39) Tglf Kf8. 40) Dc8f Ke7. 41) Dc7f enz. 37) dc2-b3 Da3xb3f. 38) a2xb3 g6xh5. 39) Thl-al! Sterker dan Th5: De h- pion wordt door de koning geobserveerd. 39) h5-h4. 40) Kf3-g4! Rf4-e3. 41) Talxa6 Re3-c5. 42) Kg4xh4 f7-f5. 43) e4xf5 e5-e4. 44) b3-b4!Een tactische finale, gebaseerd op een matwending. 44) Rc5xb4. 45) Kh4-g5 Kg8-f7. 46) Ta6-a7t Het ging om het vrijkrijgen van dit veld. 46) Kf7-e8. 47) f5-f6 en zwart gaf het op, daar hij machteloos staat tegen f7f. benevens Kg6 en Ta8f. Zo speelt Tal in alle fases ener schaak partij. Mr. Ed. Spanjaard In het officieel orgaan van de Konink lijke Nederlandse Dambond „Het Dam spel", dat maandelijks verschijnt komt een zeer interessante rubriek voor: „Kijkjes in de Damwereld", verzorgd door de heer O. G. van Veen, te Breda. Mijn bijzondere aandacht had de door hem gesignaleerde stand tussen twee Franse dammers; hier volgt de uitwerking: oooooocccor -ccsxorccc - cccarco - tccccco-'"-: ccc De stand van het eindspel was: wit 8, 15, 24, 33, 47; zwart 14, 17, 25, 36, 37. Wit aan zet verraste zijn tegenstander met het offer 24—19, 14x23, 8—3, 37—41? A. 3—26 41—46? 33—28 23x32 26—37 32x41 15—10 25—30 10—4 30—34 4—22 34—40 2217 4045 1750 met winst. Na het offer 2419 14x23 83 kan ook 17—22 3—14 36—41 14x17 41—46 17—26 3741 moet wel 47x36 2530 en wit wint het eindspel door 2612, waarna witschijf 36 oprukt naar de 2de dam. Daarna de vangstelling opbouwen met wit 2 stukken op 15, 24 twee witdammen op 39 en 50, waarna zwartdam de hoofdlijn moet ver laten en wit een derde dam er bij kan maken met snelle winst. Uit de spclopening De voorzitter van het damgenootschap „Damas", dr. K. Venenic in den Haag, is een specialist in het openen. Hij verzamelt sinds jaren bijzonderheden in het ope- ningsspel. Het volgende zullen de meeste dammers niet eerder zijn tegengekomen: 1. 33—28 18—23. 2. 39—33 12—18, 3. 44—39 7—12, 4. 5044 1—7, 5. 35—30 20—24, 6. 30—25 24—30, 7. 33—29 15—20. Stand na de 7de zet van zwart: cc<xocccccccooocc'"'rr"cccocco~^^ccccccco-ccocccocorc<xxc Wm i i m1 iwm M. 'Mfr. ■tmn. ||r_; yj 8 igggg* Ö.S wm. x&yyttyzxxctxccccGoccooxccaxcco^yyxeccccoxcoxcco' Wit vervolgde met 4035? waarna zwart dam forceert met 1924 28x19 14x23 25x14 24x33 en nu de verrassende meerslag met 39x19 30x50 met finaal gewonnen stand. Prachtig! Problematiek Van de problemist J. J. H. Scheyen uit Kerkrade kregen wij speciaal voor onze rubriek een zestal zeer fraaie composities, samengesteld door de heren Scheyen en G. van der Linde. Deze problemen zijn moeilijk op te los sen. Voor alle vraagstukken geldt: wit speelt en wint. No. 1: zwart 6. 18, 22, 29, 32, 33, 34 en 39, acht stukken; wit 16, 26, 27, 31, 35, 38, 42, 50, acht stukken. No. 2: zwart 7 stukken 8, 12, 19, 20, 16, 28 en 36; wit 7 stukken 17, 21, 27, 31, 35, 42 en 46. Voor beide is een eindspel ter oplossing aangeboden. NO 3: G. v. d. Linde en J. J. Scheyen 'wwy;. XO»XOCO^CCO^CO^XCOCO^3CCO^XCOCCO3OCCCCO0OCCO^CCO M. Sinthe Zwart aan zet. moet rekening houdm met de dreiging 42—37 41x32 26—42. Waarna 2420 eventueel kan dreigen. Bepaald niet alledaags was de overrom pelende winst toen zwart 4146 vervolgde. Er kwam 141—46° 2. 34—39 23x34, 3. 44—39 34x23, 4. 42—38 43x32, 5. 26—37 32x41, 6. 2520 en de eindstand met twee opsluitingen ging voor zwart verloren. Het zelfde grapje deed zich voor in een partij te Groningen. c<xcoccopc^o3cawcppcco^^ocooc<x:^ccccc<xc|pppoc rJ8Sl pp iisi m§ wy/Zs. 8 Q ÉS8P ■I-B n§§ c. '/my, XOOCCG ccoxt yyyyyi rxaco OOOOO •yyyxc. ecooc ccccc. xcco: xcccco Elk 11 stukken. Zwart 6, 7, 10, 14, 16, 19, 20, 24, 30. 35, 36. Wit 17, 18, 21, 22, 27, 33, 38, 41, 44, 46 en 48. Ook voor dit derde probleem is er een eindspel, dat beslist origineel is en niet zo maar voor de hand ligt. B. Dukel Oplossingen en correspondentie te zen den aan het. adres van de damredacteur: B. Dukel, Wijk a. Zeeërweg 125, IJmuiden, die onder de damvrienden met. de drie goede oplossingen een damboek zal ver loten. Wie geen vreemde in de Nederlandse bridgewereld is, kent natuurlijk de „Am sterdamse Bridgeclub", één der oudste, grootste en sterkste wedstrijdbridgever- enigingen uit Amsterdam. Begin oktober herdacht de ABC haar 25- jarige bestaan en bij de belangstelling tijdens het feesten bleek duidelijk, hoe populair deze steunpilaar der Nederlandse bridgewereld wel is. Bij een feest van bridgers behoort een bridgewedstrijd en in de hoogste afdeling van de jubileumstrijd deed zich de vol gende verrassing voor: A 6 2 C A B 5 <>964 AH73 Oost - O H 6 4 2 O H 10 5 2 4» B 10 8 5 2 H V 10 8 3 O 10 8 7 <0 A 873 V Vrijwel alle NZ-paren bereikten het goede, doch onfortuinlijke eindbod van 4 schoppen. Alle westspelers voelden zich best op hun gemak, speelden als regel de ruiten vrouw voor en bijna alle zuidspelers gin gen na moeizaam gezwoeg één of twee down. Er was echter één uitzondering en deze werd gedemonstreerd door Bob van Veenendaal, een der veteranen dezer Am sterdamse vereniging. Hij liet zien, waar om hij al zovele jaren in het eerste team van de club een eervolle plaats inneemt: de uitkomst van ruitenvrouw werd ge nomen met de Aas, in slag 2 klaveren vrouw, in slag 3 schoppenheer, slag 4 schoppenaas, slagen 5 en 6 klaverenaas en klaverheer waarop zuid zelf twee har tens opruimde, slag 7 hartenaas en in slag 8 een harten vanuit noord ingetroefd met schoppen 8. Zuid had nu dus al 8 slagen gemaakt, bezat nog schoppen Vrouw-lÖ alsmede drie' kleine ruitens. Hij behoefde niets anders te doen dan ruiten te spelen en rustig te wachten tot west verplicht zou zijn in slag 11 iets in te troeven (west had toen nog ét B 9 7). West moest toen met troef nakomen, en met troef 10 en troef Vrouw maakte Van Veenendaal de 9e en 10e slag. Zó vond de ABC'er van dit ABC-.iubi- leumsnel de a-b-c-oplossing. En. verdient een compliment voor zijn doeltreffende speelwijze. HW. Filar ski En dat gebouw, daar rechts op de hoek, zei Ivo. Dat is het stadhuis, zei Joost, ook Go tisch maar van iets latere datum. Het is halverwege de veertiende eeuw voltooid. Ze hebben het gedeeltelijk tot museum in gericht. Maar jongens, echt, we hebben nu geen tijd, straks komen we hier wel terug om in dat cafétje daar een kopje koffie te drinken. Als we op het terras gaan zitten kunnen we zo lang we willen van het uit zicht genieten. Ik denk, dat we daar moe ten zijn... Joost wees schuin naar boven. Ze liepen een nauwe steiloplopende straat in die ein digde in een pleintje. Hier ir het, zei Joost. De universiteit, zei Jaap verbaasd. Ja, zei Joost. Ga maar mee. Ze liepen onder een hoge poort door, kwa men op een ruime met marmeren beelden versierde binnenplaats en liepen vandaar uit een trap op. Aan het eind daarvan was een donkere gebeeldhouwde deur waarop een groot wit papier was aangebracht met de zinsnede: ESPOSIZIONE DA IOOST BACZIELE, STATUE MODERNI Zacht jes opende Joost de deur, doch nadat deze een centimeter verschoven was ging ze niet verder. Joost duwde harder. Van achter de deur klonk geschuifel en het geluid van stemmen. De deur ging nu met een ruk open, zodat ze bijna naar bin nen tuimelden. Scusi, zei Joost. Pardon Tussen Joost zijn beelden en reliëfs ston- den als haringen in een ton een paar hon derd mensen. Als één man zagen ze om naar de rustverstoorders, zodat het kleine, dikke mannetje dat achter in de zaal op een katheder stond ophield met praten en het papier, dat hij vlak onder zijn neus hield, liet zakken. Met grote tegenwoordigheid van geest legde Joost zijn vinger tegen de lippen en maakte hij met zijn andere hand een ge baar dat beduidde dat de kleine man maar moest verder gaan. .scultore Ollandese, de Hollandse beeldhouwer, werd er alom gemompeld. En daar kon niemand zich in vergissen; Hollandser dan Joost was er wellicht geenLang, een blond baardje en wilde piekerige bijna witte haren De kleine dikke heer schraapte zijn keel en verdiepte zich weer in zijn toespraak: scultore Ollandese loost Bakziele, hoorden ze hem zeggen, en dat was wel het enige wat ze konden verstaan. De rest bleef abracadabra voor hen, d.w.z. niet he lemaal voor Joost, die aandachtig toehoor de. Ondine, Ivo en Jaap keken eigenlijk alleen maar gefascineerd naar de kleine redenaar. Met zijn vrije hand voerde hij welhaast een volmaakt ballet op waarbij hij zichzelf als 't ware begeleidde met het bovenlichaam. Af en toe kon Ivo het niet nalaten zijn „poppetjes" te laten horen, als de kleine man b.v. met uitgestrekte hand naar de mensen beneden hem wees en bijna dreigend iets uitschreeuwde. Maar juist dan, hoe was dat mogelijk waren er altijd mensen die „Bravo" rie pen. Het duurde erg lang die toespraak, maar plotseling was hij dan toch afgelopen. De kleine dikke man vouwde het papier op en stak het in zijn binnenzak. Daarna veegde hij zich het voorhoofd af en klom hij van de katheder om met uitgestrekte handen op Joost af te komen. Bij Joost gekomen rekte hij zich op de tenen, greep hem met beide handen om de schoudertoppen en schudde hem hartelijk heen en weer, wat Ivo voor de zoveelste maal zijn poppetjes ontlokte. Daarna wendde hij zich tot Ondine, Ivo en Jaap, gaf ze elk een hand en vroeg Joost: Vostro Bambini Mijn kinderen? Oh, no, no, weerde Joost af. Belli, belli bambini, zei de kleine man die blijkbaar Joosts Italiaans niet ver stond. Ze lijken sprekend op U. Vooral dat meisje. Bella ragaza, molta bella..Hij en hij wees op Jaap lijkt misschien meer op zijn moeder? Joost lachte. Hij denkt dat jullie mijn kinderen zijn, zegt hij. Zie ik er zo oud uit met mijn dertig jaar? En hij vindt dat Ondine op me lijkt. Hij vindt haar zo'n mooi meisje.. Ondine bloosde. Poe, zei Ivo, hoor dat..Ondine mooi. Die strohalm zeker! Met veel handen, voeten en hoofdwerk raakte Joost inmid dels in gesprek met de kleine signore. Het lijkt wel een pantomime, fluister de Jaap. Moet je die twee eens zien. Voor een kaaskop doet Joost het niet kwaad, grijnsde Ivo. Straks klimt dat klei ne mannetje nog op Joosts schouder. Omdat ze er eigenlijk niet veel van be grepen en zich daardoor overbodig voelden lieten ze de twee na een poosje toegekeken te hebben aan hun lot over. Ze mengden zich onder het publiek en begonnen de hun zo bekende beelden te bekijken. Gek hè, zei Ondine. Nu hebben die beelden zo'n grote reis gemaakt, ze staan in een heel andere omgeving en toch heb je het gevoel dat je thuis bent. Ja, zei Jaap. Maar misschien zou je dat met andere kunstwerken ook wel heb ben omdat ie je daartussen altijd thuis voelt. Je bedoelt, zei Ivo, dat je je eigenlijk zelf kunstenaar voelt en daarom graag tussen kunst leeft..Ik bedoel dat echt niet hatelijk, hoor, voegde hij er snel aan toe toen Jaap hem een beetje wantrouwig aan zag. Nee, nee, zei Jaap. Ja, zo bedoel ik het eigenlijk. Ze stonden nu voor een groot, uit grove steen gehakt beeld. Naast hen stond een dame met een enorme zonnebril op. How daring! riep ze, o, how daring!! Wat betekent dat? vroeg Ondine zacht aan Jaap. Wat gedurfd, fluisterde Jaap terug. Nou, zei Ondine verontwaardigd. Ik vind er niks gedurfds aan. Hoe komt dat mens er bij. Wat zou ze zijn, Engelse? Amerikaanse, denk ik, zei Jaap. Ze liepen weer verder. Achter een echt paar op leeftijd bleven ze voor een beeldje van Ondine staan. Ah! comrne c'est jolie, zie de oude da me. Wat is dat mooi! Ze keerde zich om en bleef perplex naar Ondine staren. Mais..,zei ze, mais. Oui, zei Ondine, c'est je.ik bedoel, c'est moi. Dat ben ik. En ze wees nadruk kelijk op zichzelf. De oude dame greep haar echtgenoot bij de mouw en begon in rad Frans te ra telen. Ze keek daarbij van Ondine naar haar man en omgekeerd. Ondine knikte af en toe maar ijverig, hoewel ze niets van het gesprek begreep. Plotseling greep de oude dame Ondine bij de hand en trok haar, de mensen opzij duwend, mee naar Joost Ze wil geloof ik kennis met je maken, zei Ondine verbouwereerd. De signore maakte een kleine neiging, glimlachte en begon tegen de oude dame te praten. Joost mengde zich in het ge sprek, hoofden, handen en bovenlichamen kwamen weer in actie. Hoe langer hoe meer mensen kwamen mee luisteren en praten, alleen de echtge noot van de Franse dame bleef bezadigd glimlachend op een afstand toekijken. Het was een stemgegons als in een schouw burg voordat het doek opgaat, maar dan in alle talen door elkaar, had je de indruk. Babylonische spraakverwarring, zei Jaap tegen Ondine. Maar hij moest het nog eens en nog eens tegen haar zeggen voor dat ze hem kon verstaan, zo'n lawaai was het. Tenslotte hief de kleine signore in wan hoop de armen op. Vijftigduizend lire.., zei hij. Veel te weinig, madame. Veel te weinig. Het ma teriaal kost al zo veel en dan het werk nog.. Minstens tachtigduizend lire. Wordt vervolgd PIETERNEL WAS een oude man, die in een hutje in een groot bos woon de. Hij had geen gemakkelijk leven ge had, eigenlijk had hij altijd alleen maar armoede gekend. Bovendien, toen hij nog erg klein was, had hij eens zijn been gebroken en omdat er geen dok ter in de buurt woonde, was de breuk verkeerd aan elkaar gegroeid en daarom liep hij altijd moeilijk en had er ook vaak pijn aan. De molenaars konden hem dus niet gebruiken en de houthak kers evenmin, daarom was hij schoen maker geworden en hiermee verdien de hij de kost voor zichzelf en zijn vrouw. Kindei'en had Pieternel nooit gehad en dat speet hem wel erg want hij hield veel van kinderen en ook van dieren. Maar zijn vrouw was er niet op gesteld, als honden, katten en kinde ren hem in zijn werkplaats opzochten, terwijl hij daar al schoenlappend zijn liedjes zong, snoepjes aan de kinderen uitdeelde en zijn eigen vlees en brood aan de dieren weggaf. „Je bent niet goed wijs", zei ze dan snibbig. „We hebben het zélf al niet breed en jij deelt maar uit, dwaas, die je bent!" Dan trok ze een héél lelijk gezicht, klapte in haar handen en riep: „Fort, gauw wég!" Dan buitelden alle kinde ren en dieren over elkaar in de haast om weg te komen, want ze waren erg bang van de boze vrouw, die van die griezelige geluiden stond te maken. Maar stiekum kwamen ze telkens weer terug en al konden ze niets voor Pie ternel meebrengen, ze verwarmden toch zijn hart met hun vriendschap en daar mee was hij heel gelukkig. Pieternel had zijn hele leven niet veel voor zich zelf gevraagd, ze konden nét rondko men in hun kleine huisje en als zijn vrouw niet mopperde, was hij al te vreden. Toen was zijn vrouw gestorven en de arme Pieternel had langzaam aan reu matiek gekregen, zodat hij niet langer meer schoenlappen kon. Nu verdiende hij dus niets meer en hij was naar het hutje in het bos ver huisd, omdat hij daar geen huur be hoefde te betalen. Van het beetje geld, dat hij gespaard had, leefde hij erg zuinig en het enige, wat hij bezat was zijn goede humeur, zodat alle dieren uit het bos naar hem toekwamen. De mensen vonden Pieternel een vreem de oude man en spoedig waren ze hem vergeten. En toen, op een nacht werd hij ziek en er was niemand om hem te verzorgen. Een koude wind blies door de kieren van zijn hutje en de oude man rilde van koorts en voelde zich eenzaam en ver drietig. Totdat.verbeeldde hij het zich, of was het écht waar? Zag hij daar nu in het schijnsèl van de maan kleine man netjes lopen? Nee, hij vergiste zich niet er liepen er wel vijf! En ze di-oegen al lemaal wat houtblokken, wat liepen ze te sjouwen en te hijgen! Heel voor zichtig, om Pieternel niet wakker te maken, stapelden ze die op vlak bij de schoorsteen, waar een oude kachel stond. Pieternel kon zijn ogen niet ge loven, het komt zeker door de koorts, dacht hij, maar nee, daar begonnen ze de kachel aan te maken, heel duidelijk hoorde hij het hout knetteren. Wat ge zellig en kijk nou eens, daar kwamen een paar kabouters binnen met kleine mandjes, waarin vlees, melk en brood zat en een heel vrolijk kaboutertje liep met een paar sinaasappels te ballen! Pieternel durfde zich niet te verroeren uit angst, dat het oude bed zou kra ken en de kabouters op de vlucht zou den slaan. Kabouters willen nooit door mensen gezien worden, weet je? Muisstil lag hij door een spleetje in één oog naar de ijverige mannetjes te kijken. Langzaam werd het lekker warm in het kleine kamertje en Pieter nel sukkelde in slaap. Toen hij wakker werd, stond er een glas sinaasappelsap op een tafeltje naast zijn bed. Hij dronk het gulzig leeg en ontdekte toen dat er een stuk of zes kabouters op de grond iets zaten te maken. Wat zou dat wor den, dacht Pieternel, ze zijn bezig met een hele hoop blaadjes en veer tjes. Hij lag héél stil en een half uurtje later voelde hij, dat er een heerlijk warme deken over hem werd uitge spreid. Pieternel streek er eens met zijn hand over, wal was het zacht en warm! Spoedig viel hij weer in slaap en toen hij na een poosje wakker werd door de dorst, was zijn glas weer ge vuld en er lag een kaboutertje op een matje naast zijn bed te slapen. Zijn baardje wipte trillend op en neer, hij was zeker wel érg moe... Pieternel voelde zich nog wel ziek, maar wat was het heerlijk dat hij niet alleen was! Voor de derde maal viel hij in slaap en toen hij ontwaakte, was het al licht en de kabouter, die op het matje voor zijn bed geslapen had, stond aan het geopende deurtje en keek naar een lan ge rij herten, die met blaadjes, bloe metjes, wortels en hele planten aange lopen kwamen. Om beurten gaven ze het aan de kabouter, die alles in een grote pan deed. „Dank jullie wel", hoorde Pieternel de kabouter zeggen, „nu zal hij wel gauw weer gezond zijn". De herten sprongen weg en even later goot de kabouter water op de kruiden en zette de pan op het vuur. PIETERNEL DRONK zijn glas vruchtensap leeg en staarde zwijgend naar de kabouter, die in de pan stond te roeren. Hij was op een stoel geklom men, anders had hij er onmogelijk bij gekund. En terwijl hij roerde, brom de hij wat in zijn baard. Pieternel was nu wel aan de aanwezigheid van zo'n klein mannetje gewend, maar hij had nog nooit een kabouter horen praten. Juist lag Pieternel erover te piekeren of het mannetje op de vlucht zou slaan, als het ontdekte, dat hij wakker was, toen de deur open ging en er vijf ka bouters binnen kwamen, die aan het ontbijt begonnen. „Goede morgen", zeiden ze gewoon tegen hem, „je ziet er werkelijk al véél beter uit, zeg! Wat was je ziek van nacht; maar je hebt nog koorts, je moet vandaag flink van die kruiden drank drinken!" Pieternel verbaasde zich erover dat hij vijf minuten later gezellig met de mannetjes lag te praten, alsof hij ze al jaren kende en een heel goede vreind van ze was. Ze zaten voor zijn bed een boterhammetje met kaas te eten en ze waren zo vriendelijk en bezorgd voor hem, dat hij er tranen van in de ogen kreeg. Trek in brood had Pieternel niet, maar hij kreeg een grote beker vol met de wonderlijke drank, die op het vuur had staan koken. Het smaakte wel niet lekker, maar toen de beker leeg was, was de koorts verdwenen en voelde hij zich kiplekker. Tot zijn grote verwon dering bemerkte Pieternel ook, dat zijn reumatiek weg was en dat zijn been geen pijn meer deed! „Maar je komt je bed niet uit!", beval de opper hoofd-kabouter. „Je moet drie dagen lekker warm blijven liggen en vijf da gen die drank innemen, anders gaat het wéér mis". Toen wasten ze netjes de boel af, ruimden het kamertje op en gingen weg. Pieternel ging rechtop in bed een plannetje zitten maken. Ik zal vragen, dacht hij, of ik ook ka bouter mag worden, als mijn been goed is, kunnen ze me misschien wel ge bruiken en dan zal ik voor andere zie ke mensen wat kunnen doen. Natuur lijk ben ik veel te groot, maar daar weten ze misschien wel wat op Toen de opperhoofd-kabouter na een paar uur weer verscheen, om hem zijn drank te geven, at Pieternel een paar boterhammen met koek en toen dat op was, kwam hij een beetje verlegen met zijn voorstel voor de dag. De kabouter keek bedenkelijk, plukte aan zijn muts en zei ten slotte: „Nee, jij bent een mens en je moet mens blijven, daar kan ik helaas niets aan veranderen, maar we kunnen je wél gebruiken". Hij lachte geheimzinnig, maar meer zei hij niet en ook de volgende dagen niet. Toch kon je duidelijk merken, dat er nóg iets bijzonders ging gebeuren. De kabouters verzorgden hem zo goed ze konden en Pieternel vertelde over zijn leven, waar ze alles van schenen te weten en ze werden echte dikke vrienden. „Als ik beter ben, zie ik jullie zeker nóóit meer?", vroeg Pieternel op een dag angstig. De kabouters rolden tegen elkaar aan van het lachen en ze zeiden, dat hij nog éven geduld moest hebben. En toen, op een ochtend héél vroeg, mocht hij naar buiten. De kabouters namen hem mee en zeiden, dat hij niets mocht vragen en dat hij vooral niet moest schrikken. Nadat ze tien minu ten gelopen hadden, kwamen ze bij een mooi nieuw huisje van steen en de op- perhoofdkabouter zei: „Hier is de sleu tel, ga maar naar binnen, want het is van jou. Alle kabouters uit dit bos heb ben het voor je gebouwd, omdat we al lemaal van je houden en de meubels, die erin staan, hebben we ook zelf ge maakt. Alles zal bést naar je zin zijn, ga maar vlug kijken". Pieternel kon zijn ogen niet geloven, hij had een prop in zijn keel en dikke tranen van ontroering liepen hem over de wangen, terwijl hij door de kamers liep. Het was allemaal zó nieuw en knus! Zo'n gezellig huis had hij zijn hele leven niet gehad. En boven was er een hele grote logeerkamer, waar wel twintig kabouterbedjes stonden. Pieternel moest er ineens om lachen, want dit betekende, dat hij niet veel meer alleen behoefde te zijn. En in de keuken ontdekte hij een héle grote kachel met een héle grote pan erop. „Hier mag jij voortaan de wonder- dranken klaarmaken", zei de hoofdka bouter, „we hebben er zelf zo vreselijk weinig tijd voor, zie je en er zijn zo veel zieke en ongelukkige mensen, die we zo graag willen helpen. We zullen je de recepten geven en dan komen we je geregeld vertellen, welke je maken moet, want we hebben wel tachtig ver schillende dranken". Pieternel knikte stralend en hij wilde wel direct beginnen. „Dit is nu mijn liefste wens", fluisterde hij, ik wil ook zo graag andere mensen helpen... én jullie steeds blijven zien", voegde hij eraan toe. En zo gebeurde het, dat Pieternel drankjes ging maken voor zieke men sen en dieren, voor ongelukkige minis ters, zenuwachtige hertogen en kwij nende gravinnen. En ik geloof, dat hij het nü nog doet. Marianne van Raait CDFERMANNET3E' Dit bejaarde heertje kan je zijn leef tijd van het gezicht aflezen. Tel alle cijfers bij elkaar en je weet hoe oud hij is. (Oplossing onderaan deze pagina).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 14