Mist, een op de grond rustende wolk OPERATIE NOACH Herfstliefde in Berberland Erbij Waterbok-ram bracht hinde in veiligheid Dierenredding op grote schaal in geïnundeerde gebieden Tadema s weer thuis DONDERDAG 31 DECEMBER 1959 PAGINA lijk sterk genoeg om een net te doen scheuren. Toch gelukte het, de zebra's met behulp van lasso's te vangen en ver volgens op de veilige oever te brengen. Menigmaal waren de dieren en vooral de hengsten zó wild, dat zij tijdens de overtocht met tanden en hoeven de verf der boten ernstig beschadigden. Zodra ze weer vaste grond onder de voeten hadden, galoppeerden zij de nieuwe vrijheid bin nen. De meeste dieren werden, alvorens in vrijheid te worden gesteld, geoormerkt. Men deed dit om na te gaan of er exem plaren waren, die na hun redding terug zouden gaan naar hun oude woonplaats en voorts om de verdere verplaatsingen der ..bevrijde" dieren enigszins te kunnen volgen. Inderdaad kwamen er gevallen voor van dieren, die na hun redding te- rugzwommen naar hun tot eiland gewor den thuisgrond. Behalve deze merkwaar dige ontdekking deden de reddingsploegen ïfi 'A -| j DE REDDINGSPLOEGEN rapporteer den nog andere merkwaardige dingen. Er bleek, bij voorbeeld, dat de dieren elkaar vaak behulpzaam waren om het leven te redden. Zo zag men een waterbok-hinde naar de veilige oever zwemmen met haar kalfje op de rug. Een waterbok-ram, die een andere hinde een „lift" gaf, liet zijn „vrachtje" zo nu en dan alleen zwemmen en ging dan kijken, hoe de hinde met het kalfje het maakte. Een der ploegen red de een luipaard van de verdrinkingsdood, nadat het dier reeds 2'/ï km had ge zwommen! Kleine apen en bavianen allesbehal ve zwemmers! plachten steeds hoger in de toppen der bomen te klimmen. Vele de zer dieren waren in zeer slechte conditie en een aantal stierf zelfs van honger, daar zij niet meer konden beschikken over de bessen en andere vruchten, die hun hoofd- voedsel vormen. Tijdens de reddingsoperaties maakte men van de gelegenheid gebruik om de strijd tegen de schadelijke dieren, die een plaag zijn voor de tuinen en akkers der Afrika nen, te - intensiveren. Bavianen, bosvar kens en slangen werden in de regel ge dood. Men was van oordeel, dat het geen zin had, die dieren naar veilige oorden te brengen om ze de kans te geven, hun ver nielingswerk voort te zetten. VOGELS BLEKEN uiters honkvast te zijn en geneigd om hun weg naar de vei ligheid te laat in te slaan. Soms waren ze zo zwak geworden door gebrek aan voed sel, dat ze zelfs de paar kilometer, die hen scheidden van de „vaste wal", niet meer konden vliegen en jammerlijk om kwamen in het stuwmeer. EEN bijzonder interessant, zij het wei nig aantrekkelijk aspect van de „Operatie Nocha", vormde de rat. Dr. James Mun- die, als arts verbonden aan het Zuid-Rho- desiaanse ministerie van Gezondheid, be vond zich op 250 km afstand van de Karib Dam in Binga, een der centra van de d„Operatie Noach". Hij schreef: „Het is duidelijk, dat Rat Rattus een hogere I.Q. (Intelligentie-Quotiënt) bezit dan de bok ken. Hij wachtte namelijk niet tot hij op regeringskosten zou worden gerd, maar trok in vele duizendtallen naar de vaste oevers. Vandaag vraten de ratten een stuk van mijn tentzeil op, twee stukken vilt, drie paar sokken, het bekleedsel van mijn gewerenfoudraal, wat kleren van mijn vrouw en een toets van mijn schrijfma chine. De patiënten in het ziekenhuis kla gen, dat de ratten over de bedden lopen en <'e zieken tijdens de slaap in de hielen bijten". (Van onze weerkundige medewerker) DE EERSTE DAGEN met dichte mist van dit seizoen liggen al weer achter ons. In de meeste gevallen hangt er niet langer dan twaalf tot vierentwintig uur een dichte mist. Februari van dit jaar bracht bij lichte vorst een een record aantal mist- dagen. Mist is in feite niets anders dan een op de grond uitrustende wolk. Men spreekt van mist zo dra het horizontale zicht tot minder dan duizend meter is teruggelopen. Zodra het zicht minder wordt dan tweehon derd meter dan spreekt men van dichte mist enis het zicht minder dan zestig me ter dan is het zeer dichte mist. Er zijn verschillende weers omstandigheden mogelijk waarbij mist kan ontstaan. In de meeste gevallen ontstaat er bij ons mist wanneer er voch tige oceaanlucht aanwezig is en de lucht in de nacht en ochtend sterk afkoelt. Koude re lucht kan minder water damp bevatten dan warme lucht met als gevolg dat er mist ontstaat. Deze mist is dikwijls in de buurt van grote steden het dichtst doordat daar veel zogenaamde con- densatiekernen aanwezig zijn bestaande uit roetdeeltjes. Deze worden door fabrieken en de vele huizen uitgestoten. Heel erg is dit vaak in Enge land (Londen). Waar dit ver schijnsel bekend staat als „smog", een combinatie van fog (is mist) en smoke (is rook). De mist die door ster ke nachtelijke afkoeling ont staat wordt stralingsmist ge noemd. Ook kan er mist ontstaan, wanneer er al vele dagen kou de lucht soms vorstlucht aanwezig is en er aan het ein de van zo'n vorstperiode voch tige oceaanlucht binnendringt, men noemt die mist advectieve mist. De mist is ook van groot belang voor het temperatuur- verloop. Ziet de zon kans reeds in de morgenuren de mist op te ruimen dan kan de tempe ratuur in de middag nog flink stijgen, blijft de mist de hele dag hangen dan zal de tem peratuur ongeveer 3 tot 5 gra den lager blijven. Komt er mist voor bij tem peraturen onder het vriespunt j dan ontstaat er ruige vorst, i De nog uit onderkoeld water bestaande fijne mist(water)- druppels bevriezen zodra zij in botsing komen met welk voor werp ook (boom, tele foondraad, winterjas etc.), waardoor er een dikke witte aanslag kan ontstaan. Wanneer de zon doorbreekt geeft dit vaak een sprookjesachtig win terlandschap. Er kan ook mist ontstaan, wanneer er boven ons land vochtige zachte lucht aanwe zig is en uit het oosten koude lucht binnendringt. Deze af koeling veroorzaakt dikwijls ook mistvorming. In dit geval volgt er vaak vorst zodat hier het gezegde „Mist heeft vorst in de kist" opgeld doet. IN DE REGEL VERDWIJNT de mist pas wanneer de wind in kracht toeneemt of wan- een totaal andere, meestal dro gere, luchtstroom binnendringt. Bij vriezend weer kan wist als gevolg van bevroren mistaan- slag ook gevaarlijke wegen verooi-zakena Het gemiddelde aantal misturen in ons land varieert sterk. Den Helder 236 uren, Gro ningen 270, Amsterdam (aan het IJ) ruim 400 uren, De Bilt 318, Vissingen 225, Maastricht 224, Rotterdam 328 uren. In de herfst komt de meeste mist in het binnenland voor. Dit ge middelde grootst aantal mist- dagen verplaatst zich verder in de winter steeds meer naar het kustgebied. Zo komen er in maart, april en mei in Bra bant gemiddeld 10 mistdagen voor tegen 24 in Hoek van Holland. TOCH IS DE MIST maar hoogst zelden zo dicht dat het zicht nog geen vijfentwintig meter bedraagt hetgeen rond de industriegebieden van En geland en ook in het Roerge bied dikwijls voorkomt. Het is begrijpelijk dat wanneer deze mistsituatie met weinig wind enkele dagen aanhoudt, de lucht sterk wordt verontrei nigd doordat alle roetdeeltjes door de vele schoorstenen uit gestoten in de onderste 50 100 meter dikke luchtlaag aan wezig blijven en oorzaak kun nen zijn van ernstige aandoe ningen der ademhalingsorga nen. De Engelse radio waar schuwt bij een dergelijke si tuatie dikwijls zo weinig mo gelijk open vuren te stoken, zodat maar weinig roetdeel tjes worden uitgestoten. NA DE OORLOG besloten de regeringen van Noord- en Zuid-Rhodesië om in de Zambesi ter plaatse van de Kariba Kloof een dam te bouwen om de vorming van een kunstmatig (stuw)meer ter grootte van ruim 4000 km2 mogelijk te maken. Dam en stuwmeer moesten dienen om een tweetal elektrische krachtstations op gang te houden, die voor de stroomvoorzie ning van Noord- en Zuid-Rhodesië bijzonder belangrijk zijn. De dam moest 125 meter hoog worden. In 1955 begon men met de bouw. Het gebied achter de dam begon toen geleidelijk aan onder het wateroppervlak te verdwijnen. Zodra met de bouw van de Kariba Dam begonnen was. begrepen de verantwoorde lijke autoriteiten, dat de vorming van het stuwmeer het gevaar van de verdrinkingsdood voor duizenden en nog eens duizenden in het wild levende dieren deed ontstaan. Sommige deskundigen wai-en van mening, dat veel dieren intuïtief het dreigende gevaar zouden „aanvoelen" of onderkennen en dus eigener beweging de wijk zouden nemen naar veiliger oorden. De feiten wezen later uit, dat zij ten dele gelijk hadden. De publieke opinie in de beide Rhodesia's en ook elders in de wereld begon zich met de „Kariba Dieren" bezig te houden. Er werd sterke aandrang uitgeoefend op de autoriteiten om maatregelen te treffen, waardoor het verlies aan dierenlevens tot een minimum zou worden beperkt. Inmiddels had men ter bevoegder plaatse de „Operatie Noach" voorbereid en toen het water achter de dam een gevaarlijke hoogte bereikte, trad het „dierenreddings- wezen" in werking. REDDINGSPLOEGEN begaven zich in stalen boten naar de honderden nieuwe eilandjes die als gevolg van het wassen van het water in het tot verdrinken ge doemde gebied ontstonden. Elke ploeg be stond uit een ervaren Europese houtves ter, een Europese assistent en enige Afri kaanse jachtopzieners. Op een aantal plek ken „vestigde" men dierenartsen, die hulp konden verlenen, als dat nodig geoordeeld werd. Het behoeft wel geen nader betoog dat uitsluitend geharde wilderniskenners aan de „Operatie Noach" mochten deel nemen. Gemakkelijk en ongevaarlijk waren de reddingsvaarten allesbehalve. Soms moest men, bij voorbeeld, varen tussen de toppen van bomen door, die krioelden van giftige slangen, spinnen en mieren, aleer men een eilandje bereikte. Al heel gauw ontdekten de reddingsmanschappen, dat de spinnen en mieren bijzonder blij waren, naar een nieuw woongebied te worden gebracht. Met de grotere dieren hadden zij echter meer moeilijkheden. ZODRA DE REDDINGSBOOT het eilandje bereikt had, ging de houtvester op verkenning uit. De Afrikaanse jacht opzieners volgden hem en zetten de netten uit, waarin de impala's en andere grote antilopen gevangen moesten worden. Die dieren gaan namelijk eigener beweging maar heel zelden te water! Nadat de net ten waren opgesteld, organiseerde men een soort drijfjacht om de dieren op te jagen en te voorkomen, dat er „achterblijvers" zouden ten prooi vallen aan een wisse dood. De grote antilopen ving men ook wel met de lasso. Dan werden zij langszij de boot in het water gebracht en zwem mende voortgetrokken naar de veilige oever. De kleinere bokken werden geblind doekt en met samengebonden poten in de Tot de moeilijkste transporten behoorden die van zebra's, die zich met hoeven en tanden tegen hun redding verzetten en daarbij dikwijls de boot beschadigden. boot getransporteerd naar het „vaste land". Nog kleine dieren „verpakte" men in zakken om een veilig transport mogelijk te maken. Een der opvallendste redding prestaties werd verricht door de opper houtvester van Zuid-Rhodesië. Hij redde tweeëndertig impala's in twee dagen tijds. Als de dieren erg nerveus waren en het gevaar bestond, dat zij aan een „shock" zouden sterven, diende men hun soms kal merende injecties toe. EEN DER MOEILIJKSTE dieren om te redden gedux-ende de „Operatie Noach" bleek de zebra te zijn. Een zebra is name- Ted Edelman, een Afrikaanse jachtopzie ner, moest zich laten verbinden toen een angstige civetkat hem een diepe armwond had gebeten. nog andere ontdekkingen. Zo bemerkten zij al heel spoedig, dat de olifanten en de leeuwen tot de diersoorten behoren, die het gevaar van inundatie en verdrinking als eersten bespeurden en zich begeven hadden naar veiliger oorden. Tot de „eer ste zwemmers" behoorden de waterbok ken, bosvarkens en hazen, maar zij ver trokken toch pas nadat de overstroming of onderwaterzetting begonnen was. HET REIZIGERSECHTPAAR Auke cn Bob Tadema Sporry, onze lezers welbekend door hun artikelen in Erbij, zijn vorige maand teruggekeerd van een reis door Turkije, Syrië, Libanon, Cy prus en Egypte: een goede gelegenheid dachten we om ze eens van achter hun artikelen naar voren te halen voor een directe kennismaking met hun lezers. De Tadema's hebben nu in totaal twintig reizen buiten Europa gemaakt; ze reizen om te leven en ze leven om te reizen. Maximaal drie maanden per jaar zijn ze weg voor een grote reis en menig jaar koppelen ze er nog een korte reis aan. De reis van zes weken, die ze nu onlangs gemaakt heb ben, is een korte reis; hoofddoel ervan was het beste doel te vinden voor de volgende grote tocht: dat is Egypte ge worden. Niet vreemd als men weet dat Auke Tadema zich al jaren toelegt op de Egyptologie en dat hij ook nu weer prachtig materiaal heeft meegebracht. Het echtpaar Tadema heeft vijftien jaar geduld gehad voor het zijn reis lust kon gaan uitvieren. Ze leerden elkaar op een tekenschool kennen. Die vijftien jaar wachten waren vijftien jaar hard werken. Auke Tadema kreeg naam als illustrator met een grondige kennis van reproduktietechnieken. Bob Tadema-Sporry was in die tijd teken lerares en verrichtte journalistiek werk. Hun gemeenschappelijke reislust spruit wellicht voort uit het grote aan tal zeelieden dat beiden in de familie hebben. En misschien hebben ze daar ook aan te danken dat ze zich overal thuis kunnen voelen. Niet dat ze Ja panner met de Japanners of Arabier met de Arabieren proberen te worden, nee, ze hebben die onschatbare reizi gerseigenschap: innerlijke rust. die het mogelijk maakt uiterlijk zo afwisselen de levensritmen op een geheel eigen manier te verwerken. Ze doen niet na, ze doen mee. Tijdens hun vele reizen hebben de Tadema's een scherp gevoel gekregen voor de innerlijke ontwikkeling van volken, een ontwikkeling die dóórgaat en welks tempo door hulpacties veelal wel aan het licht gebracht kan wor den maar niet wezenlijk versneld. Hulp acties die willen forceren kunnen aan de innerlijke ontwikkeling afbreuk doen, meent Auke Tadema. Dat is de mening van een man, die er niet op uit is bepaalde ideeën bevestigd te zien, maar die zich steeds met een argeloos vermogen tot verwondering weet open te stellen voor de omgeving waarin hij zich bevindt. Zjjn vrouw heeft die zelfde rust; het is zelfs niet toevallig dat zij uitsluitend tijdens haar reizen kan borduren aan het tapijt, dat zij nu al jaren op haar reizen meeneemt. Thuis is het namelijk steeds werken in het tempo dat de opdrachtgevers kun nen bepalen: een hoog tempo. Illustra tor Tadema werkt dan voor de indus trie, dag- en weekbladen en uitgevers. Zjjn vrouw schrijft de artikelen, houdt lezingen, spreekt voor de radio cn schrijft boeken. Ze werkt thans aan een boek over de mythologie van Egypte. Dat ze het telkens heerlijk vinden om terug te zijn heeft niet alleen zjjn oor zaak in hun drie kinderen de zeven tienjarige Nefertari (voor wie het echt paar zevenenveertig huwelijksaanzoe ken uit Egypte meebracht), de vijftien jarige Tamenrud en de dertienjarige Monica maar in de overtuiging dat het gezin in Nederland een onovertref baar vaderland heeft. Hun liefde voor het eigen huis heeft ieder ervaren, die in de warme rustige atmosfeer van de prachtig ingerichte woning aan de Rembrandtlaan in Heemstede heeft ver toefd. tairen van het fort buiten het dorp en haar man had gediend in het Franse leger. Nu was ze weer terug in haar oude ksar en ze bezat drie zoons, wat haar groot aanzien gaf. Haar oudste zoon was lid van de dorpsraad, de djemaa, en met zijn medeleden beschikte hij over wel en wee der be volking. Haar jongste zoon was nog niet oud Penoeg om de ramadan, de grote vasten, te houden en telde dus nog niet mee. Dat betekende, dat hij nog geen zestien was, want vóór die leeftijd kan geen jongen nog niet de wilskracht opbrengen, die de ramadan een maand lang van iedere goede moslem eist. Tussen zonsop- en zonsondergang nemen ze geen korrel voedsel, geen drup water tot zich, en slechts zij die aan den lijve het woestijnklimaat hebben ondergaan weten wat dit be tekent! Pas als in de avond schemer een zwarte en een witte draad niet meer van elkaar te onderscheiden zijn mogen honger en dorst gelest worden. En vaak gaat de vrome zó ver, dat hij tijdens de vasten zijn eigen speeksel niet inslikt, en dit is misschien nog wel het grootste offer. DE OUDE DAME bleek ge parenteerd aan iedereen, die in haar ksar iets had in te brengen. De burgemeester was een broer van wijlen haar man, en een dergelijk man moet van zeer voorname fa milie zijn. Voor de diensten die hij zijn dorp bewijst krijgt hij generlei beloningen, daar om is hij dus de meest ge schikte om eerlijk te regeren, al is hii wel verantwoording schuldig tegenover de djemaa. Zodra hij echter op enige wijze het vertrouwen van het dorp verliest gaat hij er on verbiddelijk uit en komt er een nieuwe burgemeester. Het pleit voor de regeerders, dat dit laatste uiterst zelden voor komt. Het leven vai. de oude dame was niet over rozen gegaan. Dat gaat het leven van een Berbervrouw zelden. Ze had op de akkers gewerkt en ge holpen bij de dadeloogst. Ze had drie van haar kinderen zien sterven, maar dat was Alla's wil en ze wist hen vei lig in het paradijs. Haar drie overgebleven zoons waren de glorie van haar oude dag en ze behoedden haar voor het treurig lot van de vrouw, die alleen maar dochters of hele maal geen kinderen krijgt. Haar man had haar steeds ge waardeerd en haar raad als zeer verstandig beschouwd, en daardoor was haar in directe invloed op het dorps leven zeer groot geweest. In huis was ze de baas, volkomen en onherroepelijk, wat zij zei gebeurde. Bovendien bezat ze geld van zichzelf, want ze had steeds mogen behouden wat ze verdiend had. al erfde ze natuurlijk niets van de fa miliegoederen, behalve de sie raden. Maar die had ze aan de vrouw van haar oudste zoon geschonken omdat die beter pasten bij een jong ge zicht. En haar zoon was dol verliefd op zijn jonge vrouw, die mooi en van goede familie was en het was dus welge- voeglijk, dat ze zijn geluk ver hoogde door zich steeds zo mooi mogelijk te maken. Bovendien verwachtte ze een kind en nu wachtte iedereen op de zoon, die de familie moest voortzetten. „En als het een meisje wordt?" ZE KEEK ME van terzijde even aan. „Dan is dat Allah's wil. Ik ben zelf een vrouw en heb daar nooit spijt van ge had". Weer die scheve glim lach. „Maar voor mijn schoon dochter hoop ik dat het een zoon zal zijn, dat is beter voor haar hele positie". Toen kwam er in de verte een jonge dandy aan in een citroengele zijden djelabba. Er stak een geurige bloem achter zijn oor. goud draad glansde in zijn tulband, een zilveren ring aan zijn vin ger. In zijn fijnbesneden mond bungelde onverschillig een sigaret. Hij zoemde een liedje en staarde in het groen. „Mon fils", zei de oude dame. Er gleed een blik van grote trots over haar ver weerd gezicht. „De oudste". Ik dacht dat het toch maar beter zou zijn voor het jonge vrouwtje, als ze haar positie verzekerde met een zoon. Want deze oudste zoon en trotse gemaal had heel veel weg van het bruine stiertje. Bob Tadema Sparry IK HEB EENS in de vallende avond op een aarden dammetje gezeten bij een kleine ksar, die midden tussen heel oude tuinen lag. Het was geen imposante ksar, de. muren waren laag en brokkelig, de houten poort was weg gesleept voor nuttiger doeleinden. Maar aan vier kanten liep om de muren een breed pad en daarlangs een nog bredere seguia, waarin het water voor de irrigatie van de tuinen met grote vaart voorbijstoof naar een klaterend watervalletje. Oude vijgebomen met knoestige stammen drongen tegen de muren op en het regende groene vruchtjes op het pad. Over de muur hing een druivenwingerd in een wilde, warrige cascade omlaag, er hingen nog een paar trossen blauwe druiven aan, waar niemand naar taalde. Geen woonstee kon idyllischcr gelegen zijn dan deze armoedige kleine ksar. DE LAGE AVONDZON straalde over de kantelige lijn van de loodrechte rotsen, die veilig deze oase omsloten hielden, en een gouden stof nevel hing boven het pad, waarlangs de ksarbewoners langzaam op en neer drentel den. Het werk van de dag was gedaan, er passeerde nog een enkel ezeltje dat een zilveren aureooltje kreeg rond zijn stoffige huid, en de grote man den vol verse gierst en klaver, die hem terzijden hingen, werden zeldzame schatten van louter smaragd. Er kwamen wat koetjes drinken bij het diep uitgesleten plekje bij de sekuia, waar de kant diep was ingedeukt, zodat het ijskoude water bereikbaar was voor mens en dier. Het waren kleine, kastanjebruine koetjes met fijne kopjes en sierlijk ge bogen. vinnige horentjes. Ze liepen pretentieus trippelend het pad af en wachtten als welopgevoede dametjes ieder haar beurt af om te drinken. Er was een jongetje bij om op hen te passen, hij kluifde aan een perzik, met dromerige blik. Er kwamen ook wat schapen, wit en wollig als wolkjes in het alles flatteren de avondlicht. Ze deden on handig en schutterig bij het drinken, ze duwden elkaar, misdroegen zich, maar ver dwenen toen haastig. Want langs het pad kwam het stiertje uit de ksar, en drie man geleidden het naar de drinkplaats. Het was een ste vig, gedrongen stiertje met de bolle, brutale ogen van de echte „ladykiller". Zijn scherpe hoeven, lang aangegroeid in zijn stenen stal tot ze om krulden als de schoenen van een middeleeuwse dandy of de sloffen van de grootmogol, glibberden en slipten over het harde, gladde leem. Zijn ho rens waren kort en recht en scherpgepunt. Hij gedroeg zich overmatig zelfbewust en zwaaide met zijn kop. Voor de schapen toonde hij geen aan dacht, maar wel voor de zeven kokette koetjes, die nog in de verte wegdribbelden. Er kwam een diep geluid uit zijn kwij lende bek. De drie mannen lachten en zeiden iets tegen elkaar waar de ondeugendheid dik oplag al kon ik er geen woord van verstaan, en trok ken het stiertje met zachte dwang naar het water. ER GLANSDE in de verte iets wits; er kwam een jong paartje aan. Ze hielden el kander bij de hand als kin deren, en hun grote zwarte ogen staarden dromerig recht voor zich uit. Voor hen be stond de wereld niet, ze zagen niets en niemand, zelfs niet elkaar, en hun enig onderling contact waren die los ineengestrengelde vingers. De zilveren enkelringen van het meisje klikten boven haar kleine blote voeten. Ze was jong en mooi als veel Marok kaanse Berbermeisjes. Haar kleed was nieuw en wit en de wind blies het strak tegen haar smalle heupen. De jongen was groot en slank en ook in het wit. Ze gleden langs me heen. en alleen het meisje schonk me een wazige glim lach. TOEN KWAM de oude dame. Ze was nog kaarsrecht en knap. Ze was in het donkerblauw en droeg met onnavolgbare gratie haar draperieën. Veel tanden had ze niet meer, maar haar haren waren nog even git zwart als toen ook zij, jong en dromerig, ditzelfde pad af wandelde met de liefste van haar hart. Ze keek het jonge paartje na, glimlachte een vergoelijkend lachje, keek mij aan en toen lachten we bei den om die wereldvergeten jeugd, die wij helaas nooit meer zouden beleven. Ze kwam naast me op het wal letje zitten, streek haar kleed glad en bekeek me oplettend. Haar oudste zoon was lid van de dorpsraad. Na een tijdje zei ze: „Vous êtes de Tineghir?" Ze sprak dus Frans, een wonder voor een Berber vrouw. Het was echter niet gemakkelijk haar te volgen, want haar gutturale accent gaf de woorden een vreemde draai. Ze had heel lang ge werkt voor de Franse mili-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1959 | | pagina 18