PARKIETEN,
2)e kappei
De lijfwacht van de Britse vorst
„gentlemen a t arms'
ZATERDAG 7 NOVEMBER 1959
Erbij
PAGINA TWEE
Kort verhaal door
Michael Réty
intelligente9 spraakzame diertjes
leven in Australië in het wild
IN HET JAAR 1509 bracht de Engelse koning Hendrik VIII een staatsie-
bezoek aan de koning van Frankrijk. Bij die gelegenheid kwam koning Hendrik
diep onder de indruk van de lijfwacht van zijn Franse collega. Die lijfwacht
bestond namelijk uit rijke jonge edelen, gestoken in even weelderige als kostbare
kledij. Hendrik VIII had ook een lijfwacht, de „Yeomen of the Guard". De
„Yeomen" waren zonder twijfel dappere en trouwe volgelingen van hun vorst,
maar wat afkomst en uniformen betreft konden de „Yeomen" echter niet in de
schaduw staan van Frankrijks koninklijke lijfwacht. Geen wonder, want zoals de
naam (Yeomen is eigenerfde boeren) reeds aanduidt, bestond het korps uit
plattelanders. Leden van de adel waren er niet in opgenomen. De Engelse
koning wilde uit prestige-overwegingen niet achterblijven bij de Franse vorst.
Daarom formeerde Hendrik VIII na zijn Franse reis een tweede lijfwachtkorps,
een „Binnen-Wacht". De leden moesten allen behoren tot de adel of de half
adel (gentry). Hij gaf het nieuwe korps de naam „The Gentlemen Spears".
Dertig jaar later werd het korps gereorganiseerd. Het kreeg toen de naam „The
Gentlemen Pensioners" en verloor gaandeweg zijn aanvankelijk militair karakter.
Dit bleef zo tot de troonsbestijging van koning Willem IV (1830). Deze vorst
reorganiseerde zijn lijfwacht opnieuw. Hij herstelde het militaire karakter van
het korps en gaf het de naam (die het tegenwoordig nog draagt) „His (Her)
Majesty's Bodyguard of the Honourable Corps of Gentlemen-at-Arms". Toen
Hendrik VIII zijn „Gentlemen Spears" formeerde, was het voor ieder lid dus
noodzakelijk, rijk en van adel of bijna van adel te zijn. Tegenwoordig is dit niet
meer zo. Thans bestaat het korps „Gentlemen-at-Arms" uit zorgvuldig gekozen
vrijwilligers, die allen officier boven de rang van kapitein moeten zijn geweest
in het leger of bij de mariniers. Op het Engelse ministerie van Oorlog houdt
men een lijst bij van hen, die voor benoeming bij de lijfwacht in aanmerking
komen. De „Kapitein" van de lijfwacht legt, als er een vacature is, aan de
vorst(in) een lijstje voor met namen van kandidaten. De koning(in) beslist dan,
wie de eer te beurt zal vallen om te worden opgenomen in de lijfwacht.
,99
ZELFS IN Engeland is het be
trekkelijk weinig bekend, dat ko
ningin Elizabeth twee lijfwacht-
korpsen heeft: De „Yeomen of the
Guard" en de „Gentlemen-at-
Arms". De „Yeomen" werden
geformeerd in 1485, de „Gentle
men" in 1509. De hoofdkwartieren
van beide korpsen bevinden zich in
het laat-middeleeuwse paleis van
St. James te Londen, dat jong was,
toen de korpsen werden opgericht
en dat, als de lijfwachtkorpsen, een
bolwerk is van traditie.
DE „GENTLEMEN-AT-ARMS" vor
men een „kiein maar fijn" korps. Zij tel
len, met inbegrip van hun vijf officieren,
in totaal een veertigtal manschappen.
Het kapiteinschap is merkwaardigerwij
ze een politieke benoeming. Telkens, als
er in Engeland een nieuwe regering op
treedt, komt er ook een nieuwe „Captain"
van de lijfwacht. Het korps heeft maar
één luitenant. Dit is op het ogenblik de
markies van Ormonde. Ormonde is een
lid van de hoogste adel. Hij is de „Pre
mier Marquis" van Engeland. De offi
cier, die tegenwoordig de rang van „ad
judant" bekleedt, heette in de dagen van
Hendrik VIII „Clerk of the Cheque". Bij
de „Gentlemen-at-Arms" heeft men die
oude benaming in ere gehouden. „Clerk
of the Cheque" van korps is thans
de brigade-generaal Sir Henry Floyd, die
in de Tweede Wereldoorlog chef-staf was
van het Achtste Leger in Italië. Een an
dere, eveneens heel oude titel, die de
„Gentlemen-at-Arms" in ere hebben ge
houden, is die van „harbinger". Eeuwen
geleden was de „harbinger" de „vooruit
loper" of „kwartiermaker". Zijn taak was
het, vooruit te gaan, als de koning op reis
ging en de lijfwacht dienst moest doen.
Hij zorgde dan voor huisvesting, proviand
en voer voor de paarden. De huidige kwar
tiermeester (harbinger) van de Gentle
men-at-Arms is de generaal-majoor A.
Chater, oud-officier der Koninklijke Ma
riniers.
WEINIG MILITAIRE eenheden ter we
reld kunnen bogen op zo oude oorlogsroem
als de „Gentlemen-at-Arms". In hun vaan
del prijken namelijk de namen „Guine-
gatte" (de Sporenslag van 1513) en Bou
logne (1544). Maar hoe dapper de „Gentle
men" ook waren, toch werd er een einde
gemaakt aan hun militaire taak, toen het
Huis Stuart het koningschap van het Huis
Tudor overnam in het begin der zeven
tiende eeuw. Als gevechtseenheid werden
zij uitgeschakeld, maar niettemin red
den zij het leven van koning Karei I tij
dens de slag bij Edgehill (1642). In die slag
sneuvelde het grootste deel der lijfwacht.
Toen Karei II na Cromwells nederlaag de
troon besteeg, namen geregelde troepen
de taak over. die voordien aan de lijf
wacht was toebedeeld. De „Gentlemen"
en ie „Yeomen" bleven „ceremoniële
eenheden". Koning Willem IV bracht hier
in weer verander:n* en legde de streng
militaire richtlijnen vast voor beide lijf
wacht korosen, die nog heden ten dage van
kracht zijn.
DE ,,GENTLEMEN-AT-ARMS" treden
op bij de opening van het Parlement en
andere staatsie-plechtigheden. De kapitein
en de luitenant van het korps lopen dan
vlak bij de koning(fri) in de stoet. Een
aantal „Gentlemen" vormen bij die gele
genheid een haag langs het pad van de
vorst(in) in het Paleis van Westminster
(de zetel van het parlement). Hun uni
form lijkt enigszins op die van het garde
regiment der „Life Guards". De unifor
men zijn zeer kleurig en opvallend: een
scharlakenrode tuniek met panden, don
kerblauwe broek met gouden biezen, wit
te handschoenen en een goud-kleurige
helm met lange witte pluimen. Zowel de
officieren als de manschappen zijn gewa
pend met de cava)" - u n m an
schappen bovendien met een op een lange
staak gemonteerde bijl, De uniformen der
„Gentlemen" zijn geïnspireerd op die
van de Engelse dragonderofficieren van
omstreeks 1840.
Bij minder plechtige gelegenheden, bij
voorbeeld een tuinfeest, kan men in de
buurt van de Britse vorstin een aantal tot
in de puntjes geklede heren ontwaren. Zij
houden hun grijze hoge houden in de hand.
Welhaast onmerkbaar maken zij een pad
vrij voor de koningin, de koningin-moeder
of prinses Margaret. Die heren-in-burger
Deze oude prent van de kronings
plechtigheid van Koning James II
toont de Koningin en haar gevolg,
waarin de Gentlemen-at-arms toen
nog Gentlemen Pensioners geheten
herkenbaar zijn aan hun helle
baarden. Inzet (boven): Een groep
Gcntlenwn-at-arms in hun huidige
ornaat. Geheel links een officier.
IK HAD HET NIET opgemerkt toen ik
de kapperszaak binnentrad. De zon was
juist doorgebroken. Het nikkel van de stoe
len glansde in het volle licht. De ruiten
weerkaatsten een stukje blauw van de
hemel waardoor de wolken zeilden. Er
heerste een aangename temperatuur. Wat
ik wel meteen zag waren de smetteloze
jassen aan de kapstok. De kappersvrouw
moest ze nog maar net van de wasserij
teruggekregen hebben. Ze deed de was de
deur uit. Ik wist het. Ze had het mij bij
vorige gelegenheden verteld. Het was niet
de eerste keer dat ik hier kwam. Maar
waarom ik sinds geruime tijd eenmaal in
de veertien dagen mijn haar liet knippen
en niet, zoals ik toch gewoon was, wacht
te tot de bittere noodzaak mij dwong,
hing ten nauwste samen met de verschij
ning van de kapper, aan wie iets was wat
mij intrigeerde, iets onwezenlijks, iets
raadselachtigs. Toen ik de eerste keer zijn
winkel binnenging ik veranderde in die
tijd van kapper als een gentleman van col
bert trof het me al dat hij een nors en
eenzelvig man leek, allerminst geneigd tot
enige conversatie. Ik voelde me daar be-
hagelijk bij. Ik hou niet van kappers, die
praten. Maar ook bij mijn volgende komst
en de keer daarna bleek de kapper niet
in het minst genegen in te gaan op de
schuchtere pogingen, welke ik aanwendde
om hem althans tot een eenvoudige me
dedeling te bewegen. Dat irriteerde mij.
Ik voelde me een beetje in mijn eer ge
kwetst. Iets had hij mij toch kunnen zeg
gen. Daarom kwam ik spoediger bij hem
terug dan ik van plan was geweest, maar
steeds beperkteyzich ons gesprek tot een
bijna binnensmonds uitgesproken begroe
ting en een onverstaanbaar adieu. Ik pro
beerde hem aan het praten te krijgen door
een fooi te geven. Hij reageerde niet. Het
was zo duidelijk dat hij helemaal niets wil
de zeggen, dat ik me begon te ergeren.
Als hij dan niet graag zijn mond open
deed, goed, ik liet het ook wanneer er niets
te zeggen viel. Maar trots en hardnekkig
aan mijn hoofd peuteren en aan dat hoofd
niet de gelegenheid geven er meer aan
te onttrekken dan haar, daarmee nam ik
geen genoegen. Ik wond me erover op. Ik
voelde me zelfs kwaad worden. Ik kwam
geen stap verder: zijn zwijgen snoerde
mij de mond. Want dat was het wonder-
AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAUkAAAA
als de ouders en de kinderen zelf zijn
bijzonder tevreden over de „goede
diensten" der kleurige vogeltjes.
zijn Gentlemen-at-Arms", die ook dan
de veil'gheid der vorstelijke
vrouwen. De „Gentlemen" hebben een
groot aa'rideel in alle vorstelijk „vertöön",
dat in Engeland plaatsvindt. Hun lidmaat
schap van de koninklijke lijfwacht is be
slist geen sinecure. Uren achtereen moe-
t/m 7. si- ipi n de houding staan.
Besprekingen en oefeningen worden ge
regeld gehouden. En dat is nodig, want tel
kens, als zij de wacht moeten betrekken,
zijn zij de militaire dienaren van de ko
ningin, die het dichtst in haar nabijheid
zijn.
AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA AAAAAAAAAAi
Onze tuin- en kamerplanten
TIENTALLEN JAREN reeds woonden er in Australië Europese kolonisten,
alvorens zij voor het eerst parkieten zagen. Toch is de parkiet een vogel, die
alleen in Australië in het wild voorkomt. Hij werd pas zo laat (circa 1803Jl
ontdekt omdat de parkiet slechts bij uitzondering in de kustgebieden voorkomt
en de eerste Europeanen zich vrijwel uitsluitend in de Australische kustgebieden
vestigden. Pas toen zij doordrongen in de binnenlanden en die streken ver
kenden, „ontdekten zij de parkiet en bemerkten zij al spoedig, dat de soort
zeer, zeer talrijk was. De ontdekking van de parkiet ging gepaard met. be
wondering voor zijn prachtige kleuren, zijn gratie en zijn „chic". De kolonisten
zagen wilde parkieten: overwegend groenachtig-ge el van kleur, zwarte strepen
op de rug, geel bij de kop, violette vlekken op de wangen, blauw en geel op de
staart. De parkiet leek veel op een kleine papegaai. Zij noemden de vogel daarom
zebra-papegaai, kanarie-papegaai of schelp-papegaai, terwijl zij hem ook wel
aanduidden als „love-bird". De inboorlingen noemden de parkiet „budgerigar"
of „betcherrygah" („goede vogel" of „goed eten"). Het is opmerkelijk, dat de
inheemse namen geleidelijk aan steeds meer ingang vonden. „Budgerigar" won
het op den duur van „betcherrygah". Thans is „budgerigar" de gangbare be
naming voor een parkiet in Australië.
HELIANTHUS Sparcifolius is een van
de mooiste overblijvende zonnebloemen;
de bloemen zijn lang niet zo groot als van
de grootbloemige eenjarige soorten, doch
de goudgele kleur en het donkere hart is
toch wel echt iets bijzonders en die tint
voldoet best in uw tuin. U kunt nu planten
bestellen, doch u moet er wel rekening
mee houden dat ze niet volkomen winter
hard zijn en dus tegen het invallen van de
winter afgedekt moeten worden. Dat kunt
u doen met turfmolm en met sparregroen;
wilt u alle risico van bevriezen vermijden
is het beter in het vroege voorjaar te
poten en ze dan tegen de winter uit de
grond op te nemen en ze onder glas in een
koud bakje te laten overwinteren. Het zijn
niet alleen heel mooie borderplanten, doch
ook als snijbloemen voldoen ze uitstekend.
Ze gaan echter spoedig slap hangen indien
geen chrysal in het water wordt opgelost.
Deze enkelbloemige Helianthus kan het
best op de achtergrond in de border ge
poot worden; het gewas kan toch wel een
hoogte van ongeveer anderhalve meter be
reiken. Ze verlangen wel een voedzame
grondsoort en het is nuttig wat oude mest
door de grond heen te werken.
G. Kromdijk
EUROPA MAAKTE pas kennis met de
parkiet kort na 1840 dank zij een in zijn
tijd bekend Engels vogeldeskundige,
Gould geheten. Gould bezocht Australië
in de jaren 1838-1840. Het zijn zei hij
alleraardigste vogels, die niet slechts ho
gelijk te waarderen zijn wegens hun prach
tige kleuren, maar ook wegens hun
„élégange", hun opgewekt humeur en hun
levendige, ja, tintelende wijze van doen.
Geen wonder dus, dat Gould een aantal
levende parkieten mee terug nam naar
Engeland. In Londen stelde hij ze ten
toon. Deze „papegaaitjes" voorspelde
hij kort na 1840 zullen weldra als
kooivogels bijzonder in trek zijn. Reeds
een paar jaar nadat hij de vogel in Enge
land had ingevoerd, werd de parkiet daar
te lande bijna evenveel gefokt als de ka
narie. Na Engeland volgden de continen-
taal-Europese landen spoedig. Het houden
van parkietjes werd steeds meer popu
lair. Daardoor ontstonden fokbedrijven
en de Belgen waren de eersten, die op
grote schaal parkieten gingen fokken. Na
hen kwamen de Duitsers en de Fransen,
alsmede vele andere volken. In onze eeuw
kwamen er in enige landen grote „parkie
ten-farms". Vooral in Japan besteedde
men veel aandacht en deed men veel aan
het fokken van die bontgevederde Austra
lische inboorlingen.
DE POPULARITEIT van de parkiet
steeg zeer, toen het mogelijk bleek, tal
van kleurvariëteiten te fokken. Sommige
„nieuwe soorten" waren in den beginne
erg duur. De prijzen gingen echter weer
omlaag, toen men de beschikking kreeg
over een voldoend aantal exemplaren van
de nieuwe soorten om de vraag te bevre
digen. Tegenwoordig is het aantal variëtei
ten zeer groot. Zij omvatten alle kleuren,
met uitzondering van rood en zwart. Nop
méér populair werd de parkiet, toen men
ontdekte, dat die vogel gesproken woor
den kon nabootsen. In Australië wist men
dat al heel lang en had de ervaring ge
leerd, dat men sommige parkietensoor
ten kon leren „praten". Daar te lande
leefden de vogels in het wild steeds in
zwermen, zodat ze onder en met elkaai
konden „praten". Al heel vroeg hielden
sommige kolonisten ze in kooien en toen
bemerkten zij, dat de vogels menselijke
woorden napraatten. Tegenwoordig zijn
„sprekende parkieten" vrijwel alom ter
wereld bekend. Hoe leert men de vogels
praten? Een jonge parkiet (circa twee
maanden oud) zet men in een kooi. Al
leen. Nadien praat men veel tegen hem
of met elkaar in zijn tegenwoordigheid.
Aldus kan de vogel in een paar jaar tijds
een grote woordenschat verwerven. Er
zijn parkieten, die hele versregels kunnen
citeren. In Nieuw-Zeeland is het geval be
kend van een parkiet, die in vijf jaar tijds
bijna zevenhonderd woorden van buiten
leerde. In Australië laat men parkieten
wel optreden voor de radio. De met hun
eigenaardige stemmetjes gesproken woor
den en zinnetjes komen uitstekend door.
Hoeveel menselijke talen worden er door
de wereldparkietenbevolking gesproken?
Voorzichtige schattingen wijzen uit, dat
het er minstens tien in totaal zijn. Onder
die talen zijn moeilijke talen, bij voor
beeld Japans. Toch zijn er parkietjes, die
heus een aardig mondje Japans „spre
ken"!
Enige tijd geleden heeft men in
Australië (Sydney) een wel zeer uit
zonderlijk beroep gedaan op de praat
kunst van parkietjes. Men heeft name
lijk op een school voor kinderen met
spraakgebreken enige van die vogels
aangesteld als „hulponderwijzer".
Hoe? De leraar draagt het meisje of
de jongen met een spraakgebrek op,
een parkietje te leren praten. Deze
lessen versterken het zelfvertrouwen
der kinderen zeer en zowel de leraren
IN AUSTRALIË alleen reeds leven on
geveer tien miljoen parkieten of „buge-
rigars" in volières en kooien. Buiten
Australië komt de parkiet eveneens in
ettelijke miljoenen exemplaren (in ge
vangenschap) voor. Men kan zonder over
drijving zeggen, dat „big business" zich
meester heeft gemaakt van de parkie
ten. De fokkers, de handelaren, de ma
kers van volières en kooien, de telers van
voer, zij allen verdienen jaarlijks miljoe
nen guldens aan die Australische „pape
gaaitjes". Al zijn er dus zeer, zeer veel
parkieten uit Australië naar andere lan
den geëmigreerd, toch is het aantal par
kieten in Australië niet kleiner geworden.
Overal in de binnenlanden kunt u ze zien,
mits er voldoende voer voor hen te vin
den is. Als zo'n zwem parkieten neer
strijkt op de takken van een boom, is het,
of die boom plotseling volop in bloei komt.
Het is dan een ware orgie van kleuren
en schittering!
TEGEN DROOGTE is de parkiet niet
bestand. Enige jaren geleden heerste er
een hittegolf in Midden-Australië. Bij twee
(uitgedroogde) drinkplaatsen vond men
zeer veel dode parkieten, namelijk 30.000
bij de ene en 60.000 bij de andere. Toen
echter een jaar later een expeditie door
dat rampgebied trok, maakten de cineas
ten een filmopname van zwermen parkie
ten. Het leek dat zij een zonsverduiste
ring veroorzaakten. Alleen in Australië is
de parkiet inheems. Alleen daar kan men
wilde parkieten in vrijheid zien. Uit me
dedelingen uit andere landen is echter ge
bleken, dat men er hier en daar in ge
slaagd is, tamme parkieten zo op te voe
den, dat zij des daags vrij uitvliegen en
tegen zonsondergang in hun volières te
rugkeren. Mevrouw Rosemary Upton
(woonachtig in het Engelse graafschap
Essex) opent 's ochtends de deuren van
haar volières om haar ongeveer driehon
derd parkieten uit te laten. De vogels
brengen de dag in vrijheid door, eten wat
veld en bos hun bieden en keren tegen
het vallen der duisternis terug in hun vei
lige vogelwoningen.
PARKIETEN zijn leerzaam. Men kan
hen zelfs „dresseren" en kleine wagentjes
laten trekken. Doch die dressuur is een
hoofdstuk apart. In ieder geval staat het
vast, dat die „Australische papegaaitjes",
die „Goede Vogeltjes" zeer intelligent zijn
en beschikken over een groot aanpas
singsvermogen. Deze eigenschappen en
hun kleurige schoonheid hebben hen alom
ter wereld zeer populair gemaakt.
lijke: zodra ik eenmaal bij hem was zei
ik zelf ook niets. Zijn doen en laten dwong
mij een zekere onbestendigheid op, een
lichte neurose van in spanning gedrenkt
afwachten, iets akeligs dat toch prettig
was. Voor het eerst in mijn omgang met
mensen had ik iemand gevonden, die zelfs
de normale conversatie schuwde. Het was
me toen nog niet opgevallen dat hij nooit
iemand in zijn winkel had. Wanneer ik
ook kwam, ik werd altijd meteen gehol
pen. Ik vond maar dat ik bofte. Tot na
denken stemde het me niet. Soms kwam
zijn vrouw in de winkel. Ze deed dat bij
voorkeur als haar man, om welke reden
dan ook, zich even had verwijderd Bij
zo'n gelegenheid vertelde ze me van de
jassen en dat ze de was de deur uit deed.
Als ik het me goed realiseer geloof ik dat
ze me dat verhaal alle keren gedaan heeft
dat ik haar alleen trof. Inderdaad! Over
andere dingen spraken we niet. Kwam
haar man terug, dan verdween ze haastig
achter de schuifdeuren, waarachter haar
gezicht nog een poosje te zien was. Ze keek
me voortdurend aan, maar het was niet
hinderlijk. Als ik argwanend was ge
weest zou het vreemde in haar gedrag me
niet ontgaan zijn. Haar man zou me mis
schien vrees ingeboezemd hebben. Maar
ik was niet bang. Ik was alleen nieuws
gierig Ik accepteerde de situatie als een
onalledaagse, een, die je telkens weer ver
rast en boeit.
Maar die middag was ik wel bang. Ik
zei al, dat ik, toen ik de winkel binnen
trad, niets had opgemerkt. Ik zag alleen
het nikkel van de stoelen, de zon en de
jassen aan de kapstok. Pas toen ik me
in een van die stoelen liet zakken en recht
voor mij uitkeek naar waar de spiegel mij
het vertrouwde beeld van mijn gezicht zou
onthullen, besefte ik wat ik had gemist. De
spiegel was verdwenen! Ik kon mijn ogen
niet geloven. Ik keek op een vierkant om
lijste leegte, een stuk behang dat niet was
verschoten, een vreemd uitdagend stuk be
hang. Nooit tevoren had ik enige aandacht
geschonken aan het behang. Het was geel,
waarschijnlijk doorwerkt met bloemmo
tieven. Zoals het er nu uitzag, leek het
wel een teken aan de wand. De bloemen
waren chaotische spreuken, zinnebeeldi
ge voorstellingen va neen oerwoud, waar
in vogelverslindende bloemkelken hun
muilen naar hun slachtoffer openhielden.
Ik werd erdoor gebiologeerd. Ik keek, ge
fascineerd door het spel van mijn verbeel
ding, naar deze onontkoombare werkelijk
heid. Het oerwoud was overal om mij
heen! Overal was het gele behang! Ik wil
de mij bevrijden uit de ban van dit beeld,
toen plotseling een laken over mij heen
werd geworpen en de kilte van het linnen
mijn hals schampte. Met een schok schoot
ik overeind om dadelijk door een zware
hand neergedrukt te worden Ik probeer
de mij te beheersen. Het was immers het
laken dat de kapper om mij heen deed
wanneer hij mij knipte. Zijn hand frum
melde een stukje dun papier om mijn hals.
Weer ging een rilling over mijn rug. Waar
om voelde zijn hand zo klam en zo groot?
Waarom trok hij het papier zo stevig aan?
Ik zag door de tussendeuren het gezicht
verschijnen van de kappersvrouw. Ze
stond in de schaduw van de gordijnen. Al
leen haar ogen kon ik zien en die ogen
schenen iets te willen zeggen. Voor ik goed
had kunnen zien waren ze weg. Achter mij
hoorde ik de kapper luid ademend. Ik
kreeg een geur in mijn neus, die de weëe
en zoete lucht der parfums begon te ver
dringen. Even hoorde ik het knisperen
van de schaar. Mijn hoofd zakte. Ik kon
het niet ophouden, het zakte geleidelijk
achterover onder de druk van de hand, die
erop was gelegd. Ik volgde met mijn ogen
het behang. Voor, opzij en achter mij was
alleen oerwoud.
TOEN ZAG IK de kapper. Ik zag zijn ge
zicht, maar het was niet meer van hem,
het was van de man, die hij was geweest,
het wezen dat hij had verborgen, van de
norse en grove ongemanierdheid, die hij
in zijn verschijning had gelegd, van het
monster dat gehuld was gegaan in witte
jassen en voorbedachte stilzwijgendheid
Ik zag een levensgrote aap, behaard en
snuivend, zijn tanden blikkerend in zijn
open bek, zijn borst zwaar hijgend om de
schaar te kunnen hanteren, waarmee hij
mij het haar knipte. Het oerwoud vervul
de de winkel met een donkere aardvoch-
tige lucht. De open bloemkelken sloten
zich om de vogels van mijn handen..