WflJIF ©(NITWil^PIlNl ¥©©1^
INiEDE!^IL^m§ EE^SÏ
Nieuwe aanwinst
Frans Halsmuseum
Shamai Haber, winnaar van de
Prix Bourdelie, krijgt een
Amsterdamse expositie
ZATERDAG 2 APRIL 1960
Erbij
PAGINA TWEE
Het elegante
gebouw van Van den Broek en Bakema;
krachtige schoonheid in het ontwerp
van H. A. Maaskant; gedurfde oplossing
door Ooyevaar, Stolle en Van Gooi;
het degelijke, maar wat schrale ont
werp van Romke de Vries; de bajonet-
vormige plattegrond van prof. ir. C.
Wegener Sleeswijk leidde tot een te
onrustige vorm van hel geheel.
en Van Gooi inderdaad tot uitvoering zal
komen hangt van twee factoren af. Zal
de Haagse gemeenteraad het uitbreidings
plan Bezuidenhout inderdaad volgens de
laatste voorstellen aanvaarden en zal de
de „Nederlanden van 1845" de financieel-
economische consequenties van het pro
ject op zich kunnen nemen, juist gezien
het feit dat de eerste jaren de helft van
het gebouw aan anderen verhuurd zal
moeten worden. Om die beslissing te ne
men is een stoutmoedigheid nodig welke
op de hoogte staat van het uitverkoren
ontwerp.
J. H. Bartman
Kop op
In de komende herfst zal een vertrouwd,
postzegelbeeld verdwijnen: die met de vo
rige Westduitse president professor dr.
Th. Heuss, die de afgelopen zomer aftrad
en werd opgevolgd door de vroegere mi
nister van Landbouw dr. Heinrich Lübke.
Wanneer de Heuss-series hun geldigheid
zullen verliezen is nog niet bekend. Van de
nieuwe series zullen alleen die van tien,
twintig en veertig pfennig van het beeld
van Lübke voorzien worden. De zegels
van 25, 50, 60, 70 en 80 pfennig en die van
een mark zullen het wapen van de elf West
duitse deelstaten krijgen.
Men beoogt met het uitgeven van zegels
met de beeltenis van de president in de
bondsrepubliek, West-Duitsland aan het
buitenland te representeren. En wel, uit
sluitend documentair.
Een ingezonden-stukken-schrijver in de
Frankfurter Allgemeine Zeitung heeft
daartegen geprotesteerd. Volgens de me
ning van deze postzegelverzamelaar was
het vóór de eerste wereldoorlog algemeen
gewoonte dat koninkrijken en dergelijke
staten met een echte monarch, postzegels
uitgaven met de beeldenaar van de mo
narch erop. In de Verenigde Staten gaf
men toen en ook later uitsluitend postze
gels uit met de beeltenis van een overle
den president en ook thans bestaan er geen
Amerikaanse postzegels met Truman of
Eisenhower. Alleen Duitsland is een uit
zondering aldus deze verzamelaar. Na
1919 kwamen er postzegels met president
Ebert, daarna met Hindenburg en tenslot
te met. Hitler. En na 1949 ging de bonds
republiek met deze gewoonte door.
Onze tuin- en kamerplanten
§1
Het is nu de goede tijd voor het poten
van allerlei mooie vaste of overblijvend
planten; Malva moschata is er één van.
Deze rijk bloeiende tuinplant kan men zo
wel in de witte als in de lila kleuren be
stellen; wit voldoet prima, doch poot niet
te veel wit, want wit is een koude kleur
en komt in een tuin niet altijd zo goed
tot zijn recht; rood en oranje zijn warme
kleuren die het veel beter doen; die komen
naar je toe.
De lilakleurige malva is echter ook heel
mooi. Als borderplanten voldoen ze uitste
kend en omdat ze niet veel hoger opgroei
en dan ongeveer een halve meter kunnen
ze in grote borders wel op de voorgrond
gepoot worden; in de kleinere tuin kan
men ze beter iets meer naar achteren po
ten. Ze voldoen het best in een humusrijke
en zanderige grondsoort; spit dus wel wat
oude mest door de grond heen, maar als
die voldoende humusrijk is, bereikt men
ook heel goede resultaten met de beken
de tuin- en gazonkorrelmest. Malva's zijn
volkomen winterhard en het is dus niet
nodig hen tegen het invallen van de winter
nog eens extra af te dekken.
G. Kromdijk
VELE KUNSTENAARS, die willen ver
kopen, beginnen aan een samenwerking
met een directeur van een kunstgalerij.
Haber heeft verscheidene aanbiedingen in
het verleden afgeslagen omdat hij vreesde,
dat hij daarmede zijn vrijheid als kunste
naar zou verliezen aangezien de leiders
van deze zaken eisen en opvattingen had
den, die niet met de zijne strookten. Haber
kent het compromis niet en zijn weige
ringen geschiedden herhaaldelijk in tijden,
dat een compromis het gezin Haber uit
zware financiële zorgen had kunnen halen.
IN TEGENSTELLING tot de dagen van middeleeuwen en renaissance
worden de silhouetten van onze steden tegenwoordig door zeer mate
riële gebouwen en installaties bepaald. Kranen, silo's, hoge kantoor
gebouwen en televisietorens fungeren meer en meer als herkennings
tekens in het landschap en overtreffen als blikvangers de traditionele
torens van kerken en kastelen. Tot nu toe toch bleef het hoge gebouw
in Nederland aan de bescheiden kant: de veertien verdiepingen gaat
men meestal niet te boven. Daarom kon de aan de vijf projecten voor
het nieuwe hoofdkantoor met meer dan twintig lagen van het verzeke
ringsbedrijf „De Nederlanden van 1845" gewijde tentoonstelling in
het Haagse Gemeentemuseum zonder bezwaar „De eerste Neder
landsein plaats van „De eerste Haagse wolkenkrabber" worden
genoemd. De „1845" werd door dezelfde oo:rzaak genoopt het hoger
op te zoeken als die welke in andere wereldsteden het aanzijn schonk
aan zovele torengebouwen: de schaarste aan grond. De verzekerings
maatschappij wilde graag goed bereikbaar en vooral ook duidelijk
zichtbaar zitten. De plaats in het uitbreidingsplan Bezuidenhout, aan de
toekomstige snelverkeersweg naar Utrecht ter hoogte van Adelheid-
straat en Schenkkade voldoet aan die eisen, maar de beschikbare
ruimte bedraagt slechts achtduizend vierkante meter. Voor een instel
ling welke in de toekomst aan vierduizend man personeel werk ver
schaft is dat wat weinig. Zelfs voor een gebouw waarbij het ruimte
probleem verticaal en niet horizontaal wordt opgelost dient de om-
ringede oppervlakte royaler bemeten te worden dan in feite in dit uit
breidingsplan is geschied. Geen wonder dat een der architecten
Maaskant uit Rotterdam de behoefte voelde de aangrenzende,
diepliggende snelverkeersweg te overkluizen om zijn gebouw de
stedebouwkundige ruimte te schenken, welke het verdient.
DIT TREKJE toont weer eens duidelijk
aan hoe architectuur in diepste wezen
ruimtebeeldend is en het is tekenend dat
de commissie van advies, die de directie
van de „1845" met haar oordeel terzijde
stond, de voorkeur heeft gegeven aan dat
ontwerp, dat terwille van de ruimtelijke
accentuering afweek van het door de op
drachtgeefster gestelde bouwprogramma.
HET ARCHITECTENBUREAU Ooye
vaar, Stolle en Van Gooi uit Amsterdam,
één van de vijf,voor de meervoudige op
dracht uitgekozen bureaus, heeft de sug
gestie van het hoge, smalle „schijfge
bouw" doorbroken en de voorkeur gegeven
aan twee hoge bouwlichamen, welke
haaks op elkaar staande elkanders spie
gelbeeld vormen en onderling verbonden
zijn door een laagbouw. Van dit samen
spel gaat zoveel kracht en spanning uit,
dat de directie van de „1845" haar be
zwaren tegen de splitsing der kantoorver
diepingen heeft laten varen om voorrang
te geven aan de esthetische kwaliteiten
van het ontwerp boven de functionele
chitectonisch effect te bereiken. Forse ge-
velbalken vormen voor elke verdieping
een betonnen lint om het gehele gebouw
en brengen de belasting over naar de
hoofdkolommen die als ribben een indruk
wekkende geleding van de ongeveer 115
meter lange gevels mogelijk maken. Daar
deze hoofdkolommen op zeventieneneen-
halve meter van elkaar staan wordt een
fraaie raamlengte verkregen.
OMDAT MAASKANT dus de construc
tieve elementen niet wegwerkte maar juist
naar de wanden verplaatste, draagt zijn
ontwerp minder het karakter van skelet-
bouw met vliesgevels dan de andere in
zendingen.
Deze vliesgevels stellen de architect
voor geheel eigen problemen wat betreft
waterafvoer, tocht, temperatuur en derge
lijke, vooral wanneer het om een hoogte
van ruim tachtig meter gaat. In het ont
werp van Romke de Vries schuilt een
lengte van zeven kilometer glas! Een an
der bijzonder punt in deze opgave betrof
het intern verkeer, met name het verti
cale. Er moesten niet minder dan twintig
liften in het gebouw worden opgenomen. In
vrijwel alle ontwerpen werden deze liften
over twee blokken verdeeld, welke dan te
vens de windkracht opnemen. Alleen prof.
Wegener Sleeswijk zag kans de twintig
liften in één schachtgebouw bij elkaar te
brengen zonder dat dit het lopen van gro
tere afstanden per verdieping met zich
bracht, een en ander als gevolg van zijn
bajonetvormige plattegrond. Door het toe
passen van verschuifbare wanden kon
toch tegemoet worden gekomen aan de eis
van de opdrachtgeefster, dat voorlopig de
helft van het gebouw aan derden verhuurd
moest kunnen worden.
UIT DE VIJF ONTWERPEN blijkt dui
delijk dat de gestelde opgaven de betrok
ken architecten in hoge mate geïnspireerd
en geprikkeld hebben, temeer wanneer
men bedenkt dat zij voor hun schetsont
werpen slechts vijf maanden tijd hadden.
Dat de „1845" het een aantal vooraan
staande Nederlandse architecten heeft mo
gelijk gemaakt meer vertrouwd te gera
ken met de specifieke problemen van de
zeer hoge bouw mag een gelukkige voort
zetting heten van een traditie welke reeds
begon toen men in 1898 de jonge Bei-lage
het eerste grote kantoorgebouw (nog ge
heel in Jugendstil) aan de Prinsenstraat
in Den Haag liet bouwen. In 1926 was het
wederom Berlage die het grote kantoor
gebouw, duidelijk onder de indruk van de
beginselen van de Stijlgroep, aan de
Raam weg ontwierp.
Of het huidige ontwerp Ooyevaar, Stolle
HET FRANS HALSMUSEUM is ver
rijkt met een hieronder gereprodu
ceerd zeer fraai duinlandschap van
Pieter de Molijn (De Jonge), die op 6
april 1595 te Londen uit Vlaamse ouders
werd geboren en te Haarlem overleed in
1661. Hij werd in 1616 meester in het St.
Lucasgilde te Haarlem. Hij is vooral be
roemd om zijn landschapschilderijen en
etsen. Het door het Frans Halsmuseum
aangekochte werk is gedateerd 1647, toen
Molijn dus tweeënvijftig jaar was. Het
stuk meet 94 bij 75 centimeter en het
kan alsdus de directeur van het Frans
Halsmuseum de heer H. P. Baard be
schouwd worden als het belangrijkste
werk van Molijn De Jonge en is bovendien
belangwekkend omdat het typerend is
voor de ontwikkeling van de Haarlemse
landschapschildering van die tijd.
Het doek komt via de Haarlemse kunst
handel Bier uit Engels bezit en werd geëx
poseerd op diverse tentoonstellingen in het
buitenland, onder andere in Londen in
1952-'53 in de Royal Academy of Arts en
te Parijs op de tentoonstelling van het
zeventiende-eeuwse Hollandse landschap,
welke in 1951 in de Orangerie des Tuileries
werd gehouden.
Het Frans Halsmuseum bezat reeds
werk van Molijn, evenals het Teylers Mu
seum te Haarlem. Werk van Molijn is
voorts in onder andere het Rijksmuseum
te Amsterdam, in het museum Bredius te
Den Haag en het museum Boymans-Van
Beuningen te Rotterdam.
eisen.
OOYEVAAR, Stolle en Van Gooi waren
overigens niet de enigen die zich wilden
bevrijden uit het smalle keurslijf van het
langwerpige, dunne schijfgebouw. Prof, ir.
C. Wegener Sleeswijk ging uit van een
bajonetvormige plattegrond, waarbij de
vleugels in tegengestelde richting werden
gebogen. Het bezwaar van de adviescom
missie, dat de daardoor verkregen hoofd
vorm geen weerklank zal kunnen vinden
in de omringende bebouwing lijkt ons min
der sterk dan de constatering dat die ge
bogen wanden veel onproduktieve ruimte
omsluiten. Het Bezuidenhout,rapet tenslot
te nog gerealiseerd, worden en tinnen de
stedebouwkundige begrenzingen is voor de
architectuur nog veel mogelijk.
OOK VAN DEN BROEK EN BAKEMA
hebben het bezwaar van het schijfgebouw
trachten te ondervangen, zowel door een
brede lage onderbouw zoals een uitge-
kraagde vergaderzaal als door de plas
tische behandeling van de twee liftgebou-
wen. Hun ontwerp is zeker het menselijk
ste om naar te kijken, rnaar het is wat
speels van opzet, een verre herinnering
als het ware aan de Rotterdamse winkel
panden van deze architectencombinatie.
De twee ontwerpen welke dan overblij
ven, die van Maaskant en van Romke de
Vries, vertolken weliswaar principieel de
schijfgedachte, maar daarmee houdt hun
overeenkomst vrijwel op. Het zij verre
van ons te beweren dat het ontwerp-Rom-
ke de Vries geen waardering zou verdie
nen. Maar met name door de wat vlakke
gevelbehandeling doet het wat schraal
(en door het niet toepassen van voorge
spannen beton ook wat peuterig) aan in
vergelijking met het robuuste gevelpa
troon van Maaskant, wiens project door
de adviescommissie dan ook als goede
tweede werd aangewezen. Maaskant legt
de nadruk op de constructie om zijn ar-
DE ISRAËLISCHE BEELDHOUWER Shamai Haber 38 jaar
en in Parijs woonachtig zal van 1 april tot 2 mei in net
Stedelijk Museum te Amsterdam zijn eerste grote eigen expo
sitie hebben. Tot oktober 1959 leefde hij met zijn Nederlandse
vrouw en twee kinderen in zijn atelier te Montparnasse letter
lijk van dag tot dag. Haber had reeds verscheidene jaren ge-
exposeerd en behoorde tot de avant-garde der beeldhouwers in
Parijs toen hij deelnam aan de Parijse internationale prijsvraag
voor beeldhouwers, de „Prix Bourdelie", ter nagedachtenis van
de beroemde Franse beeldhouwer. Haber was één der ruim
vijftig deelnemers, onder wie ook enige bekende Nederlanders
waren. In de jury zaten erkende grootheden zoals Zadkine,
Henry Moore, Pevsner, Arp en Giacometti. „Ik heb geen gezicht
voor prijzen", had Haber de dag tevoren nog voorspeld voordat
bekend werd, dat hij deze belangrijke prijs met de Duitse
beeldhouwster Deminghoff zou delen. De dag daarop stond zijn
atelier vol bloemen en belegerden fotografen, radio- en pers
journalisten zijn huis aan de Rue Vercingétorix in Montparnasse.
Aan deze prijs is onder meer een tentoonstelling in Parijs in
het museum Bourdelie verbonden en wel van het voorjaar
tot diep in de herfst van 1960. De voorbereidingen voor een
tentoonstelling van Haber in Nederland werden getroffen
alvorens hij als Parijse „kunstvedette" aan de tweede fase van
zijn carrière begon. Uit de geboortestad van mevrouw Haber
kwam de heer Sandberg bij Haber in diens atelier en hij be
sloot na diens beeldhouwwerken, schilderijen en aquarellen
gezien te hebben, dat enige zalen in het Stedelijk Museum te
Amsterdam voor een Haber-expositie ingeruimd zouden worden.
OOK UIT het Kröller-Müllermuseum
kwam waardering doordat de heer 'Ha-
macher, na Habers werk in Parijs gezien
te hebben, met succes bij zijn directie de
aankoop van twee van Habers grote beel
den bepleitte. Wij kennen Shamai Haber
van die eerste zorgelijke jaren in Parijs af,
toen hij daar in 1949 aankwam. Hij had
toen vele ambachten en harde leerjaren
als soldaat van het Israëlische leger achter
zich. Van 1943 tot 1947 heeft hij, zoals de
meesten van zijn generatie in Israel, deel
uitgemaakt van de ondergrondse verdedi
gingsorganisatie waar later in de Arabisch-
Israelische oorlog van 1948-1949 de kern
van het Israëlische leger uit voortkwam.
In Palestina, waarheen hij als vijfjarige
met zijn uit Polen afkomstige ouders emi
greerde, heeft hij weinig tijd gehad om te
schilderen en te beeldhouwen.
HABER HEEFT onder meer kranten
verkocht en als kappersleerling gewerkt,
omdat zijn ouders dit zo'n „schoon beroep"
voor hun zoon vonden. Hij heeft ook cur
sussen gevolgd aan de kunstacademie te
Tel-Aviv. Hij liep er overigens weg. „Ik
kwam terug naar ons atelier en merkte,
dat mijn leraar in mijn afwezigheid aan
mijn beeld had zitten veranderen".
„VAAK ALS IK met grote meesters in
aanraking kwam in die eerste Parijse
jaren, heb ik niet begrepen wat zij bedoel
den. Vijf jaar later begon ik dit te be
seffen. Ik heb begrepen, dat ik een eigen
tempo heb en dat ik dit niet kan forceren".
In Parijs heeft Haber de oude primitieven
ontdekt en van hen heeft hij veel geleerd.
De Israëlische beeldhouwer Shamai Haber,
winnaar van de internationale beeldhouw-
prijs „Prix Bourdelie" 1959, aan het werk
in zijn atelier te Parijs.
ZIJN VROUW ITA is met de kinderen
thans in het ouderlijk huis te Amsterdam.
Want voor de aanstaande tentoonstelling
in het Stedelijk Museum moest Haber nog
hard werken. Shamai en zijn vrouw kij
ken terug op die eerste, afgesloten periode
als „de mooiste tien jaren van ons leven".
„Wat de toekomst zal brengen zegt Ita
Haber weten wij niet maar die tien
jaren waren ondanks al onze zorgen,
prachtige jaren. Ik trouwde een jonge,
zelfbewuste Israëli en ik beleefde zijn
groei als mens en kunstenaar". Bij deze
twee mensen is zulk een zinnetje geen
frase. „Natuurlijk is het heerlijk dat Ita
niet meer werken moet en dat wij voor
lopig geen zorgen voor de opvoeding van
onze kinderen hebben", vertelde een ver
moeide Shamai ons in zijn eenvoudig en
smaakvol ingericht huis te Montparnasse.
„Maar je verantwoording als kunstenaar
wordt er natuurlijk niet minder door". Het
belangrijkste wellicht voor Shamai Haber
is het feit dat hij nu ongestoord kan verder
werken. Dit „verder werken" zal nog vele
jaren niet in Israel geschieden omdat de
Israëlie aldaar Jiet directe contact met de
kunstenaars en de kunstuitingen mist.
welke hij voor zijn verdere ontwikkeling
noodzakelijk acht.
Mirjam Gerzon