Een grijze gast op Oudejaarsavond discaucs Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad/Oprechte Haarletnsche Courant en IJ'muider Courant IN CANADA WORDT HET ZEVEN KEER NIEUWJAAR Kort verhaal door Jan Louwen Erbij V. Win Si HET WAS ELF UUR toen het vreemde mannetje uit de duisternis binnentuimel- de. Twee uren ervoor had ik de beide jon gens naar bed gebracht. Ze waren voor hun doen heel lief geweest en hadden zelfs niet gezeurd om langer te mogen opblij ven. Nu was daar deze avond ook niet veel reden voor, want ik had plechtig be loofd ze om precies kwart voor twaalf te wekken zodat we het oude jaar gezamen lijk en zo luidruchtig mogelijk zouden kun nen uitluiden. Het vuurwerk lag al drie da gen in een doos onder in de klerenkast. Ze hadden het zelf mogen uitzoeken, waar bij ze wel zo vriendelijk waren geweest de raad van een volwassene in hun over wegingen te betrekken. We hadden inge kocht bij oude Harmsen in de Achterstraat en de jongens waren er zo blij mee, dat ik zonder tegenzin het onverwacht hoge bedrag van vijfentwintig gulden op de toonbank legde. TOEN DE MAN binnenkwam, sliepen de jongens al als rozen. Een kwartier na dat ze naar bed waren gestuurd, waren de mij langzamerhand heel bekend gewor den kreten die bij een kussengevecht be horen, verstomd en mocht ik aannemen dat de slaap hen al te pakken had. Het was de eerste Oudejaarsavond die ik al leen doorbracht. Als vrijgezel voor eeu wig, voorspelden m'n vrienden altijd was ik elk jaar wel ergens genodigd ge weest. Ditmaal echter had ik alle uitno digingen afgeslagen. Mijn neven verheug den zich er zó over de overgang van oud naar nieuw samen met hun oom te vieren, dat me het weigeren van de invitaties niet erg zwaar gevallen was. Zodra ze naar bed waren had ik me in de oude leren fauteil genesteld. Het was nog een stoel uit m'n ouderlijk huis, een zwaar log geval dat met alle moderne vor men spotte doch heerlijk „zat". Ik had een amusant „pocket-book" iets over sport beoefening in de oudheid en voelde me op de laatste dag van het oude jaar (met een glas rode wijn naast me) best tevre den. TOEN DAN OOK de tuindeur open zwaaide en het mannetje over de drem pel hinkte, was ik niet eens zo erg ver rast. Eigenlijk zat ik te behagelijk en was ik te lui om met meer dan een wenk- brauwophalen te reageren. Hij was inmid dels op de parketvloer beland en sprak een zeer onparlementaire taal waaruit viel op te maken, dat hij zich bij zijn binnen komst bezeerd had. Hij was vrij gezet en naar schatting zeventig jaar. Maar het kan ook best zestig zijn of misschien zelfs vijftig. Hij had spierwit haar, was nogal schamel gekleed en snoot zijn neus in een rode zakdoek van minstens vier vierkante decimeter. Hij was de man, die in de eer ste week van het nieuwe jaar in de streek rond ons dorp zo intensief door de politie gezocht zou worden. Maar dat wist ik op dit ogenblik natuurlijk nog niet. „GOEDENAVOND", zei het mannetje. Hij sprak met een noordelijk accent en daardoor klonk het niet zo vriendelijk als hij wellicht bedoelde. „Ik ben van plan hier een uurtje te blijven. U zult daar wel geen bezwaar tegen hebben." „Welnee, integendeel," haastte ik me te zeggen. „Gezellig zo'n bezoekje. Ik was tóch alleen, ziet u." Hij mompelde wat in zijn bruin-witte baard. Het was geen mooie baard een beetje plukkerig. „Ja, dat weet ik. Behal ve dan de twee kinderen, boven. Laat ze maar rustig slapen." Het kwam er bijna vaderlijk uit, maar ergens in mijn hoofd begon een rood lampje te branden. Hoe kon hij weten.... De man leek m'n gedachten te raden. „Hoe ik dat weet doet er nu niet toe. Maar ik méén wel wat ik zeg. Laat ze slapen. Blijft u daar zitten. Over een uur bent u van me af. Van mij en van het kist je". Hij wees achter zich en pas nu zag ik buiten de lichtkring van de schemer lamp een klein geldkistje op de grond lig gen. „Struikelt u altijd met uw geldkist over andermans drempels?" Ik wilde grappig zijn maar vond het zelf nogal povertjes (Van onze correspondent in Canada.) CANADA STAPT zeven keer het nieuwe jaar binnen omdat de klok er zeven keer twaalf slaat. Het land is namelijk zo groot dat er zeven tijdzones zijn waar iedereen op zijn beurt afscheid neemt van 1959. Voor de luisteraar die op oudejaars avond aan zijn radio zit is het als een vreugde-onweer: in het oosten kan hij het horen aankomen, een paar uur later barst het in zijn eigen hui9 los en hij kan meeleven als het zich elk uur in westelijke richting opnieuw ontlast. We kunnen het er dus wel over eens zijn dat de overgang van het oude naar het nieuwe jaar in Canada een grondige aangelegenheid is. Maar net zoals overal elders is het een vrolijke bedoening. En over het algemeen houdt de Canadees ervan om die laatste avond van het jaar thuis te vieren, in een kleine vriendenkring met een glas, wat te eten en dansmuziek. Wel is er een neiging, vooral in de steden, om naar partijtjes te gaan in hotels en andere gelegenheden en er zijn massale bijeenkomsten van verenigingen en etnische groeperingen, doorgaans lawaaierige gebeurtenissen waar in negen van de tien gevallen het „Auld Lang Syne" niet van de lucht is. De Schotten hebben hun reputatie om op luidruchtige manier afscheid te nemen van het oude jaar naar Noord-Amerika overgebracht. Ze heeft aanstekelijk ge werkt en in de loop van de jaren is er nog heel wat variatie aan toegevoegd. DAT KAN natuurlijk niet anders: het Canada van voor de oorlog was al een con glomeraat van nationaliteiten en daar is na de oorlog nog eens een injectie van meer dan een miljoen immigranten bijge komen en juist op die bijzondere dagen doet het oude bloed zich gelden. Maar als Op de nederzetting van de blanke in het hoge noorden van Canada is oudjaar een feest dat met veel opgewektheid wordt gevierd. Van heinde en ver komen jong en oud samen om de dag gezellig en vrolijk door te brengen. dan eindelijk aan de beboste kusten van de Stille Oceaan voor de laatste maal de twaalf slagen zijn verklonken, dan duurt het niet zo lang meer of in het oosten breekt de dageraad van het nieuwe jaar baan. In Nederland kan die eerste januari dikwijls zo bleek en guur zijn dat men het liefst de deur maar niet uitkomt. Wat dat betreft is er in Canada echter nogal wat verscheidenheid. In het centrale deel van het land. in de provincies Ontario en Que bec, wordt nieuwjaarsdag misschien nog het meest gevierd zoals u dat gewend bent. Alleen is de entourage waarschijn lijk een beetje anders: Wij zitten hier dan dik in de sneeuw, maar op de eerste dag van het jaar bezien we de zaak van de vro lijke kant en we spreken onszelf moed in dat we nu gaan aftellen; een lange aftrek som overigens tot eind maart! In het wes ten, in Victoria op Vancouver Island ge niet men op dat ogenblik van zijn klimato logische zegeningen door zijn vrije dag te gebruiken om naar de golfvelden te gaan en in Port Arthur aan de Grote Meren spant men waarschijnlijk de arreslee in De Eskimo's hebben de kunst van het bouwen van ijshutten (igloo's) nog niet verleerd. Als er voor hen geen plaats is om onderdak te vinden, zetten ze hun huis even op voor de winterse feestdagen. Gebrek aan bouwmateriaal is er nooit. om een lange tocht door de omgeving te maken. Zoiets kan nu weer niet in St. John's op Newfoundland omdat daar niet genoeg sneeuw ligt. En hoger in het noor den ligt er zoveel dat men eenvoudig niet de deur uitkomt. En helemaal hoog boven de poolcirkel kijkt men in het poolnachte- lijk duister om er zeker van te zijn dat de eerste dag van het nieuwe jaar werkelijk is begonnen. ALSOF AL DIE VARIATIE nog niet vol doende is hebben de Canadezen, van oude of recente immigratiejaren, er nog wat verscheidenheid aan toegevoegd. Daar is bijvoorbeeld de grote groep van Oekraïn- se en Russische afkomst voor wie Nieuw jaarsdag niet erg veel betekent. Zij begin nen dan pas in de kerststemming te komen omdat voor hen de kerstdagen op Drieko ningendag vallen. Het sterkst zijn de tra dities misschien nog wel in Frans-Canada en dan natuurlijk vooral de provincie Quebec. Dat vasthouden aan oude gebrui ken en gewoonten, aan eigen taal en kui tuur, is een van de oorzaken dat de Frans- Canadezen zich hebben kunnen handha ven op een Engelssprekend continent. Er wonen hier vijf miljoen Canadezen voor wie Frans de moedertaal is en die overwe gend katholiek zijn. Voor hen is Kerstmis een zuiver religieus feest en vandaar dat ze de oudejaarsavond en nieuwjaar heb ben gekozen om hun achterstand aan uiterlijke vreugde met Santa Claus en zijn geschenken in te halen. Van oudsher trek ken dan de „guignoleux" er op uit, troep jes jongens die zingend en pretmakend van huis tot huis gaan om aalmoezen en geschenken voor de armen te vragen. Vooral op het platteland wordt die traditie in ere gehouden; net zoals overal werkt de grote stad vervlakkend en gaan de oude volksgebruiken verloren. Maar in de dor pen is het bijvoorbeeld ook nog steeds ge woonte dat de Frans-Canadese gezinnen vroeg naar de mis gaan en dan naar het huis trekken van het oudste lid van de fa milie om daar de zegen te ontvangen voor het pasbegonnen jaar. In het koloniale tijdperk was het gebruik dat de gouverneurs op de morgen van de eerste januari de mannen in de gemeen schap ter receptie ontvingen. In het leven van alle dag zijn de nieuwjaarsbezoeken vrijwel verdwenen. klinken. Per slot van rekening was het een zestigjarige die gevallen was en dan spot je er niet meer mee. „Die geldkist", zei hij, „is niet van mij. Nou ja, nü wel natuurlijk". Hij nipte voornaam aan de wijn die ik voor mezelf had ingeschonken. „Hierin zitten de spaar duitjes van de bijzonder gierige juffrouw Van Zon of hoe ze heten mag. Ze zijn zo juist door mij in bewaring genomen". „Juffrouw Van Zon? Uit het dorp?" Hij zei voldaan: „Precies". IK KENDE AALTJE Van Zon heel goed. Ze was inderdaad zo gierig dat het spreekwoordelijk in ons dorp was gewor den. En daarbij, naar men zei, zéér rijk. „U bent dus een ordinaire inbreker". „Extra-ordinair mag u wel zeggen". Hij zag er nu volmaakt tevreden uit. Maar zijn ogen werden minder vriende lijk toen ik plotseling opstond. „Nee, nee, nee. Ik hoop toch werkelijk niet dat mijn mededeling u tot onverstandige daden in spireert. In dat geval...." Ik torende op dat moment zó hog boven het oude ventje uit, dat ik meende spot tend te mogen herhalen ,.In dat geval..?" „Zou ik me genoodzaakt kunnen zien dit kleine instrument te hanteren. En ik kan u verzekeren, dat ik er bijzonder han dig mee omspring". In zijn rechterhand was opeens een pistool. Ik ging weer zitten. „Dat verandert de hele zaak". „Nietwaar?" Hij nam opnieuw een slok wijn. HET MANNETJE ontpopte zich als een werkelijk niet ongezellige causeur. Zijn dikke vriéndelijke wangen en z'n worstvin gers waren echter misleidend. De vrien delijkheid was blijkbaar alleen te vinden aan de buitenkant; z'n oogjes bleven trou wens fel. Maar hij vertelde een vermake lijk verhaal over zijn levensloop. Het werd echter, begreep ik, ter plaatse ver zonnen. Om halftwaalf scheen zijn verbeelding uitgeput en hij zweeg daarna in alle talen. Pas toen ik om kwart voor twaalf weer op wilde staan, kwam hij in beweging. „Ga zitten!", zei hij. „Maar ik moet de jongens roepen". „Ga zitten!" Ik ging zitten. „Ik moet ze echt roepen, ik heb het ze beloofd. Ze zouden de nooit vergeven als ik ze door liet slapen". „U blijft hier", zei het mannetje. „Maar hetis hun eerste Oudejaars avondviering". „Nee". „En de kast ligt vol met vuurwerk zo iets kun je niet een jaar bewaren. Het bederft. Het wordt vochtig en dan heb je er niets meer aan". „Nee". Hij speelde weer met dat opge wreven pistooltje. „U bgnt een vervelende vent", zei ik en stond op. DE KOGEL raakte me bijna. Hij drong tien centimeter naast me in de muur, juist op de plaats waar de kalender hing. Er kwam een rond schroeigaatje midden in de 3 van 31 december. Het was een brokje vuurwerk, dat ik helemaal niet verwacht had. Vreemd genoeg schrok ik er niet zo heel erg van, maar het maakte me toch wel zenuwachtig. En dat zei ik hem ook. „U kunt niet zenuwachtiger zijn dan ik op dit moment", antwoordde het manne tje. „Denkt u soms dat ik voor de aardig heid schiet?" „Wat doet u eigenlijk hier? Verdwijn liever en schop m'n avond niet in de war". De grijsaard sloeg nerveus met het wa pen tegen zijn dijbeen. „Ik heb nu geen kans. Pas na twaalven kan ik vluchten dan val ik niet óp tussen al die oude- jaarsavondvierders op straat". IN DE GANG klonk een vreselijk la- waai. M'n gast sprong op maar hij liet zich weer in de stoel vallen toen Hans en Wim, gekleed en al, achter elkaar binnenstorm- den. =e „Hallo oom!", riepen ze. Wim zei: „We zijn boos op u". „Waarom?" „Ten eerste zou u ons roepen en dat hebt u niet gedaan. U hebt uw woord ge- broken". „Ik was het juist van plan", protesteer- de ik. „En ten tweede hebt u al een voetzoe- ker afgestoken. We hoorden hem boven knallen. Wie is dat?" Hij wees op het man- netje. „Een vriend", zei ik snel. „Zeg maar oom Peter tegen 'm hij is een erg vriendelijke meneer". „Dag oom Peter"? zeiden de jongens beleefd. De man mompelde wat en from- melde het pistool in z'n binnenzak. |ij „Nog een kwartier jongens", zei ik. „Dan is het Nieuwjaar. Wie van jullie weet juffrouw Van Zon te wonen?" „Ik riepen ze allebei. „Dat is toch die ouwe juffrouw, niet?", informeerde Wim, „waarvan u zei dat ze een oude gierige vrijster was, hè oom?" vulde Hans aan. „Dat heb ik nooit gezegd, maar mis- schien is ze het wel", antwoordde ik, ver- ontschuldigend. naar het mannetje kij- kend. „Jullie moeten eens goed luisteren, jongens. Als je naar het huis van juffrouw Van Zon loopt. „Nu", vroeg Hans verbaasd. jj|| „Ja, nu. Dan zie je achter de woning een kapotte ruit". De man had me uitvoe- rig en met iets van trots in zijn stem ver- teld hoe hij in het huis was gekomen. „Neem nou dat kistje, ja, dat en zet het voorzichtig door het gat in de ruit in de ka- mer. Dan meteen terug komen. En zor- m gen dat niemand je ziet". „Ik begrijp 't al", zei Hans glunderend. „U hebt die kist vol vuurwerk gestopt". „Ze schrikt zich een hoedje", lachte Wim. „Gaat alles tegelijk af?" =E „Alles gaat tegelijk af", beloofde ik en ik j| was op dat ogenblik de minst pedagogi- sche oom op de wereld. „Ga nu maar, dan ben je net voor twaalven terug". In de tien minuten die het oude jaar ons nog schonk, sleepte ik de doos met vuur werk naar de tuin en sprak intussen zeer gedecideerd tot m'n onwelkome gast. Al mijn oratorische gaven wendde ik aan om hem ervan te overtuigen, dat hij op het verkeerde pad was, dat zijn grijze haren hem toch van de misdaad moesten te rughouden, dat het geen pas gaf een vrouw al was ze dan ook rijk, een deel van haar kapitaal te ontroven, dat.. „Maar het is m'n beroep", voerde het mannetje aan. „Ik lééf ervan ik moet toch ergens van leven? En denk u nou vooral niet dat het zo'n gemakkelijk werk is, inbreken. Het vergt het uiterste van de zenuwen en je hebt er heel wat vakman schap voor nodig". „Heb je dan nooit wroeging na zo'n daad?". Ik probeerde z'n betere ik te voor schijn te roepen. „Soms wel", gaf hij toe. „Soms, als ik kinderen zie, zoals die twee van u, zo on bedorven en ongerept ja, dan heb ik er wel eens spijt van. En dan neem ik me ook wel voor m'n leven te beteren. Maar 't is te moeilijk. Ik ben er te oud voor". „Een mens is nooit te oud om te leren. Kom, begin vanavond nog. Beloof het me. Hij antwoordde niet. VIJF MINUTEN LATER keken we met 'z'n vieren vol bewondering naar de sis sende vuurpijlen, de uiteenspattende ster ren en de kleurige kronkelingen van de vliegende slangen. Het was een prachtig ge?icht. De jongens joelden en schreeuw den van plezier, maar wij, volwassenen, waren er stil van. Toen de laatste vuurpijl zich in de don kere hemel had opgelost, voelde ik een warme hand in de mijne. Het mannetje had tranen in de ogen. ,,'t Was mooi", zei hij. „Ik zal het nooit vergeten, nooit. En wat het andere betreft wees gerust. Ik stap met een rein geweten het nieuwe jaar in". Hij liep naar het tuinhek doch halverwe ge keerde hij zich om en breidde zijn ar men uit alsof hij ons allen wilde omvatten. „Gelukkig Nieuwjaar, jongens!", riep hij uitbundig. Waarschijnlijk was ik daar ook in begrepen. Daarna verdween hij in de donkere laan. DE VOLGENDE DAG was ons dorp in rep en roer. Bij juffrouw Van Zon was in gebroken. Een onbekende had zich toe gang verschaft door een ruit te breken en hij was er van door gegaan met al het pa piergeld, dat zich in het dressoir bevond, en dat beliep, naar men zei, minstens vijftienduizend gulden. ,,'t Vreemde is", zei de postbode tegen me, „dat de inbreker een geldkistje bij het raam heeft laten liggen, 't Was niet eens losgebroken. Het lijkt wel of hij heeft kun nen ruiken, dat er niks in zat". „Niks?" vroeg ik verwonderd. „Helemaal niks". Ik keek langs de postbode heen de laan in. Hier was een paar uur geleden het vreemde mannetje langs gelopen. Het Nieuwe Jaar tegemoet. „Met een rein ge weten", mompelde ik schamper. De post bode keek me onderzoekend aan. „Wat zegt u?" Ik zei: „Niks. Helemaal niks". Philips G 03514 L: Offenbach - Gaité Pari- sienne. Philadelphia Orchestra o.l.v. Eugene Ormandy. Aniadeo AVRS 6023: Brecht/Weill - Die Dreigroschenoper koor, ensemble, solisten o.l.v. F. Charles Adler. GROOTVADERS en grootmoeders die de zeven kruisjes gepasseerd zijn, kan men op feest- of verjaardagen on getwijfeld een groot genoegen doen met de door Philips uitgebrachte „Gaité Parisienne" van Jacques Offenbach. Bij het horen van deze badinerende en ge wiekste wijsjes uit de oude doos, een hele reeks van de meest-gespeelde balletnummers van de Franse operette koning, zullen zij heel wat blikken van verstandhouding kunnen wisselen en héél wat keren in verrukte herkenning fluisteren: „Weet je nog wel, oudje?" EN dat is geen wonder want de parelsnoer van galops, polka's, walsen, cancans, die het hart eens sneller deden kloppen, en niet te vergeten „de" Bar carolle uit Hoffmanns Vertellingen waardoor het vertederd raakte, moeten ieder die zelfs maar het staartje mee gemaakt heeft van wat eens de „Belle époque" was, doen terugverlangen naar een tijd waarin deze beminnelijke „musiquetles" even frivool geacht wer den door een oudere generatie als nu het gerochel van Satchmo en de kreten van Elvis. Het is de lichte muze in een crinoline, haar aankleding is trouwens enigszins vernieuwd (maar niet ge moderniseerd) door Manuel Rosenthal, de bekende dirigent van het Franse radio-orkest. Rosenthal heeft het stof er een beetje afgeblazen en de parti tuur voor onze huidige verwende oren gepolijst en hier en daar wat spreken der van kleur en timbre gemaakt, zon der dat men iets behoeft te missen van de ouderwetse pleziersfeer met kwet terende piccolo-tjes doortastende schuiftrompetten en liefkozende violon- celli. Eugene Ormandy, die het Phila delphia Orkest ten dans laat spelen, behoort wel tot de dirigenten van van daag die de orkestklank zó weten te regisseren dat de vonken er af vlie gen; hoempa en zoetgevooisde zwier komen volledig aan hun trekken. Een genoeglijke plaat dus, al is het voor jongere oren wel wat veel, allemaal. Hoewel, men weet nooit, ook het korte baardje uit de tijd van Jules Verne en Offenbach komt weer in de mode ten slotte. EVENEENS EEN CULTUUR-histo- risch document van muzikale waarde, maar dan van een wel heel andere tijd en aard, werd uitgebracht op het merk „Amadeo", dat op één langspeelplaat voor de eerste maal alle muzieknum mers verenigt uit de „Dreigroschen oper" van Brecht en Weill. (Men heeft dus de verbindende teksten weggelaten, in tegenstelling tot Philips die onlangs met het volledige werk is uitgekomen op twee platen, opgenomen onder artistieke leiding van de zangeres Lotte Lenya, Weills echtgenote; (109421/22 L). Hoort men de songs achter elkaar, dan gaan ze in hun extreem betogende stijl wat vermoeiend werken op den duur, wat niet wegneemt dat de plaat, voor liefhebbers van het genre, is aan te bevelen, in de eerste plaats om de indringende wijze waarop de vocale rollen vervuld worden, vooral die van Polly Peachum (Liane Augustin) en Macheath (Kurt Preger). Wat de eerste in „Das Lied der Seerauaber-Jenny" aan proletarische oerkracht weet te suggereren, is indrukwekkend. Het lied van de kroegbazin die de matrozen met drank en bed ter wille is, maar in haar hart slechts haat koestert, neemt my thische grootheid aan wanneer zij zingt van „ein Schiff mit acht Segeln und mit achtzig Kanonen", waarvan zij in haar moordlust droomt. VOORTS IS deze opname bewon derenswaardig als klanktechnische prestatie; men kan de loudspeaker op volle sterkte openen en men hoort over de volle omvang en in iedere nuance een zeldzaam authentiek geluid. De op name is gemaakt in de zaal van de „Musik Verein" in Wenen die algemeen bekend is om haar voortreffelijke akoestiek. De uitvoering, onder F. Charles Ad ler, met koor en ensemble van de Weense „Volksoper" heeft de toon van snijdende aanklacht die het stuk eist. Ook het orkest ontplooit een bijna wrede bezetenheid in het mixtum van jazz en straatdeun. Zó voortreffelijk gebracht, werkt de combinatie van Brechts geharnaste teksten met Weills opwindende muziek nog steeds explo sief. Al ligt dan de tijd achter ons dat de brave „Spiessbürger", wegbereiders van het meest immorele bewind dat de wereld gezien heeft, zich masochistisch verkneuterden terwijl hun egoïsme van het podium af door de rooien gestriemd werd. „Weet je nog wel, oudje?" Sas Bunge

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 15