PARKIETEN, 2)e kappei De lijfwacht van de Britse vorst „gentlemen a t arms' ZATERDAG 7 NOVEMBER 1959 Erbij PAGINA TWEE Kort verhaal door Michael Réty intelligente9 spraakzame diertjes leven in Australië in het wild IN HET JAAR 1509 bracht de Engelse koning Hendrik VIII een staatsie- bezoek aan de koning van Frankrijk. Bij die gelegenheid kwam koning Hendrik diep onder de indruk van de lijfwacht van zijn Franse collega. Die lijfwacht bestond namelijk uit rijke jonge edelen, gestoken in even weelderige als kostbare kledij. Hendrik VIII had ook een lijfwacht, de „Yeomen of the Guard". De „Yeomen" waren zonder twijfel dappere en trouwe volgelingen van hun vorst, maar wat afkomst en uniformen betreft konden de „Yeomen" echter niet in de schaduw staan van Frankrijks koninklijke lijfwacht. Geen wonder, want zoals de naam (Yeomen is eigenerfde boeren) reeds aanduidt, bestond het korps uit plattelanders. Leden van de adel waren er niet in opgenomen. De Engelse koning wilde uit prestige-overwegingen niet achterblijven bij de Franse vorst. Daarom formeerde Hendrik VIII na zijn Franse reis een tweede lijfwachtkorps, een „Binnen-Wacht". De leden moesten allen behoren tot de adel of de half adel (gentry). Hij gaf het nieuwe korps de naam „The Gentlemen Spears". Dertig jaar later werd het korps gereorganiseerd. Het kreeg toen de naam „The Gentlemen Pensioners" en verloor gaandeweg zijn aanvankelijk militair karakter. Dit bleef zo tot de troonsbestijging van koning Willem IV (1830). Deze vorst reorganiseerde zijn lijfwacht opnieuw. Hij herstelde het militaire karakter van het korps en gaf het de naam (die het tegenwoordig nog draagt) „His (Her) Majesty's Bodyguard of the Honourable Corps of Gentlemen-at-Arms". Toen Hendrik VIII zijn „Gentlemen Spears" formeerde, was het voor ieder lid dus noodzakelijk, rijk en van adel of bijna van adel te zijn. Tegenwoordig is dit niet meer zo. Thans bestaat het korps „Gentlemen-at-Arms" uit zorgvuldig gekozen vrijwilligers, die allen officier boven de rang van kapitein moeten zijn geweest in het leger of bij de mariniers. Op het Engelse ministerie van Oorlog houdt men een lijst bij van hen, die voor benoeming bij de lijfwacht in aanmerking komen. De „Kapitein" van de lijfwacht legt, als er een vacature is, aan de vorst(in) een lijstje voor met namen van kandidaten. De koning(in) beslist dan, wie de eer te beurt zal vallen om te worden opgenomen in de lijfwacht. ,99 ZELFS IN Engeland is het be trekkelijk weinig bekend, dat ko ningin Elizabeth twee lijfwacht- korpsen heeft: De „Yeomen of the Guard" en de „Gentlemen-at- Arms". De „Yeomen" werden geformeerd in 1485, de „Gentle men" in 1509. De hoofdkwartieren van beide korpsen bevinden zich in het laat-middeleeuwse paleis van St. James te Londen, dat jong was, toen de korpsen werden opgericht en dat, als de lijfwachtkorpsen, een bolwerk is van traditie. DE „GENTLEMEN-AT-ARMS" vor men een „kiein maar fijn" korps. Zij tel len, met inbegrip van hun vijf officieren, in totaal een veertigtal manschappen. Het kapiteinschap is merkwaardigerwij ze een politieke benoeming. Telkens, als er in Engeland een nieuwe regering op treedt, komt er ook een nieuwe „Captain" van de lijfwacht. Het korps heeft maar één luitenant. Dit is op het ogenblik de markies van Ormonde. Ormonde is een lid van de hoogste adel. Hij is de „Pre mier Marquis" van Engeland. De offi cier, die tegenwoordig de rang van „ad judant" bekleedt, heette in de dagen van Hendrik VIII „Clerk of the Cheque". Bij de „Gentlemen-at-Arms" heeft men die oude benaming in ere gehouden. „Clerk of the Cheque" van korps is thans de brigade-generaal Sir Henry Floyd, die in de Tweede Wereldoorlog chef-staf was van het Achtste Leger in Italië. Een an dere, eveneens heel oude titel, die de „Gentlemen-at-Arms" in ere hebben ge houden, is die van „harbinger". Eeuwen geleden was de „harbinger" de „vooruit loper" of „kwartiermaker". Zijn taak was het, vooruit te gaan, als de koning op reis ging en de lijfwacht dienst moest doen. Hij zorgde dan voor huisvesting, proviand en voer voor de paarden. De huidige kwar tiermeester (harbinger) van de Gentle men-at-Arms is de generaal-majoor A. Chater, oud-officier der Koninklijke Ma riniers. WEINIG MILITAIRE eenheden ter we reld kunnen bogen op zo oude oorlogsroem als de „Gentlemen-at-Arms". In hun vaan del prijken namelijk de namen „Guine- gatte" (de Sporenslag van 1513) en Bou logne (1544). Maar hoe dapper de „Gentle men" ook waren, toch werd er een einde gemaakt aan hun militaire taak, toen het Huis Stuart het koningschap van het Huis Tudor overnam in het begin der zeven tiende eeuw. Als gevechtseenheid werden zij uitgeschakeld, maar niettemin red den zij het leven van koning Karei I tij dens de slag bij Edgehill (1642). In die slag sneuvelde het grootste deel der lijfwacht. Toen Karei II na Cromwells nederlaag de troon besteeg, namen geregelde troepen de taak over. die voordien aan de lijf wacht was toebedeeld. De „Gentlemen" en ie „Yeomen" bleven „ceremoniële eenheden". Koning Willem IV bracht hier in weer verander:n* en legde de streng militaire richtlijnen vast voor beide lijf wacht korosen, die nog heden ten dage van kracht zijn. DE ,,GENTLEMEN-AT-ARMS" treden op bij de opening van het Parlement en andere staatsie-plechtigheden. De kapitein en de luitenant van het korps lopen dan vlak bij de koning(fri) in de stoet. Een aantal „Gentlemen" vormen bij die gele genheid een haag langs het pad van de vorst(in) in het Paleis van Westminster (de zetel van het parlement). Hun uni form lijkt enigszins op die van het garde regiment der „Life Guards". De unifor men zijn zeer kleurig en opvallend: een scharlakenrode tuniek met panden, don kerblauwe broek met gouden biezen, wit te handschoenen en een goud-kleurige helm met lange witte pluimen. Zowel de officieren als de manschappen zijn gewa pend met de cava)" - u n m an schappen bovendien met een op een lange staak gemonteerde bijl, De uniformen der „Gentlemen" zijn geïnspireerd op die van de Engelse dragonderofficieren van omstreeks 1840. Bij minder plechtige gelegenheden, bij voorbeeld een tuinfeest, kan men in de buurt van de Britse vorstin een aantal tot in de puntjes geklede heren ontwaren. Zij houden hun grijze hoge houden in de hand. Welhaast onmerkbaar maken zij een pad vrij voor de koningin, de koningin-moeder of prinses Margaret. Die heren-in-burger Deze oude prent van de kronings plechtigheid van Koning James II toont de Koningin en haar gevolg, waarin de Gentlemen-at-arms toen nog Gentlemen Pensioners geheten herkenbaar zijn aan hun helle baarden. Inzet (boven): Een groep Gcntlenwn-at-arms in hun huidige ornaat. Geheel links een officier. IK HAD HET NIET opgemerkt toen ik de kapperszaak binnentrad. De zon was juist doorgebroken. Het nikkel van de stoe len glansde in het volle licht. De ruiten weerkaatsten een stukje blauw van de hemel waardoor de wolken zeilden. Er heerste een aangename temperatuur. Wat ik wel meteen zag waren de smetteloze jassen aan de kapstok. De kappersvrouw moest ze nog maar net van de wasserij teruggekregen hebben. Ze deed de was de deur uit. Ik wist het. Ze had het mij bij vorige gelegenheden verteld. Het was niet de eerste keer dat ik hier kwam. Maar waarom ik sinds geruime tijd eenmaal in de veertien dagen mijn haar liet knippen en niet, zoals ik toch gewoon was, wacht te tot de bittere noodzaak mij dwong, hing ten nauwste samen met de verschij ning van de kapper, aan wie iets was wat mij intrigeerde, iets onwezenlijks, iets raadselachtigs. Toen ik de eerste keer zijn winkel binnenging ik veranderde in die tijd van kapper als een gentleman van col bert trof het me al dat hij een nors en eenzelvig man leek, allerminst geneigd tot enige conversatie. Ik voelde me daar be- hagelijk bij. Ik hou niet van kappers, die praten. Maar ook bij mijn volgende komst en de keer daarna bleek de kapper niet in het minst genegen in te gaan op de schuchtere pogingen, welke ik aanwendde om hem althans tot een eenvoudige me dedeling te bewegen. Dat irriteerde mij. Ik voelde me een beetje in mijn eer ge kwetst. Iets had hij mij toch kunnen zeg gen. Daarom kwam ik spoediger bij hem terug dan ik van plan was geweest, maar steeds beperkteyzich ons gesprek tot een bijna binnensmonds uitgesproken begroe ting en een onverstaanbaar adieu. Ik pro beerde hem aan het praten te krijgen door een fooi te geven. Hij reageerde niet. Het was zo duidelijk dat hij helemaal niets wil de zeggen, dat ik me begon te ergeren. Als hij dan niet graag zijn mond open deed, goed, ik liet het ook wanneer er niets te zeggen viel. Maar trots en hardnekkig aan mijn hoofd peuteren en aan dat hoofd niet de gelegenheid geven er meer aan te onttrekken dan haar, daarmee nam ik geen genoegen. Ik wond me erover op. Ik voelde me zelfs kwaad worden. Ik kwam geen stap verder: zijn zwijgen snoerde mij de mond. Want dat was het wonder- AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAUkAAAA als de ouders en de kinderen zelf zijn bijzonder tevreden over de „goede diensten" der kleurige vogeltjes. zijn Gentlemen-at-Arms", die ook dan de veil'gheid der vorstelijke vrouwen. De „Gentlemen" hebben een groot aa'rideel in alle vorstelijk „vertöön", dat in Engeland plaatsvindt. Hun lidmaat schap van de koninklijke lijfwacht is be slist geen sinecure. Uren achtereen moe- t/m 7. si- ipi n de houding staan. Besprekingen en oefeningen worden ge regeld gehouden. En dat is nodig, want tel kens, als zij de wacht moeten betrekken, zijn zij de militaire dienaren van de ko ningin, die het dichtst in haar nabijheid zijn. AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA AAAAAAAAAAi Onze tuin- en kamerplanten TIENTALLEN JAREN reeds woonden er in Australië Europese kolonisten, alvorens zij voor het eerst parkieten zagen. Toch is de parkiet een vogel, die alleen in Australië in het wild voorkomt. Hij werd pas zo laat (circa 1803Jl ontdekt omdat de parkiet slechts bij uitzondering in de kustgebieden voorkomt en de eerste Europeanen zich vrijwel uitsluitend in de Australische kustgebieden vestigden. Pas toen zij doordrongen in de binnenlanden en die streken ver kenden, „ontdekten zij de parkiet en bemerkten zij al spoedig, dat de soort zeer, zeer talrijk was. De ontdekking van de parkiet ging gepaard met. be wondering voor zijn prachtige kleuren, zijn gratie en zijn „chic". De kolonisten zagen wilde parkieten: overwegend groenachtig-ge el van kleur, zwarte strepen op de rug, geel bij de kop, violette vlekken op de wangen, blauw en geel op de staart. De parkiet leek veel op een kleine papegaai. Zij noemden de vogel daarom zebra-papegaai, kanarie-papegaai of schelp-papegaai, terwijl zij hem ook wel aanduidden als „love-bird". De inboorlingen noemden de parkiet „budgerigar" of „betcherrygah" („goede vogel" of „goed eten"). Het is opmerkelijk, dat de inheemse namen geleidelijk aan steeds meer ingang vonden. „Budgerigar" won het op den duur van „betcherrygah". Thans is „budgerigar" de gangbare be naming voor een parkiet in Australië. HELIANTHUS Sparcifolius is een van de mooiste overblijvende zonnebloemen; de bloemen zijn lang niet zo groot als van de grootbloemige eenjarige soorten, doch de goudgele kleur en het donkere hart is toch wel echt iets bijzonders en die tint voldoet best in uw tuin. U kunt nu planten bestellen, doch u moet er wel rekening mee houden dat ze niet volkomen winter hard zijn en dus tegen het invallen van de winter afgedekt moeten worden. Dat kunt u doen met turfmolm en met sparregroen; wilt u alle risico van bevriezen vermijden is het beter in het vroege voorjaar te poten en ze dan tegen de winter uit de grond op te nemen en ze onder glas in een koud bakje te laten overwinteren. Het zijn niet alleen heel mooie borderplanten, doch ook als snijbloemen voldoen ze uitstekend. Ze gaan echter spoedig slap hangen indien geen chrysal in het water wordt opgelost. Deze enkelbloemige Helianthus kan het best op de achtergrond in de border ge poot worden; het gewas kan toch wel een hoogte van ongeveer anderhalve meter be reiken. Ze verlangen wel een voedzame grondsoort en het is nuttig wat oude mest door de grond heen te werken. G. Kromdijk EUROPA MAAKTE pas kennis met de parkiet kort na 1840 dank zij een in zijn tijd bekend Engels vogeldeskundige, Gould geheten. Gould bezocht Australië in de jaren 1838-1840. Het zijn zei hij alleraardigste vogels, die niet slechts ho gelijk te waarderen zijn wegens hun prach tige kleuren, maar ook wegens hun „élégange", hun opgewekt humeur en hun levendige, ja, tintelende wijze van doen. Geen wonder dus, dat Gould een aantal levende parkieten mee terug nam naar Engeland. In Londen stelde hij ze ten toon. Deze „papegaaitjes" voorspelde hij kort na 1840 zullen weldra als kooivogels bijzonder in trek zijn. Reeds een paar jaar nadat hij de vogel in Enge land had ingevoerd, werd de parkiet daar te lande bijna evenveel gefokt als de ka narie. Na Engeland volgden de continen- taal-Europese landen spoedig. Het houden van parkietjes werd steeds meer popu lair. Daardoor ontstonden fokbedrijven en de Belgen waren de eersten, die op grote schaal parkieten gingen fokken. Na hen kwamen de Duitsers en de Fransen, alsmede vele andere volken. In onze eeuw kwamen er in enige landen grote „parkie ten-farms". Vooral in Japan besteedde men veel aandacht en deed men veel aan het fokken van die bontgevederde Austra lische inboorlingen. DE POPULARITEIT van de parkiet steeg zeer, toen het mogelijk bleek, tal van kleurvariëteiten te fokken. Sommige „nieuwe soorten" waren in den beginne erg duur. De prijzen gingen echter weer omlaag, toen men de beschikking kreeg over een voldoend aantal exemplaren van de nieuwe soorten om de vraag te bevre digen. Tegenwoordig is het aantal variëtei ten zeer groot. Zij omvatten alle kleuren, met uitzondering van rood en zwart. Nop méér populair werd de parkiet, toen men ontdekte, dat die vogel gesproken woor den kon nabootsen. In Australië wist men dat al heel lang en had de ervaring ge leerd, dat men sommige parkietensoor ten kon leren „praten". Daar te lande leefden de vogels in het wild steeds in zwermen, zodat ze onder en met elkaai konden „praten". Al heel vroeg hielden sommige kolonisten ze in kooien en toen bemerkten zij, dat de vogels menselijke woorden napraatten. Tegenwoordig zijn „sprekende parkieten" vrijwel alom ter wereld bekend. Hoe leert men de vogels praten? Een jonge parkiet (circa twee maanden oud) zet men in een kooi. Al leen. Nadien praat men veel tegen hem of met elkaar in zijn tegenwoordigheid. Aldus kan de vogel in een paar jaar tijds een grote woordenschat verwerven. Er zijn parkieten, die hele versregels kunnen citeren. In Nieuw-Zeeland is het geval be kend van een parkiet, die in vijf jaar tijds bijna zevenhonderd woorden van buiten leerde. In Australië laat men parkieten wel optreden voor de radio. De met hun eigenaardige stemmetjes gesproken woor den en zinnetjes komen uitstekend door. Hoeveel menselijke talen worden er door de wereldparkietenbevolking gesproken? Voorzichtige schattingen wijzen uit, dat het er minstens tien in totaal zijn. Onder die talen zijn moeilijke talen, bij voor beeld Japans. Toch zijn er parkietjes, die heus een aardig mondje Japans „spre ken"! Enige tijd geleden heeft men in Australië (Sydney) een wel zeer uit zonderlijk beroep gedaan op de praat kunst van parkietjes. Men heeft name lijk op een school voor kinderen met spraakgebreken enige van die vogels aangesteld als „hulponderwijzer". Hoe? De leraar draagt het meisje of de jongen met een spraakgebrek op, een parkietje te leren praten. Deze lessen versterken het zelfvertrouwen der kinderen zeer en zowel de leraren IN AUSTRALIË alleen reeds leven on geveer tien miljoen parkieten of „buge- rigars" in volières en kooien. Buiten Australië komt de parkiet eveneens in ettelijke miljoenen exemplaren (in ge vangenschap) voor. Men kan zonder over drijving zeggen, dat „big business" zich meester heeft gemaakt van de parkie ten. De fokkers, de handelaren, de ma kers van volières en kooien, de telers van voer, zij allen verdienen jaarlijks miljoe nen guldens aan die Australische „pape gaaitjes". Al zijn er dus zeer, zeer veel parkieten uit Australië naar andere lan den geëmigreerd, toch is het aantal par kieten in Australië niet kleiner geworden. Overal in de binnenlanden kunt u ze zien, mits er voldoende voer voor hen te vin den is. Als zo'n zwem parkieten neer strijkt op de takken van een boom, is het, of die boom plotseling volop in bloei komt. Het is dan een ware orgie van kleuren en schittering! TEGEN DROOGTE is de parkiet niet bestand. Enige jaren geleden heerste er een hittegolf in Midden-Australië. Bij twee (uitgedroogde) drinkplaatsen vond men zeer veel dode parkieten, namelijk 30.000 bij de ene en 60.000 bij de andere. Toen echter een jaar later een expeditie door dat rampgebied trok, maakten de cineas ten een filmopname van zwermen parkie ten. Het leek dat zij een zonsverduiste ring veroorzaakten. Alleen in Australië is de parkiet inheems. Alleen daar kan men wilde parkieten in vrijheid zien. Uit me dedelingen uit andere landen is echter ge bleken, dat men er hier en daar in ge slaagd is, tamme parkieten zo op te voe den, dat zij des daags vrij uitvliegen en tegen zonsondergang in hun volières te rugkeren. Mevrouw Rosemary Upton (woonachtig in het Engelse graafschap Essex) opent 's ochtends de deuren van haar volières om haar ongeveer driehon derd parkieten uit te laten. De vogels brengen de dag in vrijheid door, eten wat veld en bos hun bieden en keren tegen het vallen der duisternis terug in hun vei lige vogelwoningen. PARKIETEN zijn leerzaam. Men kan hen zelfs „dresseren" en kleine wagentjes laten trekken. Doch die dressuur is een hoofdstuk apart. In ieder geval staat het vast, dat die „Australische papegaaitjes", die „Goede Vogeltjes" zeer intelligent zijn en beschikken over een groot aanpas singsvermogen. Deze eigenschappen en hun kleurige schoonheid hebben hen alom ter wereld zeer populair gemaakt. lijke: zodra ik eenmaal bij hem was zei ik zelf ook niets. Zijn doen en laten dwong mij een zekere onbestendigheid op, een lichte neurose van in spanning gedrenkt afwachten, iets akeligs dat toch prettig was. Voor het eerst in mijn omgang met mensen had ik iemand gevonden, die zelfs de normale conversatie schuwde. Het was me toen nog niet opgevallen dat hij nooit iemand in zijn winkel had. Wanneer ik ook kwam, ik werd altijd meteen gehol pen. Ik vond maar dat ik bofte. Tot na denken stemde het me niet. Soms kwam zijn vrouw in de winkel. Ze deed dat bij voorkeur als haar man, om welke reden dan ook, zich even had verwijderd Bij zo'n gelegenheid vertelde ze me van de jassen en dat ze de was de deur uit deed. Als ik het me goed realiseer geloof ik dat ze me dat verhaal alle keren gedaan heeft dat ik haar alleen trof. Inderdaad! Over andere dingen spraken we niet. Kwam haar man terug, dan verdween ze haastig achter de schuifdeuren, waarachter haar gezicht nog een poosje te zien was. Ze keek me voortdurend aan, maar het was niet hinderlijk. Als ik argwanend was ge weest zou het vreemde in haar gedrag me niet ontgaan zijn. Haar man zou me mis schien vrees ingeboezemd hebben. Maar ik was niet bang. Ik was alleen nieuws gierig Ik accepteerde de situatie als een onalledaagse, een, die je telkens weer ver rast en boeit. Maar die middag was ik wel bang. Ik zei al, dat ik, toen ik de winkel binnen trad, niets had opgemerkt. Ik zag alleen het nikkel van de stoelen, de zon en de jassen aan de kapstok. Pas toen ik me in een van die stoelen liet zakken en recht voor mij uitkeek naar waar de spiegel mij het vertrouwde beeld van mijn gezicht zou onthullen, besefte ik wat ik had gemist. De spiegel was verdwenen! Ik kon mijn ogen niet geloven. Ik keek op een vierkant om lijste leegte, een stuk behang dat niet was verschoten, een vreemd uitdagend stuk be hang. Nooit tevoren had ik enige aandacht geschonken aan het behang. Het was geel, waarschijnlijk doorwerkt met bloemmo tieven. Zoals het er nu uitzag, leek het wel een teken aan de wand. De bloemen waren chaotische spreuken, zinnebeeldi ge voorstellingen va neen oerwoud, waar in vogelverslindende bloemkelken hun muilen naar hun slachtoffer openhielden. Ik werd erdoor gebiologeerd. Ik keek, ge fascineerd door het spel van mijn verbeel ding, naar deze onontkoombare werkelijk heid. Het oerwoud was overal om mij heen! Overal was het gele behang! Ik wil de mij bevrijden uit de ban van dit beeld, toen plotseling een laken over mij heen werd geworpen en de kilte van het linnen mijn hals schampte. Met een schok schoot ik overeind om dadelijk door een zware hand neergedrukt te worden Ik probeer de mij te beheersen. Het was immers het laken dat de kapper om mij heen deed wanneer hij mij knipte. Zijn hand frum melde een stukje dun papier om mijn hals. Weer ging een rilling over mijn rug. Waar om voelde zijn hand zo klam en zo groot? Waarom trok hij het papier zo stevig aan? Ik zag door de tussendeuren het gezicht verschijnen van de kappersvrouw. Ze stond in de schaduw van de gordijnen. Al leen haar ogen kon ik zien en die ogen schenen iets te willen zeggen. Voor ik goed had kunnen zien waren ze weg. Achter mij hoorde ik de kapper luid ademend. Ik kreeg een geur in mijn neus, die de weëe en zoete lucht der parfums begon te ver dringen. Even hoorde ik het knisperen van de schaar. Mijn hoofd zakte. Ik kon het niet ophouden, het zakte geleidelijk achterover onder de druk van de hand, die erop was gelegd. Ik volgde met mijn ogen het behang. Voor, opzij en achter mij was alleen oerwoud. TOEN ZAG IK de kapper. Ik zag zijn ge zicht, maar het was niet meer van hem, het was van de man, die hij was geweest, het wezen dat hij had verborgen, van de norse en grove ongemanierdheid, die hij in zijn verschijning had gelegd, van het monster dat gehuld was gegaan in witte jassen en voorbedachte stilzwijgendheid Ik zag een levensgrote aap, behaard en snuivend, zijn tanden blikkerend in zijn open bek, zijn borst zwaar hijgend om de schaar te kunnen hanteren, waarmee hij mij het haar knipte. Het oerwoud vervul de de winkel met een donkere aardvoch- tige lucht. De open bloemkelken sloten zich om de vogels van mijn handen..

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 14