r- FILATELIE Hp K Cl 11 jjj jjj p Hf 1ÜI m nn B B ÉS Él iH ÉH jfif Jjj tü ÉI 11 ÉH B Cl s I ff u H B 4 1 i JU jjj m n 11 0 0 s B a Hl B B Hf P 8 B n B HP jjj B 8 B 8 B jjj P ÉS gg #8 iɧ jjj B A A A e HOE PROENTJE VAN DE ZOMER WINTER MAAKTE ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1960 Erbij PAGINA ZES m W k pp HP JJj M J§ w A W m m m m 9 mÊ m ém. Hm. WM m Mijn familie NEDERLAND. De Nederlandse PTT geeft op 18 september a.s. een serie Europa-postzegels uit in de waarden 12 cent (karmijnrood, wit en geel) en 30 cent (donkerblauw, wit en geel). De te kening, bestaande uit het woord Euro pa, waarvan de letter O wordt gevormd door een postwageniviel met negentien spaken, zal door de meeste van de ne gentien leden-staten van de Conféren ce Européenne des Administrations des Postes et des Telecommunications" (C. E. P. T.) voor de gelijktijdige uitgifte op 19 september van een Europa-postzegel worden gebruikt. Het ontwerp is af komstig van de Fin Pentti Rahikainen; het werd voor Nederland geschikt ge maakt door S. L. Hartz uit Haarlem. VERENIGDE STATEN. Ter ere van de Finse maarschalk en staatsman Gus- taf Mannerheim (1867-1951) zal op 26 oktober het achtste zegélpaar in de se rie „Kampioenen van de vrijheid" in circulatie worden gebracht. De waarden zijn 4 cents (blauw) en 8 cents (rood, blauw en okerkleurig), beide met zijn portret. De oplage bedraagt 120 mil joen exemplaren. DENEMARKEN. In dezelfde tekening als de Nederlandse Europa-postzegels zal op 19 september een Europa-zegel van 60 öre (blauw) worden uitgegeven. Verwacht wordt, dat de volgende lan den één of meer Europa-zegels zullen laten verschijnen: België, West-Duits- land, Groot-Brittannië, Finland, Frank rijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Turkije, IJsland, Zweden en Zwitserland (en de reeds in deze rubriek vermelde landen Neder land en Denemarken). LIECHTENSTEIN komt ook op 19 september met een Europa-postzegel, hoewel dit land geen lid is van de C. E. P. T. De zegel vertoont een honingraat, waarvan zes cellen de letters van het woord Europa bevatten. De waarde be- draagt 50 rappen (lichtgroen, blauw, violet, geel en rood) en het ontwerp is van Louis Jager uit Mauren. De druk geschiedde bij Harrison Sons Ltd. te Londen. OOST-DUITSLAND. De Oostduitse posterijen hebben voor de wereldkam pioenschappen wielrennen 1960, die van 3 tot 14 augustus worden gehouden twee postzegels uitgegeven. Het zijn een 20 10 pf. (rood, zwart, blauwgeel en groen) en 25 10 pf. (blauw, geel en bruin), respectievelijk een renner in de kam pioenstrui en renners in een stadion uitbeeldend. De ontwerpen zijn van Engelbert Schoner uit Weimar. De 25 pf is een „sperwaarde". TSJECHOSLOW AKIJE. Een serie van vijf waarden is uitgekomen als propaganda voor het derde vijfjaren plan. Op de 10 h. ziet men de „Stalin- mijn" te Ostrava Hermanice, op de 20 h. het krachtstation te Hodonin, op de 30 h. de nieuwe „Klement Gottwald"- ijzer gieter ij, op de 40 h. een graafma chine en op de 60 h. een nafta-raffi- naderij. HAÏTI. Naar aanleiding van de Olym pische Spelen 1960 zal op 18 augustus a.s. een serie van zeven waarden, als mede een ongetand miniatuur vellet je in omloop worden gebracht. Frankeerze gels: 0,10 gourde, 0,20 g., 0,50 g. en 1 g. Luchtpostzegels: 0.50 g., 1,50 g. en 2,50 g. Het miniatuur vellet je bevat de waar den 1 en 2,50 gourde. Een zegel uit deze reeks met als afbeelding het portret van Pierre de Coubertin, de initiatiefnemer van de oprichting van het Internatio naal Olympisch Comité, de Olympische toorts en het stadion te Melbourne, drukken wij hierbij af. PAS OP VOOR THEORIEBOEKEN II. In onze vorige rubriek deelden wij mede, dat de Losbladige Schaakberichten na de openingszetten: 1. e2-e4 c,7-c5 2) Pgl-f3 e7- e6 3) d2-d4 c5xd4 4) Pf3xd4 a7-a6 5) c2-c4 Pg8-f6 6) Pbl-c3 Rf8-b4 de opmars 7) e4-e5 zonder nader commentaar afkeurt wegens het antwoord 7)Dd8-a5. Daarna lieten wij zien. hoe gevaarlijk het is, klakkeloos een dergelijk advies op te volgen. In de correspondentiepartij Nielsen-Arlauskas ging zwart immers snel en kansloos ten gronde na 7) e4-e5 Dd8-a5. Het loont de moeite, eens dieper op die opmars e4-eö in te gaan. In een iets andere stelling werd de schaakwereld ermede ge confronteerd door de fraaie en beroemd geworden partij NievergeltKupper, ge speeld in 1957. Het begin was als volgt: 1) e4 c5 2) P£3 e6 3) d4 cd4: 4) Pd4: a6 5) c4 Pf6 6) Pc3 Rb4 7) Rd3 Pc6 8) Pc6: dc6: 9) e5 Da5 10) f6: Rc3:f 11) bc3: Dc3:f 12) Dd2 Dal: Dus hetzelfde kwaliteitsoffer als bij NielsenArlauskas. Er zijn echter twee subtiell verschillen: de witte koningsloper staat op d3 in plaats van op e2 en de paar- denruil op c6 heeft reeds plaatsgevonden. Dit laatste is een belangrijke omstandig heid, want na het vervolg 13) fg7: behoef de zwart niet eerst met Tg8 een tempo te verliezen, maar kon hij aanstonds 13) Dg7: spelen. Ook het eerstgenoemde ver schil is van belang, omdat Rd3 de functie van de witte dame langs de d-lijn belem mert, terwijl tenslotte de venijnige flank- aanval van Nielsen met Re2-h5 niet opgaat. Men vergelijke voor dit alles onderstaand diagram met dat in ons vorig artikel. mm m mm mm Éi! mm mm m mm. IIÜ m 9 M;. WÉ. mp Wit: drie stukken op 8, 47, 49. Zwart: dam op 48, twee stukken op 14, 17. Wit, aan zet, wint. De oud-wereldkampioen R. Roozenbürg schreef eens over dit eindspel het volgen de: Bewijs van grootheid. Wie de slotstand eenmaal in zich heeft opgenomen, kan deze nooit meer vergeten. Zijn schoonheid ligt er en behoeft niet te worden geanalyseerd. Ook het eindspel van Henk Laros naar aanleiding van een door hem gespeelde partij is een juweel. HENK LAROS mm mm m, mm mm. mm mm. /'/■As vyy//Z'/, Wm mm. mm mm mm Voormelde factoren deden de balans net ten gunste van zwart overslaan. Wij geven het verdere verloop van NievergeltKup per zonder analyse. 14) 0-0 e5 15) f4 Rd7 16) Rb2 0-0-0 17) Re5 f6 18) Rd6 Rh3 19) c5 Thg 8 20) Re4? Tde8 21) Rf3 Rg4! 22) Rc6: Te2! 23) Dd5 Re6 24) Df3 Dg2:f? (jammer, 24) Tg2:t 25) Dg2: Df7 26) Tbl Rd5ü 27) Rd5: Ddö: won). 25) Dg2: bc6: 26) Dg8f Rg8: 27) Tbl Ra2: 23) Tb8t Kd7 remise. De opstoot e4-c5 is ook in een nog iets andere constellatie bekend, n.l. in de z.g. Pen-variant, luidende: 1) e4 c5 2) Pf3 e6 3) d4 cd4: 4) Pd4: Pf6 5) Pc3 Rb4 6) e5. Het is interessant om vast te stellen, dat de riposte 6) Da5 nu bepaaldelijk onvoldoende is voor zwart. Er volgt dan 7) ef6Rc3:| 8) bc3: Dc3:f 9) Dd2! Dal: Men moge deze stelling vergelijken met het diagram van vorige week. Het verschil is alleen, dat pion c4 op c2 en pion a6 op a7 staat. In het bijzonder het eerste punt is van beslissende betekenis ten gunste van wit en wel omdat deze met 10) c3! de terugtocht langs de diagonaal afsnijdt van zwart's gedeplaceerde dame. Met die zet krijgt wit snel een winnende aanval, b.v. 10) Dbl (anders Rd3 en de dame is gevangen) 11) Rd3 Db6 12) Ra3 gf6: 13) Pb5Hier manifesteert zich de beteke nis van de opstelling van zwart's a-pion. 13)d5 14) Pd6f en wit won snel. (Os kamMühring 1933). Uit het bovenstaande blijkt: 1) dat de kenmerken der stelling van subtiele nuances afhangen en een nauw keurige bestudering der stelling vereisen: 2) dat de opmars e4-e5 aan wit tactische kansen geeft, mits hij zich inlaat op het kwaliteitsoffensief op al. Nadat wij ons op deze wijze hebben ver diept in de problematiek van de onder havige twee nauw samenhangende varia ties (Paulsen- en Pen-variant) is het nut tig, nog eens critisch te bezien, of na 1) e4 c5 2) Pf3 e6 3) d4 cd4: 4) Pd4: a6 5) c4 Pf6 6) Pc3 Rb4 7) e5 de suggestie Da5 van de Losbladige niet beter door iets anders kan worden vervangen. Maar daarover in ons slotartikel. Mr. Ed. Spanjaard Wit: drie stukken op 12, 25, 30. Zwart: twee stukken op 15, 28. Wit speelt en wint. Het moeilijke voor wit is, dat zwart dam kan maken op een der vijf ruiten van de lijn 56-50. De winst is als volgt: 1) 12-8 28-32. Indien zwart 28-33 speelt dan 8-3 (op 33-39 3-17 39-43 17-39) 15-20 25x14. 33-39 of 33-38 steeds 3-17 met winst. 2) 8-3 32-37. Op 15-20 25x14 32-38 3-17 38-42 17-3 42-48 3-9 48x25 9-3. Op 15-20 25x14 32-38 3-17 38-43 17x39 43-25 15-10-5 wint. 3) 3-17 15-20. Op 37-41 volgt 17-28 41-46 opsluiting met 28-5. Op'37-42 28-33 42-47 30-24 met winst. 4) 25x14 37-41. Op 37-42 17-3 en de winststand is bereikt. 5) 30-24 41-46 of? 6) 24-19 46-37. 7) 17-28 en wint. Een meester lijke compositie van Laros. De belangrijkste linie in het eindspel is de lange lijn van 5-46. Het volgend eind spel kwam voor in het kampioenschap van Nederland 1934 tussen B. Dukel wit en wijlen F. Raman zwart. Dam zwart 49. Stuk op 4. Wit vier stukken op 6, 15, 25, 47. Wit is aan zet en kan dam maken met 6-1, waarna zwart door 49-32 bezit neemt van de hoofdlijn en het spel beslist remise is. Als wit echter als eerste zet 47-41 speelt en dus de schijf over de linie 5-46 brengt en daarmede een tweede dam kan ver overen, wordt het spel gewonnen. Bijvoor beeld: 1) 47-41 49-32. 2) 41-36 waarna wit met de stukken 6 en 36 dammen kroont. Dan wordt de volgende stand opge bouwd: Wit twee dammen op 24 en 35. Twee stukken op 15 en 25. Zwart stuk op 4 en los staan op de hoofdlijn. Wit aan zet 25-20, waarna zwart de hoofdlijn moet verlaten. Er dreigt 15-10 4x15? 24-30 met winst. Op 15-10 32x5 20-14 en de zwartdam is gevangen. In de cijferstand is ook nog mogelijk: 1) 25-20 42-46. 2) 15-10 4x15 gedwongen. 2) 35-49 moet naar 46-5 omdat anders 24-35 volgt. 3) 49-44 5-46. 4) 44-35 46-5 en 5) 20-14 met winst. Het tweede voorbeeld met zwart stuk op 16 dam op hoofdlijn bijvoorbeeld 14. Wit stukken op 15, 25. 26. Dam op 27. Winst door 27-38 14-19. 25-20 19-23. 38-27 en zwart moet de hoofdlijn verlaten door de dreiging 15-10 en 20-14, waarna de opmars van de stukken 15, 20 de winst oplevert. B. Dukel WAT IS VAN U? Het nieuwe bridgeseizoen nadert met rasse schreden. In september a.s. zitten de echte wedstrijdspelers al weer midden in het toernooispel en even later in de compe tities. Iedereen hoopt natuurlijk op suc cessen zowel zij die hoofdzakelijk bridge spelen om de kaarten te kunnen vast houden, als zij die wel wat maar niet véél in het edele spel willen studeren, als ten slotte zij die hopen op een plaats in de meesterklasse. Moderne biedmethodes kunnen tot de successen bijdragen, maar niet iedereen wil daarop overstappen. Veel, van wat men in Nederlands bridge te zien krijgt, zou een plaats verdienen in het Rijksmuseum. De gemiddelde Nederlandse competitiespeler is oer-conservatief en belijdt de principes, die dertig jaren geleden misschien nuttig waren. Wilt ge eens een analyse van üw bied- methode? De krant heeft niet véél ruimte daarvoor, maar één snoepje uit de moderne doos kan er toch wel in. U bent noord en u hebt (allen kwetsbaar): 10 52 9AH3 O A V 9 8 6 3 V Niets geheimzinnigs: u opent 1 ruiten de tegenpartij past voortdurend uw partner zuid biedt 2 ruiten wat moet u nu bieden? Antwoord hieronder. Analyse: Om u het .probleem" in volle omvang te laten zien, zal ik u 3 mogelijke zuidspellen geven: A) B 0? V 8 2 OH 10 52 10 8654 B) *B3<?V82OH 10 52* 10 865 C) *H93<?65OH 10 52*B10 86 U kent dus het noordspel (boven). Is nu uw bied „systeem" in staat om samen met spel.A) te komen tot 5 ruien? Met het spel B) niet hoger dan 4 ruiten? En met het spel C) tot 3 Sansatout? Indien u dat allemaal kunt, hoeft u niet verder te lezen. Zo niet leer dan, dat volgens moderne opvattingen noords énige redelijke tiveede bod is „twee harten". De conservatieve partij zal zeggen „ik bied geen driekaarten" of „als mijn partner daarop nu eens past?", 't Ja als u niet over dergelijke middeleeuwse hindernisjes wilt stappen moet u elke hoop op verbete ring maar opgeven. Ik heb geen ruimte voor lange theorieën maar twee harten is bepaald forcing Nu zal ik u laten zien, hoe men modern gereedschap hanteert: Biedverloop noordspel met spel A): noord 1 ruiten zuid 2 ruiten noord 2 harten zuid 3 harten (Noords hartens kunnen echt, dus een vierkaart of langer zijn: de CVrouw is dus belangrijk) noord 4 ruilen (hartens waren dus niet écht en 2 harten was dus een vissen om aansluiting) zuid 5 ruiten (wegens de singleton in schoppen). Biedverloop met spel B): noord 1 ruiten zuid 2 ruiten noord 2 harten zuid 3 harten noord 4 ruiten zuid pas (niets meer te vertellen). Biedverloop met spel C): noord 1 ruiten zuid 2 ruiten noord 2 harten zuid 2 sansatout (zeker enige dekking in de on geboden zwarte kleuren) noord 3 sapsatout. Alle aanbevolen contracten hebben ten minste 50 percent (en vaak meer) kans van slagen en zijn dus goed. Het principe van het twee-hartenbod is: als je spel te sterk is om al te passen, doch nog niet goed ge noeg om de manche vol te bieden, toon dan eens een kleur waarin je kracht hebt dit bod in een nieuwe kleur in forcing voor een biedronde. Als u dit toe gaat passen, zult u zien, dat er méér wegen naar Rome leiden dan u gedacht had. H. W. Filarski De bridgevraag van deze week: In een viertallen wedstrijd opent uw partner, noord, met 3 schoppen. NZ staan niet kwetsbaar, OW wel; het 3 schoppenbod geeft een lange schoppenkleur aan, met weinig zijkracht. De volgende speler, oost, biedt tot uw verrassing thans 4 harten, terwijl u als zuid tegen het volgende spel zit aan te kijken: *754 C A H 10 8 4 0862 V 3 Wat moet zuid do~n? Antwoord elders op deze pagina. üsed :sna iuajajqnop \eeS ua x|AV ueq ap a;saapuo ;aq Ciq sje ;aiu jebui aaoossn^d uaa pinz ijfuqos (BAag iep ui 'uajads ieei poquaiaeq f iaq uCiz suaijeq sisoo qj9)S aoq isim laiu aip isa/A iep 's u e q uaa ja si ised ftq s B guisjaaqaq ui igq sueq spmz •geisuaijeq uaa siqoais uaiqossiui 'z lin .gooq ua (uaqqaq uauies suaddoqos oi JaaA -a§uo (B zn l<3p quapaq) uaddoqos ui s;aiu qCqapaouijaA uazaqaaA M.O IUBM 'uapjOM uapnz iqeeuiag ja/A a;a 'uajaAB(q jo uaimj S jbbu uado(gaM uaiaeq itn JaiadsisaM ap piaqaaqaz paAuaAa iaui iez )jaaiqnop n sjb qoop 'u/Aop jaqaz (aMpUA qfqannieu leeg ua;jeq aajA 'iqnsagui uapjo/A laoui pus qoop 'igq guoi Mn do jpOA „lajqnoa" aCpjoo/A iaq utjbbm 'aiienii u,oz st ua :3BBJAapuq ssqftiaqaM do pjoo.'Ajuv Het eindspel is verreweg het moeilijkste deel van het damspel en dit vanwege de uitwijkmogelijkheden. Een leidraad om het in onberekenbare eindspelen zo goed mo gelijk te doen, is aan te sturen op een bepaalde controle over de mogelijkheden en het spel van de tegenstander beper kingen op te leggen. Vooral de eindspel compositie is een uitstekend oefenobject. In het jaar 1952 verscheen van de eind spelcomponist J. F. Moser een verzameling van 1600 eindspelen en composities in boekvorm. Dat met weinig materiaal veel kan worden bereikt, toont ons de compo sitie van de Fransman ir. P. Sanier. PROENTJE zat te spelen op zolder. Boven zijn hoofd hoorde hij het rate len van de regen op het dak: Rang, plets, klets, plets! Hé, ik dacht dat het zomer was, zei Proentje tegen zichzelf. Mamma heeft zelf gezegd dat het zomer is. Maar in de zomer hoort het niet te regenen, dan moet de zon al tijd schijnen. Lekker warm zonnetje en je mag in de tuin met een bak water spelen en je mag een zwembroekje aan hebben. Ik geloof nooit dat het zomer is.Zouden de grote mensen zich ver gist hebben? Misschien is het wel hele maal geen zomer, maar gewoon winter. Brrr, bibberde Proentje, brrr, winter! Ik heb het erg koud. Plets, rang, klets, plets, deed de regen boven op het dak. Weet je wat, zei Proentje tegen zijn beer Berebotje, ik zet mijn ijsmuts op en ik doe jou mijn dikke winterdas om, en dan gaan we wandelen. PROENTJE STOND OP, ging naar de kist waar de dikke winterkleren in bewaard werden en begon te zoeken. Daar lag zijn volle trui; vooruit, die ook maar aan. Proentje stak zijn ar men in de mouwen en trok de trui over zijn hoofd. Ziezo. En nu maar weer verder zoeken. Waarachtig, daar lag zijn lange wollen broek. Die ook maar aan. Proentje stak zijn voeten in de pijpen en hees de broek naar boven. En daar was zijn das; die kreeg Be rebotje aan. Lekker warm hè, Berebot? zei Proen tje. Nou mijn ijsmust nog en dan gaan we wandelen. Helemaal onder in de kist vond Proentje zijn ijsmuts, een mooie groene. Hij trok hem flink over de oren Daarna pakte hij Berebotje bij een pootje en toen liep hij de zolder trap af. Rang, klets, plets, klets! Zelfs op de benedentrap kon je de regen nog ho ren. En was dat nu zomer? Nee toch.. PROENTJE LIEP naar de voordeur en deed die open. Wat een plassen la gen er op straat! En wat spatten die druppels! Het leek wel of ze aan het dansen waren. Heel in de verte zag hij de melkboer met zijn wagen staan. De melkboer had een lange plasticjas aan, maar niets op zijn hoofd. Zijn hele haar droop van de regen. Zullen we de melkboer eens vragen of hij het koud heeft? vroeg Proentje aan Berebotje. Best, zei Berebotje met de stem van Proentje. Ik heb het nu lekker warm. Proentje stapte met Berebotje op de melkboer af. Dag melkboer, zei hij. Heeft u het koud? Nou, zei de melkboer, het is om te bevriezen! Brr! Dat dacht ik al, zei Proentje. Het is ook eigenlijk winter, ziet U. Winter? zei de melkboer. Gut, je zou wel eens gelijk kunnen hebben. Het is winter, natuurlijk, winter.. Als U een ijsmuts opzet, zei Proen tje, dan is het lang zo koud niet. Goed idee, zei de melkboer. Een reusachtig goed idee, als jij even op mijn wagen wilt passen, dan ga ik een ijsmuts halen. Best, zei Proentje. Zou er water in de melk komen, dacht Proentje toen de melkboer weg was. Ba! melk met regenwater! Net wilde hij het kraantje van de melkbus open zetten om te kijken of er regen water uitkwam, toen de melkboer weer terug kwam. Hij had een pracht van een rode ijsmuts op. Lekker warm, lachte hij, en hij liep vlug naar een deur om aan te bellen. DAAR KOMT DE BAKKER, zei Proen tje tegen Berebotje. Wat zal die het koud hebben! Hij heeft niet eens een jas aan. Bakker, riep Proentje, waarom heeft U geen jas aan en geen ijsmuts op? Wist U niet dat het winter was? Winter? vroeg de bakker verbaasd. Nee, dat wist ik niet, maar nu je het zegtTjonge, tjonge, ik ga gauw- even naar huis om een jas te halen en een ijsmuts op te zetten. Wil jij in die tijd even op mijn wagen passen? Best, zei Proentje en weg was de bakker. Wat zal dat brood nat zijn, dacht Proentje. Ba, nat brood, vies regennat brood! Even kijken.. Maar net toen Proentje het deksel van de bak wilde optillen om naar het brood te kijken, kwam de bakker weer terug. Met een dikke jas aan en een blau we ijsmuts op. Hè, lekker warm, zei de bakker te vreden en hij belde vlug bij een huis aan. EN WAT KWAM DAAR aan?.. Een hele klas met kinderen met een juf en een meester. Ze hadden allemaal schepjes en emmertjes bij zich. Ze gaan zeker naar het strand, zei Proentje tegen Berebotje. Stakkers! Midden in de winter! Gaan jullie naar het strand? vroeg Proentje aan de kinderen. Jabbbbbbbb, zeiden de kinderen, we gaan een schoolreisje maken naar het strand. Nou, zei Proentje, dan mogen jul lie wel een ijsmuts opzetten, want het is eigenlijk winter, zie je. Dat is een goed idee, zei de juf tegen de meester. Een prima idee, zei de meester tegen de juf. De juf klapte in haar handen en riep: Jongens, allemaal eerst mee naar een winkel om een ijsmuts te kopen! Daar gingen ze. Proentje zag de juf met de meester en de kinderen een winkel binnengaan en éven later weer naar buiten komen. Alle kinderen had den witte ijsmutsen op en de juf een gele en.de meester een zwarte. MAAR NU GEBEURDE er iets heel raars: opeens was de straat vol met HsëÈË mensen die ijsmutsen ophadden en dik ke dassen om hadden. Koud hè! riepen ze tegen elkaar. En: Het is winter geworden! En: We moeten ons vergist hebben toen we dachten dat het zomer was! Maar toen gebeurde er weer iets raars: opeens was het droog en begon de zon te schijnen! O, o, al gauw liep iedereen te puffen van de warmte. Wie heeft gezegd, dat het winter is? vroegen de mensen elkaar. Dat heeft natuurlijk in de krant gestaan, zeiden de mensen. Dat heeft de radio gezegd, riepen de mensen. En Proentje? Wat had die het warm! Als een haas rende hij met Berebotje naar huis. Wat heb je nou aan? riep mamma toen ze Proentje en Berebotje voor de deur zag staan. Ik dacht dat het winter was, zei Proentje met een heel dun stemmetje. Maar Proentje toch, zei mamma. Kijk nu toch eens hoe lekker het zon netje schijnt! Wat ben je toch een eigen wijze jongen! Proentje zei maar niets terug. Vlug liep hij de trappen op naar de zolder en stopte daar de dikke kle ren weer in de kist. En toen hij alles weer in de kist gestopt had, wat hoor de hij daar? Plets, rang, klets, plets!! De regen! Snap jij daar nu iets van? vr-oeg Proentje aan Berebotje. Nee, niks, zei Berebotje met.de stem van Proentje. Lizzy Sara May Mijn Ome Bram uit Assen, Heeft eenendertig jassen En iedere dag zie je hem gaan Met weer een ander jasje aan. Mijn Ome Guus uit Zetten, Die heeft wel zeven petten, Want zonder pet kan die niet leven, 's Zondags draagt hij ze alle zeven. Mijn tante Alida uit Loenen Heeft vierenveertig paren schoenen En steeds nog, 't is wel héél erg zeg, Loopt ze blootsvoets over de weg. Mijn nichtje uit de stad Delfzijl Slaapt niet in bed maar in een teil En als ze dan in bad moet gaan, Zet ze haar bed onder de kraan. Mijn neefje woont in Dubbeldam Die heeft voor ied're haar een kam En valt er dan een haartje uit Dan gooit hij een kam door de ruit. Alleen mijn oma is gewoon, Die noem.t mij steeds haar kleine zoon. Daarom ga 7c steeds bij haar logeren Niet een, maar wel tienduizend keren. Jo Paap

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 18