DE VIJFTIG PARIJSE TROTTOIRSCHILDERS HALEN DAGELIJKS HUN KOSTJE WEL OP Indrukwekkend bruggencomplex aan de westkust van Zweden Boeken voor mooi en slecht weer l Mieretteklokjes ZATERDAG 9 JULI 1960 PAGINA DRIE Vakantietekeningen van Erbij (Van onze correspondent in Parijs) voor de eigen ogen te zien verdwijnen. ZE ZIJN EEN JAAR of tien geleden met zijn tweeën of drieën begonnen, en nu zijn het er al een slordige vijftig. Zodat, wanneer het in dit tempo verder gaat, de overheid ook aan deze schilderachtige trek in de dubbele zin van het woord in het Parijse stadsbeeld wel weer wat zal moeten doen, omdat van nature het trottoir nu eenmaal bestemd is voor de wandelaar die zijn hachje op het straatdek tóch dagelijks al ettelijke keren riskeren moet en niet primair om het schildersdoek of de tekenvellcn te vervangen. O ja, we wilden u hier wat vertellen over een nieuwe broodwinning zo geen richting in de kunst: het schilderen, of beter het pastel- tekenen, in de Parijse openlucht en op de trottoirs. Men kan, vooral op de Parijse straat, allerhande boterhammen verdienen: met de negotie, als gids, als clochard, als degenslikker, als muzikant op velerlei speeltuigen, als zanger. Oók als sneltekenaar of knipper-van-silhouetten. Maar toch werden de plastische kunsten tot voor korte tjjd slechts schaars, althans buiten de Butte van Montmartre, zo maar gewoon buiten op straat in Parjjs beoefend. In die leemte is nu 'n krachtige verandering ingetreden. Op de grote boulevards, de beroemde pleinen van de Bastille of L'Etoile, en by andere bezienswaardigheden struikelt ge vandaag haast over de schilders die daar, geknield in het stof, hun creaties met behulp van speciaal kleurkrijt op de stoep wrochten. Zij zijn merendeels artiesten die, aldus timmerend aan de weg, hun weetje heus wel weten en de prut sers komen nauwe lijks aan bod. De con currentie is te mach tig en de critische zin van de Parijzenaar op het stuk van de kunst tè scherp. Over het algemeen zijn het religieuze voorstellin gen de Heiland aan het kruis, en Madon na's die, meestal aan de hand van een beroemd schilderij van Rembrandt, Da Vinci of Giotto, daar tussen, en haast on der, de voeten van de schuifelende Parijze- naars worden afge beeld, omdat ze, ook geldelijk, het hoogste gewaardeerd blijken te worden. Maar we hebben bij de Are de Triomphe eveneens een zwaar bebaarde jongeling ontmoet, die zich fier en uitslui tend aan zijn eigen voorkeuren wilde houden en halsstarrig weigerde ook maar één ander meester werk te kopiëren dan uit de impressionis tische school. Hij was al een week hier bezig en legde juist de laat ste hand aan Gauguins „Ta Matete", nadat Corots „Jong Meisje" en Van Goghs „Café" alreeds opnieuw vereeuwigd waren. Ver eeuwigd is overigens niet helemaal het woord. De kunstzin van de Parijzenaar is wel zo voldoende ontwikkeld, dat zij die pastels-naar-gi'ote-voorbeelden ontzien om ze niet bewust met de voeten te treden. Maar één regenbui is voldoende om het (Van onze correspondent in Scandinavië) WIJ ZIJN ZOJUIST naar de lucifer- stad Uddevalla teruggekeerd van een bezoek aan de Tjörnbro, het nieuwe hruaaencomplex aan Zwedens weslku-st. OO I 1.1. Drie machtige oeververbindingen en een tunnel zijn er gemaakt om Tjörn, het op een na grootste eiland van West-Zweden, voor het recreatie zoekend publiek toe gankelijk te maken. De nieuwe weg en de bruggen zijn tezamen 8,7 kilometer lang. Nu zal men zich misschien af vragen: Zweden is toch zo onmetelijk groot en rijk aan woeste grond is hei dan nodig, dat een zo uitzonderlijk kost baar project wordt uitgevoerd? Er waren 23 miljoen kronen (17 miljoen gulden) mee gemoeid, tweeduizend gulden per meter. De kwestie Is, dat de Zweden niet tevreden zijn met ongerepte natuur. Neen, zij moeten ook lang en veel kun nen baden en vissen, maar vooral baden. En dan het liefst in zout water. Omdat de Oostzee brak is en zij de middagzon aan de landkant heeft, is deze veel min der in aanzien dan de stranden van het Kattegat en het Skagerrak, waar zich tal van kleine badplaatsen bevinden, die meer gezocht zijn naarmate zij noorde lijker liggen. Dus dichter bij het Skager rak, dat het zoutst is. Wij noemen Baa- stad, Marstrand, Ljungskile, IlaUevik- strand, Fiskebackskil, Lysekil en Fjall- backa. Behalve Baastad. zijn ze alle ten noorden van Göteborg. Fm daar is dan nu het eiland Tjörn bijgekomen, zo groot als tweederde van Texel, om nieuwe bad plaatsen, te herbergen. ER ZIJN OOK SCHILDERS, die nog mo derner zijn georiënteerd dan onze impres sionist bij de Triomfboog en op een der boulevards hebben we zo zelfs het surrea lisme zien beoefenen. Van het integrale ab stracte schilderen onthoudt men zich tot dusver omdat, zoals een trottoir-artiest ons heeft uitgelegd, het publiek zich van „het plaatje" toch maar moeilijk kan losmaken, en soms zelfs wel eens gevaarlijk wil wor den zodra het meent door een kunstenaar in het ootje te worden genomen. OF ER NOGAL BELANGSTELLING, fi nancieel èn in het algemeen gesproken, voor hun creaties bestaat, die dus nimmer een lang leven beschoren zijn? Ja, en die belangstelling berust al lang niet meer op louter nieuwsgierigheid, want de trottoir schilder is nu wel als natuurlijke verschij ning in het Parijse stadsbeeld opgenomen. Er worden opmerkingen gemaakt, in waar derende of in critische zin, en een goed schilder kan zeker op een bredere kring van omstanders rekenen dan een klodde raar, die trouwens, óók op het Parijse trot toir, geen lang kunstleven te wachten staat. Verscheidene artiesten, die op het trottoir debuteerden, hebben daar ook wel lucratieve relaties gemaakt, en over een hunner, de Spanjaard Joseph Boni, heeft niemand minder dan Jean-Paul Sartre zelfs een uitvoerige beschouwing geschre ven. De geldelijke verdiensten van deze nieuwe categorie van straatartiesten lopen evenzeer uiteen als hun onderwerpen, hun talent, ook wel van hun standplaats, en tenslotte van het seizoen. Gemiddeld halen ze per dag zo'n dertig a veertig gulden aan grijpstuivers op, maar we hebben ook de man ontmoet Philippe d'Alys die eens, binnen de tien uur, met één krijttekening een dikke twaalfhonderd gulden verdien de. Maar dat was dan ook het portret van wijlen Paus Pius XII dat hij vervaardigde op de dag na diens sterven en waarvoor hij de stoep voor de Notre Dame, waarheen zich toen duizenden gelovigen begeven hadden, als ondergrond had gekozen. POPPE DAMAVE DE I-IAARLEMSE kunstschilder Poppe Damove verblijft in het Franse dorpje Penthièvre in Bretagne. Hij stuurt ons daar vandaan twee houtskoolteke ningen. De ene stelt de kade in Aurnt; voor, de andere een vissersscheepje aan het uiterste puntje van hel schiereiland aan de zuidkust van Bretagne. Hij heeft daar gezwommen in gezelschap van een stuk of zes nogal grote inktvissen, „flinke jongens die zonder de minste inspanning met me meezwommen, hoewel ik als een ik doodmoe ophield zag ik dat ze me met razende weg probeerde te komen'. „Toen hun lieve grote ogen vriendelijk aan- resultaat van een halve dag werk (en na tuurlijke aanleg) binnen het kwartier weer finaal weg te spoelen. Behalve talent en stevige kuitspieren, wordt er zo voor deze nieuwe vorm van kunstbeoefening dus ook nog een ruime dosis nederigheid vereist, want leuk is het natuurlijk nooit een schep ping, waarin dan toch maar een brokje ziel verwerkt is, door Gods hemelwater weer NAARMATE HET VAKANTIEGEVOEL actueler wordt pleegt de belangstelling voor litteratuur de échte, de forse lit teratuur af te nemen. Ook de uitgevers wachten met hun nieuwe uitgaven liever tot september, als het publiek voldoende is uitgerust om weer een stootje te kun nen verdragen. Maar toch wil iedereen ook in vakantietijd of men de vakantie nu voor de boeg of achter de rug heeft, of tussen boeg en rug aan het uitrusten is wel de prettige zekerheid, dat er tenminste één boek bij de hand is voor die kwartiertjes of uren, dat men het toch niet laten kan. Daarom etaleren we in deze vakantierubrieken voor u een sta peltje boeken waar er tenminste één bij is, dat juist u zal bekoren. We gaan na melijk van Loodzwaar tot Heel Licht. U stapt maar in waar het u lust. „TAAL NOCH TEKEN" van Willem van Maanen (Querido, Amsterdam, 8.90). De begaafde auteur van „Droom is 't leven", Tjörn ligt op een goede vijftig kilome ter, op een uur rijden van Zwedens twee de stad met zijn 400.000 inwoners en on geveer even ver van Uddevalla, dat bij na 40.000 inwoners telt. Het is een tech nische prestatie van grootse allure ge worden. De eerste twee bruggen zijn be tonconstructies, door een Zweedse maat schappij gebouwd. De laatste en groot ste brug bestaat uit. een enorme stalen overspanning, die de gehele zee-engte vrijlaat en met door zuilen gedragen af ritten aan weerszijden. Deze laatste en grootste brug is stel lig een kunstwerk van betekenis doch doet, misschien omdat zij nog in de me nie staat en detoneert met de omgeving, naar onze smaak wat Duits aan. Hij is dan ook door Duitsland geleverd. Het werd een knap staaltje van ingenieurs kunst want alle delen, in de Duitse fa briek vervaardigd, bleken, in Zweden ge arriveerd, tot op een haar nauwkeurig in elkaar te passen. VORIGE MAAND heeft de Commissaris des Konings Per Nyström met het door knippen van linten in de nationale kleu ren, in aanwezigheid van 15.000 a 20.000 geestdriftige landgenoten, het bruggenstel- sel geopend. Zweden is op deze wijze groter geworden want deze ontsluiting be tekent areaalwinst. Zo telt Zweden nog veel eilanden, die aan het vasteland kunnen worden gehecht, moerassen, die kunnen worden ontwaterd en afgelegen delen, die door wegen in contact met de bewoonde wereld kunnen worden gebracht. De kunst van het boren van tunnels is nog betrekkelijk nieuw. Al thans het snélle boren door rotsen. Men werkt hierbij in twee verdiepingen boven elkaar en vordert per dag zeven meter of meer terwijl een gang van tien meter hoogte wordt verkregen. Op deze wijze is eveneens veel waardeloze grond van waarde geworden, zij het dan dat de ver kregen oppervlakte niet aan het daglicht komt doch diep onder het maaiveld ligt. Maar dat kan ook zijn voordelen hebben. ONLANGS IS IN GÖTEBORG weer een garage voor honderden auto's in een berg aangelegd. In Stockholm kent men zulke garages al langer. De Scandinavische sprookjes spreken over een wereld van trollen die „in de berg" wonen. In onze dagen verrichten duizenden mensen in Zweden hun dagtaak in onderaardse fa brieken van vliegtuigen en andere belang rijke zaken. De machines staan er als hongerige trollen te stampen en te steu nen, maar geen mens, die in de zon wan delt, merkt er iets van precies als in de sprookjes. Wij zagen ook het gemeen telijk waterleidingbedrijf van Göteborg, dat ver onder de rotsen is opgeborgen, en elders een schuilkelder voor 10.000 perso- beeft zich in deze roman te programma tisch aan de taak gezet de inwisselbaar heid van werkelijkheid en droom in litte ratuur te verwerkelijken. Het gevolg is een volgeschreven schema, waar de lezer potlood en papier bij nodig heeft om de vele symbolische samenhangen tussen si tuaties, personen en functies te ontleden. Een goede oefening voor critici om een moeilijk boek te analyseren, maar voor de échte lezers toch een tè gecompliceerd werkstuk van te veel aan bod gekomen denkkracht, om als roman te overtuigen. „SPIEGEL EN LACHSPIEGEL" van Til Brugman (Querido, Amsterdam 8.90). Deze bundel van drie ernstige verhalen en vier „soties" (lachspiegelver- halen) zijn door Querido uitgegeven als „een klein monument" voor de in 1958 op zeventigjarige leeftijd overleden schrijf ster, die in de voorste gelederen van de Stijl-groep heeft gestaan. Het grootste be lang van dit boek is niet dat het een lit- terair-historisch document is (het werk van Til Brugman was vrijwel niet meer te krijgen), maar dat enkele der door Al fred Kosmann voorbeeldig ingeleide ver halen (vooral „Schuld zonder schuld" en „Vereffening") boven het tijdgebondene van het Stijl-begrip uitrijzen. Ook Til Brugman heeft cerebrale intenties, die haar verhalen markeren, maar niettemin breekt haar diepe deernis zuiver lit terair door die gegevenheden heen, waar door de beste mogelijkheden van het ver haal verwezenlijkt worden. „GERUCHT EN GEWELD" van Bep Vuyk (Querido, Amsterdam, ƒ4,90). Na ruim tien jaar te hebben gezwegen, heeft de schrijfster haar litteraire naam met de ze bundel onbetwistbaar bevestigd en ver sterkt. Vijf novellen, geïnspireerd op per soonlijke ervaringen en op aan de schrijf ster vertelde gebeurtenissen, leverden het indrukwekkend bewijs van haar authentie ke talent. De nuchtere verteltrant, de koe le, emotioneel-ingehouden stijl bereiden feilloos de diepe schok voor, welke aan het einde van elk verhaal teweeg wordt ge bracht. De betekenis van de novellen, welke feitelijk gesitueerd zijn in het pas ontstane Indonesië, stijgt door universele menselijkheid en door niet in tijdsgrenzen te vangen bewogenheid ver uit boven het gebeuren zelf. De vraag naar de persoon lijke schuld, al of niet bewust aangegaan, vormt van de eerste vier novellen het kernthema. Het vijfde verhaal is onzes inziens niet zozeer een novelle dan wel een reisreportage, maar als zodanig dan ook bijzonder geslaagd. „TWEE MAAL LUDOVICUS" door Ton van Oudwijk (Van Oorschot, Amsterdam ƒ7,90). Hei aangrijpend levensverhaal van de vader Vincent, de zoon Ludovicus en tussen hen in, voor elk van hen een andere wezenlijke waarde vertegenwoor digend de vrouw en moeder Julia. De beide mannelijke hoofdpersonen zijn wreed, egocentrisch, vol cynische machts wellust. Zij verbergen een kern van men selijke warmte, door de vader onbewust, door de zoon bewust verdrongen. Even verborgen, maar vrijwel steeds aanwezig, is de poëzie, waarmee de schrijfster deze geschiedenis van menselijk onvermogen grootheid en diepte weet te geven, die het louter psychologisch geval verre te bo ven gaat. Zij heeft zich met deze roman ontegenzeggelijk een plaats verworven on der de meest vooraanstaande Nederlandse auteurs. „DE KIST" van Maria Dermoüt (Queri do, Amsterdam, 4,90). De fragmentari sche verhalen, te voorschijn gekomen uit een bij toeval gevonden kist, vormen de inhoud van deze bundel. Zowel naar vorm als naar wezen, naar gegeven als naar stijl, bezitten de verhalen een naar het mystieke neigende poëzie. Deze poëzie richt zich op de innerlijke en onverander lijke waarde van de dingen, die het wezen van een volk bewaren. Het belang van de mensen zelf begint pas, wanneer deze din gen door menselijk toedoen weer tot leven komen. De verwoording van dit mysterie der dingen wordt soms zo subtiel, zo poë tisch verijlend, dat het voor de lezer on grijpbaar wordt. Waar dit niet het geval is, geeft Maria Dermoüt haar lezers zuive re, waarachtige schrijfkunst te genieten. „HET HARDE PARADIJS" van de thans 68-jarige Elisabeth Zernike (Queri do, Amsterdam, 8.90) is een zeer mooie roman. De zeer begaafde, zelfvergeten schrijfster vertelt in een geserreerde, pak kende taal de geschiedenis van de boere- dochter Marguérite Puyvot, die in een rustige, onbeproefde wijsheid ook na de dood van haar patriarchale vader vanzelf sprekend haar bestaan van land bewer ken, oogsten enzovoorts blijft voortzetten. Een kreupele pottenbakker wint haar on aangesproken gebleven vermogen om lief te hebben, een mens te beminnen, en in het huwelijk leert Marguérite de bronnen van het verdriet kennen, zonder er door verbasterd te worden. In het harde para dijs heeft zij de beste kwaliteiten van haar vroegere isolement veredeld. Dit laatste boek van Elisabeth Zernike is vooral sterk door de onvergetelijke suggestieve wijze waarop de auteur de wederkerige beïnvloe ding van mens en natuur op het Franse platteland heeft beschreven. Het is een gave roman van hoge kwaliteit. Van harte aanbevolen. „DE ZWARTE KEIZER" van Hugo Claus (De Bezige Bij, Amsterdam, 4.50). Deze bundeling van zestien verhalen van Claus toont deze jonge begaafde Vlaamse auteur ten voeten uit. Hij vindt zijn thema, de menselijke onmacht, bij kinderen en geestelijk onvolwaardigen. omdat bij hen de onmacht zo zuiver en van nature aan wezig is, dat er buiten hen geen excuses of oorzaken gezocht behoeven te worden. De verhalen zijn stukken, die uit levens geknipt zijn, levens die de lezer niet kent en waarover hem geen bijzonderheden worden verstrekt, die naar volledigheid streven. Claus geeft alleen één stukje, dat aansluit op onbekend leven en er in zal doorgaan. Maar in -.t éne stukje is de onmacht samengebald1 van een geheel be staan. De samenhang der feiten blijft ver borgen. maar hun betekenis verliest daar niets door. Niet iedereen zal deze manier van schrijven die in de film navolging krijgt, vooral in Amerikaanse studenten- groepen aanspreken. Maar wie er ge voelig voor is, krijgt in deze bundel een schitterende proeve van moderne vertel kunst. „MET DE KRANT NAAR BED" door H. J. Oolbekkink (Querido, Amsterdam, 8.80). De titel is niet alleen een slecht vakantie-advies, hij verbei'gt tevens geens zins dat „de krant" achter- en ondergrond van deze roman is, die de problematiek behandelt van drie, positief of negatief bij de journalistiek betrokken mensen. De va- dex-, hoofdredacteur en zozeer krant ge worden dat hij geen persoonlijke mense lijkheid meer overhoudt: een zoon, die zijn vaders aard heeft maar diens levenswijze verafschuwt en uit protest gaat nietsnut ten; en een andere zoon die tussen deze uitersten een leefbaar compromis zoekt. Het blijft in het boek bij een cerebrale, wat dorre probleemstelling, de hoofdfigu ren worden geen vlees en bloed. De schrij ver gaat zich bovendien nogal eens te bui ten aan zeer geforceerde, gekunstelde beeldspraak. Ad Interim keken". Vlak bij de kust de inktvissen waren toen al weg zag Poppe Damave onder zich wéér een groot donker mon ster. „Ik zwom naar links, toen naar rechts, maar het ging mee". „Nu wilde ik precies weten wat het was en hield mijn hoofd onder water. Daar zag ik heel duidelijk dat het mijn eigen schaduw was, en niet de vader van de jongens die mij zoeven vergezelde". „Gisteren zag ik nog een stelletje haaien. Ik zwem nu niet meer Er komen in onze tuinen vele Campa nulasoorten voor; ook in de eigen flora, maar het marietteklokje of Campanula medium is toch wel één van de meest bekende soorten; deze bloeit enorm rijk. Het is eigenlijk een tweejarige plant en- dat wil zeggen dat ze nu gezaaid moet worden en dat men er dan volgend zomer bloemen van verwachten kan. Voor cam panula medium heeft men geen kassen of bakken nodig; ze kan direct ter plaatse in de tuin gezaaid worden, maar later zal men de jonge plantejs moeten verzetten op een apart bedje en laat in de herfst of vroeg in het voorjaar kunnen zij dan op de voor hen bestemde plaats gepoot worden. Men zaait dus op een wacht- bedje, een hoekje van een halve vierkante meter, en men moet het zaad vooral niet te diep in de grond brengen; het is al voldoende als het juist onder de opper vlakte zit. Na het zaaien kan men de grond wel afdekken met vochtige zakken of lap pen, die ook vochtig gehouden moeten worden. Direct nadat de plantjes te voor schijn komen zal men dat dek moeten ver wijderen; ze hebben dan al onmiddellijk de volle zon nodig. Er komen ook enkele tinten voor; speciaal het donkere blauw en het donkere roze moeten genoemd wor den, maar ook het wit en het zachte lila zijn heel mooi en het is wel eens aardig er een mengsel van te bestellen. G. Kromdijk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 15