I illKlli - f - ill Circuskoning Barnum had maar één devies: méér tam-tam dan zijn concurrenten DE TRAGIEK VAN EEN VERBODEN LIEFDE KLOOSTER-EXPOSITIE ONTHULT OOSTENRIJKS HART YAN BAROK Litteraire Kanttekeningen Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad Oprechte Haarlemsche Cou 'dad Oprechte Haarlemsche Courant en IJmuider Courant Koop van een oude negerin werd de grondslag voor een fortuin OP 5 JULI IS HET honderdvijftig jaar geleden dat Phineas Taylor Barnum geboren werd. Zijn standbeeld in Bridgeport (Connecticut, Amerika) zal het centrum zijn van de herden king van de koning der „showbusiness", de grootste impresario, die de wereld ooit heeft gekend, de stichter van „the greatest show on earth", het gigantische circus Ringling Bros and Barnum and Bailey, een man, die miljoenen verdiende en verloor en weer terug verdiende. Overigens zag het er aanvankelijk niet naar uit, dat deze zoon van de arme Amerikaanse boer uit Bethel carrière zou maken in de circus- en variétc- wereld. Wel was al spoedig duidelijk, dat hij een pientere knaap met han delsgeest was. Op dertienjarige leef tijd ging Phineas al in zaken en toen hij eenecntwintig jaar oud was, sticht te hij een krant, de „Herald of Free dom". Hij was toen al twee jaar ge trouwd met het Newyorkse meisje Charity Hallett. In 1835 kwam hij uit hoofde van zijn journalistieke be roep in contact met een zekere Joice Heth, die met een negerin door Ame rika trok. Deze negerin werd op de kermissen te kijk gesteld en men ver- kondigde daarbij dat zij 161 jaar oud was en kindermeisje van George Washington was geweest, de eerste president van de Verenigde Staten. Phineas Barnum zag wel wat in de oude negerin. Heth bood haar te koop aan voor 3000 dollar, maar Bar num kreeg de kinderjuffrouw uitein delijk voor 1000 dollar. Maar nadat ENKELE JAREN ACHTEREEN maakte Barnum goede zaken. Zijn grootste succes bleek echter de ontdekking van „General Tom Thumb" in 1843. Tom Thumb Klein Duimpje was een dwerg van vijf jaar. Hij maakte bekend, dat het knaapje elf jaar oud was en uit Engeland afkomsig. Het eerste contract werd voor vier weken afgesloten. De dwerg kreeg een gage van 3 dollar per week plus de kost voor zich zelf en zijn moeder. Barnkum verdiende met het jongetje in Philadelphia 5594 dol lar in twaalf dagen tijd! Gezien het succes werd het honorarium van de dwerg ver hoogd, eerst tot 7 dollar, toen tot 25 en tenslotte zelfs tot 50 dollar per week. Een tournee door Europa, voorafgegaan door een enorme publiciteit, bracht veel geld in het laatje. Tijdens de Europeese reis ontmoette Barnum de zangeres Jen ny Lir.d, „de Zweede nachtegaal". Hij bood haar een tournee door Amerika aan. In 1849/50 gaf zij drieënnegentig concerten in Amerikaanse steden voor een bedrag van 177.000 dollar. Phineas Barnum ver diende aan die concerten 536.000 dollar. Barnum was vele malen miljonair voor zijn veertigste jaar. Hij breidde zijn acti viteiten uit met de uitgaven van een ge ïllustreerd weekblad, maar toen hij een compagnon koos, die nog gewiekster was dan hij zelf, raakte hij binnen een jaar al zijn geld kwijt. De showman zat niet bij de pakken neer. Hij engageerde opnieuw Tom Thumb, maakte met hem een tweede tournee door Europa en verdiende zoveel geld, dat hij bij zijn thuiskomst een die rentuin begon. De grote trekpleister van deze reizende dierentuin was de witte oli fant Odes Jumbo, die werd aangekondigd als het enige exemplaar ter wereld. Dank zij een bleekmiddel was het dier ook in derdaad de witste olifant. De dierentuin werd tot driemaal toe door brand geteis terd en de witte olifant stierf driemaal, maar stond klaarblijkelijk telkens uit de as op. Odes Jumbo de eerste, de tweede Phitieas Taylor Barjium. en de derde hebben er in belangrijke mate toe bijgedragen, dat hun baas binnen en kele jaren weer miljoenen rijk was. IN 1873 REISDE PHINEAS Barnum op nieuw naar Europa. Hij wilde een circus beginnen en kwam er zijn licht opsteken en artiesten engageren. Hij wilde alleen 's werelds beste artiesten hebben. Boven dien wilde hij breken met de gewoonte een vast circusgebouw te bespelen, zoals toen in Europa gebruikelijk was. De on derneming, die hij in Amerika oprichtte, was niet alleen de grootste ter wereld, maar ook het eerste circus, dat uitsluitend voorstellingen gaf in een tent. In verband met zijn hoge leeftijd associeerde Barnum zich in 1877 met James A. Bailey. Samen brachten zij hun circus in 1889 naar Lon den over, welk uitstapje een miljoen dol lar verlies opleverde. In 1891 overleed hij op zijn landgoed in Bridgeport. BARNUMS HELE LEVEN en werken was erop gericht, dat de wereld over hem zou spreken en zich doorlopend over hem zou verwonderen. Hij bracht in zijn enor me circus dan ook alles bijeen, wat de nieuwsgierigheid van de mensen zou kun nen trekken. Het bevatte de meest merk waardige curiositeiten, de grootste reuzen en de kleinste dwergen, de dunste en de dikste mensen en een verzameling dieren, die in die tijd elders niet was te vinden. „Ik heb nooit getracht het publiek een goe de voorstelling voor te zetten," heeft Phi neas Barnum eens gezegd, „men komt niet op het goede af, men komt wanneer ik meer tam-tam, grotere advertenties, meer mensen en dieren en nog overdrevener aanplakbiljetten maak dan mijn concur renten." Zijn opvolgers zijn wat dat betreft in zijn voetsporen getreden. In 1906 smolt Bailey het circus samen met dat van de gebrouders Ringling en kondigde het aan als „the greatest show on earth". Zo is het tot op de dag van heden gebleven. De huidige alleeneigenaar van Ringling Bros and Barnum and Bailey is John North, een vijftiger, die evenals zijn voor ganger Barnum de grootste „showman" van zijn tijd is. Sinds vele jaren heeft hij zijn naam gewijzigd in John Ringling North. Een deel van het jaar zwerft hij over de wereld en bezoekt de belangrijkste circussen om nummers te zien en arties ten te engageren. Nederland wordt bij die reizen zelden overgeslagen. EVENALS BARNUM heeft John Ring ling North een leven van voor- en tegen spoed. Hij heeft jaren, dat hij vele mil joenen verdient en jaren, dat hij vele mil joenen verliest. Want zo is de wereld van het cir cus: gaan de zaken goed dan wordt er goud verdient, maar gaan de zaken slecht dan verdwijnt het geld als sneeuw voor de zon. Ringling Bros. and Barnum and Bailey heeft drieëntachtig shows gegeven, die hun weerga in de wereld niet hebben gevonden. Sinds 1956 bezoekt de onder neming, die een waarde van 25 miljoen dollar vertegenwoordigt, uitsluitend de cir cusgebouwen in de grote Amerikaanse steden. De tent-tournees zijn voorlopig stopgezet na een conflict met de vakbon den. die een achturige werkdag voor de circusarbeiders eisten. Deze regeling is echter de dood van ieder tentcircus. Stelt u zich voor: Ringling's circus bestaat uit vier spoortreinen, tientallen tractoren, zes honderd wagens, een verplaatsbare licht- hij zijn krant in de steek had gelaten om met haar op tournee te gaan, stierf zij plotseling. Barnum had echter de indruk, dat er in de „showbusiness" een aardige cent was te verdienen. Om met het vak op de hoogte te komen, trad hij in dienst van het circus Aaron Turner. Na enige tijd de kunst te hebben afgekeken enga geerde hij de Italiaanse steltloper Vivella en keerde hij het circus de rug toe. In New York en Boston had hij veel succes met zijn artiest, maar in Washington kwamen zo weinig mensen kijken, dat hij zijn horloge voor 35 dollar naar de bank van fabriek, een reuzentent met vijftiendui zend plaatsen en voorts achthonderd ar tiesten, tweeduizend arbeiders en meer dan duizend dieren. Kosten per dag: twin tigduizend dollar. Deze enorme circusstad kan alleen rendabel worden gemaakt als de tent iedere avond is uitverkocht. En dit is slechts mogelijk door iedere dag in een andere stad te spelen. Dat heeft men drieëntachtig jaar achtereen volgehouden. Van maart tot oktober werd in honderd veertig verschillende steden gespeeld twee voorstellingen per dag. 's Nachts af breken en transporteren en 's morgens op bouwen om na een sprookjesachtige „tour de ville" de rondgang door de stad met alle artiesten en dieren 's middags weer met de voorstelling te beginnen. lening moest brengen om de hotel rekening te kunnen betalen. Toen be wees Phineas T. Barnum een goede showman te zijn; hoewel hij platzak was nam hij een tweede steltloper, een zekere Robert in dienst en kon digde aan, dat hij een prijs van 1000 dollar uitloofde voor degene, die de kunststukjes van Vivella zou kunnen overtreffen. Het publiek, belust op sensatie, stroomde toe. En in iedere plaats, waar Vivella optrad, meldde zich iemand uit het publiek - uiter aard Roberts - en men genoot van de sportieve strijd van de beide mannen. De prijs werd nooit uitgekeerd. EEN DERGELIJKE werkwijze vraagt van de medewerkers, dat zij dag en nacht zwoegen. In die wereld past geen acht urige werkdag. En daarom staan de hon derden wagens en de vier spoortreinen in het winterkwartier te Hartford (Connecti cut) en bh'jven de voorstellingen, die ove rigens even groot zijn als vroeger, beperkt tot vaste gebouwen. In circuskringen weet men echter te vertellen, dat John Ringling North verleden jaar een nieuwe tent heeft besteld. Dit zou wijzen op plannen om van „the greatest show on earth" toch weer een tentcircus te maken. Zoals Phineas Taylor Barnum, de grondlegger van het tentcircus in Amerika, dat trouwens zou hebben gewenst. F fed van Slui-s MAPS VALK was niet een „jeugdige" debutante toen zij twee jaar geleden haar eerste verhaal uitgaf. „Michiel Emanuel Frederik", het met een doordringende so berheid geschreven verhaal van een te vroeg geboren en daardoor fragiel kind, was het werk van een veertigjarige, die zich niet bij 'wijze van avontuur in de litteratuur stortte, om als de zovelen een lijdelijke compensatie voor gemiste le venskansen of anderszins ie vinden in de voldoening zichzelf „gedrukt" te zien. An ders gezegd: ze behoorde niet tot de ge ruchtmakende eendagsvliegen in de heden daagse letteren, die een critisch lezer doen terugverlangen naar de jaren dat een schrijver nog iemand was die zoals Thomas Mann het eens uitdmkte het schrijven moeilijk valt. Maps Valk deed geen wanhopige poging om meer te zeg gen dan ze te zeggen had. Ze had aan de doodgewone realiteit van het leven, genoeg om iets te verhalen dal in zijn alledaags heid een menselijk reliëf kreeg dank zij haar vertelkunst. Met haar tweede kleine roman „Mijn vriendin Jacoba die kortelings bij Querido's Uitgeversmij ver scheen, bevestigde ze tenvolle wat haar eersteling deed vermoeden: dat het haar met het schrijven ernst is een verhaal als dit, waarin de eenvoud van taal en verteltrant verstrakt is tot het bijna on- bewogene, kan niet geschreven worden zonder een behoorlijke dosis innerlijke be wogenheid. Juist het ogenschijnlijk koel- gedistancieerde. het hlinisch-analytische, geeft aan de klein-grole tragiek, die zij tot onderwerp koos, het schrijnend-menselijk accent waardoor deze kleine roman zich zelfs bij een vluchtige lectuur onderscheidt van talloze wanprodukten, die door hun gewilde uitzonderlijkheid veel leven ma ken om en voor niets. Bij een aandachtig herlezen van „Mijn vriendin Jacoba" komt er nog heel ivat meer waardeer baars aan het licht: de vérstrekkende be tekenis van schijnbare bijkomstigheden, de fijnzinnige nuancering van gevoelens, de suggestieve wijze waarop vaag-aange- duide motieven terugkeren en meespelen in het onbepaalbare krachtenveld der menselijke verhoudingen. HET THEMA DAT MAPS VALK geko zen heeft is delicaat en blijft, zoals het hier wordt ontwikkeld, ook delicaat. Geen spoor van enige speculatie op sensationele bijmotieven, waarvan een bepaald soort op sleutelgatkijkerij beluste „eerlijkheids litteratuur" zich niet ongaarne bedient. Dit op voorhand. Maps Valk vertelt in de „ik-vorm" het verhaal van Claire, leerlin ge van de hoogste klasse van een meis jes-pensionaat, die door haar haar Engel se lerares Jacoba Maas wordt uitverkoren tot de bevoorrechte positie van „favoriet". Het is op zichzelf niet verwonderlijk dat de aandacht van de grillige en wat man nelijke Jacoba op dit meisje valt: Claire is begaafd, betekent door haar onbevan gen uitzonderlijkheid een gaaf en onaan tastbaar domein in het besloten wereldje van het landelijke pensionaat, ondergaat de natuur met een fijngevoelige ontvanke lijkheid en onderscheidt zich door haar on bewuste ongewoonheid van de velen die de meisjesschool bevolken. En Jacoba Maas, bij enkelen geliefd om haar boeien de léssen, door velen gehaat om haar bitse uitvallen en vernederende hooghar tigheid, is een intelligente docente en in de ogen van Claire, wier onderscheidings vermogen nu eenmaal fijner gedifferen tieerd is dan dat van het gemiddelde kost schoolmeisje, in ieder geval „een bijzon dere vrouw". Ze voelt zich tot haar meer aangetrokken dan tot de overige lerares sen en geeft dan ook, hoewel met enige schroom, gehoor aan de uitnodigingen om Coba zoals Jacoba Maas wordt ge noemd pp haar kamer in de docenten villa te bezoeken. In hoever een zekere charmante onordelijkheid van het inte rieur, dat Claire herinnert aan het stu deervertrek van haar vader, in hoever een onbewuste vaderbinding in het' alge meen er toe bijdraagt om het argeloos- zuivere meisje een zekere toevlucht te doen vinden in het gezelschap van haar lerares, wordt door Maps Valk overgela ten aan de verbeelding van de lezer. DE AUTEUR laat veel onuitgesproken in een veelzeggend stilzwijgen, dat op een opzettelijk vaag gehouden toespeling volgt, en deze indirecte wijze van mede delen legt over dit tragisch verlopende ver haal een als het ware beschermend waas. De verteltrant van Maps Valk is van een ongewone doorschijnendheid, die veel dat ongewoon is aannemelijk en veel dat met uitgesproken woorden niet gezegd zou kunnen worden verstaanbaar maakt. De tuin die de villa van het schoolgebouw scheidt, de bomen, de bloemen, het wol- kenspel, de stilte, een nachtelijke storm, het landschap waarin het pensionaat is gelegen, het werkt, zoals Claire het ziet, mee tot het scheppen van de intiem-be- klemmende, welkom-onwelkome atmos feer, waarin de hartelijke verstandhou ding tussen Claire en Coba zich geleidelijk ontwikkelt tot een vriendschap, die van de zijde van „mijn vriendin Jacoba" meer is dan vriendschap. Al blijft deze verhouding in het school- wereldje niet onopgemerkt en wordt Clai re door de intieme omgang met Jacoba Maas door haar klasgenoten min of meer als een afvallige beschouwd, zijzelf is zich van deze hachelijke situatie nauwelijks bewust. Wel groeit in haar een zekere argwaan, die haar met terughoudendheid wapent. Claire, het natuurkind, dat op haar eenzame wandelingen „tot voorbij de laatste mens en nog verder gaat", is van een zo zuivere onschuld dat ze de on miskenbare tekenen van de meer dan vriendschappelijke gevoelens, die haar vriendien Coba haar toedraagt, niet onder kent, ten hoogste waarneemt als een on bestemde onbehaaglijkheid, die zich in haar waardering voor Jacoba Maas mengt. Maps Valk tekent de lerares al lerminst als een verwerpelijke figuur. Ze oordeelt niet, ze veroordeelt nog minder en laat geen twijfel aan de voornaamheid van Jacoba's persoonlijkheid. Ik zou maar één verhaal weten te noemen, dat met de kleine roman van Maps Valk vergelijk baar is: de vertelling „Verwirrung der Gefühle" van Stefan Zweig. Maar wat Zweig tot een gevoelsspanning van gepas sioneerde zwoelheid opvoert blijft bij Maps Valk van een bewonderenswaardige sere niteit, die het tragische van de onvermij delijke breuk tussen Coba en Claire des te aangrijpender maakt. TIJDENS EEN REIS van Claire naar Engeland, waarop zij haar vader verge zelt en die samenvalt met Jacoba's ver blijf te Londen, wordt door de mannelijke kledij van Jacoba Maas in een hotelhal Claire plotseling- de schokkend-ware ach tergrond duidelijk van haar vriendschap met Coba. Ze ontmoet haar niet. Ze dis- tancieert zich van haar door Coba kwasi- argeloos van een „verhouding" te doen weten met een zoon van de vriend van haar vader, die ze bij wijze van verweer als een oppervlakkig avontuur heeft uitge lokt. Claire heeft zich als het ware gele gitimeerd. Ze kan na haar vakantie-ver- blijf naar het pensionaat terugkeren om haar eindexamen te doen zonder nog lan ger in een bedenkelijke betrekking te staan tot haar „Vriendin Jacoba". Ze gaat zelfs in haar gevoelens van wraak nog een stap verder: ze valt Jacoba Maas in de kring van haar klasgenoten openlijk af en dat nog onder valse voorwendselen. Claire gaat vrij-uit sinds elke relatie met Jacoba Maas is verbroken. Ze doet haar (Vervolg zie pag. 2) (Van onze correspondent in Wenen) IN HET STADJE MELK aan de Donau i-s een expositie geopend, can Oostenrijkse barokkunst. De Oostenrijkers zijn trots op hun barok, want deze kunst is als het ware hun nationale kenmerk geworden. Wat voor ons de Gouden Eeuw betekent, dot is voor Oostenrijk de achttiende eeuw, de lijd. van de musicerende en componerende keizers, van Leopold I, Karei VI, diens dochter Maria Theresia en van haar dochter, de tragische Marie Antoinette, die de com ponist Gluck heeft geprotegeerd. Barok is ruimte-kunst, die zich openbaart in een grootse, pompeuze architectuur, in weidse zalen met hoge koepels en gewelfde plafonds. Overal zijn fresco's met mythologische taferelen aangebracht, die de illusie wekken dat er geen muren en plafonds bestaan; maar op de eerste plaats is barok hier architectuur. Onder het grote aantal architecten uit die tijd zijn er drie die boven de anderen uitsteken en een internationaal niveau bereiken, n.l. Bernhard Fischer von Erlach, zijn rivaal Lukas von Hilde- brandt en Jakob Prandtauer. Zij zijn het geweest, die hel barokke stempel op Oostenrijk hebben gedrukt, want al vindt men in dit land ook de andere kunststijlen vertegen woordigd, toch staat de barok verreweg op de voorgrond. Prandtauer is van deze drie geniale ontwerpers wel de meest opmerkelijke, omdat hij eigenlijk zijn gehele leven een gewone aannemer is gebleven ,een „provinciaal!je" uit. de stad Sankt Pölten, maar tevens een begenadigd kunstenaar die zijn eigen weg is gegaan en die door vlijtige studie de hoogste toppen heeft bereikt. Aangezien dit jaar het feit wordt her dacht dat hij drie eeuwen geleden werd ge boren, heeft, men deze tentoonstelling, die de gehele barok omspant, rondom Prand tauer geconcentreerd. Bijna overal in Oos tenrijk heeft hij zijn sporen achtergelaten, minder in de grote steden, maar des te meer in de kloosters en buitenplaatsen van de adel. OOK IN MELK zijn de beginselen van de moderne lentoonstellingstechniek toegepast, dat wil zeggen: de werken uit een vast- omschreven periode of van een bepaalde kunstenaar worden niet chronologisch naast elkaar opgesteld, maar men streeft er naar om ze zoveel mogelijk in hun eigen omgeving te plaatsen, in een milieu dat er geheel bij past. Het barokke klooster van Melk. dat Prandtauer heeft ontworpen en gebouwd, dient in dit geval als omlijsting. Het Benediktijnerklooster te Melk. Het was oen uitstekende keuze, niet alleen omdat Melk een prachtig staal van archi tectuur is, maar ook omdat de barokkunst voornamelijk in de kloosters is uitgeleefd, in de paleizen en buitenplaatsen van het hof, de adel en de hogere clerus. Zodoende worden de bezoekers voor de eerste keer in de gelegenheid gesteld om de zalen en ver trekken te bezichtigen die vroeger in dit klooster voor de kerkelijke hoogwaardig- eidsbekleders, voor prelaten, keizers en ■jrstelijke personen waren gereserveerd en lie tot nu toe niet voor het publiek toe gankelijk waren. De keizers van Oostenrijk waren de beschermheren van Melk, evenals van vele andere kloosters; zij trokken zich daar geregeld terug voor geestelijke ont manning en somstijds brachten zij er hun laatste levensdagen door zoals Karei VI. in het Spaanse klooster Yuste of Philips II in het Escorial. MELK IS BESLIST het mooiste barok- klooster van Oostenrijk, wanneer men het naar de buitenarchitectuur beoordeelt. Het ligt hoog op een rots en beheerst met zijn speelse gevel, de twee prachtige torens en de sierlijke koepel het gehele landschap en vooral de Donau, waarin zijn silhouet zich spiegelt. Het interieur is barok en druk, aanvankelijk te druk voor een buitenlander, die er eerst aan moet wennen Bij nadere beschouwing ontdekt men echter, dat ook hier al die zwierige onderdelen samenwer ken om een grootse, majestueuze indruk op te roepen Alle onderdelen hebben deze functie, ook de bonte fresco's en "net speel se stucwerk op de plafonds, de zware ge politoerde meubels met het fijnste inleg werk uit kostbare houtsoorten, klokken met gecompliceerde uurwerken, mollige engel tjes die om de hoeken gluren of tussen zwierige guirlandes zweven Dit alles maakt een grootse en feestelijke indruk, die nog wordt versterkt doordat op deze tentoon stelling barokke muziek mechanisch ten ge hore wordt gebracht, een motet of een fuga. gespeeld op een orgel en begeleid door strijk- en tokkelinstrumenten. DEZE KIJK op een van de voornaamste kunstperiodes in Oostenrijk verdient de volle aandacht ook van het buitenland, om dat men hier iets van Oostenrijk ontdekt, dat typisch is voor dit land Wie dit volk aan de Donau wil begrijpen, zoals het zich zelf het liefste ziet. vindt hier het juiste materiaal en de beste omlijsting. Hier leert men begrijpen dat Oostenrijk nog altijd een bijzondere voorliefde heeft voor barokke pracht, voor optochten, meerstemmige mis sen, oratoria en operettes. Want barok is de kunst van de illusie en Oostenrijk blijft weliswaar een land dat met de moderne tijd meegaat en wolkenkrabbers bouwt, maar in het diepst van zijn hart droomt dit volk van het glorierijke, pompeuze, uitbun dige en barokke verleden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 13