Horen en zien TANCHELIJN van Harry Mulisch Fantoom in de bar HULMAN SUNBEAM HUMBER PANDA EN DE TROETELTROEP GRIEP YDO EN DE DRAAK. AVONTUREN VAN EEN HOND MAANDAG 29 FEBRUARI 1960 4 radio tefezisic AANKONDIGINGEN EN 1N Dodelijke techniek heerst overal neem vlug .Akkertjes" in huis AKKERTJES helpen direkt De radio geelt dinsdag T elevisieprogramma Automobielbedr. J. J. Nijman DOOR WILLIAM IRISH 10. De inbreker bleek niet vlug van be grip te zijn. Het kostte Jolliepop tenminste heel wat moeite om hem duidelijk te ma ken, dat hij Panda niet was. Toen dat ein delijk tot de trage kolos doordrong liet hij Jolliepop los en wendde zich tot Panda. „Ik heb zo'n spijt," zei hij. „Ja, ja," zei Panda haastig, dat hebben we gemerkt. „Maar waarover hebt U eigenlijk spijt?" „Omdat ik die brandkast heb gestolen," antwoordde de inbreker. „Zoiets mag ik niet doen. Het maakt me zo ongelukkig." „Waarom steelt U dan, als het U zo onge lukkig maakt?!" riep Panda verbaasd. „Het is een zwakte van me," antwoordde de inbreker. „Als ik iets zwaars zie, zoals een brandkast of een piano, probeer ik al tijd of ik het kan optillen. En als ik het op til, neem ik het mee. Gek hè?" „Zeer vreemd," gaf Jolliepop koeltjes toe. „Maar nog vreemder is het, dat U hier in het holst van de nacht aanbelt, om ons van Uw zonderlinge gedragingen te vertellen. Voor bekentenissen kunt U zich beter bij de politie vervoegen. Het ontgaat mij, wat meneer Panda hiermee te maken heeft." „Maar meneer Panda moet me helpen!" riep de inbreker, „ikik ben zijn be- schermelingetje. Hij heeft me geërfd van tante Petronella!" De verbluffende vaardigheid van Enny Mols-de Leeuvve om een aantal zeer uit eenlopende karakters uit te beelden in stem en gebaar is niet een ideaal talent voor de televisie gebleken, althans niet een talent dat lang bruikbaar is. De technische mogelijkheden van de tele vise maken namelijk een zo geraffineerd gebruik van deze, op zichzelf bewonderens waardige kunst, dat de toeschouwer het verband kwijtraakt tussen de taferelen die hij ziet en het besef, dat hier één en de zelfde vrouw aan het woord is. Daardoor blijft er slechts een niet zo erg boeiende sketch over, die op de kijker het effect heeft door vier verschillende personen te worden opgevoerd. Het bindmiddel de stellige gedachte aan die ene vrouw in vier karakters wordt door de technische te levisietrucs weggenomen en dat betekent een verarming van de mogelijkheden, die het talent van Enny Mols-de Leeuwe op het toneel zou hebben. De voordrachts kunstenares valt op het scherm in vier aparte persoonlijkheden uiteen en er blijft niets boeiends, niets verbluffends over dan de overweging, dat de televisie een tech nisch wonderbaarlijk medium is. Niettemin werd „Scherzo", een klein- kunstprogramma onder leiding van Jelle de Vries en regie van Dick van Bommel, danig door Enny Mols-de Leeuwe opge luisterd. Hans Kaart zorgde voor een in teressant en humoristisch intermezzo, waarbij de combinatie film-televisie vaar dig was uitgebuit. Voor de rest was het een traag en soms vervelend gedoe. Voor al de taaie voordracht van Herbert Joeks vergde veel van het geduld en het niet onaardige „synchronisatiespelletje" van Bueno de Mesquita en zijn metgezel was ook te lang gerekt. Henk Elsink zong een saai „levensliedje" en Joekie van der Valk kon evenmin sterk boeien, al heeft ze wel talent voor het komische effect. Noortje de Vries zorgde voor een welkome ople ving door een suggestief vertelde tragi komedie en ook Marijcke van der Eist, een Haarlemse semi-prof op de planken, boeide met haar Frans chanson. Jelle de Vries zorgde voor het „menselijke con tact" met zijn onschuldige „Perry Como- blik", die op den duur irriteert. Zoals al tijd was de politieke poppenpraat van Piet Fryma aardig en raak. Een zo indringende, bekwame geeste- Advertentie HILVERSUM I. 402 m. 7.00 AVRO. 7.50 VPRO. 8.00-24.00 AVRO. AVRO: 7.00 Nieuws. 7.10 Gvmnastiek. 7.20 Gram. VPRO: 7.50 Dagopening. AVRO: 8.00 Nieuws. 8.15 Pianospel. 8.30 Gram. 9.00 Gymn. voor de vrouw. 9.10 De groenteman. 9.15 Gram. 9.35 Walerst. 9.40 Morgenwijding. 10.00 Gram. 10.50 Voor de kleu ters. 11.00 Orgelspel 11.15 Voor de zieken. 12.00 Lichte muz. 12.20 Regeringsuitz.: Landbouwrubr. 12.30 Land- en tuinb.meded. 12.33 Zang en piano. 13.00 Nieuws. 13.15 Meded. en gram. 13.25 Lichte muziek. 13.55 Beursber. 14.00 Gram. 14.40 School radio. 15.00 Voor de vrouw. 15.30 Sopraan, alt en piano. 16.00 Van mens tot mens, lezing. 16.30 Voor de jeugd. 17.30 Amateursprogr. 18.00 Nieuws. 18.15 Pianospel. 18.30 Lichte muz. 19.00 Voor de kleu ters. 19.10 Muzikale quiz. (Om 19.05 Paris vous parle). 19.50 Act. 20.00 Nieuws. 20.05 Gevar. progr. 22.00 Instrum. kwartet. 22.30 Nieuws en beursber. van New York. 22.40 Kerkorgelconc. 23.00 Crimi nele causerieën. 23.15 Carnavalsprogramma. 23.55 24.00 Nieuws. HILVERSUM II. 298 m. 7.00—24.00 KRO. KRO: 7.00 Nieuws. 7.15 Gram. 7.30 Voor de jeugd. 7.40 Gram. 7.45 Morgengebed en overweging. 8.00 Nieuws. 8.18 Gram. 8.50 Voor de huisvrouw. 9.40 Schoolradio. 10.00 Voor de kleuters. 10.15 Gram. 11.00 Voor de vrouw. 11.30 Gram. 1.50 Volaan.. vooruit, lezing. 12.00 Middagklok - noodklok. 12.03 Gram. 12.30 Land- en tuinb.meded. 12.33 Gram. 12.50 Act. 13.00 Nieuws. 13.15 15 jaar geleden, praatje. 13.20 Platennieuws. 13.35 Lichte muziek. 13.55 Alt en piano. 14.35 Voor de plattelandsvrou wen. 14.45 Gevar. progr. 15.50 Gram. 16.00 Voor de zieken. 16.30 Ziekenlof. 17.00 Voor de jeugd. 17.40 Beursber. 17.45 Regeringsuitz.: Land in zicht! Waarop is de koers gericht? De zilvervloot ver volgt zijn reis om de wereld. Een prijsvraag voor jongeren met aantrekkelijke prijzen. 18.00 Lichte muz. 18.20 Kaarten op tafel, gesprek. 18.30 Lichte muziek. 19.00 Nieuws. 19.10 Act. 19.25 Zang. 19.30 Gram. 20.00 S.U.S.-actie. 21.30 Promenade-orkest en sol. 22.25 Boekbespr. 22.30 Nieuws. 22.40 Gezin en huwelijk, lezing. 22.50 Gram. 23.30 Radio-phil- harmonisch orkest. 23.5524.00 Nieuws. BRUSSEL. 324 m. 12.00 Gram. 12.15 Pianorecital. 12.30 Weerber. 12.35 Tuinbouwkron. 12.40 Pianorecital (vervolg). 12 52 Koersen. 13.00 Nieuws. 13.15 Gram. 13.45 Gram. 14.00 Schoolradio. 15.45 Gram. 16.00 Koer sen. 16.06 Duitse les. 16.21 Ork.conc. 16.55 Gram. 17.10 Pianorecital. 17.40 Boekbespr. 17.50 Voor de jeugd. 18.20 Voor de sold. 18.50 Sportkron. 19.00 Nieuws. 19.40 Gram. 19.50 Praatje. 20.00 Omr.ork., -koor en sol. 21.00 Gram. 21.30 Operette-fragm. 21.50 Gram. 22.00 Nieuws. 22.15 Ork.concert met koren van het N.I.R. 22.45 Gram. 22.55—23.00 Nws. VOOR DINSDAG NTS: 20.00 Journaal en weeroverzicht. 20.20 Filmreportage. 20.4522.15 Speelfilm. lijke beschouwing als' ds. O. Jager uit Al melo als dagsluiting ten beste gaf doet het contrast tussen enigszins mislukt amuse ment en de kracht van een eenvoudig woord nog sterker uitkomen. O, ja. Sjoukje en Joan zijn eindelijk met. hun kür van Squaw Valley op het scherm verschenen. De Amerikanen vonden blijk baar dat het Nederlandse publiek er nu eindelijk rijp voor was. De zondagavond bracht „Artiestenca fé", waarvan het glansnummer geleverd werd door Wim Sonneveld, die met zijn bekende vlotte humor het café tot gelach kamer maakte. Tevoren had de actie „Doe open" ten bate van de vluchtelingenkam- commentatrice Karin Kraaykamp helaas commentatrice Karen Kraaikamp helaas de bezieling van het onderwerp miste en de sfeer door een sceptische opmerking al aanstonds verbrak. Voor dergelijke chari tatieve propaganda moet men als gespreks leider wel diep doordrongen zijn van de mogelijkheid tot suggestie, wil men het resultaat geen betreurenswaardige af breuk doen. Het Filmvenster bracht een interessante les over de filmkunst van Eisenstein met opnamen uit „Iwan de Ver schrikkelijke". Beeldschermer Advertentie LEIDSEVAART 342 TELEFOON 39517 8687. Diezelfde dag nog pakten de boeren en hun vrouwen alles bij elkaar, waar mee ze waren gevlucht, en ze vingen vrolijk de terugtocht aan naar hun dorpen. Want voor de draak behoefde nu geen vrees meer te bestaan, ze konden rustig naar hun eigen huizen terugkeren. Zo trok een lange rij mensen de stadspoort xiit, die allen bepakt en beladen waren. Maar ze voelden die last bijna niet; ze gingen heel wat opgewekter heen, dan ze ge komen waren. De boeren voelden zich gelukkig, toen ze weer voor hun eigen huisjes stonden en daar binnen konden gaan „Geen historisch toneelstuk in vijf bedrijven" heeft Harry Mulisch onder de titel van zijn „Tanchelijn" laten drukken in het programma van de voorstellingen, die de Nederlandse Comedie geeft van deze in opdracht van de gemeente Amsterdam geschreven en eenstemmig door de jury aanvaarde „kroniek van een ketter". De première zaterdagavond in de stampvolle hoofdstedelijke Stadsschouwburg is een opzienbarende gebeurtenis geworden, niet zozeer in de zin die blijkens de aan wezigheid van vijf stilgebleven rechercheurs in de zaal voor mogelijk werd gehouden, ook niet door noviteit van dramatische vormgeving, maar door de beheerste bezeten heid van een creatief proces met elementaire bouwstoffen van levenswaarheid. Ongetwijfeld zullen velen aanstoot genomen hebben aan het soms baldadig geweld der uitspraken, waarmee de geldigheid van stellingen en spreuken van heilige huizen en haarden belachelijk werd gemaakt of in twijfel getrokken. Maar zelfs zij zouden zich dienen af te vragen hoe vaak het voorkomt, dat een auteur zich machtig van het theater bedient om zich uit te spreken, op een zeer persoonlijke manier, over kern problemen van het leven op aarde. Te vaak immers is wat op ons toneel verschijnt als de vrouw, die naar de definitie van Oscar Wilde niets te zeggen heeft en dat. bekoorlijk doet. Mulisch daarentegen sleept ons mee in een mannelijke kruistocht door een mythologische werkelijkheid. In het bovenstaan de zijn de voornaam ste thema's van deze bespreking samenge vat. Met uitdagende nadruk heeft de schrijver de onmoge lijkheid van een ge schiedkundige recon structie aangetoond. Hij heeft met een fe nomenale visie en meedogenloze intelli gentie uit schaarse gegevens en met ge raffineerde ervarin gen opnieuw geschie denis gemaakt. Deze stofbehandeling leid de tot een resultaat, dat duidelijke ver wantschappen met de zogeheten epische stukken van Bertolt Brecht vertoont. Er is echter een kardi naal verschil met de werken van deze Duitse meester van het objectivisme met agitatorische bedoe lingen. Het drama van Mulisch is name lijk geheel van de geest en het bloed van de maker door trokken. Het is welis waar nauwelijks minder demonstra tief, maar het behan delt een geval in de eerste plaats uit sub jectieve noodzaak. Zoals Brecht alles en iedereen zag in de derde persoon enkel voud, zo schrijft Mulisch als het ware in de eerste persoon meervoud. De beide hoofdpersonen, Tanchelijn en zijn gang maker Everwachter, zijn complementaire projecties van karakteristieke hoedanig heden van de auteur in een vlak met eigenmachtige spanningen. Bladerend in een encyclopedie, op zoek naar iets anders, vond Harry Mulisch (een gelukkig toeval doet zich alleen voor aan wie daarop in een voor bevruchting rijp stadium van zijn intellectuele en artistieke ontwikkeling is ingesteld) een korte noti tie over Tanchelijn, ook Tanchelm ge noemd, die het in het begin van de twaalf- Ko van Dijk als Tanchelijn de eeuw als prediker opnam tegen de hiër archische organisatie der kerk en tegen de sacramenten, vooral wanneer deze door onwaardige priesters werden bediend. Het thema van de hoogmoedige redenaar, die zich liet uitroepen tot God en met een Mariabeeld in het huwelijk verbinden, sprak onmiddellijk tot zijn ambitieuze verbeelding. Nadere gegevens bleken nau welijks te vinden. De meeste ontleende Mulisch aan zijn aanklagers, de kanunni ken van Utrecht, die in een brief aan de aartsbisschop van Keulen anno 1112 onder veel ergers meer berichtten: „Via de vrou wen van goede en slechte zeden, met wie hij vertrouwelijk omging, gesprekken on der vier ogen placht te hebben en naar hartelust het bed deelde, begon hij gelei delijk zijn dwaalleer te verspreiden". Hij bracht een leger op de been om de herto gen aan zijn gezag te onderwerpen en werd in 1115 nabij Antwerpen door een priester gedood. In het stuk van Mulisch is Tanchelijn niet geworden tot de erbarmelijke misda diger, die zijn vijanden in hem zagen, al doet hij in zijn demagogische praktijk en in zijn snoeplustige waanzin aan Hitier denken. Dat Mulisch bepaaldelijk niet wenst, dat wij hem als een middeleeuwse figuur in een folkloristisch milieu zien, kan men ook afleiden uit het feit dat voor i) HOOFDSTUK I De avond was nog jong en hij was het ook. Maar de avond was blij en hij was sombei*. Op een afstand van vele meters zag je het al, die knorrige trek op zijn ge zicht. Het was een onderdrukte nijd, een opgekropte, smeulende woede, die soms wel uren kan duren. Eigen lijk was het een schandaal, want het paste niet bij de omgeving en alles rondom hem. Hij was de enige wan klank. Het was 'n avond in de maand mei, het uur dat de men sen afspraakjes met elkaar maken. Het uur, waarop de helft van de stad, nog geen dertig jaar oud, de kam nog eens door het haar haalt, de portefeuille bijvult en er opgewekt vandoor slentert om „het afspraakje" te hou den. De andere helft van de stad, óók nog onder de der tig, poedert de neus en trekt iets aardigs aan om daar na weg te trippelen en datzelfde afspraakje te houden. Overal waar je keek, zag je de twee helften van de stad elkaar naderen. Op iedere straathoek, in ieder restau rant en iedere bar, voor winkels en in alle hotel-lobbies en onder alle klokken was het hetzelfde. En overal klon ken de oude, maar steeds ook weer nieuwe woorden: Hier ben ik eindelijk! Wacht je al lang? Je ziet er verrukkelijk uit. Waar zullen we heen gaan? Zo'n avond was het. De lucht was in het westen paars rood gekleurd, alsof ook zij zich opgemaakt had voor een afspraakje, terwijl zij haar avondkleed met op dia manten clips gelijkende sterren bijeen hield. Neon-re- clames begonnen in de straten en op de daken te knip ogen en flirtten met de voorbijgangers, zoals deze trou wens zelf óók deden. Claxons van taxi's lieten zich ho ren. Iedereen was ergens heen op weg. De lucht was niet louter gewone lucht, het was een soort champagne, ge mengd met een vleugje parfum Lady Diro. Paste je niet goed op jezelf, dan steeg het naar je hoofd. Of het drong je hart binnen. Waar hij ook liep, bedierf hij de gehele scène met dat knorrige gezichte van hem. De mensen keken ter sluiks naar hem als hij hen passeerde en zij vroegen zich af waarom hij zo nijdig was. Het kon niet zijn ge zondheid zijn. Iedereen, die zo snel en krachtig kon lo pen als hij, moest een voortreffelijke conditie bezitten. Ook zijn financiële omstandigheden waren het niet. Zijn kleren hadden juist die zorgeloze, dure snit, die niet te maken viel. Het was ook niet zijn leeftijd. Mocht hij de dertig tóch gepasseerd zijn, dan was dat met maanden en niet met jaren. Hij zou er niet half zo slecht uitge zien hebben, als hij maar wat minder rimpels in zijn gezicht had getrokken. Nors liep hij voort met een blik, die op ruzie wees, met een mond, waarvan de lippen nijdig samengetrokken waren. Zijn overjas, die hij over de arm had gehangen, slingerde heen en weer in het tempo van zijn passen. Zijn hoed stond juist iets te ver naar achteren en had een deuk op de verkeerde plaats, alsof hij haar achte loos had opgezet en had nagelaten even dat tikje te ge ven, dat nog juist nodig was geweest. De waarschijnlijk enige reden, waarom zijn schoenen geen vonken sloegen op het trottoir, was dat zij van rubberzolen waren voor zien. Het was niet zijn bedoeling geweest om naar binnen te gaan, waar hij ten slotte terecht kwam. Je kon dat duidelijk zien aan de manier, waarop hij plotseling zijn passen als het ware blokkeerde toen hij voor die bar was gekomen. Er is inderdaad geen ander woord om te be schrijven, hoe hij zijn wandeling afkapte. Het was alsof een rem zijn benen plotseling in een klem zette, zijn vaart plotseling stuitend. Hij had die bar waarschijnlijk niet eens opgemerkt, als niet juist op het moment, dat hij passeerde, de neonreclame was aangefloept. In ge ranium-rood stond er „Anselmo's" en het schijnsel was zó sterk, dat het gehele trottoir rood werd gekleurd alsof iemand een fles met ketchup had laten vallen. Hij zwaaide rechts uit de flank op een manier, welke op een plotselinge impuls wees, en bonkte naar binnen. Hij kwam terecht in een lang, laag vertrek, dat twee of drie stappen beneden straatniveau lag. Het was er niet ruim, noch was het er op dat moment druk. De ogen kre gen er rust. Het licht was gedempt, amberkleurig en in direct. Langs beide wanden waren nissen, waarin mi nuscule tafeltjes stonden, omringd door enkele gemak kelijke stoelen. Hij lette daar nauwelijks op en stevende regelrecht naar de bar achterin het zaaltje. Deze was half rond. Ging je op een van de hoge krukken zitten, dan keek je in de richting van de ingang. Hij keek niet op of om, noch vergewiste hij er zich van of er al iemand in de bar was. Hij liet zijn overjas op een kruk vallen, plantte zijn hoed er bovenop en hees zich toen op de kruk ernaast. Uit zijn manier van doen bleek overduidelijk, dat hij van plan was er de hele avond te blijven zitten. Een niet geheel brandschoon wit jasje verscheen en een stem zei: Goede avond, mijnheer. Scotch, zei hij, en wat water. Het kan mij niet schelen hoe weinig water. Het water stond er nog onaangeraakt, toen het glas leeg was. Op het moment, dat hij was gaan zitten, moest hij onbewust opgemerkt hebben, dat iets verderop een bokaal met pinda's of iets dergelijks stond. Zonder te kijken reikte hij in die richting. Zijn hand kwam echter niet terecht in die kom, maar op iets, dat even bewoog. Hij zwaaide zijn hoofd om, trok zijn hand terug, die juist terecht was gekomen op een andere hand, welke óók uitgestrekt was naar de pinda's, en gromde: Sor ry. na u. Toen keek hij weer met een somber gezicht voor zich uit. Even later draaide hij echter zijn hoofd in haar rich ting. Hij blééf haar zelfs aankijken, maar hij was ken nelijk nog steeds ontstemd. Het ongewone aan haar was haar hoed. Deze leek op een pompoen, niet alleen in vorm en grootte, maar ook wat de kleur betrof. Het was een vlammend oranje, zó levendig, dat het bijna pijn deed aan de ogen. De -hele bar leek er door óp te lichten, als was die hoed een lam pion. Midden bovenop stond een haneveer, recht naar boven wijzend als de voelspriet van een insekt. Zelfs op duizend vrouwen zou er niet een te vinden zijn, die zo'n kleur zou durven dragen Maar zij dééd het niet alleen, het stond haar nog goed ook. Het was opzienbarend, niet dwaas, maar verbluffend goed. De rest van haar kle ding had een gedempte kleur. Het was iets in zwart. Je lette er echter niet op, want je werd verblind door die vuurtoren van een hoed. Misschien was dat ding wel een symbool, een uiting van haar stemming. „Als ik dit ding op heb, kijk dan uit!" Ze knabbelde intussen op wat pinda's en deed alsof zij zijn onderzoekende blikken niet zag. Toen ze hiermee ophield, was dit de enige aanwijzing, dat zij gemerkt had dat hij van zijn kruk af was gegleden. Hij stond naast haar. Ze boog haar hoofd enigszins terzijde en nam een luis terende houding aan. Het leek wel alsof zij wilde zeggen: „Ik zal je niet tegenhouden, als je iets wilt zeggen. Maar of ik erop in zal gaan of niet. hangt af van wat je te zeg gen hebt." Wat hij te zeggen had, was dit: Doe je iets? Ja en nee. Het klonk niet bemoedigend. Ze glimlachte niet, noch liet ze op een of andei*e manier blijken of ze wel ge steld was op zijn toenaderingspoging. Ze gedroeg zich voorbeeldig. Wat ze ook mocht zijn ze was beslist geen goedkoop type. Zijn optreden had overigens niets weg van een Don Juan. Hij sprak verder. Kortaf en onpersoonlijk. Als je een afspraak hebt, zeg het dan. Ik ben niet van plan je te vervelen. Je verveelt me niet, nog niet ten minste. Ze liet duidelijk blijken, hoe zij erover dacht: ik heb nog geen besluit genomen, de balans is nog in even wicht. Zijn ogen zochten de klok boven de bar. Kijk, het is precies tien minuten over zes. Zij keek óók naar de klok. Ja, dat is zo, stemde ze neutraal met hem in. Hij had intussen zijn portefeuille gegrepen en er een lange, smalle envelop uitgehaald. Hij opende de enve lop en haalde er twee zalmkleurige biljetten uit, die hij waaiervormig uitspreidde. Ik heb twee heel goede kaarten voor de show in het Casino. Stalles, eerste rij. Zin om mee te gaan? Je bent daar nogal abrupt mee. Haar ogen dwaalden van de kaartjes naar zijn ge zicht. Ik moet abrupt zijn (Wordt vervolgd) de ontstellende verkondiging van de we derkomst van Christus een parafrase op de woorden van de ongeletterde heden daagse profeet Lou is gebezigd. Per slot van rekening ging het er de schrijver niet om de „verloedering" van de clerus met wellust te bewijzen, noch was het zijn op zet een religieuze discussie te dramati seren. Niettemin moet opgemerkt worden dat hij bij monde van de denker Everwach ter een ongemeen boeiende theorie ver kondigt over de normatieve verantwoor delijkheid van de mens als er geen God zou bestaan en dus geen vergeving van zonden door de genade. In het begin wordt ook de retorische vraag gelanceerd: wat heeft het christendom van de wereld ge maakt? Maar het wezenlijke thema is van deze tijd kunstzinnig gedacht: het onver mogen van de mens om de mens of die ander nu in hem woont of daarbuiten bevredigend te bereiken. Tanchelijn is als zoon van een wevers vrouw en een monnik de belichaming van de zonde der kerk. Als boetedoener trekt hij door Vlaanderen, bij zijn bekeringsijver vooral gebruikmakend van zijn vermogen als minnaar. Beslissend over zijn leven is de ontmoeting met de staalharde atheïst Everwachter, een afgevallen priester, die als celibataire kluizenaar de geestelijke wapens smeedt om de macht van Rome te laten doorboren. Diens inblazingen ver anderen zijn begeerte als hij merkt, dat het volk zich even gewillig aan hem geeft. Een wonderbaarlijke genezing van een verlamde brengt hem echter buiten zich zelf tot overschatting van zijn verdienste en tot de zelfvergoding, die in de schrifte lijke overlevering staat vermeld. Het is een bijna of wellicht symptomatische te kortkoming van het stuk, dat de reactie van Everwachter, het cynische brein, on voldoende is gemotiveerd: hij vlucht via romantische duivelsbezweringen terug in de katholieke moederschoot. Het is meer dan een woordspeling, wanneer Tanchelijn hier als een praktizerende kerkvader tegenover wordt gesteld: hij brengt het goddelijke beginsel der omnipotentie tot het einde toe, met zijn op maagden ge richte geslachtsdrift, letterlijk in praktijk. Het zijn deze tegenstrijdig elkaar aanvul lende kwaliteiten van lichaam en ziel, die de grandioze spanningen in dit stuk te weegbrengen. Tanchelijn en Everwachter zijn dragers van respectievelijk lichamelijke en gees telijke potentie. De verstandsmens Ever wachter (zijn naam is authentiek, zijn rol hem volledig door Mulisch toegeschreven) herkent in Tanchelijn een mogelijkheid om zich metterdaad te verwezenlijken. Hij ver schaft hem dusdoende in overeenstemming met diens toegenomen kracht een nieuw genotmiddel: de slaafse bewondering van de massa, die door hem bezeten wordt. In hun gezwollen opgewondenheid echter gaan het rationele en het emotionele hun natuurlijke grenzen te buiten. In het krampachtig gerekte evenwicht neemt de vervreemding toe. Tenslotte verliest de hartstocht alle redelijkheid en vernietigt van de weeromstuit de vertwijfelingskoorts het trotse denkbeeld van de zelfbeschik king. Het is een eigenaardige procedure, die Mulisch effectief heeft gevolgd: hij droeg het hoogmoedige van de oorspron kelijke Tanchelijn over op de ongevoelige Everwachter en ontketende aldus een niets en niemand ontziende strijd op leven en dood, waaruit hij zelf tevoorschijn kwam als een gelouterde overlevende in een leegte. Onder de Nederlandse toneelschrijvers is Mulisch de enige met een scheppings kracht. die ver uitstijgt boven een parti culiere chaos. Hij durft zich hoger te ver heffen en neemt het risico dieper te val len. Men zou zijn talent plutonisch kunnen noemen: met een vaak meesterlijk be dwongen oergeweld barst hij uit in gloeien de kernen van het collectieve onderbe wustzijn, een verschroeiend licht versprei dend van koud vuur. Het theatrale is bij hem een pose uit innerlijke behoefte aan zelfbevestiging, waardoor hij zichzelf nooit helemaal zal verliezen. „Tanchelijn" is een met onthullende trefkracht geschreven dubbelspel van erotische drift en morele bezinning. Een doeltreffende kunstgreep is de in ieder bedrijf opgenomen voorspel ling of aankondiging van wat zich in de vertoning en dus in de verbeelding van de toeschouwer nog vormen moet, waardoor de illusie het gezichtsbedrog, de verval sing bij voorbaat is uitgesloten. Het stuk is opgedragen aan Ko van Dijk, die de opkomst en neergang van de mani sche titelheld een formidabele gestalte met een magische uitstraling heeft verleend een tweede Van Dalsum, maar met een veel sterkere modulatietechniek. Met ge lijkwaardige toneelspelersautoriteit stond naast hem Han Bentz van den Berg als een blauwe eminentie, een fantatieke drij ver. Zij hebben de grootste hoogte weten te bereiken in het werk van Mulisch, dat ook wel inzinkingen heeft. Vrijveel mis lukt zijn de pogingen tot suggestie van een uitzinnige mensenmenigte. In de door Henk Rigters met meer vakmanschap dan stu wingskracht geregisseerde opvoering ble ven vele passages onduidelijk. Voor zover deze soms in onverstaanbaarheid overgin gen kan men de verklaring mede zoeken in de vele gordijnen. Decorontwerper Igael Tumarkin heeft zich namelijk terecht be perkt tot enkele summiei*e aanduidingen der plaatsen van handeling met als achter grond fotografische vergrotingen van oude prenten. Zijn enigszins gestileerde kostuums droegen veel bij tot prachtige totaalbeelden. Hans Kox was met zijn incidentele muziek vooral gelukkig in de begeleiding der spreekkoren. Als het stuk langer aan de schouwburg praktijk is getoetst, wil ik gaarne uitvoe riger ingaan op de spelprestaties. Maar zeker mag ik niet verzuimen nu reeds te vermelden, dat Lous Hensen als de vrouw Ghyote haar sleutelrol met warme inten siteit wist te kleuren, bepaald ontroerend in de scènes van de groteske bruiloft en de triomf van haar zwangerschap. Als de sprakeloze Wibel verraste Eli Blom met plastisch voortreffelijke pantomime. In dit opzicht onderscheidde ook Joop Admiraal zich opmerkelijk. Ramses Shaffy volbracht als de hier Hubert geheten Norbertus be kwaam in een schitterend gesprek met aartsbisschop Frederik (een goed opge vatte rol van Henk Rigters, die onvol doende overkwam) de latente factoren van heiligheid in een decadente jeugdfase. Paul Meyer tapte de tekst van de volksmennen- de smid Manasse uit een te hol vat en Johan Fiolet als pastoor Saxbrath was bijzonder onfortuinlijk in een akoestisch ongunstige hoek gedrukt. Hun aller ken nelijk toegewijde inspanning heeft er toe bijgedragen dit debuut tot een welsprekend succes van hooplopende, soms hoogdraven de allure te maken. David Konina 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 4