Westeuropese zigeuners houden hun
grote jaarbijeenkomst in Sch even in gem
J. B. Jongkind
Werk van Jan van Goyen en van
IJdelheid
Erbij
TV-TOREN IN
STUTTGART
BETAALDE
ZICHZELF
ZATERDAG 2 JULI 1960
PAGINA D R I h
DIT JAAR ZAL VOOR het eerst in Nederland een „Welthar-
mation" worden gehouden. Eind juli of eind augustus, de juiste
datum moet nog worden bepaald, zullen zigeunerfamilies uit
landen van West-Europa naar Scheveningen komen, teneinde
daar hun jaarlijkse samenkomst te houden. Zo'n samenkomst,
eens per jaar, is voorgeschreven in het ingewikkelde stramien
van de ongeschreven wetten der zigeuners. Ongeveer duizend
zigeuners zullen Scheveningen gedurende enkele dagen een
wel zeer bijzonder aanzien geven met hun kleurige kledij en
hun vaak opvallende verschijning. Om deze samenkomst moge
lijk te maken heeft Tata (Joseph) Mirando bekend leider van
een zigeunerorkest en 69 jaar oud zich in verbinding gesteld
met een verwant stamhoofd in West-Duitsland. Mirando is
namelijk het hoofd van de in Nederland levendz zigeuner
gemeenschap. De zigeuners vormen een streng besloten ge
meenschap, ook al is die beslotenheid lang niet meer zo sterk
als vóór het uitbreken van de tweede wereldoorlog. Vóór 1940
kwamen huwelijken tussen zigeuners en burgers vrijwel niet
voor. Tegenwoordig is dat weliswaar nog geen schering en in
slag, maar toch zijn er een aantal zigeuners in ons land gehuwd
met Nederlandse meisjes. Zo heeft onze moderne tijd ook de
zigeuner gemeenschap niet onberoerd gelaten. Gedurende de
oorlog stierven tienduizenden zigeuners in de Duitse concen
tratiekampen, want zij werden fel door de nazi's vervolgd.
Sommige families zijn vrijwel geheel uitgeroeid, zodat het vaak
niet meevalt, in de eigen kringen te huwen.
Gezicht op Dordrecht (1651) van Jan
Goyen.
EEN AANZIENLIJK AANTAL zigeu
ners heeft gebroken met het zwervend
bestaan. In verschillende grote steden van
West-Europa exploiteren zigeuners thea
ters, nachtclubs en andere ondernemingen.
Een aantal zwerft nog wel, hetzij als ker
misexploitant, of als musicus. Slechts een
zeer Klein deel bewandelt nog de oude
paden en trekt zwervend door de wereld,
zij het dat het paard vervangen is door de
auto; ook de woonwagen is comfortabel
geworden. Het gevolg is dat in de woon
wagenkampen van Nederland vrijwel geen
zigeuners meer leven. Tachtig percent
van de kampbewoners bestaat uit Neder
landers. Van de overige twintig percent
bestaat slechts een te verwaarlozen aan
tal uit zigeuners en ook zij vallen onder
de vele (vaak zeer strenge) stamwetten.
Een vergrijp tegen de maatschappij in het
algemeen en de zigeunerwetten in het bij
zonder kan voor de dader bijzonder
ernstige gevolgen hebben. In zo'n geval
van wordt hij, na een onderzoek naar de juist
heid van de beschuldiging, voor langere
of kortere tijd uit de gemeenschap en het
familieverband gestoten. Gedurende de
De Seine bij Honfleur (1864) van Jongkind.
straftijd zal zelfs zijn naaste familie niet
met de gestrafte praten, eten, hem iets
geven of iets van hem aannemen. Na zijn
straftijd wordt hem door het stamhoofd
vergiffenis geschonken, maar daarmee is
de kous niet af. Zijn bezittingen worden
dan verkocht en van de opbrengst viert
men het verzoeningsfeest. De zondaar zal
dus van de grond af aan opnieuw moeten
beginnen, maar over het algemeen wordt
hij door zijn familie daarbij een handje
geholpen. Als een zigeuner met zijn gezin
in behoeftige omstandigheden komt te
verkeren, springen de familieleden al
tijd bij.
DE STRENGE VOORSCHRIFTEN en
het gesloten stamverband hebben tot ge
volg dat een zigeuner slechts zelden tegen
de wetten zondigt. Zo streng zijn de voor
schriften, dat een stamhoofd voor een van
zijn zoons, die een overtreding heeft be
gaan, wel zelf de straf bepaalt, maar na
het beëindigen van de straftijd kan hij
hem geen vergiffenis schenken. Daarvoor
moet de zoon het komt echter zo goed
als nooit voor naar een verwant stam
hoofd, soms op honderden kilometers af
stand. De zigeuners zijn Rooms Katholiek,
maar daarnaast handhaven zij allerlei
oude gebruiken, waarvan de oorsprong
wellicht tot vóór het begin van onze jaar
telling teruggaat. Aangenomen wordt, dat
de zigeuners uit Voor-Indië afkomstig
zijn en zich omstreeks de Middeleeuwen
in de Balkan vestigden. Aanvankelijk zijn
zij daar terechtgekomen in Hongarije,
Roemenië en Bulgarije. Later trokken zij
door heel Europa. Een aantal vestigden
zich voorgoed in Spanje in de omgeving
van Granada, waar zij het hunne hebben
bijgedragen aan de folkloristische muziek
en dans.
op volkomen eigen wijze, maar brachten
zaken uit dezelfde sfeer. En zo hielpen ook
zij ons het werk van Van Goyen als levend
te ontmoeten. Jongkind is voor vele onzer
aquarellisten nog steeds een wegwijzer.
Minder voor hen die in olieverf werken.
Het is of de schilderkunstige problematiek
ons te zeer dwars zit. Bij de reisschets in
waterverf is daar meestal minder of geen
sprake van. De Fransman Marquet was een
van de weinige moderne schilders in wiens
gehele werk Jongkonds schilderkunst een
vervolg op kwaliteit vond. Ook Marquet
plaatste nog de mens in zijn landschappen
en stadsgezichten en dat zo dat de figuren
niet alleen in het geheel werden opgeno
men, maar ook dat het geheel niet denk
baar is zonder die figuurtjes. Dat is ook
zo met het werk van Van Goyen en Jong
kind. Misschien dat de liefhebber van
Jongkind zich vooral diens havens en an
dere landschappen, waarin het figuur nau
welijks voorkomt, herinnert. Bij Van Wis-
selingh ontmoet men dan een en ander,
waarin het menselijke figuur toch een in
tegrerend deel vormt.
OOK TOT 27 JULI is in De Lakenhal
nog een expositie te zien van tekeningen
uit de collectie Welcker. Ik acht deze ten
toonstelling er meer een voor de liefheb
ber en kenner. Ik wijs echter iedere be
zoeker van de expositie van werken van
Van Goyen op deze collectie, omdat dan op
kan vallen welk een unieke figuur Van
Goyen was. Evenals deze laatstgenoemde
tentoonstelling is die van werken van
hedendaagse Nederlandse beeldhouwers in
de Hortus Academicus aan het Rapenburg
te danken aan het vieren van het 77ste
lustrum van de Leidse Universiteit. Deze
beeldententoonstelling duurt tot 11 augus
tus. Een bezoek hieraan doet ons dan met
een die heerlijke tuin kennen.
Het is voor Arnhem wel spijtig dat de
daar opgezette openluchttentoonstellingen
van beeldhouwkunst zo'n succes bleken,
dat men elders daartoe in zo'n mate over
ging, dat men in Arnhem het dit jaar moest
overslaan omdat nu op veel minder belang
stelling gerekend mocht worden. Wij die
nen af te wachten wat het beeldenpark op
de Hoge Veluwe wordt om te kunnen oor
delen over het nut of zelfs maar de recht
vaardigheid van zo'n concurrentie. Een
verslag van enige stand van zaken betref
fende de Nederlandse beeldhouwkunst van
vandaag is in ieder geval nu wat dichter
in onze buurt te vinden.
Een volledig verslag is de expositie
„Tijdsbeeld", zoals men de Leidse tentoon
stelling noemde, niet, gezien het ontbreken
van de vertegenwoordiging van enkele be
langrijke figuren. Maar dat. is misschien
wel een tijdsbeeld. In ieder geval biedt de
expositie veel moois, veel interessants.
Men ontmoet weer werk van Dannenburg,
waaronder diens uitstekende portret van
de hier eveneens vertegenwoordigde The-
resia van der Pant, Van Lith, Eva Mend-
lik en Sterenberg. Er is een zeer boeiend
portret van de architect Buys door prof.
V. P. S. Esser, Auke Hettema's beeld van
Piet Paaltjens houdt het in de openlucht
prachtig. Ik werd verrast door een portret
van jhr. D. C. Roëll door Charlotte van
Pallandt en werk van Gooitzen de Jong.
Nieuw was voor mij een lam van Wezelaar
en onder de kleinplastiek viel me een
vrouwefiguurtje van zijn gade, L. Weze-
laar-Dobbelmann, op.
Bij het binnenkomen wordt men getrof
fen door een groep van L. O. Wenckebach,
„De fietsers". Wenckebachs werk ontmoet
men te weinig om enig oordeel te kunnen
hebben over het hier gepresenteerde in zijn
ontwikkeling. Maar deze vorm van uiten
is een verrassing na ander werk van hem.
Nog weet ik niet of ik Kneulmans gekke
„Kind" niet prefereren moet boven Wen
ckebachs „Wicht".
Nieuw was voor mij ook een groepje
„Prentkijkers" van Cor Hund, die eigenlijk
veel te weinig exposeert. Hij beschouwe
dat als een compliment. Meer uit danse
ressen dan „korfbalspeelsters" bestaande
lijkt Carasso's groepje van die naam. Wei
nig ontmoet men werk in onze contreien
van Koremans uit Breda, die ik laatst als
voorbeeld van een belangrijk Brabants ar
tiest mocht noemen. Totaal zijn er achten
veertig beeldhouwers vertegenwoordigd.
Bob Buys
DE ZIGEUNERS HEBBEN een eigen
taal, die echter niet geschreven maar al
leen gesproken wordt. Zij noemen die taal
„Romanische", maar met de Roemeense
taal heeft die niets van doen. Men zou
het Romanisch in zekere zin met het
Jiddisch kunnen vergelijken, zij het, dat
alle zigeuners het Romanisch beheersen,
maar iang niet alle leden van de Joodse
gemeenschap kennen het Jiddisch. Ook
bij de zigeuners heeft men rangen en stan
den. Aan het hoofd van de vaak zeer
üitgebx-eide families staan de familie-
of stamhoofden. Het "leiderschap gaat van
de vader over op de oudste zoon, als hij
tenminste met een zigeunerin is getrouwrd.
Als dat niet het geval is, wordt een andere
zoon aangewezen die wèl een echtgenote
van zigeunerbloed heeft. De welstand van
de zigeuner en daarmee ook vaak zijn be
langrijkheid voor de stam is te zien aan
het goud dat hij draagt. Voor de mannen
zijn dat de ringen en de tanden, voor de
vrouwen de sierraden. Hoe meer goud,
des te belangrijker de drager.
DE ECHTGENOTE van het stamhoofd
heeft geen gemakkelijke taak. Zij zwaait
de scepter over de vrouwen van de fa
milie en maakt zowel de meisjes als de
jonge vrouwen vertrouwd met de gebrui
ken en voorschriften. Die voorlichtende
taak wacht haar tijdens de jaarlijkse
bijeenkomst eveneens. De samenkomst
betekend voor de overtreders, die in niet
al te sterke mate gezondigd hebben, een
algemene amnestie, x-uzies zijn tijdens de
samenkomst ten strengste verboden en er
heerst op dei-gelijke samenkomsten dan
ook altijd een geest van saamhorigheid,
die te merken is aan de uitbundige feest-
vi-eugde, de feestelijke maaltijden, mu
ziek, zang en dans. Het is een spectacu
lair kleurenspel door de veelal schilder
achtige kleding. Tijdens de samenkomst
worden eventuele geschillen tussen fami
lies definitief door het stamhoogfd opge
lost en gedux-ende de dagen van de sa
menkomst is het stamhoofd met zijn
echtgenote het middelpunt van alle ge
beurtenissen.
Een van de dingen, waarop de Westduit
ser weer pi-ijsstelt, is een „lintje". De
meest noi-male orde, welke de Westduitse
president pleegt uit te reiken, is het Bun-
desverdienstkreuz. De 53-jarige gewoonte
misdadiger Plei-mann Köpfer volkomen
vertrouwd met alle menselijke zwakheden
-zette enige tijd geleden een „Actie Bun-
desverdienstkreuz" op, die hem dertigdui
zend mark opleverde. Köpfer stak er eerst
wat geld in: hij liet fraai schrijfpapier
bedrukken met de woorden „Bundespraes-
idialamt Oberregierungsrat zum Keiler",
dat suggereerde afkomstig te zijn van het
bureau van bondspresident Lübke te Bonn.
De oplichter zocht vervolgens in het adres
boek van Freiburg en andere steden een
reeks klinkende namen uit de industi'ie.
Hij zond daai-op ieder van deze heren een
„hoogst vertrouwelijke" brief met de me
dedeling, dat aan de ontvanger van de
brief wegens zijn bijzondex-e verdiensten
voor het Westduitse volk tijdens een vol
tallige zitting van de Bondsdag te Bonn
door de president het „Bundesvei'dienst-
lu-euz" zou wox-den uitgereikt. Maar de
belastingbetalers zouden de kosten van
zo'n feest niet willen en kunnen betalen
en dus werd de ontvanger van de brief
verzocht vijftig mark te storten op een
gironummer. En zouden er familieleden
naar Bonn mee komen, dan kostte dat
per persoon negentig mark. Deze exploita
tie der ijdelheid leverde Köpfer dertigdui
zend mark op. Maar voor hij het geld
van de giro kon halen, greep de politie
in en zette de man achter de tralies. Het
was een truc, zoals naar de politie van
Fi'eibui'g bekende nog nimmer in Duits
land was uitgehaald. Zij zwijgt over de
vele ijdele heren, die zo dwaas waren om
tientallen marken op Köpfers giro te stor
ten.
DE TIJD DAT EEN zigeuner een on
nodig gevreesde nomade was, ligt reeds
ver achter ons. Velen van hen vestigden
zich voorgoed op één plaats en zijn ach
tenswaardige burgers, die zich overigens
niet alleen te houden hebben aan de wet-
Zigeunertypen
ten van het land waar zij vertoeven, maar
ook aan de ongeschreven wetten van de
zigeunergemeenschap. In dat opzicht heb
ben zij het dus minder gemakkelijk dan
hun medeburgers. Om. de echte zwerfzigeu-
ners te ontmoeten, zal men naar Grieken
land of Turkije moeten reizen, waar zij
met paard en wagen nog steeds langs de
stoffige wegen trekken van de ene plaats
naar de andere. Hier in het westen is dat
anders geworden. Straks zullen woonwa
gens en caravans, getrokken door auto's,
naar Scheveningen rijden.
Spaanse „gitanas": moderne caravan en antieke theeketel.
WIE OP REIS NAAR
Zuid-Duitsland, Oostenrijk
of Zwitserland via de auto
baan langs Stuttgart komr,
kunnen wij aanraden even
bij de „Ausfahrt Stuttgart
Siid-Degei'loch" de auto
baan te verlaten om van
daar naar de ten zuiden van
Stuttgart gelegen Hohen
Bopser (481 meter hoog) te
rijden, waar de 211 meter
hoge „Fernsehturm" staat.
Deze Stuttgarter te'xevisie-
toren, met op 150 meter
hoogte een groot restaurant
kwam op 4 februari 1956
klaar en is op het Empire
State Building in New York
(442 meter hoog) en de Eif-
feltoren (300 meteij na tot
het hoogste bouwwerk van
de wereld. De toren is dus
hoger dan de Utrechtse
Dom ("110 meter), de Keulse
Dom (156 meter) en hoger
ook dan de hoogste kerk
toren van de wereld, name
lijk de Ulmer Münster die
160 meter haalt.
Toen wij ons onlangs met
de lift, die plaats biedt voor
15 personen, in de Stuttgar
ter Fernsehturm omhoog
lieten voex-en, reageerden
onze trommelvliezen, zoals
dit ook in de Euromast te
Rottex-dam is te voelen,
even op het snelle lucht
druk verschil, daar deze lift
in 52 seconden op 150 meter
hoogte komt. De liftboy
vertelde ons dat de belang
stelling voor deze toren
overweldigend is. Op druk
ke zon- en feestdagen wor
den er per dag gemiddeld
6000 bezoekers naar boven
beide boven elkaar gelegen
voor 160 personen en de
zoeker-, zodat de kosten van
dit bouwwerk reeds ixx vier
jaar zijn betaald.
Waai'om, zo vragen wij
ons af. heeft men iets der
gelijks ook niet met de hoge
Smilder televisietoren, vlak
aan de vex-keersweg gele
gen, durven wagen. Het had
na enige jaren zeker de
kosten van de bouw gedekt.
Bij gunstige weersomstan
digheden heeft men van
deze tox-en af 'n fantastisch
uitzicht over geheel Zuid-
Duitsland. In polaire lucht
met zeer goed zicht is de
Zugspitze (200 km verwij
derd), de in Zwitserland
gelegen Tödi (216 km.) en
'de Finsteraax-horn (260 km
vex-wijderd) met op het
platform opgestelde verre
kijker-s te zien.
De verdikking in de toren
bestaat uit. twee boven el
kaar gelegen restaurants,
daaronder de keuken met
voox-raden etc. In de onder
ste ring zijn de zendinstal-
laties ondergebx-acht.
Angst dat de toren bij een
orkaanwind zal omwaaien,
behoeft men volgens des
kundigen niet te hebben.
Wel gaat de toren bij zwa
re stormen schommelen. Op
het hoogste platform kan
dit 25 a 30 citx bedragen.
Aan de voet van deze
TV-toren treft men ver
schillende gebouwen aan,
waaronder een restaurant
met terras en ook de grote
zenderzaal van waaruit de
Südwestfunk haar televisie
programma's de 1 ~~-Ht in
zendt.
DE AMSTERDAMSE KUNSTHANDEL E. J. van Wisselingh Co. exposeert
tot 6 juli een aantal schilderijen van Johan Bai"thold Jongkind (1819—1891). Het
Leidse Stedelijk Museum „De Lakenhal'" laat ons tot 27 juli een groot aantal
tekeningen en schilderijen van Jan van Goyen (1596—1656) zien. Een aantrekke
lijk samenvallen, deze exposities. Want om verschilende redenen hebben zij nog
al wat met elkaar te maken. Beide meesters, die tot onze grootste landschap
schilders gerekend mogen worden, werden in eigen land in ieder geval pas laat
gewaardeerd. Mogelijk dat de zoveel later geboren Jongkind in Frankrijk eerder
gewaardeerd werd dan Van Goven. De waardering voor Van Goven werd vooral
C* - O J
groter na de opkomst van het impressionisme dat op Jongkinds werk ontstond,
hoewel Jongkind toch juist steunde op oude Hollandse tradities. Moet Jongkind
een vernieuwer genoemd worden, Van Goyen was daarentegen meer een voort
zetter van hetgeen oorspx-onkelijk in Haarlem ontwikkeld werd door kunstenaars,
die maar weinig jonger waren dan Avercamp. Dit leren wij uit de inleiding tot
de van vele illustraties voorziene catalogus, geschreven door de heer J. N. van
Wessern, directeur van De Lakenhal. Een rónd 1585 geboren generatie van schil
ders schilderde al landschappen, waartoe de stoffering wel niet meer aanleiding
was, maar waarin de sfeer ook nog niet primair was. Iets daarvan is nog wel zicht
baar in Van Goyens vroege werk. Het is echter opvallend hoezeer vooral ook in
de vele tekeningen figuurjes opgenomen zijn in het geheel.
uitzichtplatforms voor on
geveer- 450 pex-sonen.
Nog deze zomer vex-wacht
men de viermiljoenste be-
gebracht enweer naar
beneden, anders zou het ge
drang te groot worden. De
twee boven elkaar gelegen
restaurants bieden plaats
HET IS NATUURLIJK door beider kwa
liteiten dat hun kunst zo levendig bleef.
De aard van de door hen gekozen onder
werpen, het echt Nederlandse landschap,
en voor Jongkind ook bepaalde Franse
landschappen, draagt hiertoe bij. Anders
zou het immers zijn wanneer zij zich vooral
gex-icht hadden op het stadsgezicht. In ieder
geval is het zo dat wij ons landschap nog
zo kunnen zien als Van Goyen en Jongkind
het zagen. Van Goyens schilderijen blijken
bij het weerzien donkerder dan men zich
ze was gaan voorstellen. Op deze expositie
treffen vooral de tekeningen, waarvan vele
met groepen figuurtjes in het landschap.
Waar Jongkind op enige afstand van de
steden, bleef, gafhij. ons,weel, dat we nog
zq kunnen zien. In.,of.zeer nabij de steden,
is het vooral de stemming, die we nog zo
kunnen proeven en daarmee reikt hij ver
der dan vele Nedei'landse tijdgenoten. In
beider werk spelen de luchten zo'n grote
rol. Het is of die buiten geschilderd wer
den. En toch ontstonden zij op het atelier
naar studies. Natuurlijk is hierbij het
levendige handschrift van groot belang.
Maar hoe kon men in dit handschrift zo
levend blijven als men toch niet „zag" wat
men schilderde. Dit geldt vooral Jongkind.
Instructief ware geweest op de expositie
ook aquarellen van zijn hand te ontmoeten.
Want. deze ontstonden direct naar de na
tuur. Opvallend zal het verschil van toets
niet zijn, al meende ik in een enkel „zeetje"
aan de factuur iets te pi-oeven, dat niet
direct van buiten kwam. Dat was dan ech
ter alleen bij nadere bestudering van de
tails, want als geheel was het een van de
meest levendige schilderijtjes.
VAN GOYENS expositie herinnert er
ook aan dat vex-schillende Nederlanders
weer onderwex-pen als de zijne hebben op
genomen. Dat zijn dan voornamelijk teke
naars en gx-afici, van wie we wel werk „In
't Goede Uur" mochten ontmoeten. Ik
dacht onder meer aan Steyn, Giltay, Dool
en Veldhoen. Zij vertolken hun indrukken
Twee vechtende eenden van Piet Killaars.