DEWALI
NIET ALLE WOLKEN BRENGEN REGEN
REIZEN EN SCHRIJVEN TOT DE DOOD EROP VOLGT
HET
FEEST
DER
LICHTEN
Erbij
HET VREEMDE LEVEN
VAN JOSEPH KESSEL
HOE KRIJG IK U
ER WEER UIT?
ZATERDAG 24 OKTOBER 1959
PAGINA VIER
ER ZIJN MENSENivier ervaring zó bont is. dat het
lijkt alsof een onzichtbare wever tien verschillende levens
met de voortrazende spoelen van zijn getouw tot één gobelin
heeft getoverd. Zo is fret leven van de journalist en auteur
Joseph Kessel. Hij heeft nooit rust, hij kan nergens lange
tijd blijven. Hij bereist de wereld, beluistert de hartslag
van mensen en volkeren, volgt de wereldontwikkeling.
Joseph Kessel is auteur van een serie romans, waarvan de
tweeëntwintigste, „Le Lion", niet lang geleden bekroond
is met de Grand Prix Littéraire de Littérature Frangaise te
Monte Carlo, beschikbaar gesteld door Prins Rainier en
Prinses Grace. Hij was in Nederland reeds bekend rondom
1927-1930 door zijn roman „Nuits de Princes", het leven
van Russische ballingen in Parijs. Kessel is een Rus, geboren
in Argentinië. Zijn vader, een Rus, studeerde medicijnen in
Montpellier. Daar ontmoette hij een Russische studente, die
zijn vrouw werd. Zij namen een ideële taak op zich: zij
vestigden zich als arts in een kamp van gevluchte Oost-
Joden en leefden in een hutje. Het kamp lag bij Rosario
(Argentinië). Daar werd Joseph Kessel geboren. Zijn moeder
verdroeg het klimaat niet. Zij keerden naar Rusland terug.
Daar stierf zijn vader; en de familie van de moeder nam
haar en de jonge Joseph op in haar huis in Orenburg (Oeral).
Daar sloeg hij'de lange Turkestaanse karavanen gade een
auto was er onbekend. Zijn moeder nam hem weer mee naar
Parijs, later naar Nice. Joseph ging naar school in Nice en
haalde er zijn „baccalauréat"Torn hij zeventien jaar oud
was ging hij in de journalistiek in Parijs.
HET IS NU 1914. Het „Journal des Débats" is een stijve,
hoogst correcte krant, bij het Odéon, een gebouw in de scha
duw van de klok die de Bartholomeusnacht had ingeluid. De
stille hoofdredacteur schreef nog met een ganzeveer-pen en
strooide fijn zand over zijn artikelen. Een eerwaardig blaa,
125 jaar oud; Chateaubriand, Taine, Renan, Sante-Beuve en
De Balzac waren er redacteur geweest. De hoofdredacteur
arriveert er in open calèche met een koetsier in livrei, Joseph
Kessel. Joseph kreeg die baan niet wegens verdienste, maar
omdat alle mannen aan het front waren. Hij knipt, lijmt,
bundelt nieuws en geeft klontjes aan het prachtig-opgetuigde
paard van de hoofdredacteur-koets. Telegraaf en schrijf
machine negeerde men bij de „Journal des Débats'; alles
per handgeschreven brief. Allen worden behandeld in het
bureau als leden van een hoffelijke familie. Joseph heeft heel
lang haar en draagt een witte das. Hij werkt er één jaar. Hij
tekent vlak vóór de wapenstilstand als vrijwilliger voor een
piloten-esquadron in Siberië.
OP DE OCHTEND van Wapenstilstandsdag 1918 vertrekt hij
uit Brest, terwijl de klokken de mooiste dag van Frankrijk
inluidden. Zijn vreemd leven begint. De reis is nutteloos maar
wonderlijk; nutteloos omdat men een front wilde vormen in
Siberië met de Tsjechen tegen de Duitsers; wonderlijk omdat
de reis via New York, San Francisco, Honoloeloe, Japan, Wla-
diwostok, Shanghai, Peking, Hongkong, Singapore, Ceylon,
naar de Rode Zee gaat. Op twintigjarige
leeftijd komt hij terug in Marseille. Op
14 juli 1919 maakt hij de geweldige over
winningsparade mee in Parijs voor het
„Journal des Débats", waarvan de eerste
redacteuren honderddertig jaren eerder
op dezelfde dag de Bastille hadden zien
vallen. In 1920 beginnen de opstanden in
Ierland. Joseph verveelt zich in het def
tige „Journal"-bureau en droomt van de
verboden Sinn-Feiners in Ierland. Het
groots ontvangen als
Zijn eerste roman
„Journal" zendt hem waarachtig uit!
Sinn Fein geeft hem een vrijgeleide uit
de „General Headquarters, Parkgate, Du
blin". Joseph beschrijft en profeteert de
afbrokkeling van het Britse Empire, na
1918 op het toppunt van macht. Hij leeft
er in het hol van de leeuw. Hongerdood
en guerilla maakt hij mee. In Parijs terug
hoort hij Kerensky spreken. In 1921 be
zoekt hij New Pork. De enorme werk
loosheidproblemen beginnen daar op
te komen. In San Francisco wordt hij
„de bekende reporter en auteur".
„L'Equipage", spelend in Hawaï, Japan en Siberië maakte hem
namelijk bekend. Zijn tweede boek „Les Captifs" brengt hem
de roem: bekroning met de Prix de l'Académie Frangaise.
CHAIM WEIZMANN loopt in die tijd met de belofte van het
Engelse gouvernement in zijn zak, dat Palestina als Joodse
staat hersteld zal worden zodra men het van de Turken heeft
bevrijd. Weizmann inviteert Joseph Kessel, die niets afweet
van het Zionlisme, voor een reis. Kessel maakt er een prach
tige bundel schetsen over steden, dorpen en zeden voor het
„Journal des Débats" èn de „Revue de Paris". Later wordt
Chaim Weizmann de eerste president van het nieuwe Israël;
„een man," zegt Kessel, „met een gezicht, dat sarcasme, teder
heid en inspiratie vermengde."
EINDE 1929 VRAAGT de „Matin" hem: „een avontuurlijke
tocht te maken, een reportage, die de lezer aan de routine
ontrukt; wij willen een wonderbaarlijk avontuur. U hebt carte
blanche voor de totaalsom van onkosten, tijd en onderwerp."
Drie jaar tevoren had Joseph zwarte, zwijgende mannen gezien
in Arabische landen, in dienst van Abdallah, Emir varr Trans-
jordanië. in zijn versleten paleis te Amman. Hij heeft ze ook
gezien bij de sheiks der Bedouinen, in
hun bruine tenten bij de Eufraat èn in
de Syrische woestijn. Die mannen waren
slaven. Officieel verboden bloeit de
slavenhandel, een enorm bedrijf op de
markten rondom de Rode Zee, in Abes-
sinië, Yemen en Hadjaz. Geheime kara
vanen, klandestiene schepen, honderd
duizend vrouwen per jaar voor bordelen,
honderdduizend mannen voor werk.
Januari 1930 brengt de boot Joseph
Kessel naar Djibouti vanuit Marseille.
Hij neemt twee kameraden mee: Pierre
Lablanche, koopvaardij-officier, expert
in Afrika-zaken, en de militaire arts
Emile Peyré, met Sahara-praktijk. Zij
leren de grootste piraat, paarlenvisser,
wapen- en dranksmokkelaar en slaven
houder kennen van onze eeuw: de Frans-
opgevoede Catalaan Henri de Monfreid,
Mohammedaan geworden, in de woestijn
met een potscherf ritueel besneden,
levend met een zwarte lijfgarde om zich heen in diverse paleizen
onder de naam: Abd-El-Haï.
JOSEPH INTERVIEWT hem, reist met hem, ontmoet de
Negus, reist naar Harrar. „De enige man met moderne ideeën",
zegt hij, „is de Negus." Alle anderen kopen en houden en doden
slaven. Drie onontwikkelde stammen in Abessinië zijn mense
lijk vee, zonder recht op huwelijk, de kinderen van een slavin
zijn eigendom van de meester. Bij vergrijp of dronkenschap
van de meester worden slaven getuchtigd met lange zwepen,
vaak tot de dood; de vrouwen gaan in het bordeel. Joseph
Kessel wordt ontvangen door alle rijksgroten in Abessinië. Hij
eet er „wat" (schapen-en-kippenragout) met een verschrikke
lijk hete peper, berberi, daarbij drinkt hij tetch, brandewijn
„sterker dan de hel". Hij is gast bij Abd-El-Haï, de Catalaan,
en ziet toe hoe een horde slaven, mannen en vrouwen, schreeu
wend en krijsend een rund mogen doden en rauw verslinden,
tot de ingewanden eten zij mee. Als een „Ras" (prins) Zo-of-Zo
boos is, hangt hij een slaaf aan de voeten op boven een vuurtje
waarop hij berberi werpt, de hete rode peper waarbij, zegt
Kessel, kerrie „trés doux" schijnt. Kessel ziet Arabieren slaven
handel drijven. De rijke Abessijnen zijn er te lui voor en
reizen niet buiten hun land. De Arabieren, gewend te trekken
van Europa tot India, doen de zaken. Als een dorp arm is of
een gierig stamhoofd heeft, geeft de Arabier het geld voor de
collectieve belasting. In ruil daarvoor neemt hij een groep
dorpsbewoners mee als slaven; of hij huurt moedige jagers en
vangt kinderen en jonge mannen en vrouwen. Als er genoeg
bijeen zijn in het klandestiene depot (kelders), maakt hij een
karavaan en brengt ze naar Hedjaz, Yemen of Noord-Arabië.
De karavaan reist 's nachts en de scherpschutters doden con-
trole-armbtenaren. De slavenschepen steken 's nachts de Rode
Zee over, ter vermijding der patrouilleboten. Kessels repor
tages schokken de hele wereld.
TERWIJL KESSEL met de leiding van de „Matin" bespreekt
of zijn volgend reisdoel het oerwoud van de Amazone of de
koppensnellerij in Dajak zal zijn, komen er berichten over door
Adolf Hitler veroorzaakte onlusten binnen. Kessel vertrekt on
middellijk naar Berlijn, bezoekt stoottroepvergaderingen, waar
Hitlers discipelen worst eten en bier drinken. Hij bezoekt Von
Papens „Herren-Klub" der landjonkers, die hem ijzig aan
staren vanachter hun vitrine: de monocle. Hij spreekt Von
Rundstedt, Von Papen en Von Schleicher. In Dortmund hoort
hij Hitier drie uur lang tieren. Hij is er misselijk van, en laat
dat in zijn reportages goed blijken.
Zijn volgende opdracht betreft de Amerikaanse onderwereld.
Hij maakt er de grote crisis mee. Na de artikelen hierover is
hij zo moe, dat hij in Spanje gaat uitrusten. Géén opdrachten!
Maar hij is in Barcelona in het midden van de broeiende
burgeroorlog. Hij komt heelhuids door de straatgevechten
„nog nooit vlogen er zoveel kogels om mijn hoofd". Hij
keert terug naar Parijs. Hij volvoert nog een aantal belangrijke
opdrachten. Dan breekt de tweede wereldoorlog uit. Hij gaat
bij het verzet, maar wordt door de Duitsers zo dicht op de
hielen gezeten, dat hij naar Engeland vlucht, waar hij gaat
schrijven voor het dagblad „France". Hij schrijft op ver
zoek van Charles de Gaulle een boek over het verzet,
„L'Armée des Ombres". Hij wordt oorlogsvlieger en schrijft
oorlogsreportages voor The New York Times. In 1943 meldt
hij zich bij generaal De Lattre de Tassigny, die het eerste
Franse leger formeert in Noord-Afrika.
NA DE BEVRIJDING van Parijs is Kessel gaan werken voor
France-Soir. Hij maakte vrijwel alle grote oorlogsprocessen
onder meer dat te Neurenberg mee. Thans is hij op repor-
tagereis in Amerika.
Kessel zal wel blijven reizen en schrijven tot zijn dood toe.
Hij heeft meer meegemaakt dan een mensenleven lijkt te
kunnen bevatten. Kessel staat steeds aan het front van de
laatste ontwikkeling der wereldpolitiek. Maar hij staat er niet
als politicus. Hij is een bescheiden en goedertieren mens ge
worden, die met rustige wijsheid afstand weet te nemen van
wat hij voor zijn krant meemaakt en vanuit die afstand weet
te schrijven over de kern van de zaak, niet jachtig, sensatio
neel of opwindend, maar bezonken en kalm.
Jean de Bréa
(Van onze weerkundige medewerker)
In de meteorologie kent men ruim der
tig verschillende wolkentypen die alle
onder een latijnse naam in de internatio
nale wolkenatlas zijn opgenomen.
De meesten mensen kennen slechts twee
of drie soorten wolken, namelijk een don
derwolk, een mooiweerwolkje, een wind
veer en wanneer hun kennis op dit gebied
nog iets verder rijkt wellicht ook de scha
pewolkjes. Nu zijn dit globaal genomen
ook wel de voornaamste, want de wolken
worden namelijk in drie klassen verdeeld,
namelijk in die der hoge wolken (6000 me
ter en hoger, waartoe de windveren beho
ren), tot de middelbare wolken (tussen
2500 en 6000 meter, o.a. de schapewolk
jes) en de lage wolken (beneden
de 2500 meter zoals de buien- of onweers
wolk, waarvan de top soms wel een hoog
te van meer dan 8 km. kan bereiken maar
waarvan de basis vrijwel steeds beneden
de 2500 meter wordt aangetroffen.
TOT DE HOGE wolken behoren de cir
ruswolk of windveer. Deze windveer be
staat geheel uit ijskristallen omdat de
hoogte waarop deze wolk voorkomt een
temperatuur heeft die zelfs midden in de zo
mer vele graden beneden het vriespunt
ligt.
De cirruswolk (of windveer) is dus een
ijswolk.
Ook de cirrostratuswolk die zich ken
merkt als een vaak ijle witte „meiklucht"
waarin af en toe een kring om de zon of
om de maan is waar te nemen, bestaat ge
heel uit ijskristallen. Meestal wijzen deze
hoge wolken op de aanwezigheid van een
depressie, al kan het neerslaggebied nog
enkele duizenden kilometers van ons
zijn verwijderd. Soms ook, vooral wan
neer deze hoge bewolking snel toeneemt, is
de regen niet verder dan enkele honder
den kilometers verwijderd.
DIKWIJLS GAAT de hoge bewolking
over in middelbare bewolking. Dit bete
kent dat het wolkendek lager komt. Dit is
een teken, dat een slechtweergebied (dus
een depressie) ons nadert.
Wij zien de zon (of de maan) langzaam
schuil gaan achter een soort „matglazen"
bewolking. Dit soort wolk is de altostra-
tus- of altocumulus wolk welk type dik
wijls voorafgaat aan een regenzone.
Tot deze groep van middelbare wolken
behoren ook de schapewolkjes die be
paaldelijk niet altijd op mooi weer wijzen
al wordt dit dikwijl verondersteld. Deze
schapewolkjes kunnen ook voorkomen
tussen depressies in.
Tot de lage wolken, en helaas hebben
wij het daar in ons land het meest mee te
doen, behoren, vooral in de herfst en win
ter, de buienwolken.
Deze kenmerken zich door hoog opbol
lende wolkentorens die ons dikwijls aan
reusachtige bloemkolen doen denken.
Deze buienwolken (cumulonimbus) kun
nen soms een hoogte bereiken van meer
dan 7 a 8 kilometer. De kop van de bui is
dan op een niveau van de hoge wolken
maar toch behoort de buienwolk tot de la
ge wolken omdat de wolkenbasis meestal
beneden de 2000 meter ligt.
Vooral in de herfst en winter kan de bui
enwolk-basis zelfs op enkele honderden
meters worden aangetroffen.
TOT DE LAGE wolken behoren ook de
cumuluswolken. Dit zijn zeer onschuldige
witte wolkjes met een geringe verticale
ontwikkeling zoals wij die op mooie zo
merdagen (vooral boven land) dikwijls
aantreffen. Tegen de avond verdwijnen
zij meestal.
Zeer onaangename lage wolken zijn de
stratuswolken waartoe de bekende van
zee binnendrijvende wolkenvelden be
horen en die vooral in de winter het weer
vele dagen een zeer somber karakter kun
nen geven, door regen en mist.
Aan de wolken kent men eigenlijk het
weer. Zij, die er meer van willen weten
kunnen wij aam-aden de Wolkenkalender
van dr. H. G. Cannegieter (oud hoofddi
recteur van het K.N.M.I.) of Wolken,
Weer en Winden van prof. dr. E. van Ever-
dingen, of Meteorologie van dr. S. W. Vis
ser aan te schaffen, waarin tal van fraaie
wolkenfoto's voorkomen.
Alle wolken, die overdrijven vertellen
ons iets van de toestand in de atmosfeer
en ook dikwijls wat wij op korte termijn
van het weer mogen verwachten. Van
daar dat alleen maar in de lucht kijken
zonder de „taal van de wolken" te kennen
niet veel zin heeft. Althans niet wanneer
men er zelf een verwachting aan wil vast
knopen.
IK DRONK THEE in Den Haag. Dat is
drie jaar geleden. Bij een vriendelijke
mevrouw en haar zoontje van twee. De
conversatie vlotte wonderwel, want om
streeks die tijd was mijn eigen zoontje ook
twee. Maar daarvoor kwam ik niet. Ik
kwam om een paar gemeubileerde kamers
van haar te huren. Ik zag de kamers en
't was in orde. Wat mij betreft tenminste.
„Maar wacht nog even tot mijn man thuis
komt", zei ze.
Haar man kwam twintig minuten daar
na. Klein en zorgelijk. Ik zei dat het met
die kamers wat mij betrof akkoord was.
Wat hem betrof ook. Maar hij zat nog met
een klein probleempje. Stel eens dat het
over en weer niet beviel. Stel eens, nog
sterker, dat wij hem op den duur helemaal
niet zouden bevallen. Hoe kreeg hij ons
er dan weer uit? Gewoon de huur op
zeggen? Mis meneer! Hij legde de Huurwet
voor mij op tafel. Die Huurwet beschermt
in dit geval de huurder. Niet de verhuur
der. Wilde ik het niet geloven? Ik kon het
zelf naslaan. Geen enkele wet stelde hem
in staat mij weer op straat te zetten als
ik eenmaal bij hem in huis zat. Wilde ik
ook nog het Burgerlijk Wetboek inzien?
NEE DAT NIET. Zou ik dan het risico
willen nemen een vreemde in huis te
halen zonder dat ik hem er weer uil kon
krijgen? Natuurlijk niet. Wist ik dan een
oplossing voor dit probleem? Nee?
Hij wel. Hij had een enige oplossing ge
vonden. Als ik nu eens begon met tien
duizend gulden op zijn girorekening te
storten. Dat leek mij ook een enig idee
En als wij daarna eens een contractje
opmaakten. Een contractje waarin bepaald
werd dat die tienduizend gulden direct
iveer tot mijn beschikking zouden staan
als ik zijn huis verliet. Maar mocht ik
tegen zijn zin in zijn huis blijven zitten,
dan zou ik elke dag een dwangsom van
vijfhonderd gulden verspelen!
DAT WAS zijn oplossing. Maar 't kon
natuurlijk ook zijn dat er nog een andere
was. Of ik misschien trek had even met
hem mee te gaan naar een huurspecialist
Goed. Zijn miezerig autootje stond nog
vóór. Wij stapten in en reden naar een
ontzettend miezerig buurtje. Hij belde aan
bij een schunnig huis en liet mij voorgaan
naar binnen. Ik liep in de handen van een
opgewekt boksers type. Ha, een huur-
probleempje? „Ja, ik heb een klant voor
u meegenomen", zei de man die mij ge
bracht had, „deze meneer wil een paar
kamers van mij huren. Maar hoe krijg ik
hem weer uit mijn huis als hij mij niet
langer bevalt? Dat is in het kort het pro
bleem".
WAT EEN INTERESSANT probleem!
En dat in Den Haag! De huurwet kwam
er ook weer bij te pas. Maar de huur
specialist behoefde niet lang na te denken.
„Zulke gevalletjes heb ik dagelijks bij de
hand", zei hij. „Meneer hier zou bijvoor
beeld tienduizend gulden op uw rekening
kunnen storten. Wij kunnen dan een con
tractje opmaken. Die tienduizend gulden
blijven ter beschikking van meneer". Toch
wel een leuk idee, dacht ik. „Maar mocht
meneer uw woning op uw verzoek wei
geren te verlaten, dan verspeelt hij elke
dag vijfhonderd gulden".
De man die mij gebracht had, keek mij
triomfantelijk aan. Nou, heb ik het niet
gezegd? Ik knikte. Ja zeker. De huur
specialist liep naar de kast, haalde een
contractje te voorschijn en begon te
schrijven. Tenslotte had ik alleen mijn
handtekening nog maar te zetten.
„MAAR WACHT nog even", zei ik,
„wacht nog even. Mag ik nog even met
mijn vrouw overleggen? Is dat redelijk of
niet?" De huurspecialist keek zuur. „Belt
u vanavond dan nog", zei hij, „ik zit hier
tot twaalf uur".
Dal spraken wij af. „Dan krijg ik nu al
leen vijfentwintig gulden voor het advies
van u", zei de huurspecicalist. Ik betaalde.
Het is wel duur in Den Haag.
Ferdinand Langen
INDIA'S NATIONALE FEESTEN weer
spiegelen heel sterk de levensbeschou
wing van het Indiase volk. Zij zijn immers
een integrerend bestanddeel van de volks
ziel en het volksleven. In India is vrijwel
alles doortrokken met religieuze elemen
ten. De godsdienst en het dagelijks leven
zijn in dat verre, grote land zeer hecht
verbonden. De instelling der mensen is
diep-religieus. Niets is onbelangrijk en
daarom acht men alles, wat men doet,
iedere handeling, ja, iedere gedachte in
den grond der zaak een plechtig, welhaast
ritueel iets. Behalve godsdienstige beteke
nis hebben India's nationale feesten ook
maatschappelijke waarde. Zij brengen de
verschillende bevolkingsgroepen dichter
tot elkaar. Zij overbruggen de standsver
schillen. Zij bevorderen de broederschap,
die de mensheid naar Indiase mening be
hoort te zijn. Bij dit alles komt nog, dat de
nationale feesten in India tevens een cul
turele manifestatie van gans het volk
zijn, zodat iedereen, ongeacht rang of
stand er aan deelneemt. De viering van de
nationale feesten is beslist geen uniforme
viering. Ieder gezin geeft er een eigen ka
rakter aan en legt er als het ware een
brokje van zijn ziel in. Daarom zijn die
feesten nooit eentonig. Daarom hebben zij
van streek tot streek, van plaats tot plaats,
ja, van huis tot huis een eigen karakter.
ALLE NATIONALE feesten in India
zijn voortgekomen uit de godsdienstige
gebruiken en plechtigheden uit lang ver
vlogen tijden. En zij hebben veel van de
oude aard en vormen behouden. In de re
gel werden zij in het verre verleden ge
vierd ter ere van een of andere godheid.
Volgens Indiase opvattingen zijn veelheid
en verscheidenheid de manifestatie van
de Ene God. Ieder feest had en heeft zijn
Het Mysore-paleis in Dewali-tooi.
eigen ritueel, zijn eigen wijze van viering
en zijn bijzondere offeranden voor de god
heid. Daarnaast had en heeft ieder feest
ook jolijt, vrolijkheid en vooral voor de
kinderen geschenken in de vorm van speel
goed en lekkernijen.
DEWALI of het „Feest der Lichten" is
een nationaal feest in de ware zin des
woords en wordt dus alom in India ge
vierd. Het behoort tot de belangrijkste
feesten en religieuze plechtigheden van
het Hindoeïsme. De oorspronkelijke Sans-
krietnaam luidde „Dipavili", hetgeen be
tekent een „Krans van Lichten". Lichtjes
en illuminatie zetten nog steeds de Dewa-
li-viering luister bij. Tegenwoordig ge
bruikt men voor die verlichtingseffecten
zowel heel oude schilderachtige stenen
olielampjes als hypermoderne elektrisch
verlichte versieringen. Op de Dewali-da-
gen bewijst men in ieder gezin bijzondere
eer aan het familiezilver, het familie
goud en andere familie-kostbaarheden.
Men richt dan alom gebeden tot Lakshmi,
de godin van de welstand en de schoon
heid.
KORT NA ZONSONDERGANG verlicht
men de huizen zo feestelijk mogelijk om
Lakshmi welkom te heten. De Hindoes ge
loven namelijk, dat Lakshmi weigert om
op een Dewali-avond een onverlicht huis
binnen te gaan. Ja, zij kan de bewoners
der niet verlichte huizen in het komende
jaar financiële en materiële moeilijkheden
berokkenen. Op haar weg van de hemel
naar de aarde kan Lakshmi, gelijk het de
godin der Fortuin betaamt, te allen tijde
ieder huis binnenstappen waar het haar
behaagt om binnen te gaan. Daarom zijn
de mensen reeds weken tevoren druk in de
weer om alles in gereedheid te brengen
voor een feestelijke ontvangst van Lak-
shmi.Verlichting, nieuwe kleuren, allerhand
De sprookjesachtig verlichte parken in
Krisjhnaraj Sagar in de staat Mysore op
Dewali-avond.
lekkernijen kortom, alle versieringen,
genoegens, vrolijkheid en kleurigheid wor
den in orde gebracht met het oog op de
komst der godin. In de loop der eeuwen
heeft de viering van Dewali stellig wij
zigingen ondergaan, maar in wezen is De
wali toch nog steeds het feest ter herden
king van de overwinning, die Vishnoe in de
oertijd behaalde op de demon Narakasura,
de overwinning van het goddelijke op het
duivelse, van het goede op het kwaad, van
het licht op de duisternis.
VOOR DE HINDOES, die de Vikrama-
tijdrekening hebben, is Dewali bovendien
het feest van de jaarwisseling. De legen
de wil, dat koning Vikrama op Dewali-dag
de troon besteeg. Volgens een andere le
zing was niet Vikrama, maar Rama de
hoofdfiguur. Na Lanka te hebben ver
overd kwam Rama (zo leert die legende)
na een afwezigheid van veertien jaren te
rug in Ayodhia en besteeg hij de troon pre
cies twintig dagen nadat de demon Ravana
Lanka gedood was. De stad Ayodhya was
ter ere van Rama's terugkeer vrolijk ver
sierd en verlicht. Daarom viert men nog
ieder jaar tijdens Dewali Rama's over
winning en terugkeer.
In Europa sluiten Europese zakenmen
sen en firma's veelal hun boeken af op 31
december. In India gebeurt dat veel met
Dewali. Dan maakt men daar zijn winst
en verliesrekening op over het afgelopen
jaar.
DE LAATSTE TIJDEN is het zwaarte
punt van de Dewali-viering verlegd van de
steden naar het platteland en de kleine
gemeenten. Het is nu eenmaal ook in India
zo, dat de mensen in de grote steden het
gehele jaar door vertier en verstrooiing
kunnen vinden. De bijzondere feesten ge
nieten daarom tegenwoordig minder be
langstelling in de steden dan in de dagen
.oen India nog niet de moderne wereld was
binnengestevend. Op het land echter en in
te kleine plaatsen viert telken jare de De-
wali-vreugde hoogtij. Ter ere van Lakshmi
Vikrama en Rama. De lichten worden dan
bij duizenden ontstoken. En de kinderen
naakt men gelukkig met cadeautjes, snoe
perij en gezellige partijtjes.
Onze tuin- en kamerplanten
Langzamerhand moet u er toch reke
ning mee gaan houden dat niet winterhar
de groenten tijdig opgeborgen moeten
worden. Overigens kan er nu ook nog in
gemaakt worden; het is nu de goede tijd
voor het inmaken van zuurkool en ook
winterandijvie moet ingelegd worden. An
dijvie kan men in het zout leggen, doch ze
kan ook geweckt worden; voor beide doel
einden dienen de kroppen goed geel en
mals te zijn; groene andijvie moet men
niet inmaken. Geel worden de kroppen in
dien men ze bindt; alle bladeren neemt
men bij elkaar in één hand en met de an
dere wordt er een touwtje omheen gelegd,
doch dat mag men alleen doen als het blad
goed droog is.
Zomerworteltjes worden ook nog ge
weckt; de winterwortelen worden voor
dit doel ook nog wel gebruikt; ze dienen
dan fijn gesneden te worden, doch eigen
lijk is het onvoordelig dit nu al te doen;
merkelijk zwellen als men ze nog enkele
die grote winterwortels kunnen nog aan-
weken in de grond kan laten zitten; ze heb
ben niet veel last van lichte nachtvorst.
G. Kromdijk