Suikerziekte TWINTIG JAAR GELEDEN ten aiuchtige histaüe aan kCeding en made (2) Kort verhaal door Lyda Elk an Erbij in het ideale geval, over de rug in pijpe- krullen tot in de knieholte en vóór het oor langs over de borst, tot onder de taille. Krulletjes op het voorhoofd, samengehou den door een diadeem of koordje, op het achterhoofd eindigend in een knot. Het bo- lero-achtige 'jakje reikt niet verder dan de taille, de randen zijn overvloedig ver sierd. Het jakje zelf is effen of vrij grof gestreept, het bedekt alleen rug en boven armen. De rok is lang en van boven tot onder voorzien van stroken. Soms een kort extra-rokje, op de heup slechts 15 cm. lang, aan rug- en voorzijde ongeveer een halve meter. Als sieraden worden alleen uiterst eenvoudige armbanden gedragen. Schoei sel ontbreekt geheel. VAN DE VERSCHILLENDE Griekse kledingstukken moet als eerste genoemd worden de chiton, meestal van linnen, al tijd rechthoekig. Om iets van de Griekse kleedgewonten te leren begrijpen, kunt u nu het best voor een spiegel gaan staan. U neemt een laken, een paar spelden en uw meetlint. Het laken houdt u om u heen, IN HET VORIGE ARTIKEL over de ge schiedenis van kleding en mode (Erbij van zaterdag 7 november) waren we in Mesopotamië beland In de achtste eeuw v. C. is Assyrië onder koning Sargon be langrijk, als grootste macht ten oosten van de Middellandse Zee. In de zevende eeuw gaat het op in het Nieuw-Babyloni- sche rijk, dat op zijn beurt de erepalm uit handen moet geven en wel aan Perzië, omstreeks 500 v. C. Over deze gebieden is een uitgebreide kostuumgeschiedenis te vertellen maar wij beperken ons tot de kleding van vor sten uit de bloeiperioden. Over hen zijn wij ook het meest volledig geïnformeerd. In het jaar 715 v. C. draagt koning Sargon twee tunica's. Het eerste onderkleed (pri maire tunica) is van dunne wollen stof gemaakt en onversierd. Het tweede is aan de onderkant van franje voorzien en ge borduurd, evenals de fraaie sjaal. Deze heeft lange franje, bevestigd aan een open gewerkte rand. De sjaal vervult de func tie van lichte mantel. Op het hoofd draagt de koning de linnen kydaris (soort tulband) met een mitra (brede, bewerkte band) waarvan de slippen over de schouders val len. Het schoeisel bestaat uit sandalen, met een ring om de grote teen. De siera den om bovenarm en polsen zijn te ver gelijken met die uit het huidige „edel- smeed"-genre. De favorite van de koning windt zich een brede sjaal spiraalsgewijs om het lichaam die overal ven rijk is geborduurd en afge zet met sier-randen. Muiltjes van geitevel (bij de hiel) en soepele stof. Zij gebruikt een waaier. De intendant was beslechter van ge schillen tussen naijverige bij-vrouwen, handhaver van orde onder alle kleine Sargonnetjes. Daarnaast is hij echter de man die de koning goede diensten kan be- wijzen, een minister van intieme zaken. 'Als vertrouwensman mag hij royaal ge kleed gaan: twee tunica's zij het van wat eenvoudiger makelij. Ook een sjaal slechts wat minder oveidadig gebor duurd, en als sjerp te diagen. Sieraden draagt hij om bovenarm en pols alleen glad in plaats van bewerkt. En géén baard. Zo zal de favoriete van de koning hem al tijd herkennen, en weten dat hij belast is met het zorgen voor en bewaken van de haremvrouwen. BIJ DARIUS I, koning der Perzen, is het gewaad zeer geplooid. Voor het eerst komt de „cape"-vorm die van de mouw meer nabij. De stof van deze „mouw" loopt breed door over de rug; de ruime plooien ontspringen aan de rugschouder. Het gedeelte dat de arm (wanneer deze is uitgestrekt) omsluit, heeft een met de rug contrasterende kleur, of een ander dessin. Hierdoor wordt het mouw-effect nog verhoogd. Vooral goud, bruinrood en zeegroen overwegen. In de troon is veel ivoor verwerkt, de poten hebben een origi nele vorm. En realiseert u zich eens hoe oud eigenlijk ons brave voetenbankje is! PERZIë wordt onderworpen door Alexander de Grote, koning van Mace donië. Dit gebeurt omstreeks het jaar 300 v. C. Hiermede is onze nieuwsgierig heid gewekt naar de ontwikkeling in een ander gebied uit de oudheid: Griekenland. In de Griekse wereld van vóór 1400 v. C. overheerst Kreta als cultuurcentrum. Men kleedt zich dan ook naar Kretensisch voor beeld. De man die er met de speer op uit trekt, draagt een lichtblauw jurkje met eenvoudig dessir, en een gouden band om het middel. Zijn kousen laten de voet vrij onder de oksels door. en aan één zijde de zelfkanten tegen elkaar. Zowel van voren als aan de rugzijde heft u het laken bij de schouders iets hoger zodat van de rug kant 10 a 15 cm. over de voorzijde valt. U laat een speld uw Griekse pin of knoop zijn. Om de arm voldoende bewegingsvrij heid te geven, moet u wel i-oyaal met de stof zijn. Het teveel aan stof wordt niet door middel van knippen (het armsgat!) weggewerkt, doch mag zichzelf in plooien onder de arm een plaatsje zoeken. In de taille of iets daaronder strikt u uw meet lint en verdeelt u alle ruimte gelijkmatig in losse plooien. U bent nu gekleed in chi ton. De ene open zijkant is natuurlijk een probleem. De Atheense vrouw zorgde voor een ruime overslag, onder de ceintuur. Bij het lopen werd hoogstens haar onderbeen zichtbaar en dat was in die periode van vrijmoedige gewoonten geen bezwaar. De Spartaanse vrouw liet de stof aan één zij de wijd uitwaaieren, waarom de Engelsen haar nu nog noemen „the hip-showing one". MOGELIJKHEDEN zijn er genoeg, bij de chiton. De stof kan aan de hals naar buiten omgevouwen worden en vrij neer hangen tot op verschillende hoogten (in de praktijk als regel een handbreedte bo ven de taille). Ook kan men twee cein tuurs boven elkaar dragen en de stof daar tussen een „lus" laten vormen van onge veer 15 cm. (de diplois). De diplois komt veel voor bij de peplos, een wollen opper kleed, waarin soms over de bovenarm de stof wordt bijeengehouden als op de schouder, zodat een mouw ontstaat. Jon gelui en reizigers kennen reeds de capu chon, een aparte lap stof, met een broche recht onder de kin vastgehecht aan chi ton, peplos of (bij de mannen) korte chi ton. EEN VRIJE FANTASIE op chiton en peplos wordt verkregen door de gedra peerde stof bijeen te houden met behulp van banden waaraan een vrij brede strook geplooide stof is bevestigd De later Grie kenland te noemen gebieden worden na 2000 v. C. vanuit het. noorden bevolkt. De immigranten verspreiden zich en vormen een wirwar van stammen en staatjes, waaruit geen eenheid groeien wil. Pas na de grote volksverhuizing (einde 13e eeuw v. C.) wordt de toestand stabiel. Drei ging van buitenaf doet zelfs een soort „na tionaal" gevoel ontstaan. Later brengt de bezetting van Noord- en Midden-Grieken- land (door de Perzen) Sparta en Athene tezamen. Wanneer zij, grotendeels door Sparta's kracht, de Perzen weten terug te dringen, breekt er een gouden eeuw aan, echter niet zozeer voor het strijdlustige Sparta als wel voor het meer bezonken Athene. TOEN JOZEF EN HENDRIKJE bijna twee weken op hun kleinzoon hadden ge past, kregen ze een telegram waarin stond dat de ouders de volgende dag te rug zouden keren. Om Hendrikje de gele genheid te geven zich op de ontvangst van haar Kinderen voor te bereiden besloot Jo zef de kleinzoons op een wandeling in het bos te trakteren. Hij had ze dit reeds lang beloofd, maar er was steeds iets tussen gekomen. Nu was het dan eindelijk zover en op deze warme zomerdag trokken de jongetjes hun Opa aan zijn armen voort om hem tot grotere spoed aan te manen. Langs moestuintjes en kronkelweggetjes arriveerden ze ten slotte in het bos der belofte. De bomen brachten Jozef onmid dellijk naar zijn „twintig jaar geleden", een geliefkoosde uitdrukking van hem. die zowel vijftig als een jaar geleden be tekenen kon. De vriendelijke groene om geving inspireerde zijn oude mannen hart tot lang vervlogen dichtregels, maar de kleinzoons waren nog zover niet en za gen slechts de nuchtere realiteit der stam men en zetten die zonder omslag over in een spelletje „stuivertje wisselen". Jozef werd benoemd tot achtervolger en hij had de grootste moeite een boom op hen te ver- overen. Toen dit eindelijk gebeurd was stelde hij hen voor er nu maar mee op te houden, uit angst zijn duur verkregen boom weer prijs te moeten geven. HIJ LIET ZICH op een bankje neerval len en gaf zich over aan zijn mijmerin- en zijn te vergelijken met. die welke bal- gen. terwijl de kleinzoons uitkeken naar letdansers dragen bij de training. een andere speelgelegenheid. Die vonden Het haar van de vrouw is lang en hangt ze al spoedig. Langs het bospad lagen enige gevelde stammen waar de oudste bovenop kroop om aan de hand van zijn broertje zijn evenwicht te demonstreren. Jozef, die het spel onbewust had gadege- slag kwam plotseling overeind en liep op de jongens toe. —Twintig jaar geleden, oreerde hij, lie pen wij ook over zo'n stam. Maar we hiel den elkaar niet vast. Kijk, we deden het zo. Met enige moeite trok hij zich op aan de stam. stond er even later bovenop en breidde zijn armen uit als een vogelver schrikker. Voetje voor voetje wandelde hij naar het andere eind. De kinderen juich ten. Dat was nog eens een Opa, die zulke ongelooflijke moeilijke dingen kon. Dat is nog niets, pochte Jozef. Twin tig jaar geleden klommen we in bomen. Maar dat mogen we niet van Pa, zei den de jongens spijtig. Mocht Pa het wel van U? JOZEF, die zijn pedagogische blunder voelde, krabde zich eens nadenkend ach ter het oor. Nou, een klein eindje dat mocht wel. Maar twintig jaar geleden klom ik in de hoogste takken! Oooooooh, zeiden de jongens vol be wondering. Hè, Opa. klimt U nog eens. Jozef, aangestoken door de herinnering aan zijn helfhaftige verre jeugd, voelde zich opeens weer de branie die hij toen tertijd geweest was. Hij was weer tien jaar. Hij liep met zijn kameraden door het bos en schepte er over op dat hij het eerst de top zou bereiken. In een minimum van tijd had hij zijn colbert-jasje uit. Met de ALS WIJ EEN patiënt moeten zeggen, dat hij sui kerziekte heeft, krijgt hij meestal een schrik, want tegelijk herinnert hij zich deze of die goede kennis, die dezelfde ziekte heeft en die met diverse injecties en dieet- voorschriften overhoop ligt, of die aan complicaties van deze ziekte lijdt. Hij komt gemakkelijk op de gedachte, dat hij nu ziek en invalide is, niet meer in staat iets te pres teren. Zo'n standpunt maakt natuurlijk moedeloos. Wij ontmoeten echter ook men sen, die, wanneer zij zich hebben ingesteld „suikerziek te te hebben", onverschillig zijn en zich verder geen zor gen maken. Beide standpunten zijn onjuist en gevaarlijk; het zijn uitersten, die de toe stand alleen kunnen vererge ren. Wij moeten ons derhalve goed voor ogen stellen, wat voor ziekte het is en hoe wij haar 't hoofd kunnen bieden. SUIKER IN DE urine is ge woonlijk het eerste feit dat door de arts wordt geconsta teerd. Hij laat dan ook het bloedsuike r-gehalte be palen, dit is het gehalte (druiven)suiker in het bloed. Dit bedraagt normaal 80120 mg%. Daar een maaltijd nog uren daarna invloed op de bloedsuiker heeft, wordt de bloedsuikerbepaling 's mor gens vóór het ontbijt gedaan. Eigenlijk moet men en dit gebeurt dan ook in een kli niek of ziekenhuis door een nauwkeurige suikerbelasting- proef deze functie precies vaststellen. Men geeft een be paalde hoeveelheid suiker en bepaalt in korte tijdsruimten het bloedsuikergehalte, waar na men vanaf een curve (een grafische voorstelling) kan aflezen en kan constateren of er suikerziekte is of niet. De suikerstofwisseling wordt be- invloed door een hormoon een afscheiding van bepaalde groepen cellen in de buik speekselklier dat onder de naam i n s u 1 i ne algemeen bekend is. Dit insuline doet het bloedsuikergehalte zak ken, terwijl het zorgt voor de voorraadvorming van suiker, dat wil zeggen de suiker wordt in het bloed in een duurzame suiker omgezet (het koolhydraat Glycogeen), waaruit door een ander hor moon altijd, wanneer dit no dig is, weer suiker gemaakt kan worden. ZEER ZEKER moeten deze hormonen, zonder met elkaar in strijd te komen, samenwer ken; klopt deze samenwerking niet, dan kan daaruit in de suikerstofwisseling een ern stige storing ontstaan. Teveel insuline doet het bloedsuiker- gehalte tezeer zakken: er ont staat moeheid, duizeligheid, geeuwhonger, koud zweet, onpasselijkheid, zelfs soms bewusteloosheid (insuline- shock). Daarom moeten sui kerpatiënten, die geregeld in suline krijgen, steeds suiker klontjes bij zich hebben, om bij een eerste aanwijzing van overdosering van insuline, dit tegenmiddel in te nemen. DE VOORNAAMSTE OOR ZAAK van de suikerziekte is dat de genoemde celeilandjes in de buikspeekselklier deze insuline niet meer of niet meer voldoende afscheiden en zodoende het vormen van voorraad onmogelijk of on voldoende is. Het stijgen van het bloedsuikergehalte is er het gevolg van en daarmee ook de afscheiding van de in het bloed zo ruim aanwezige suiker in de urine. Er bestaan echter ook afscheidingen van suiker in de urine zonder suikerziekte. Deze kunnen voorkomen na een voeding, die rijkelijk is voorzien van suiker of kool hydraten (suiker, aardappelen, brood, gebak, compote, enz.). Dan vindt men geen te hoog bloedsuikergehalte en een normale suikerbelastingproef! In dit geval moet worden aangenomen, dat de nieren reeds met een gering suiker gehalte beginnen suiker door te laten naar de urine. DE OORZAKEN van sui kerziekte zijn niet altijd pre- om koudvuur (het afsterven van een lid door onvoldoende bloedcirculatie). Dit op zichzelf is absoluut geen aanwijzing voor suikerziekte, niettemin een dikwijls voorkomende complicatie bij suikerziekte; wij zullen hier nog nader op terugkomen. De complicaties bij suiker ziekte vereisen onze bijzondere aandacht, want het doel van de behandeling is juist, deze zorgvuldig te vermijden. DE MEEST GEVREESDE complicatie is het zogenaamde coma, een toestand van moe heid, lusteloosheid en slape righeid met een algemene lichamelijke verslapping tot een volledige bewusteloosheid toe. Dit coma berust op een foutieve werking in de stof wisseling, waarbij bepaalde giftig werkende stoffen ge vormd worden. De uitademing ruikt naar aceton (zoals nagel lak) en zonder geneeskundige (Van onze medische medewerker) cies te noemen. Meestal ligt het niet alleen aan de onvol doende werking van de cellen. Op oudere leeftijd kan men aan een bepaalde beschadiging van de cellen worden ge dacht, veroorzaakt door slech te bloedsomloop, maar er komt ook suikerziekte voor bij kinderen, waar niet altijd precies gezegd kan worden, wat de oorzaak is. Wanneer wij het voorkomen van sui kerziekte in beschouwing nemen, dan valt het ons op, dat op het ogenblik in som mige landen de suikerziekte op 't punt staat toe te nemen. Een toename van deze ziekte vertoonde zich dan ook prompt met de verhoogde levensstandaard en de weel deriger levenswijze. Een rui mere voeding, samen met het modern jachten, psychische belastingen en onvoldoende lichaamsbeweging (automobi listen) schijnt de ontwikkeling der suikerziekte vergaand te bevorderen. Verder spelen daarbij ook zekere erfelijk heidsfactoren een rol, en wel in die zin, dat niet de ziekte zelf erfelijk is, echter wel de aanleg of de neiging er toe. DE VERSCHIJNSELEN van suikerziekte zijn veelsoortig: de één wordt door een akelige dorst (die hem liters doet drinken, ook water) naar de dokter gedreven, terwijl hij zich ondanks goede eetlust moe voelt. Een ander komt vanwege een jeukuitslag Van het onderlichaam (zitvlak, omgeving 'der geslachtsorga nen), juist die delen der huid, waar de suikerhoudende urine, al is het maar in spo ren, mee in aanraking komt. Soms trouwens zijn het pas de complicaties die hem naar de dokter doen gaan. Dan worden zij geroepen bij een oude heer met een licht ge zwel aan de teen, dat niet helen wil, de teen is blauw achtig en koud; hier gaat het hulp is de dood het onverbid delijke gevolg. Als verdere complicatie hebben wij reeds het afster ven vermeld, waarbij zich circulatiestoringen aan de einden der ledematen kunnen voordoen. Deze worden ver oorzaakt door de slechte toe stand der kleine bloedvaten, terwijl door verdikking der vaatwand de bloedstroom steeds meer wordt gehinderd, dus in grote trekken aderver kalking. Men kan zeggen dat suikerpatiënten bijzondere aanleg voor aderverkalking hebben; dit blijkt niet zelden aan de ogen te zien. Daar kunnen de veranderingen be langrijk zijn en leiden tot zware gezichtsstoornissen, dik wijls zelfs vergezeld van bloeduitstortingen in het bin nenste der oogbol, staar, en zovoorts. TENSLOTTE MAG niet worden vergeten, dat iedere voor „gewone" mensen on schuldige ziekte, zoals een steenpuist, een griep of even tueel ook een geestelijke schok, een ongeval, de suiker ziekte zeer kan doen vererge ren en derhalve met bijzon dere aandacht behandeld dient te worden. Tengevolge van hun lijden hebben suikerzie ken erg veel aanleg voor in fecties en eczemen, zodat naast de juiste behandeling van het grondlijden er dage lijks ook een zorgvuldige llchaamsreïniging moet wor den toegepast. De behandeling van suiker ziekte is er in de eerste plaats één volgens dieet, en meestal gelukt 't in de lichte gevallen, de gestoorde stofwisseling in evenwicht en het bloedsuiker gehalte weer op een normaal peil te brengen. Hoofdzakelijk bestaat zulk een dieet uit een beperking (het niet geheel en al uitschakelen) van zetmeel- achtige voedingsstoffen, zoals aardappelen, meelspijzen, brood enzovoorts en het genot van suiker vermijden. DIT DIEET kan maar niet zo uit de mouw schudden, het moet individueel wor den geprobeerd en er moet om zo te zeggen een persoon lijk eetschema worden opge steld. Deze instelling van een suikerpatiënt op zijn dieet gebeurt aan de hand van het doorlopend gecontroleerde bloedsuiker en de precies af gemeten hoeveelheid zetmeel en andere voedingsstoffen. In de praktijk kan men niet iedere suikerpatiënt in het ziekenhuis opnemen; dikwijls is een benaderende instelling voldoende onder nauwkeu rige controle van de arts waarbij voedingstabellen (koolhydratengehalte) en zo genaamde verwisselingstabel len van groot nut kunnen zijn. Hoewel de behandeling vol gens dieet op het eerste plan der behandeling staat, moet toch ook de algehele levens wijze op dit lijden worden in gesteld. Een volkomen ge nezen van suikerziekte in het beginstadium is niet onmoge lijk. echter er moet naast het dieet voor voldoende frisse lucht (ademgymnastiek) en voldoende lichaamsbeweging (sport) gezorgd worden. IK HERINNER MIJ een jonge student, die wegens een zware suikerziekte was opge nomen. Het weer kon naar zijn bloedsuikercurve worden afgelezen; bij mooi weer kreeg hij verlof te roeien, fietsen of wandelen en dan ging het bloedsuikergehalte regelmatig naar beneden en bij regenweer ging het prompt weer omhoog, omdat hij dan niet aan sport kon doen. De behandeling met geneesmid delen is de zaak van de arts. Dieet, tabletten (Nodison) of insuline zijn de grondslagen van de behandeling. Dankzij dieet en geneesmiddelen kan de suikerzieke verder als een „gewoon" mens leven. DE BEOORDELING van suikerziekte houdt natuurlijk in de eertse plaats de vraag in, hoe dit te voorkomen. Wij kunnen dit in het kort samen vatten. Evenals een refrein herhaalt zich eigenlijk steeds weer hetzelfde kuurplan, of het nu gaat om het voorkomen van een hartinfarct, de sui kerziekte of van een andere beschavingsziekte. Het is vol doende gebleken, dat het vol gen van de voorgestelde kuur zich voor alles tegen een te weelderige levenswijze en te weinig lichaamsbeweging richt. (Vergelijk de ondervin dingen tijdens de oorlog). In telegramstijl samengevat ziet deze kuur er ongeveer als volgt uit: 1. Geen zoetigheid; 2. Veel rauwkost; 3. Actieve lichaamsbeweging, zo moge lijk in de frisse lucht wande len, turnen, tuinarbeid enzo voorts; 4. Hygiëne bij het eten: langzaam eten, goed kauwen, niet te heet, niet te koud, niet te veel eten;; 5. Principieel niet opwinden; 6. Voldoende rust (slaap!); 7. Een goed geweten is een zacht kussen. Het lijkt mij niet hachelijk een verge lijking te trekken tussen vrouw en vaas. Er zijn stoffen die de befaamde Griekse randen vertonen; er zijn er die in horizon tale banen afbeeldingen dragen van mens en dier; er zijn ook stoffen waarbij men nauwelijks versiering opmerkt. In het laatste geval is de dienende functie van de stof het duidelijkst: het gaat erom het lichaam te bedekken om de lichaamsvor men duidelijk en charmant te doen uitko men. C. van Ruyssel ogen half dichtgeknepen mat hij de hoog te van de dichtstbijzijnde beklimbare denneboom. Daar gaat ie! riep hij en slingerde zich bereids op de eerste tak. Vol verba zing staarden de kinderen naar elk gebaar dat Opa maakte. Deze klom almaar hoger en was zo verdiept in zijn inspannende ar beid, dat hij niet merkte, hoé hoog hij al was. Een nest, jongens, hoorden de kleinen hem roepen. Daarna keek hij naar bene den. Tegelijkertijd klemde hij zich met beide armen aan de stam vast; een dui zeling had hem overvallen. Langzaam draaide hij zich half om en liet hij zich voorzichtig op een tak rteerzakken. IS ER EEN NEST, Opa? hoorde hij de jongens vragen. Jaha, hijgde Jozef. Bevend haalde hij een zakdoek te voorschijn terwijl hij met een arm krampachtig de stam omklemd hield. Opa, riepen de jongens, komt u nou weer naar beneden? Voor geen goud zou Jozef toegegeven hebben dat hij niet durfde. Dan valt mijn horloge uit mijn zak, verzon hij de eerste de beste uitvlucht. En na een poosje: Haal eens een ladder. Waar vandaan, Opa? Dat doet er niet toe, haal maar een ladder. De zevenjarige keek zoekend om zich heen of er soms ladders in het bos groei den. Ik zie geen ladder, zei hij dan ook logisch. Ga maar even naar huis en vraag of ze een ladder willen sturen. Moet Wimpje ook mee? vroeg Jantje nog een nader. Jozef, door een plotselinge angst voor het alleenzijn getroffen, beval Wimpje hier te blijven. Terwijl Jantje in het bos ver dween, vleide de kleine zich onder de boom neer, stak zijn duimpje in de mond en wachtte rustig de komende gebeurte nissen af. JOZEF DAARENTEGEN, kreeg het hoe langer hoe benauwder. Luid krassend vloog een grote kraai in cirkels om hem heen. Blijkbaar was hij de trotse bezitter van het nest dat Jozef zo trionfantelijk ontdekt had. Angstig sloot Jozef de ogen af en toe één openend om niet in slaap te vallen. Twintig jaar geleden had hij we) eens in een avonturenboek gelezen, dat kraaien iemands ogen uitpikten omdat ze dachten lat het glinsterende steentjes wa ren. Ruim een uur later hoorde hij in de verte het geluid van een bal. Na enige tijd zag Jozef vanuit zijn hoge uitkijkpost een brandweer-auto naderen. Hotsend en botsend baande deze zich een weg door de nauwe bospaden. Toen de auto stil hield onder de boom, herkende Jozef zijn oud ste kleinzoon bij de bel. Daarna ont dekte hij Hendrikje, die met een roodbe- huild gezicht op een der banken zat. De brandweerlieden sprongen van het vehi kel, stelden zich in slagorde op en wacht ten de bevelen van hun commandant af. Jantje wees ijverig naar boven, naar zijn Opa die als een vleermuis tegen de tak geplakt zat. Jozef voelde zich echter aller minst een vleermuis. Hij was woedend over zijn armzalige figuur dat hij sloeg. Laten wij een figuur slaan, om het te kun nen redden dacht hij echter filosofisch, ter wijl hij de ironische opmerkingen der brandweerlieden slikte. BEDRIJVIG SCHOVEN de mannen een ladder uit. Een liep naar boven, terwijl zes anderen een vangzeil onder de boom ophielden. Met zelfbewuste gebaren tilde de brandweerman de oude man van de tak en vleidde hem over zijn schouder waar hij als een ledepop bleef hangen en daal de weer af. Toen hij weer op zijn benen stond, bleef Jozef enige ogenblikken beduusd staan. Maar voor hij zijn tegenwoordigheid van geest terug had was Hendrikje al op hem toegesneld en legde zij met een drama tisch gebaar haar hoofd op zijn schouder. Oh, Jozef, snikte zij, hoe heb je zo iets kunnen doen. Jozef schoof haar op armlengte van zich af en zag haar streng aan. Hendrikje, sprak hij, weet je nog wat je tegen me zei, twintig jaar geleden, toen we elkaar pas kenden? Jazeker, kijfte Hendrikje opeens. Dat je een opschepper was en bovendien was het geen twintig jaar geleden, maar min stens veertig jaar. Bedroefd schudde Jo zef het hoofd. Hendrikje, Hendrikje, mompelde hij, moedwillig de tweede opmerking nege rend, waar is je geheugen. Je zei, en ik weet het nog als gisteren, Jozef, zei je, jij bent een man die nog eens de hoogste top bereikt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 17