De guachero, de „gevederde vetpot" DE PEIGNOIR Het wonder van Tipasa Boeken voor in de keuken ZATERDAG Erbij PAGINA VIJF 1960 ER WERKTEN zo'n kleine twintig meis jes, jonge modinettes, op het atelier bij mevrouw De Gardere. Ze hadden het er naar hun zin. De sfeer was goed. Ze mochten praten en lachen. De radio was aan, wanneer ze dat wilden, maar nooit zo dikwijls en zo hard, dat 't onrustig was. De ontwerpster, mevrouw De Gardere, za gen zij maar zelden, maar de cheffin, juffrouw Annet zagen zij elke dag. Om dat zij boven bij mevrouw inwoonde, was zij er eerder dan de meisjes, zij bleef ook als zij al weg waren gegaan. Waarschijn lijk noemde zij mevrouw De Gardere bij haar voornaam als zij met haar samen boven was, maar beneden, waar de meis jes bij waren, sprak zij haar altijd aan als mevrouw. Op het koninklijk mooie fi guur van Annet werden veel japonnen en kostuums afgepast. Ook als er geshowd werd, liep zij mee, voor avondjapon nen en bruidstoiletten voornamelijk. Want zij was nog jong, ondanks haar overwicht, pas dertig jaar. Het was zo heel bekend en huiselijk haar in haar lange blauwe peignoir, die al ietwat verschoten was, door het atelier te zien lopen, de heupen slank, en licht wiegend onder de gladge trokken, glanzende stof. Soms, als er goed gewerkt was en zij meer nog dan anders tevreden, ging zij vooraan in het atelier in een oude, grote stoel zitten, de knieën smal bijeen, de voeten opgetrokken op de stoelsport. Dan las zij voor uit een boek, dat haar geboeid had en dat zij de meisjes ook wilde laten horen. Goede boeken waren dat altijd. Later vonden de meisjes wel, dat juf frouw Annet er altijd teer had uitgezien. Maar dat zeiden zij pas naderhand, eerst vonden zij haar alleen maar mooi. OP EEN MIDDAG vertelde zij het hun, heel rustig met haar zachte kalme stem. Zij had juist weer voorgelezen na die he le dag wat verstrooid te zijn geweest en stiller dan gewoonlijk. O ja, dat is waar ook, zei zij alsof het haar eensklaps inviel, morgen kom ik niet, en overmorgen niet, ik denk wel de hele week niet of nog langer. Ik moet naar het ziekenhuis een kleine operatie. Zij had het boek laten zinken. Twintig paar ogen waren eensklaps op haar ge richt: geschrokken, belangstellend, mede lijdend. 't Is heus niets, kinderen. De dokter vindt alleen maar dat het heus gebeuren moet. Zij glimlachte, knikte geruststellend te gen Mieke, klein bleek ding, dat ver schrikt haar werk in haar schoot had la ten glijden en met grote ogen naar haar keek, vochtige ogen. Mieke had geen moe der meer. Zij vereerde juffrouw Annet en hield van haar op een schuwe, eerbiedige wijze, die zij moeilijk te uiten vermocht, maar die door de jonge vrouw aangevoeld en gewaardeerd werd, beloond met een extra glimlachje en een vriendelijk woord. Nu nam zij het boek weer op en las verder. Miekes ogen keerden maar traag tot haar werk terug en van wat er gele zen werd, kon zij later beslist niets na vertellen. JUFFROUW ANNET ging naar het zie kenhuis en het werd stil op het grote atelier, ondanks het praten en lachen van de meisjes. Het was vreemd dat het stil werd nu alleen de stilste van allen er niet was. Mevrouw De Gardere kwam nu elke morgen zelf zeggen wat er gedaan moest worden. Verder nam Jozine, de eer ste mannequin, nu zo goed mogelijk An- nets taak over. Van Jozine hoorden de an dere meisjes dat het goed ging met juf frouw Annet. De operatie was geslaagd. De zieke mocht alweer opzitten. Zelf schreef zij een bedankje voor de grote fruitmand, die ze haar met hun allen had den gestuurd. Nog een paar dagen, dan was alles weer achter de rug, schreef zij verder. Nog een paar dagen, dan zou zij thuiskomen uit het ziekenhuis. Nog drie dagen. Nog twee. Morgen. JOZINE PASTE juist het crème-kleuri ge bruidstoilet. Twee meisjes knielden naast haar op de grond, spelden tussen de lippen en voor op haar jurken. Mevrouw De Gardere stond er keurend bij. Over een kwartiertje moest ook nog het laken se mantelkostuum van dezelfde bruid af gepast worden. Ach, ik heb mijn peignoir boven in de kast laten hangen, zei Jozine toen het zachte satijnen toilet voorzichtig door de twee meisjes over haar hoofd werd getild, wil jij hem even halen, Mieke? Bereidwillig stond Mieke meteen op en ging het atelier uit. Ze hoorden haar voe ten vlug de trap op raffelen, die naar de woonetage van mevrouw voerde, waar ook de zit-slaapkamer van juffrouw Annet en de kleedkamer van de meisjes waren. Vlugge voeten, stil plotseling. Toen een gil, gestommel en een bons. Mevrouw De Gardere was meteen de gang in. De mees te meisjes volgden haar, ook Jozine, die in haar onderjurk met blote schouders bij Mieke neerknielde. Water. Eau de cologne. Ze is bewusteloos. O, wat eng. Lopen en stemmen, door elkaar. Het fraaie bruidstoilet hing vergeten over een stoelrug, achteloos neergewor pen. Mieke sloeg de ogen op. Vlak boven haar waren de gezichten van mevrouw en Jozine. De andere meisjes stonden om haar heen. Verward keek zij rond. Zij lag onderaan de trap en boven Zij trachtte zich op te richten, beide han den aan haar hoofd. Hoe kwam dat nu? vroeg mevrouw De Gardere, heb je je erg bezeerd? Mieke bewoog zich stijfjes, keek traag omhoog. Nee, ze had nergens pijn. 't Was alleen alles een beetje stram en blauw en ja, hoe was het gekomen? Zielig en wat schuw keek zij naar de vele gezichten om haar heen, zoveel aandacht voor haar, vriendelijkheid, deelnemen. Heb je soms te hard gelopen? vroeg mevrouw. Ben je misgestapt, gestruikeld? vroeg Jozine, of weet je het niet? O ja, ze wist het wel, zij wist het heel goed zelfs. Ik ben geschrokken, fluisterde zij vaag, met wijde, niet begrijpende ogen. Geschrokken?.. Ja, van., juffrouw Annet. Juffrouw Annet. Mieke knikte Ik wist niet dat zij al thuis was. Zij stond ineens bovenaan de trap in haar lichtblauwe jas.. Zij lachte tegen mij Maar., zij is helemaal niet thuis, mevrouw De Garderes stem klonk wat on geduldig, en daarbij, haar peignoir heeft zij natuurlijk meegenomen naar het ziekenhuis. Ze was er toch echt, mevrouw, weer streefde Mieke schuchter, zij stond daar, bovenaan de trap. ZIJ KEKEN ALLEN OMHOOG, maar de kromming van de trap verborg de bovenverdieping. Ik ga kijken, zei plotseling Jozine, die peinzend naar het ernstige bleke gezichtje van het jongere meisje gekeken had, ik haal dan meteen zelf mijn peignoir uit de kleedkamer. Zij rilde toch even. de flinke Jozine. Het was kil in de half don kere gang en haar schouders waren nog altijd bloot. Rustig liep zij de trap op, terwijl Mieke overeind geholpen werd en binnen gebracht in de behagelijke warm te van het atelier. 1-Iet schemerde al. De hele dag was de lucht gedekt geweest. Maar het was toch licht genoeg, dat Jozine zien kon, dat er niemand in de gang was. Zij liep door naar de kleedkamer. Haar hart sloeg on verklaarbaar bonzend. Daar was toch geen reden toe. Op de tast vond zij in de donkere kast van de kleedkamer haar warme wollen ochtendjas, die zij altijd tussen het passen door aanschoot. Strak trok zij de ruige stof om zich heen, liep terug de gang in, keek nog in de andere kamers. Die van Mevrouw, een zitkamer, een slaapkamer, een badkamer. Aan de andere zijde van de badkamer was de grote zit-slaapkamer van juffrouw Annet. Een ogenblik aarzelde Jozine. Zij legde haar hand op de kruk, drukte voorzich tig, alsof zij bang was een slapende wak ker te maken. De deur was niet gesloten. Flauw, laat middaglicht kleurde de kamer grijs. Een hangplant schommelde even door de lucht stroom. Ook hier was niemand, natuurlijk niet. Jozine herademde onwillekeurig. Toch deed zij nog een paar stappen verder de kamer in en keek om zich heen. Toen struikelde zij over iets zachts. Zij bukte. Het was de verschoten, lichtblauwe peig noir van juffrouw Annet, die daar lag alsof hij zo van iemands schouders om laag was gegleden. EEN OGENBLIK knikten Jozines knieën Zij stond met de zachte, gladde stof in haar handen, die krampachtig samen- krampten. Toen vergleed haar schrik en glimlachte zij hard om haar eigen ont steltenis. Natuurlijk had juffrouw Annet zo'n oude jas thuisgelaten. Dat hij hier op de grond lag, kon op zovele manieren zijn gebeurd, al kon zij zich niet goed voorstellen welke. Van een stoel gegleden? Er stond geen stoel in de buurt. Meegesleept door iemand, die in de ka mer was geweest? Mevrouw De Gardere? DE NATUURONDERZOEKER Alexan der von Humboldt heeft in 1799 in Vene zuela als eerste Europeaan een guacharo- grot betreden. Hij werd door de vogels met een hels kabaal begroet. Toch heeft de guacharo niet de schreeuwvogel, maar de vetvogel. Een gemeste gans is een mager beestje vergeleken bij de guacharo. De Nederlandse naam van deze gevederde vet potten is daarom zeer treffend gekozen. REEDS LANG VóóR COLUMBUS in 1492 Amerika ontdekte, exploiteerden de Indianen de woongrotten der vetvogels als oliebronnen. Op gezette tijden organiseer den zij „olie-ploegen", die de guacharo- grotten binnenvielen. Hun methode van oliewinning was ruw en promitief. Met lange stokken sloegen zij namelijk de jon gen uit de nesten. Vaak moeesten zij le vensgevaarlijke klautertoeren verrichten, omdat de nesten tot op een hoogte van ruim dertig meter in nissen en spleten van de rotswanden gelegen waren. Het aantal guacharo-spelonken is niet groot in Venezuela, maar elke grot herbergt dui zenden vetvogels, zodat de opbrengst van zo'n olie-expeditie steeds de moeite waard was. Na de slag verwerkten de Indianen het vet der jonge vogels tot een gele olie, die de goede eigenschap had (en heeft), pas na maanden ranzig te worden. Tegen woordig is er geen sprake meer van mas samoord op guacharo's, omdat de Indianen elders hun olie met minder moeite verwer ven en omdat de vetvogel van overheids wege bescherming geniet. Tot op de huidige dag is nooit iemand er in geslaagd om een vetvogel in gevan genschap levend te houden. Mede hieraan is het toe te schrijven, dat de natuuronder zoekers de sluier, die de wonderlijke leef- vijze der guacharo's omhult, niet ten volle oebben kunnen lichten. Maar zij houden de vetvogel echter scherp in het oog en op den duur zullen zij er stellig in slagen om al zijn geheimen te ontraadselen. Maar zelfs al het eenmaal zover is, zal de gua charo, de hollebollegijs der Venezolaanse wildernis, zowel de ornithologen als de leken blijven boeien. De guachero of vetvogel Percentages gehele dag verslapen die luie nachtbra kers en al slapende verteren zij het 's nachts verorberde voedsel. TIENTALLEN JAREN heeft de mens zich afgevraagd, of het onophoudelijk ge krijs van de „Vetste Kinderen der Duis ternis" enig doel had en zo ja, welk doel. Men ging proeven nemen. Toen bleek dat de guacharo zich niet slechts onderscheidt van de meeste andere vogelsoorten door zijn wonderlijke leefwijze, maar ook door het bezit van een feilloos werkende radar- apparatuur. De vogel trekt van dit appa raat grote voordelen. Vrijwel onafgebro ken stoot hij kreten uit met een frequentie van circa 7000 kilohertz. Het geluidt wordt weerkaatst door voorwerpen (bomen, rot sen, de grond, en zo meer) in de buurt. Op grond van de tijd, die zijn gekrijs nodig heeft om zijn oor weer te bereiken, stelt de guacharo in het aardedonker feilloos vast, hoever eventuele obstakels van hem verwijderd zijn. De guacharo vliegt dus blind! Stopt men zijn oren dicht waar door zijn radarapparatuur in het onge rede geraakt dan botst deze nachtbra ker herhaaldelijk. Onlangs stond de Bondsdag (Tweede Ka mer te Bonn) toe, dat de Westduitse amb tenaren een salarisverhoging van zeven percent zouden krijgen. Tot verbazing van velen betekende dit ook, dat de salarissen der ministers en parlementsleden werden verhoogd. De laatsten krijgen thans in plaats van 1100 mark, 1177 mark per maand belastingvrij. Daarnaast genie ten zij nog een onkostenvergoeding van eveneens 1100 markmaar 77 mark verhoging bij een belastingvrij vroeger in komen van 1100 mark, betekent in feite een verhoging met negen tot tien percent. Daar zijn verscheidene ambtenaren-in gezonden stukkenschrijvers over gevallen. Ze vinden het een schande, te meer daar de ministers uit het kabinet-Adenauer twee maal van deze verhoging profiteerden: één maal over hun ministerssalaris, de tweede maal over hun inkomen als parle mentslid Het socialistische Bondsdaglid Heine- mann heeft getracht deze felle critiek op te vangen. Hij zei, dat de Bondsdagleden toch niet zo veel ontvangen als „men" in het algemeen meent. Zo moeten de S.P.D.- pariementsleden aan de kas van hun partij van hun parlementsinkomen vierhonderd mark in de maand afstaan. Ook de C.D.U. vraagt van haar bondsdagleden een flinke som. Desondanks, velen blijven het een ietwat vreemde zaak vinden trekken en zalen met zwembaden en kuipen, met mozaïeken en beelden en rijk versierde wanden. Daar is het theater, klein en intiem, in een heuvelplooi ge bouwd en met een grandioos uitzicht op de Chenoua. Daar is het amfhitheater met zijn eindeloze rijen zetels, zijn grootse are na, maar ook met de graven van hen die dit laatste bolwerk verdedigden tegen de horden, die later de arme stad met de grond gelijk maakten. MAAR DAAR ZIJN ook de kerken uit vroeg-christelijke tijd, de basiliek op een voorgebergte waar altijd de zee donde rend tegen op slaat, zodat het gezoem der bijen verzinkt in het gebruis van water. Tot aan de basiliek zijn de graven aange legd, enorme sarcofagen van steen, de een op de ander gestapeld tot het niet hoger meer ging. In de basiliek zelf ligt het graf van de plaatselijke heilige, het veertienja rig meisje Salsa. Ze was de dochter van een voornaam man en werd christelijk op gevoed. Maar in Salsa's tijd was het chris tendom nog niet zó vast gevestigd dat het veilig was om tegen de staatsgodsdienst in te gaan. En op een dag ging Salsa een tempel binnen en beledigde daar het beeld van een der goden. De straf bleef niet uit. Het kind werd veroordeeld om van de tientallen meters hoge rotsen in zee te worden gegooid, een zee die daar davert en buldert rond naaldscherpe rotspieken. Weken later vond een visser haar lichaam in zee, gaaf en smetteloos als op het mo ment waarop ze van de rotsen werd ge gooid. De vissers, die hierin een wonder zagen, begroeven haar op de top van een heuvel, waar sinds de oudste tijden een heilige plek was, en die nu nog voor de moslems een plaats van gebed en medi tatie is. Later werd op haar graf de basi liek van Sinte Salsa gebouwd. De basieliek verviel, zoals heel die mooie oude stad Tipasa één grote ruïne werd. Wilde cyclamen groeien nu waar Salsa's voeten gingen en vullen in de herfst de lucht met hun zware geur. Die kleine cyclamen zijn de bloemen van het meisje Salsa geworden, men plukt ze ter harer ere. Uitgeverij G. J. A. Ruys, Bussum. A. G. Del Baere—Rovers. „SMAKELIJK EN SNEL", Kookboek voor de werkende vrouw. De schrijfster, een lerares aan een huishoudschool, heeft getracht met dit boekje wat meer afwisseling te brengen in vlug te bereiden maaltijden, voor wer kende vrouwen, die zelf voor koken wei nig fantasie bezitten. Het is uiteraard be knopt en biedt weinig nieuws. Uitgeverij Hollandia, Baarn. W. M. Treichlinger. IN DE CHINESE LEK KERBEK. Vertaald door Henriette Holt- hausen, die het boekje ook van een voor woord heeft voorzien. Zij heeft veel waar dering voor de eenvoudige, vlug te berei den en smakelijke recepten, die zij ook met smaak „gegeten" heeft. Een compli ment waarmee wij ons gaarne kunnen ver enigen, temeer daar deze recepten weer eens wat afwisseling bieden. Het Spectrum, Utrecht. „CULINAIRE WERELDREIS IN 500 RECEPTEN" van Lilo Aureden. Een pocketboekje dat vertaald is door A. van Eysden-Peeren. Het zijn nu niet bepaald eenvoudige en „gauw-klaar"-recepten, maar daar voor zijn de mannen dan ook lekker bekken, en voor hen zijn ze dan ook in het bijzonder bedoeld. De uitgeverij van de erven J. L. Tijl N.V., Zwolle, helpt ons daarmee met het boekje: „VET MAAKT U SLANK" van dr. Richard Mackarness, vertaald on der toezicht van H. H. van Vliet, arts. Men wordt in dit boekje vertrouwd gemaakt met verschillende types: o.a. „Blijvend Slank" en „Dadelijk Dik". Voor beide ty pes wordt er in dit boekje een voedings schema gegeven, met vele aanschouwe lijke voorbeelden en verklaringen van koolhydraten, vetten, eiwitten enz.; diëten en gymnastiekoefeningen ontbreken ook niet. Maar zij had gezegd, dat Annet de peignoir wèl meegenomen had, al bleek dat nu op een vergissing te berusten. De manier, waarop de stof daar gele gen had Snel legde Jozine het lichte kleding stuk over het voeteneind van de divan. Toen rinkelde de telefoon in de zitka mer van mevrouw. Het gewone geluid deed het meisje goed. Zij liep de gang in, riep aan de trap, dat zij wel de boodschap zou aannemen. Blijft u maar, mevrouw. Jozine nam de hoorn van het toestel. En plotseling wist zij het, wist zij wat de onpersoonlijke stem aan de andere zijde van de lijn haar ging mededelen. Juffrouw Annet. Een onverwachte complicatie. Een plotseling einde. Ongeveer een kwartier geleden. Kathinka Lannoy DE GEHELE DAG SLAAPT de vetvogel in zijn hol. Pas 's avonds worden de gua charo's actief. Dan verlaten zij hun spe lonken om in het nachtelijk donker een fikse maaltijd bijeen te garen. De ruim een halve meter grote vogels hebben donker bruine veren, zodat ze in de duisternis on zichtbaar zijn. Onzichtbaar, ja, maar niet onhoorbaar! Door hun luid geschreeuw maken zij mens en dier er attent op, dat de guacharo's op pad, beter: in de lucht zijn. In 't donker verslinden zij grote hoeveel heden vruchten. Hun voorkeur gaat uit naar de vruchten van de oliepalm. Deze sterk vethoudende noten zijn zeer waar schijnlijk de oorzaak van de onderhuidse vetlagen der guacharo's. Het is opmerke lijk, dat die vogels door middel van lange tastharen bij de snavel hun voedsel in de diepste duisternis herkennen en keuren, alsmede, dat zij de vruchten in volle vluent plukken. Tegen de tijd, dat het ochtendlicht begint te gloren, trekken de guacharo's zich terug in hun spelonken. De WEINIG MENSEN ZIJN bekend met de ongelooflijke schoonheid van de vele kleine stadjes die langs de noordkust van Algerije liggen. Het zijn intieme stadjes, zeer Frans van allure, in voorjaar en zomer begraven onder zeeën van bloemen, in de herfst pralend met gouden en purperen druiven tussen krullend goudbruin blad.. Achter rotsen en stranden, die het land beschermen voor de saffierblauwe zee, rijzen heuvels en bergen. Van al die kleine stadjes is het kleine Tipasa een der mooiste. Het ligt daar, een handvol witte en roze huizen, in een veilige buiging van de kust en aan de voet van de majesteuze berg Chenoua die, bekroond met kleine witte mohammedaanse heiligdommen, bijna altijd een wolkenmuts draagt. Er wonen in hoofdzaak vissers en wijnboeren in Tipasa, dat is altijd zo geweest, dat zal ook we zo blijven. De kleine haven ligt goed beschermd, tegen de onver- ivachte en heftig opstekende stormen die de schrik zijn van de Middellandse Zee. Hoe oud die haven is bewijst een scheef gezakt, uit één steenblok gehouwen graf uit de Punische tijd, dat vlak bij de pier ligt, een pier op dezelfde plek gebouwd als de oorspronkelijke Romeinse. DE ZEE IS RIJK bij Tipasa, de vissers komen immer terug met zwaar geladen boten. Vis in iedere denkbare vorm prijkt op de dagelijkse dis, gebakken in koste lijke olijfolie, waarin ook de Romeinen hun visje bakten. Vis en druiven vormen de rijkdom van dit land, dat beter ver diende dan betrokken te zijn en een lang durige burgerkrijg. Niet dat Noord-Afrika daaraan niet gewend is! Van de vroegste tijden af is hier immers altijd verbitterd gestreden. Tegen de Romeinen, tegen de Byzantijnen tegen de Vandalen, tegen de moslems die de Islam verspreidden, en nu tegen de Fransen die het land tot bloei brachten. Het verleden leeft nog in Tipa sa. Het leeft in de ruïnes, die in het met bloemen overdekte land tot een wonderlijk leven komen. Het leeft in de sprookjesach tige bosjes van wilde olijven en lentisques, waar thijm en rosemarijn geuren, waar aaronskelken bloeien in de schaduw, waar handgrote roze en gele bloemen bloeien aan vlezige vetplanten, waar margrieten zeeën van goud en wit vormen, pimpernel len als blauwe kinderogen uit het gras Basiliek van St. Salsa gluren en miriaden papavers de korenvel den omtoveren in een gloeiende kleur. IN DE LENTE IS TIPASA een paradijs van schoonheid, zon en vogelzang. De koe koek roept er van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Vlinders tuimelen over de bloemen en beneden aan de rotsen beukt de zee met schuimsluiers tegen de goud rode grotten en pieken en naalden. Kin deren zoeken er naar zeeëgels en mossels, die ze in de zon gezeten oppeuzelen met achterlating van een verzameling schel pen en stekels. Tussen de Romeinse ruïnes wérken de opgravers en ratelen de kipkar ren, en lange puinhellingen worden er in zee gestort. Maar van onder dat puin komt een oude stad tevoorschijn: een oude we reld, die we verloren waanden, krijgt op nieuw zon. Daar zijn de Romeinse villa's der rijken gelegen langs de kust op plek jes met het mooiste uitzicht. Villa's met vele vertrekken, met vloeren van mozaïek met badkamers en binnenplaatsen en tui nen en trappen en ronde kamers met ven sters naar zee. Daar zijn de thermen waar iedereen elke dag zijn bad nam en de laat ste nieuwtjes hoorde in de weelderige ver-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 17