VOOR JULLIE
M
s
\;m
m
ém.
w
W3
m
lm
PIETERNEL EN DE KABOUTER
ZATERDAG 17 OKTOBER 1959
Erbij
PAGINA VIER
Schaken
Dammen
A
i
jjj
fi
jgr 0
lifif
jjf
i
8
8
H
9
IB
ns§
9
u
BS
B
S
yÉ
lil
11
H
üi
fjj
IJ
jjjj
H
is
hip
Ui
Bridge
FEUILLETON VOOR
De tentoonstelling
van loost Baeziele VJ
JONGE MENSEN DOOR
LIZZY SARA MAY
VddC oi :6uissoido
#fwwim.Ms- w ->>'Impip||a h SI wiiii IIf$S§n
Vk li ■- ,A* V ^i.Vv, .v ■■■■w.T11
5 - s§ Wg&mÊ?-. S$x't< %0Ê >,^Vï wÈmBm, I '- f| 'V?
Toen wij onze vorige rubriek over Tal
schreven, stond hij nog een half punt op
Keres achter. Thans heeft de jonge Rus
sische grootmeester op zijn 43-jarige land
genoot een voorsprong van twee volle
punten. Het is altijd gevaarlijk, zich aan
voorspellingen te wagen, vooral wanneer
deze pas een week later onder de ogen
van de lezers komen. Maar wij zeggen
waarlijk niet te veel, als wij Tal nu een
prachtige kans geven. Dat zijn speelsterkte
ongelooflijk is, weet een ieder. Daar komt
echter bij, dat het voordeel van zijn jeugd
steeds zwaarder gaat wegen. Vermoedelijk
zal hij het fysiek langer volhouden dan
zijn ongeveer twee maal zo oude voor
naamste concurrent. Een langdurig toer
nooi als de thans aan de gang zijnde acht-
kamp stelt eisen aan de lichamelijke en
geestelijke conditie van de deelnemers,
welke voor outsiders blijkbaar volstrekt
onbegrijpelijk, maar niettemin angstig
reëel zijn. Daarom is de lange duur voor
de 22-jarige Tal een voordeel. Slechts één
factor zou hem onzes inziens nog van de
eindoverwinning kunnen afhouden, name
lijk dat hij het vermogen mist. de weelde
te dragen. „Das Scheitern am Erfolg", heet
dit in psychiatrisch jargon. Het komt er
op neer dat men de spanningen, die ge
paard gaan aan het succes, niet kan ver
werken, dat men geen risico's meer durft
te nemen, welke men anders wel aan
vaardt en méér van dergelijke aspecten.
Vooralsnog vertoont Tal geen enkel van
die verschijnselen en daarom houden wij
het op hem. Hoezeer hij zowel theoretisch
als positioneel en combinatoir uitmunt,
blijkt uit de volgende partij.
Wit Tal. Zwart Gligoric; Konings-Indisch.
1) d2-d4 Pg8-f6. 2) c2-c4 g7-g6. 3) Pbl-
c3 Rf8-g7. 4) e2-e4 d7-d6. 5) f2-f3 0-0.
6) Rcl-e3 e7-e5. 7) Pgl-e2 c7-c6. 8) d4-d5
c6-d5. 9) c4xd5 a7-a6. 10) Ddl-d2 Pb8-d7.
11) g2-g4Na omwisseling van zetten,
waarover veel te zeggen zou zijn, is een
uit diverse partijen reeds bekende stelling
ontstaan. Gligoric leidt nu een door hem
vorig jaar te Portoroz voor het eerst toe
gepast verdedigingssysteem in, dat beoogt,
de witte stormloop op de koningsvleugel
aanstonds een halt toe te roepen. 11)
h7-h5. Deze zet moet direct geschieden,
daar wit hem anders belet met 12) Pg3.
12) h2-h3 Voor kenners van deze
opening een interessante zet; Szabo zette
voort, ook tegen Gligoric. met 12) g5 Ph7.
13) h4, waarna zwart met de breekzet f6
een tegenactie langs de f-lijn begon. 12)
Pf6-h7. Alles hogere strategie. Zwart
wil Rg7-f6-g5 voorbereiden, om tot ruil
van zijn slechte raadsheer te komen. 13)
h3-h4!? Een typisch „Tals" expedi-
ment, neerkomende op een dubieus pion
offer. Sherwin speelde te Portoroz tegen
Gligoric. 13) o-o-o, waarna zwart met
13) h4! benevens Rg7-f6-g5 behoor
lijk spel kreeg. 13) h5xg4. 14) f3xg4
Ph7-f6(?) Jammer genoeg gaat zwart niet
op Tals pionoffer in. Beter was 14)
Pb6. 15) Pg3 Rg4: 16) h5!? waarna wit had
moeten bewijzen, dat zijn aanval een pion
waard was. Nu krijgt wit „gratis" aan-
valskansen. 15) Rf lh3 Pd7-b6. 16) Re3-g5!
Pb6-c4. 17) Dd2-d3!De pointe is nu,
dat na 17) Pb2: 18) Df 3! benevens
Tfl het paard op f6 verloren gaat. 17)
Dd8-c7. 18) b2-b3 Pc4-a3. 19) Tal-cl
JCCCOCOO«V30K»OOO^C<X:CCODX)=CCCCCCCO&- ■xccccx
Wit staat nu prachtig; hij dreigt bijvoor
beeld 20) PblDa5f. 21b4! (21) Rd2?
Db5!) Db4:j. 22) Rd2 en thans faalt Db5 op
23) Da3: Toch kon zwart na 20) Pbl stuk
verlies nog vermijden met het verrassende
20) Db6! 21) Pa3: Db4t of 21) Re3
Db5! Vermoedelijk heeft zwart dit niet
allemaal gezien, want hij kiest nu een ge
vaarlijke voortzetting. 19) Rc8xg4(?)
Nu wint wit met 20) Pbl Da5f. 21) b4
Db4:f. 22) Rd2 Db5. 23) Dd3:?? geen stuk
meer, wegens De2: mat. Maar thans zit er
een andere stukwinst in. Hoe? De lezer
moge eerst zelf zoeken. 20) Rg5xf6! Rg4xe2.
21) Kelxe2! Rg7xf6. 22) Pc3-bl! Dc7-a5.
23) b3-b4 Da5xb4. 24) Pblxa3 Rf6xh4.
Zwart heeft drie pionnen voor zijn stuk,
maar dit is onvoldoende, gezien de aan-
valskansen van wit, welke deze schitte
rend uitbuit. 25) Pa3-c4 b7-b5. 26) Pc4-
b6! Ta8-dS. 27) Rh3-f5 Rh4-g5. 28) Tcl-gl
Db4-b2t. 29) Ke2-f3 Rg5-f4. 30) Tgl-g2
Db2-b4. 31) Pb6-d7 Td8-c8. 32) Pd7-f6t
Kg8-g7. 33) Pf6-h5f Kg7-g8. 34) Rf5xc8
Tf8xc8. Het schijnt dat zwart nog vol
doende tegenkansen heeft gecreëerd; hij
dreigt Tc3. Er volgt echter onder op
offering van Ph5 een verrassende af
wikkeling naar een gewonnen eindspel.
35) Tg2-c2! Tc8xc2. 36) Dd3xc2 Db4-a3t.
Het merkwaardige is dat 36) gh5: tot
mat voert. Zie: 37) Dc8+ Kh7. 38) Df5f!
Kg7. 39) Tglf Kf8. 40) Dc8f Ke7. 41) Dc7f
enz. 37) dc2-b3 Da3xb3f. 38) a2xb3 g6xh5.
39) Thl-al! Sterker dan Th5: De h-
pion wordt door de koning geobserveerd.
39) h5-h4. 40) Kf3-g4! Rf4-e3. 41)
Talxa6 Re3-c5. 42) Kg4xh4 f7-f5. 43) e4xf5
e5-e4. 44) b3-b4!Een tactische finale,
gebaseerd op een matwending. 44)
Rc5xb4. 45) Kh4-g5 Kg8-f7. 46) Ta6-a7t
Het ging om het vrijkrijgen van dit
veld. 46) Kf7-e8. 47) f5-f6 en zwart
gaf het op, daar hij machteloos staat tegen
f7f. benevens Kg6 en Ta8f.
Zo speelt Tal in alle fases ener schaak
partij.
Mr. Ed. Spanjaard
In het officieel orgaan van de Konink
lijke Nederlandse Dambond „Het Dam
spel", dat maandelijks verschijnt komt een
zeer interessante rubriek voor: „Kijkjes in
de Damwereld", verzorgd door de heer O.
G. van Veen, te Breda. Mijn bijzondere
aandacht had de door hem gesignaleerde
stand tussen twee Franse dammers; hier
volgt de uitwerking:
oooooocccor -ccsxorccc - cccarco - tccccco-'"-: ccc
De stand van het eindspel was: wit 8, 15,
24, 33, 47; zwart 14, 17, 25, 36, 37.
Wit aan zet verraste zijn tegenstander
met het offer 24—19, 14x23, 8—3, 37—41?
A. 3—26 41—46? 33—28 23x32 26—37 32x41
15—10 25—30 10—4 30—34 4—22 34—40
2217 4045 1750 met winst.
Na het offer 2419 14x23 83 kan ook
17—22 3—14 36—41 14x17 41—46 17—26
3741 moet wel 47x36 2530 en wit wint
het eindspel door 2612, waarna witschijf
36 oprukt naar de 2de dam. Daarna de
vangstelling opbouwen met wit 2 stukken
op 15, 24 twee witdammen op 39 en 50,
waarna zwartdam de hoofdlijn moet ver
laten en wit een derde dam er bij kan
maken met snelle winst.
Uit de spclopening
De voorzitter van het damgenootschap
„Damas", dr. K. Venenic in den Haag, is
een specialist in het openen. Hij verzamelt
sinds jaren bijzonderheden in het ope-
ningsspel. Het volgende zullen de meeste
dammers niet eerder zijn tegengekomen:
1. 33—28 18—23. 2. 39—33 12—18, 3. 44—39
7—12, 4. 5044 1—7, 5. 35—30 20—24, 6.
30—25 24—30, 7. 33—29 15—20. Stand na
de 7de zet van zwart:
cc<xocccccccooocc'"'rr"cccocco~^^ccccccco-ccocccocorc<xxc
Wm
i i
m1
iwm
M. 'Mfr.
■tmn. ||r_;
yj 8
igggg*
Ö.S
wm.
x&yyttyzxxctxccccGoccooxccaxcco^yyxeccccoxcoxcco'
Wit vervolgde met 4035? waarna zwart
dam forceert met 1924 28x19 14x23 25x14
24x33 en nu de verrassende meerslag met
39x19 30x50 met finaal gewonnen stand.
Prachtig!
Problematiek
Van de problemist J. J. H. Scheyen uit
Kerkrade kregen wij speciaal voor onze
rubriek een zestal zeer fraaie composities,
samengesteld door de heren Scheyen en G.
van der Linde.
Deze problemen zijn moeilijk op te los
sen.
Voor alle vraagstukken geldt: wit speelt
en wint.
No. 1: zwart 6. 18, 22, 29, 32, 33, 34 en 39,
acht stukken; wit 16, 26, 27, 31, 35, 38, 42,
50, acht stukken.
No. 2: zwart 7 stukken 8, 12, 19, 20, 16, 28
en 36; wit 7 stukken 17, 21, 27, 31, 35, 42
en 46.
Voor beide is een eindspel ter oplossing
aangeboden.
NO 3:
G. v. d. Linde en J. J. Scheyen
'wwy;.
XO»XOCO^CCO^CO^XCOCO^3CCO^XCOCCO3OCCCCO0OCCO^CCO
M. Sinthe
Zwart aan zet. moet rekening houdm met
de dreiging 42—37 41x32 26—42. Waarna
2420 eventueel kan dreigen.
Bepaald niet alledaags was de overrom
pelende winst toen zwart 4146 vervolgde.
Er kwam 141—46° 2. 34—39 23x34, 3.
44—39 34x23, 4. 42—38 43x32, 5. 26—37
32x41, 6. 2520 en de eindstand met twee
opsluitingen ging voor zwart verloren.
Het zelfde grapje deed zich voor in een
partij te Groningen.
c<xcoccopc^o3cawcppcco^^ocooc<x:^ccccc<xc|pppoc
rJ8Sl
pp
iisi
m§
wy/Zs.
8
Q
ÉS8P
■I-B
n§§
c. '/my,
XOOCCG
ccoxt
yyyyyi
rxaco
OOOOO
•yyyxc.
ecooc
ccccc.
xcco:
xcccco
Elk 11 stukken. Zwart 6, 7, 10, 14, 16, 19,
20, 24, 30. 35, 36. Wit 17, 18, 21, 22, 27, 33, 38,
41, 44, 46 en 48.
Ook voor dit derde probleem is er een
eindspel, dat beslist origineel is en niet
zo maar voor de hand ligt.
B. Dukel
Oplossingen en correspondentie te zen
den aan het. adres van de damredacteur:
B. Dukel, Wijk a. Zeeërweg 125, IJmuiden,
die onder de damvrienden met. de drie
goede oplossingen een damboek zal ver
loten.
Wie geen vreemde in de Nederlandse
bridgewereld is, kent natuurlijk de „Am
sterdamse Bridgeclub", één der oudste,
grootste en sterkste wedstrijdbridgever-
enigingen uit Amsterdam.
Begin oktober herdacht de ABC haar 25-
jarige bestaan en bij de belangstelling
tijdens het feesten bleek duidelijk, hoe
populair deze steunpilaar der Nederlandse
bridgewereld wel is.
Bij een feest van bridgers behoort een
bridgewedstrijd en in de hoogste afdeling
van de jubileumstrijd deed zich de vol
gende verrassing voor:
A 6 2
C A B 5
<>964
AH73
Oost
-
O H 6 4 2
O H 10 5 2
4» B 10 8 5 2
H V 10 8 3
O 10 8 7
<0 A 873
V
Vrijwel alle NZ-paren bereikten het
goede, doch onfortuinlijke eindbod van 4
schoppen.
Alle westspelers voelden zich best op
hun gemak, speelden als regel de ruiten
vrouw voor en bijna alle zuidspelers gin
gen na moeizaam gezwoeg één of twee
down.
Er was echter één uitzondering en
deze werd gedemonstreerd door Bob van
Veenendaal, een der veteranen dezer Am
sterdamse vereniging. Hij liet zien, waar
om hij al zovele jaren in het eerste team
van de club een eervolle plaats inneemt:
de uitkomst van ruitenvrouw werd ge
nomen met de Aas, in slag 2 klaveren
vrouw, in slag 3 schoppenheer, slag 4
schoppenaas, slagen 5 en 6 klaverenaas en
klaverheer waarop zuid zelf twee har
tens opruimde, slag 7 hartenaas en in slag
8 een harten vanuit noord ingetroefd met
schoppen 8.
Zuid had nu dus al 8 slagen gemaakt,
bezat nog schoppen Vrouw-lÖ alsmede drie'
kleine ruitens. Hij behoefde niets anders
te doen dan ruiten te spelen en rustig te
wachten tot west verplicht zou zijn
in slag 11 iets in te troeven (west had toen
nog ét B 9 7). West moest toen met troef
nakomen, en met troef 10 en troef Vrouw
maakte Van Veenendaal de 9e en 10e slag.
Zó vond de ABC'er van dit ABC-.iubi-
leumsnel de a-b-c-oplossing. En. verdient
een compliment voor zijn doeltreffende
speelwijze.
HW. Filar ski
En dat gebouw, daar rechts op de
hoek, zei Ivo.
Dat is het stadhuis, zei Joost, ook Go
tisch maar van iets latere datum. Het is
halverwege de veertiende eeuw voltooid.
Ze hebben het gedeeltelijk tot museum in
gericht. Maar jongens, echt, we hebben nu
geen tijd, straks komen we hier wel terug
om in dat cafétje daar een kopje koffie te
drinken. Als we op het terras gaan zitten
kunnen we zo lang we willen van het uit
zicht genieten. Ik denk, dat we daar moe
ten zijn...
Joost wees schuin naar boven. Ze liepen
een nauwe steiloplopende straat in die ein
digde in een pleintje.
Hier ir het, zei Joost.
De universiteit, zei Jaap verbaasd.
Ja, zei Joost. Ga maar mee.
Ze liepen onder een hoge poort door, kwa
men op een ruime met marmeren beelden
versierde binnenplaats en liepen vandaar
uit een trap op. Aan het eind daarvan was
een donkere gebeeldhouwde deur waarop
een groot wit papier was aangebracht met
de zinsnede: ESPOSIZIONE DA IOOST
BACZIELE, STATUE MODERNI Zacht
jes opende Joost de deur, doch nadat deze
een centimeter verschoven was ging ze
niet verder. Joost duwde harder.
Van achter de deur klonk geschuifel en
het geluid van stemmen. De deur ging nu
met een ruk open, zodat ze bijna naar bin
nen tuimelden.
Scusi, zei Joost. Pardon
Tussen Joost zijn beelden en reliëfs ston-
den als haringen in een ton een paar hon
derd mensen. Als één man zagen ze om
naar de rustverstoorders, zodat het kleine,
dikke mannetje dat achter in de zaal op
een katheder stond ophield met praten en
het papier, dat hij vlak onder zijn neus
hield, liet zakken.
Met grote tegenwoordigheid van geest
legde Joost zijn vinger tegen de lippen en
maakte hij met zijn andere hand een ge
baar dat beduidde dat de kleine man maar
moest verder gaan.
.scultore Ollandese, de Hollandse
beeldhouwer, werd er alom gemompeld.
En daar kon niemand zich in vergissen;
Hollandser dan Joost was er wellicht
geenLang, een blond baardje en wilde
piekerige bijna witte haren
De kleine dikke heer schraapte zijn keel
en verdiepte zich weer in zijn toespraak:
scultore Ollandese loost Bakziele,
hoorden ze hem zeggen, en dat was wel het
enige wat ze konden verstaan. De rest
bleef abracadabra voor hen, d.w.z. niet he
lemaal voor Joost, die aandachtig toehoor
de. Ondine, Ivo en Jaap keken eigenlijk
alleen maar gefascineerd naar de kleine
redenaar. Met zijn vrije hand voerde hij
welhaast een volmaakt ballet op waarbij
hij zichzelf als 't ware begeleidde met het
bovenlichaam. Af en toe kon Ivo het niet
nalaten zijn „poppetjes" te laten horen,
als de kleine man b.v. met uitgestrekte
hand naar de mensen beneden hem wees
en bijna dreigend iets uitschreeuwde.
Maar juist dan, hoe was dat mogelijk
waren er altijd mensen die „Bravo" rie
pen.
Het duurde erg lang die toespraak, maar
plotseling was hij dan toch afgelopen. De
kleine dikke man vouwde het papier op en
stak het in zijn binnenzak. Daarna veegde
hij zich het voorhoofd af en klom hij van
de katheder om met uitgestrekte handen
op Joost af te komen.
Bij Joost gekomen rekte hij zich op de
tenen, greep hem met beide handen om de
schoudertoppen en schudde hem hartelijk
heen en weer, wat Ivo voor de zoveelste
maal zijn poppetjes ontlokte. Daarna
wendde hij zich tot Ondine, Ivo en Jaap,
gaf ze elk een hand en vroeg Joost:
Vostro Bambini
Mijn kinderen? Oh, no, no, weerde
Joost af.
Belli, belli bambini, zei de kleine man
die blijkbaar Joosts Italiaans niet ver
stond. Ze lijken sprekend op U. Vooral dat
meisje. Bella ragaza, molta bella..Hij
en hij wees op Jaap lijkt misschien meer
op zijn moeder?
Joost lachte.
Hij denkt dat jullie mijn kinderen
zijn, zegt hij. Zie ik er zo oud uit met mijn
dertig jaar? En hij vindt dat Ondine op me
lijkt. Hij vindt haar zo'n mooi meisje..
Ondine bloosde.
Poe, zei Ivo, hoor dat..Ondine mooi.
Die strohalm zeker! Met veel handen,
voeten en hoofdwerk raakte Joost inmid
dels in gesprek met de kleine signore.
Het lijkt wel een pantomime, fluister
de Jaap. Moet je die twee eens zien.
Voor een kaaskop doet Joost het niet
kwaad, grijnsde Ivo. Straks klimt dat klei
ne mannetje nog op Joosts schouder.
Omdat ze er eigenlijk niet veel van be
grepen en zich daardoor overbodig voelden
lieten ze de twee na een poosje toegekeken
te hebben aan hun lot over. Ze mengden
zich onder het publiek en begonnen de hun
zo bekende beelden te bekijken.
Gek hè, zei Ondine. Nu hebben die
beelden zo'n grote reis gemaakt, ze staan
in een heel andere omgeving en toch heb
je het gevoel dat je thuis bent.
Ja, zei Jaap. Maar misschien zou je
dat met andere kunstwerken ook wel heb
ben omdat ie je daartussen altijd thuis
voelt.
Je bedoelt, zei Ivo, dat je je eigenlijk
zelf kunstenaar voelt en daarom graag
tussen kunst leeft..Ik bedoel dat echt niet
hatelijk, hoor, voegde hij er snel aan toe
toen Jaap hem een beetje wantrouwig aan
zag.
Nee, nee, zei Jaap. Ja, zo bedoel ik
het eigenlijk.
Ze stonden nu voor een groot, uit grove
steen gehakt beeld. Naast hen stond een
dame met een enorme zonnebril op.
How daring! riep ze, o, how daring!!
Wat betekent dat? vroeg Ondine zacht
aan Jaap.
Wat gedurfd, fluisterde Jaap terug.
Nou, zei Ondine verontwaardigd. Ik
vind er niks gedurfds aan. Hoe komt dat
mens er bij. Wat zou ze zijn, Engelse?
Amerikaanse, denk ik, zei Jaap.
Ze liepen weer verder. Achter een echt
paar op leeftijd bleven ze voor een beeldje
van Ondine staan.
Ah! comrne c'est jolie, zie de oude da
me. Wat is dat mooi! Ze keerde zich om en
bleef perplex naar Ondine staren.
Mais..,zei ze, mais.
Oui, zei Ondine, c'est je.ik bedoel,
c'est moi. Dat ben ik. En ze wees nadruk
kelijk op zichzelf.
De oude dame greep haar echtgenoot
bij de mouw en begon in rad Frans te ra
telen. Ze keek daarbij van Ondine naar
haar man en omgekeerd. Ondine knikte af
en toe maar ijverig, hoewel ze niets van
het gesprek begreep.
Plotseling greep de oude dame Ondine
bij de hand en trok haar, de mensen opzij
duwend, mee naar Joost
Ze wil geloof ik kennis met je maken,
zei Ondine verbouwereerd.
De signore maakte een kleine neiging,
glimlachte en begon tegen de oude dame
te praten. Joost mengde zich in het ge
sprek, hoofden, handen en bovenlichamen
kwamen weer in actie.
Hoe langer hoe meer mensen kwamen
mee luisteren en praten, alleen de echtge
noot van de Franse dame bleef bezadigd
glimlachend op een afstand toekijken. Het
was een stemgegons als in een schouw
burg voordat het doek opgaat, maar dan
in alle talen door elkaar, had je de indruk.
Babylonische spraakverwarring, zei
Jaap tegen Ondine. Maar hij moest het nog
eens en nog eens tegen haar zeggen voor
dat ze hem kon verstaan, zo'n lawaai was
het.
Tenslotte hief de kleine signore in wan
hoop de armen op.
Vijftigduizend lire.., zei hij. Veel te
weinig, madame. Veel te weinig. Het ma
teriaal kost al zo veel en dan het werk
nog.. Minstens tachtigduizend lire.
Wordt vervolgd
PIETERNEL WAS een oude man,
die in een hutje in een groot bos woon
de. Hij had geen gemakkelijk leven ge
had, eigenlijk had hij altijd alleen maar
armoede gekend. Bovendien, toen hij
nog erg klein was, had hij eens zijn
been gebroken en omdat er geen dok
ter in de buurt woonde, was de breuk
verkeerd aan elkaar gegroeid en daarom
liep hij altijd moeilijk en had er ook
vaak pijn aan. De molenaars konden
hem dus niet gebruiken en de houthak
kers evenmin, daarom was hij schoen
maker geworden en hiermee verdien
de hij de kost voor zichzelf en zijn
vrouw. Kindei'en had Pieternel nooit
gehad en dat speet hem wel erg want
hij hield veel van kinderen en ook van
dieren. Maar zijn vrouw was er niet
op gesteld, als honden, katten en kinde
ren hem in zijn werkplaats opzochten,
terwijl hij daar al schoenlappend zijn
liedjes zong, snoepjes aan de kinderen
uitdeelde en zijn eigen vlees en brood
aan de dieren weggaf. „Je bent niet
goed wijs", zei ze dan snibbig. „We
hebben het zélf al niet breed en jij deelt
maar uit, dwaas, die je bent!"
Dan trok ze een héél lelijk gezicht,
klapte in haar handen en riep: „Fort,
gauw wég!" Dan buitelden alle kinde
ren en dieren over elkaar in de haast
om weg te komen, want ze waren erg
bang van de boze vrouw, die van die
griezelige geluiden stond te maken.
Maar stiekum kwamen ze telkens weer
terug en al konden ze niets voor Pie
ternel meebrengen, ze verwarmden toch
zijn hart met hun vriendschap en daar
mee was hij heel gelukkig. Pieternel
had zijn hele leven niet veel voor zich
zelf gevraagd, ze konden nét rondko
men in hun kleine huisje en als zijn
vrouw niet mopperde, was hij al te
vreden.
Toen was zijn vrouw gestorven en de
arme Pieternel had langzaam aan reu
matiek gekregen, zodat hij niet langer
meer schoenlappen kon.
Nu verdiende hij dus niets meer en
hij was naar het hutje in het bos ver
huisd, omdat hij daar geen huur be
hoefde te betalen. Van het beetje geld,
dat hij gespaard had, leefde hij erg
zuinig en het enige, wat hij bezat was
zijn goede humeur, zodat alle dieren
uit het bos naar hem toekwamen. De
mensen vonden Pieternel een vreem
de oude man en spoedig waren ze hem
vergeten.
En toen, op een nacht werd hij ziek en
er was niemand om hem te verzorgen.
Een koude wind blies door de kieren
van zijn hutje en de oude man rilde van
koorts en voelde zich eenzaam en ver
drietig.
Totdat.verbeeldde hij het zich, of
was het écht waar? Zag hij daar nu in
het schijnsèl van de maan kleine man
netjes lopen? Nee, hij vergiste zich niet
er liepen er wel vijf! En ze di-oegen al
lemaal wat houtblokken, wat liepen ze
te sjouwen en te hijgen! Heel voor
zichtig, om Pieternel niet wakker te
maken, stapelden ze die op vlak bij
de schoorsteen, waar een oude kachel
stond. Pieternel kon zijn ogen niet ge
loven, het komt zeker door de koorts,
dacht hij, maar nee, daar begonnen ze
de kachel aan te maken, heel duidelijk
hoorde hij het hout knetteren. Wat ge
zellig en kijk nou eens, daar kwamen
een paar kabouters binnen met kleine
mandjes, waarin vlees, melk en brood
zat en een heel vrolijk kaboutertje liep
met een paar sinaasappels te ballen!
Pieternel durfde zich niet te verroeren
uit angst, dat het oude bed zou kra
ken en de kabouters op de vlucht zou
den slaan. Kabouters willen nooit door
mensen gezien worden, weet je?
Muisstil lag hij door een spleetje in
één oog naar de ijverige mannetjes te
kijken. Langzaam werd het lekker
warm in het kleine kamertje en Pieter
nel sukkelde in slaap. Toen hij wakker
werd, stond er een glas sinaasappelsap
op een tafeltje naast zijn bed. Hij dronk
het gulzig leeg en ontdekte toen dat er
een stuk of zes kabouters op de grond
iets zaten te maken. Wat zou dat wor
den, dacht Pieternel, ze zijn bezig
met een hele hoop blaadjes en veer
tjes. Hij lag héél stil en een half uurtje
later voelde hij, dat er een heerlijk
warme deken over hem werd uitge
spreid. Pieternel streek er eens met
zijn hand over, wal was het zacht en
warm! Spoedig viel hij weer in slaap
en toen hij na een poosje wakker werd
door de dorst, was zijn glas weer ge
vuld en er lag een kaboutertje op een
matje naast zijn bed te slapen. Zijn
baardje wipte trillend op en neer, hij
was zeker wel érg moe... Pieternel
voelde zich nog wel ziek, maar wat was
het heerlijk dat hij niet alleen was!
Voor de derde maal viel hij in slaap
en toen hij ontwaakte, was het al licht
en de kabouter, die op het matje voor
zijn bed geslapen had, stond aan het
geopende deurtje en keek naar een lan
ge rij herten, die met blaadjes, bloe
metjes, wortels en hele planten aange
lopen kwamen. Om beurten gaven ze
het aan de kabouter, die alles in een
grote pan deed. „Dank jullie wel",
hoorde Pieternel de kabouter zeggen,
„nu zal hij wel gauw weer gezond
zijn". De herten sprongen weg en even
later goot de kabouter water op de
kruiden en zette de pan op het vuur.
PIETERNEL DRONK zijn glas
vruchtensap leeg en staarde zwijgend
naar de kabouter, die in de pan stond
te roeren. Hij was op een stoel geklom
men, anders had hij er onmogelijk bij
gekund. En terwijl hij roerde, brom
de hij wat in zijn baard. Pieternel was
nu wel aan de aanwezigheid van zo'n
klein mannetje gewend, maar hij had
nog nooit een kabouter horen praten.
Juist lag Pieternel erover te piekeren
of het mannetje op de vlucht zou slaan,
als het ontdekte, dat hij wakker was,
toen de deur open ging en er vijf ka
bouters binnen kwamen, die aan het
ontbijt begonnen.
„Goede morgen", zeiden ze gewoon
tegen hem, „je ziet er werkelijk al véél
beter uit, zeg! Wat was je ziek van
nacht; maar je hebt nog koorts, je
moet vandaag flink van die kruiden
drank drinken!"
Pieternel verbaasde zich erover dat
hij vijf minuten later gezellig met de
mannetjes lag te praten, alsof hij ze
al jaren kende en een heel goede vreind
van ze was. Ze zaten voor zijn bed een
boterhammetje met kaas te eten en ze
waren zo vriendelijk en bezorgd voor
hem, dat hij er tranen van in de ogen
kreeg. Trek in brood had Pieternel niet,
maar hij kreeg een grote beker vol met
de wonderlijke drank, die op het vuur
had staan koken. Het smaakte wel niet
lekker, maar toen de beker leeg was,
was de koorts verdwenen en voelde hij
zich kiplekker. Tot zijn grote verwon
dering bemerkte Pieternel ook, dat
zijn reumatiek weg was en dat zijn
been geen pijn meer deed! „Maar je
komt je bed niet uit!", beval de opper
hoofd-kabouter. „Je moet drie dagen
lekker warm blijven liggen en vijf da
gen die drank innemen, anders gaat het
wéér mis".
Toen wasten ze netjes de boel af,
ruimden het kamertje op en gingen
weg. Pieternel ging rechtop in bed een
plannetje zitten maken.
Ik zal vragen, dacht hij, of ik ook ka
bouter mag worden, als mijn been goed
is, kunnen ze me misschien wel ge
bruiken en dan zal ik voor andere zie
ke mensen wat kunnen doen. Natuur
lijk ben ik veel te groot, maar daar
weten ze misschien wel wat op
Toen de opperhoofd-kabouter na een
paar uur weer verscheen, om hem zijn
drank te geven, at Pieternel een paar
boterhammen met koek en toen dat op
was, kwam hij een beetje verlegen met
zijn voorstel voor de dag. De kabouter
keek bedenkelijk, plukte aan zijn muts
en zei ten slotte: „Nee, jij bent een
mens en je moet mens blijven, daar
kan ik helaas niets aan veranderen,
maar we kunnen je wél gebruiken".
Hij lachte geheimzinnig, maar meer
zei hij niet en ook de volgende dagen
niet. Toch kon je duidelijk merken, dat
er nóg iets bijzonders ging gebeuren.
De kabouters verzorgden hem zo goed
ze konden en Pieternel vertelde over
zijn leven, waar ze alles van schenen
te weten en ze werden echte dikke
vrienden.
„Als ik beter ben, zie ik jullie zeker
nóóit meer?", vroeg Pieternel op een
dag angstig.
De kabouters rolden tegen elkaar aan
van het lachen en ze zeiden, dat hij nog
éven geduld moest hebben.
En toen, op een ochtend héél vroeg,
mocht hij naar buiten. De kabouters
namen hem mee en zeiden, dat hij niets
mocht vragen en dat hij vooral niet
moest schrikken. Nadat ze tien minu
ten gelopen hadden, kwamen ze bij een
mooi nieuw huisje van steen en de op-
perhoofdkabouter zei: „Hier is de sleu
tel, ga maar naar binnen, want het is
van jou. Alle kabouters uit dit bos heb
ben het voor je gebouwd, omdat we al
lemaal van je houden en de meubels,
die erin staan, hebben we ook zelf ge
maakt. Alles zal bést naar je zin zijn,
ga maar vlug kijken".
Pieternel kon zijn ogen niet geloven,
hij had een prop in zijn keel en dikke
tranen van ontroering liepen hem over
de wangen, terwijl hij door de kamers
liep. Het was allemaal zó nieuw en
knus! Zo'n gezellig huis had hij zijn
hele leven niet gehad. En boven was
er een hele grote logeerkamer, waar
wel twintig kabouterbedjes stonden.
Pieternel moest er ineens om lachen,
want dit betekende, dat hij niet veel
meer alleen behoefde te zijn.
En in de keuken ontdekte hij een héle
grote kachel met een héle grote pan
erop.
„Hier mag jij voortaan de wonder-
dranken klaarmaken", zei de hoofdka
bouter, „we hebben er zelf zo vreselijk
weinig tijd voor, zie je en er zijn zo
veel zieke en ongelukkige mensen, die
we zo graag willen helpen. We zullen je
de recepten geven en dan komen we
je geregeld vertellen, welke je maken
moet, want we hebben wel tachtig ver
schillende dranken".
Pieternel knikte stralend en hij wilde
wel direct beginnen. „Dit is nu mijn
liefste wens", fluisterde hij, ik wil ook
zo graag andere mensen helpen... én
jullie steeds blijven zien", voegde hij
eraan toe.
En zo gebeurde het, dat Pieternel
drankjes ging maken voor zieke men
sen en dieren, voor ongelukkige minis
ters, zenuwachtige hertogen en kwij
nende gravinnen. En ik geloof, dat hij
het nü nog doet.
Marianne van Raait
CDFERMANNET3E'
Dit bejaarde heertje kan je zijn leef
tijd van het gezicht aflezen. Tel alle
cijfers bij elkaar en je weet hoe oud
hij is. (Oplossing onderaan deze pagina).