Haarlem bezorgd over toekomstige uitbreiding van Amsterdam Industrieontwikkeling langs Noordzeekanaal Ir. Th. Heijblom gaf overzicht van wegennet rondom Haarlem Frans Halsmuseum-directie en recherche doen een dringend beroep op de dief van de schotel 7 D INDUSTRIE AAN GROOTSCHEEPS^;'..jj.. r\' VAARWATER D INDUSTRIE AAN BINNENSCHEEP^^:1-? Expositie van werk van Jan van Fucht Gezamenlijk werk voor speelgoedactie ZATERDAG 7 NOVEMBER 1959 btVtfN/i )k A*s«nd«lfi ïtó^'/Westloo; VERKLAPING A STUKGOED B DROOG MASSAGOED O MINERALE OLIËN $;Bi#%J,Soi>lp©ort VAARWATER SCHAAL 1.500Q0 Blotmendoal <v Spoarnd- AmsUrdam, Zwanenburg (Van een onzer redacteuren) Op de ledenvergadering van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Haarlem en omstreken heeft ir. Th. Heijblom, hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat een inleiding ge houden over „Het wegennet rondom Haarlem". De verdienste van zijn causerie lag vooral in het feit dat men een duidelijk overzicht kreeg van wat zich op het punt van wegenaanleg en verbetering in dit deel van de provincie aan het ontwikkelen is. Spreker begon met de Rijkswegen. De weg van Haarlem naar Alkmaar (nr. 9) hoopt men binnen anderhalf jaar geheel tweebaans gemaakt te hebben met on gelijkvloerse kruisingen. Van het Delft plein in Haarlem tot de Velsertunnel is dit reeds het geval. Voor het begin van de weg van de Velsertunnel zuidwaarts (nr. 6: de oostelijke randweg), die voorlopig tot de Schipholweg wordt aangelegd, heeft men nog wat zand beschikbaar. Men zal pas echter goed kunnen opschieten als de zandwinning in de Haarlemmermeer door gaat. Ir. Heijblom sprak van een wedloop tussen het Rijk (de oostelijke randweg tot de Schipholweg) en de provincie (de wes telijke randweg tussen Heussensstraat en Zijlweg) in de komende twee jaar. De weg van Haarlem naar Amsterdam (nr., 5), die driestrooks is, was in 1936 de eerste weg die verlichting kreeg. Deze vol doet niet meer aan de eisen. Vóór men de weg kan verbeteren zal eerst de verlich ting moeten worden gemoderniseerd. Wel iswaar is de tram verdwenen, maar de vrijgekomen ruimte valt tegen. Een Rijks weg „volgens plan".is 25 meter breed. De weg Haarlem-Amsterdam zou dus 15 me ter breder moeten worden en dat is niet mogelijk. Tussen Haarlem en Halfweg zal men een belangrijk complex van kunst werken zien verrijzen, waar de oostelijke randweg de trekvaart en de spoorlijn kruist. Over het verdere verloop van de randweg bestaat nog geen zekerheid. Een ingrijpende verandering is geprojecteerd bij Halfweg waar een vierstrooksweg komt en de spoorlijn 200 meter naar het noorden wordt verlegd. Deze wegverbetering over een lengte van elf kilometer kost zes mil joen. Hiervoor is een post op de begroting 1960 uitgetrokken. De Rijksweg Haarlem-Leiden (nr. 8) is op Zuidhollands gebied al verbeterd. Buiten de dorpskommen is ze driestrooks geworden en binnen de kommen is er één richtingsverkeer. Op Noordhollands ge bied streeft het Rijk naar overeenkomstige verbeteringen. Alleen in Bennebroek blijft de weg twees.trooks, omdat verbreding te kostbaar is. De verbreding eindigt bij de kruising met de westelijke randweg bij de grens van Haarlem en Heemstede. Bij Hillegom sluit reeds een weg aan op de weg van Amsterdam naar Den Haag. Ver der overweegt het Rijk ernstig de aanleg van een geheel nieuwe weg van Amster dam door de Zaanstreek naar de weg Haarlem-Alkmaar. Deze weg staat nog niet op het Rijkswegenplan. Met de aanleg zou 60 a 70 miljoen zijn gemoeid. Provinciale wegen Vervolgens nam ir. Heijblom de provin ciale wegen onder de loep. De huidige Schipholweg is zwaar belast. Even noorde lijk hiervan komt een nieuwe weg naar Schiphol die niet meer langs maar dóór Badhoevedorp gaat. In 1962 hoopt men zover te zijn dat de westelijke randweg reeds bij het Delft plein begint. Het Rijk heeft het stukje van de Zijlweg tot de Wagenweg aangelegd, de provincie gaat nu het korte en kostbare stukje van de Zijlweg naar de Heussens straat maken. Begin 1960 zal de sluisweg in IJmuiden een verandering hebben ondergaan. Over de Zuidersluis liggen thans twee bailey bruggen. Alleen kleine en lage schepen kan men hier schutten. De hogere schepen moeten door de Middensluis. Om de ver zouting van het Noordzeekanaal zoveel mogelijk tegen te gaan is het wenselijk de Zuidersluis ook bruikbaar te maken voor deze hogere schepen. Daarom worden de vaste bruggen vervangen door een beweeg bare verbinding. Dit heeft tot gevolg dat het landverkeer af en toe zal moeten wachten. In het sluizengebied heeft het scheep vaartverkeer nu eenmaal voorrang. Bovendien is de Sluisweg gemaakt als een tijdelijke voorziening. Zij voorziet evenwel in een behoefte. Vóór de opening van de Velsertunnel maakten dagelijks 5 a 6000 auto's gebruik van de Sluisweg. Nu de tunnel in gebruik is, bedraagt dit aantal nog altijd 1 a 2000. Stiefkind Een stiefkind noemde ir. Heijblom de weg van Beverwijk naar Buitenhuizen. Deze is gemaakt als ontsnappingsmogelijk heid naar de tunnel voor hen die bijvoor beeld van Haarlem naar Zaandam en om gekeerd gaan en de pont bij Buitenhuizen willen vermijden. Van deze weg wordt echter nog geen druk gebruik gemaakt. Verscheidene aanwezigen maakten ge bruik van de gelegenheid de spreker vra gen te stellen. Is er geen andere oplossing dan de zandwinning in de Haarlemmer meer voor de aanleg van de oostelijke randweg? Kan men bijvoorbeeld geen duinen afgraven? zo luidde een vraag. Ir. Heijblom antwoordde: „Waar wij komen stuiten we op bezwaren. Men kan niet overal de duinen afgraven, maar waar dit kan spelen de waterwinning en het na tuurschoon een rol. Een put als in de Haarlemmermeer biedt het voordeel dat men tot twintig meter diep over een be paalde oppervlakte een grote hoeveelheid zand kan weghalen". Deze kaart, geeft een overzicht van de rijks- en provinciale wegen rondom Haarlem. Behalve reeds bestaande we- lichting zie men (gen komen er wegen op voor die nog in aanleg zijn of waarvoor alleen nog de plannen zijn gemaakt. Voor de toe- bijgaand artikel. t oi o? NOORDZEE B. en W. van Haarlem zijn ernstig verontrust door de te verwachten ontwikkeling van het gebied ten zuiden van het Noordzeekanaal en met name ten aanzien van de door Amsterdam geprojecteerde uitbreiding van zijn haven- en industriegebied, dat zich in de toekomst blij kens een in april verschenen prognose van de hoofd stedelijke dienst van havens en handelsinrichtingen zal uitstrekken tot aan de weg beoosten Haarlem. Haarlem verwacht van deze uitbreiding eer, ongunstige invloed op haar harmonische ontwikkeling. Temeer verontrust zijn B. en W., omdat de ontwikkeling langs het Noord zeekanaal reeds in verschillende commissies op boven- gemeentelijk niveau aan de orde is geweest, zonder dat Haarlem er ook maar voor het geringste in is gekend. De gedachten van het Haarlemse college over deze kwestie hebben zich nog niet gekristalliseerd, maar B. en W. hebben wel een commissie benoemd, die over de geschetste problematiek van advies kan dienen. Hierin hebben zitting de wethouders van stadsontwikkeling en openbare werken en van volkshuisvesting en economische aangelegenheden, de directeur van openbare werken, het hoofd van de afdeling stadsontwikkeling van Openbare Werken, het hoofd van de afdeling Openbare Werken, Volkshuisvesting en Bedrijven der gemeentesecretarie, de economisch adviseur van de gemeente en een mede werker van het Nederlands Economisch Instituut. B. en W. stellen voor te komen tot een ontwikkelingsplan mede omvattende het grondgebied tussen Haarlem en het Noordzeekanaal en de desbetreffende rijks- en pro vinciale organen zo spoedig mogelijk te benaderen. Zij vragen de raad zijn instemming te betuigen met deze overwegingen en het college op te dragen alles te doen wat in dit opzicht noodzakelijk is. In de toelichting wijzen B. en W. op de nog steeds toenemende industrialisatie, die tot voldoening stemt, maar waarvan de problemen niet mogen worden onder schat. Deze industrialisatie zal in de ko mende decennia, aldus de nota, een blij vende invloed uitoefenen op het uiterlijke karakter van ons land, vooral in het wes telijk deel ervan. In de Zesde Industriali satienota van de regering wordt gesteld, dat verdere uitbreidingen van het Amster damse industriegebied op grote planolo gische bezwaren stuiten. In de nota wordt verder gezegd, dat ernaar gestreefd wordt de druk van de industrialisatie op de Rand stad Holland zoveel mogelijk te vermin deren. Desondanks zal met name de Am sterdamse industrie- en havenuitbreiding niet anders gesitueerd kunnen worden dan ten westen van de Hembrug en ten zuiden van het Noordzeekanaal. Deze ontwikke ling zal van grote invloed op Haarlem zijn, de van oudsher belangrijkste stad van Zuid Kennemerland, die in het IJmondgebied een dominerende rol speelt. De industrialisatiemogelijkheden voor Haarlem 'zijn beperkt. De ruimte in de Waarderpolder zal in de toekomst even eens moeten worden gebruikt om vele thans elders in de stad gevestigde bedrij ven te huisvesten. De sluis bij Spaarndam vormt ook nog steeds een belemmering en het is zeker niet uitgesloten, dat het na deel ervan in de toekomst ernstiger zal worden. B. en W herinneren eraan, dat Haar lem bij de voorstellen tot grenswijziging in verband met de opheffing van Haar- lemmerliede en Spaarnwoude heeft ge steld, dat de gebiedsuitbreidingen zeker niet betekenen, dat de belangen van Haar lem ook in de toekomst voldoende zouden zijn gewaarborgd. Daarom was Haarlem ook gekant tegen de aanspraken van Vel- sen op het gebied ten zuiden van het Noord zeekanaal tot aan zijkanaal F. Haarlem stelde aan Gedeputeerde Staten voor een ontwikkelingsplan op te stellen voor het gebied begrensd door Haarlems oostgrens, zijkanaal C, het Noordzeekanaal, zijka naal F en de Amsterdamse vaart. G. S. hebben deze suggestie, die rekening zou moeten houden met Haarlemse be hoeften aan industrievestiging, haven- accomodatie. woningbouw, tuinbouw en recreatie, niet overgenomen. In de prognose van de Amsterdamse dienst van havens en handelsinrichtingen die voorziet in een uitbreiding van het ha ven- en industriegebied tot aan de gepro jecteerde oostelijke randweg, wordt geen rekening gehouden met de toeneming van de beroepsbevolking. Deze wordt geschat, uitgaande van een bezetting van 20 man per hectare over 2500 hectare plus mensen werkzaam bij verzorgings- en toeleveringsbedrijven, op 100.000 man. Met de gezinnen meegeteld: 250.000 man. Een schatting van 20 man per hectare is echter een minimum, zodat gerekend mag worden op een bevolking, die zal liggen tussen de 250.000 en 500.000 zielen. Dezen zullen zich voor een belang rijk deel op Haarlem oriënteren. De ge volgen zullen voor Haarlem aanzienlijk zijn, aldus B. en W. Parallel hiermee loopt de te verwachten toename van de bevolking in het IJmond gebied, die geschat wordt op 122.500 per sonen, zodat het gehele IJmondgebied 225.000 zielen zal tellen. B. en W. herin neren aan het wetsontwerp tot bevorde ring van de ontwikkeling in dit gebied, dat niet onverdeeld gunstig is ontvangen. Met nadruk stellen B. en W., dat bij de con ceptie van de IJmondraad niet waren be trokken de gemeenten Amsterdam en Haarlem. Juist met het oog op deze prog noses van te verwachten ontwikkelingen uiten B. en W. hun bezorgdheid en willen zij stappen ondernemen om deze proble matiek zorgvuldig te bestuderen en er voor te zorgen, dat ook Haarlem een „vin ger in de pap" zal krijgen. In restaurant Walser ij Oost Op zondag 8 novem,ber van 14 tot 17 uur worden in het restaurant Walserij Oost in IJmuiden aquarellen en tekeningen ge- exposeerd van de Beverwijkse schilder Jan van Fucht. Het merendeel der ge- exposeerde aquarellen vervaardigde Van Fucht vorige maand tijdens een vakantie in Parijs. Voorts is een deel van de expo sitie ingericht met aquarellen uit zijn eigen omgeving. Jan van Fucht is een leerling geweest van het thans niet meer bestaande Insti tuut voor Kunstnijverheidsonderwijs in Haarlem. Na de oorlog behaalde hij zijn tekenakte aan het Instituut voor opleiding tot tekenleraar in Amsterdam. Daarna moest hij voor zijn militaire dienst naar Indonesië, waar hij vier jaar verbleef. Na zijn terugkeer exposeerde hij voor het eerst in Beverwijk met een collectie van in Indonesië vervaardigde werken. In 1953 behoorde hij tot de eersten, die bij de Hoogovens en aangesloten bedrijven hun werk in de schaftlokalen exposeerden. Jan van Fucht is ook een vaardig decorateur. Hij is de maker van de decoraties in het Kennemer Theater, van de wandschilde ringen in het gebouw van de afdeling Fi nanciën van de gemeente Beverwijk en in „Kijkgrijp" op het Marktplein te IJmui den. De thans geëxposeerde collectie gaat een rondgang maken door de schaftlokalen van de Hoogovens en aangesloten bedrijven. Dit kaartje geeft een duidelijk over zicht van de te verwachten ontwikke ling van het Amsterdamse haven- en industriegebied, zoals deze in een prog nose van de hoofdstedelijke dienst van havens- en handelsinrichtingen tot uit drukking komt. Haarlem is bij deze ontwikkeling ten nauwste betrokken, hetgeen duidelijk blijkt als men be denkt, dat de uitbreidingen zich uit strekken tot aan de oostelijke randweg. De verras^--"ie resultaten, die vorig jaar door de afde; gen VARA en Vrouwenbond van de Partij van de Arbeid in Velsen-N. in het kader van de VARA-speelgoed- ictie voor het misdeelde kind zijn bereikt, hebben deze samenwerking opnieuw ver zekerd. En zij is zelfs uitgebreid door de medewerking van de klaverjasclub „On der Ons". Dit alles heeft er toe geleid, dat op za terdag, 14 november in het gemeentelijk ontspanningslokaal aan de Van Diepen straat wederom een gezamenlijke bazaar voor het prachtige doel zal worden ge houden. waarvan de opbrengst zal worden besteed aan speelgoederen voor een in Ocgstgeest door deze afdelingen geadop teerd kindertehuis. Dit kindertehuis zal zich op de bazaar laten vertegenwoordigen door enige heren, die met enige korte filmpjes en geluids bandjes een illustratie zullen geven van het leven en werken in het tehuis. Ongetwijfeld zal deze bazaar, evenzeer als -Vorig jóar, wéér goede belangstèllirig hebben. TIJDENS EEN VRIJDAG in het Frans Halsmuseum te Haarlem door de directeur, de heer H. P. Baard, gehouden persconferentie, heeft hoofdinspecteur C. van Marion de pers ontslagen van de toezegging niets te publiceren over de terugzending, door de dief, van het op 11 december 1955 uit het museum gestolen paneeltje, voor stellende Catryn Gerritsdochter. Het paneeltje werd op 18 mei 1956 dus vijf maanden later in een bruin pakpapier verpakt als post pakket ontvangen op de Kleine Hout weg 103, het woon huis van de heer BaardDe dief had een dag eerder per telefoon aan de terug zending de voor waarde verbonden dat er niets over in de kranten gepubli ceerd mocht worden. Hieraan is voldaan in de hoop dat de dief vervolgens ook de, tegelijk met het paneeltje gestolen, zilveren plooischotel zou terugzenden, een subliem kunstwerk. Nu er vier jaar van wachten zyn verstreken acht de recherche het niet langer nodig de wens van de dief te respecteren en verkiest zij via de kranten een oproep aan de dief te richten de schotel terug te zenden. Hef onderzoek inzake de diefstal heeft geen enkel resul taat opgeleverd. „Ik kan nergens op aanhaken zei hedenmorgen de heer Van, Marion ik heb geen steekhoudende gegevens, geen wettelyk-redclyke basis. De zaak is een mysterie voor me". Ook de heer Baard legde er de nadruk op dat het terugkregen van de schotel en niet het vinden van de dief thans de hele zaakt domineert. Het verdwenen-zyn van dit waardevolle stuk van de gemeente Haarlem overweegt thans zo sterk in deze zaak, dat de politie besloten heeft by deze de dief te vragen het stuk terug te sturen. „Er zyn voldoende manieren te bedenken aldus hoofdinspecteur Van Marion waarop de dief de terugkomst van de schotel kan verzorgen zonder zichzelf bloot te geven". Op 11 december 1955 werd ontdekt dat de schitterende ovale (45 bij 37,5 cm. me tende) zilveren plooischotel. daterend uit het jaar 1649, van Pieter Cornelisz Eb- bekin, alsmede het anonieme portretje van Catrijn Gerritsdochter uit 1526 (sinds 1872 door het Sint Elisabeths Gasthuis te Haar lem aan het Frans Halsmuseum in bruik leen afgestaan) ontvreemd waren. De dief want de politie is er van overtuigd dat er één persoon aan het werk is ge weest had zich laten insluiten en is met zijn buit door een raam aan de achterzijde verdwenen. De schotel was in 1948 voor een bedrag van 2500 aangekocht maar het stuk is zo uniek, dat de werkelijke waarde ervan veel hoger ligt. Hedenmorgen heeft de heer Van Ma rion het verloop der gebeurtenissen sinds dien uitvoerig verteld Op 17 mei 1956 heeft de dief het huis van de heer Baard gebeld en bij mevrouw Baard naar haai man gevraagd. De heei Baard was op dat tijdstip in een vergadering op het Coornhertlyceum en toen de dief hem dus niet te spreken kon krijgen heeft hij het gesprek abrupt verbroken. Een kwartier later, om 18 uur. belde de man weer en kreeg de oudste dochter van de heer Baard éérst, en vervolgens mevrouw Baard aan de telefoon, die terstond merk te met dezelfde man te doen te hebben. Het volgende gesprek ontspon zich. „U zult het wel vreemd vinden dat ik niet kan zeggen met wie u spreekt, maar het gaat over de voorwerpen die enige tijd gele den uit het Frans Halsmuseum werden ontvreemd. Weet u er iets van?" Na de bevestiging door mevrouw Baard vervolg de de man: „Ik heb 't bewuste paneel en ik zal het over Je post aan u toezenden op voorwaarde dat hieraan geen rucht baarheid wordt gegeven. Het geheel was een misplaatste grap. Ik ben met het pa neel gevallen waardoor het ernstig is be schadigd (dit viel overigens erg mee, al dus mededeling van de heer Baard) en uw man moet het eerst laten restaureren en daarna weer ophangen. Maar hij mag hierover niets publiceren" Mevrouw Baard vroeg of hij niet de schotel wilde terugzenden waarop de man zei: „Die zal ik sturen als het paneel is opgehangen op dezelfde plaats". Mevrouw Baard zei dat dat moeilijk kon omdat er een nieuw arrangement in het museum was geko men. „Dacht u dat ik het niet dadelijk elders zou herkennen", zei de dief daar op, die van mevrouw Baard de garantie kreeg dat aan zijn wens gevolg zou wor den gegeven en toen het gesprek verbrak. De volgende dag, terwijl de heer en me vrouw Baard in Amsterdam de Rembrandt tentoonstelling bezochten en de daarop volgende receptie in het koninklijk paleis op de Dam, werd het pakket aan de Kleine Houtweg bezorgd. De heer en mevrouw Baard hoorden bij thuiskomst nn 22 uur van personeel van het museum Van Looy dat het pakket er was en belden onmiddellijk de heer Van Marion. Als afzender was vermeld G. Nocher, Caeciliastraat 91, Leiden. Ook het poststempel was van Leiden, 17 mei 1956. Het perceel bleek een pakhuis en onder vraging van P.T.T.-personeel leverde geen enkel resultaat op. Het paneel werd weer in het museum gehangen en sindsdien is er gewacht en gespeurd, beide zonder re sultaat. De heer Van Marion deelde mee dat er niets is bereikt. Hij heeft sinds de terug keer van het paneel zei hij vele ge sprekken met de heer Baard gevoerd en ook hij is thans tot de conclusie gekomen dat een oproep aan de dief thans gedaan moet worden. Ook voor hem domineert thans de schotel als zodanig evenals voor de heer Baard. Uiteraard is het personeel van de terugbrenging van het paneel in dertijd op de hoogte gebracht, tezelfder tijd dat aan de pers het verzoek werd ge daan om over de terugkeer van het paneel te zwijgen. Het wachten is nu op een nieuwe reactie van de dief. De heer Van Marion deelde nog mede dat hij het merkwaardig acht dat de be ruchte verdwijning van acht schilderijen uit het Frans Halsmuseum op zondag 11 december 1951 (de panelen werden later onder de vloer van het museum terugge vonden) in weekdag en maanddatum veel overeenstemming vertoont met de onder havige diefstal, die op zondag 11 decem ber 1955 werd gepleegd. „Ik zie er geen reële misdadigheid ach ter zei de heer Van Marion tot slot het is een mysterie voor me". Het enige dat de hoofdinspecteur en ook de heer Baard over hun vermoedens ten opzichte van de persoon van de dief telkens zeiden was, dat zij menen met een zeer emotio nele, wellicht maniakale dader te doen te hebben.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 7