r- FILATELIE
Hp
K
Cl
11
jjj
jjj
p
Hf
1ÜI
m
nn
B
B
ÉS
Él
iH
ÉH
jfif
Jjj
tü
ÉI
11
ÉH
B
Cl
s
I
ff
u
H
B
4
1
i
JU
jjj
m
n
11
0
0
s
B
a
Hl
B
B
Hf
P
8
B
n
B
HP
jjj
B
8
B
8
B
jjj
P
ÉS
gg
#8
iɧ
jjj
B
A
A
A
e
HOE PROENTJE VAN DE ZOMER
WINTER MAAKTE
ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1960
Erbij
PAGINA ZES
m
W
k
pp
HP
JJj
M
J§
w
A
W
m
m
m
m
9
mÊ
m
ém.
Hm.
WM
m
Mijn familie
NEDERLAND. De Nederlandse PTT
geeft op 18 september a.s. een serie
Europa-postzegels uit in de waarden 12
cent (karmijnrood, wit en geel) en 30
cent (donkerblauw, wit en geel). De te
kening, bestaande uit het woord Euro
pa, waarvan de letter O wordt gevormd
door een postwageniviel met negentien
spaken, zal door de meeste van de ne
gentien leden-staten van de Conféren
ce Européenne des Administrations des
Postes et des Telecommunications" (C.
E. P. T.) voor de gelijktijdige uitgifte op
19 september van een Europa-postzegel
worden gebruikt. Het ontwerp is af
komstig van de Fin Pentti Rahikainen;
het werd voor Nederland geschikt ge
maakt door S. L. Hartz uit Haarlem.
VERENIGDE STATEN. Ter ere van
de Finse maarschalk en staatsman Gus-
taf Mannerheim (1867-1951) zal op 26
oktober het achtste zegélpaar in de se
rie „Kampioenen van de vrijheid" in
circulatie worden gebracht. De waarden
zijn 4 cents (blauw) en 8 cents (rood,
blauw en okerkleurig), beide met zijn
portret. De oplage bedraagt 120 mil
joen exemplaren.
DENEMARKEN. In dezelfde tekening
als de Nederlandse Europa-postzegels
zal op 19 september een Europa-zegel
van 60 öre (blauw) worden uitgegeven.
Verwacht wordt, dat de volgende lan
den één of meer Europa-zegels zullen
laten verschijnen: België, West-Duits-
land, Groot-Brittannië, Finland, Frank
rijk, Griekenland, Ierland, Italië,
Luxemburg, Noorwegen, Oostenrijk,
Portugal, Spanje, Turkije, IJsland,
Zweden en Zwitserland (en de reeds in
deze rubriek vermelde landen Neder
land en Denemarken).
LIECHTENSTEIN komt ook op 19
september met een Europa-postzegel,
hoewel dit land geen lid is van de C. E.
P. T. De zegel vertoont een honingraat,
waarvan zes cellen de letters van het
woord Europa bevatten. De waarde be-
draagt 50 rappen (lichtgroen, blauw,
violet, geel en rood) en het ontwerp is
van Louis Jager uit Mauren. De druk
geschiedde bij Harrison Sons Ltd. te
Londen.
OOST-DUITSLAND. De Oostduitse
posterijen hebben voor de wereldkam
pioenschappen wielrennen 1960, die van
3 tot 14 augustus worden gehouden twee
postzegels uitgegeven. Het zijn een 20
10 pf. (rood, zwart, blauwgeel en groen)
en 25 10 pf. (blauw, geel en bruin),
respectievelijk een renner in de kam
pioenstrui en renners in een stadion
uitbeeldend. De ontwerpen zijn van
Engelbert Schoner uit Weimar. De 25 pf
is een „sperwaarde".
TSJECHOSLOW AKIJE. Een serie
van vijf waarden is uitgekomen als
propaganda voor het derde vijfjaren
plan. Op de 10 h. ziet men de „Stalin-
mijn" te Ostrava Hermanice, op de 20 h.
het krachtstation te Hodonin, op de 30
h. de nieuwe „Klement Gottwald"-
ijzer gieter ij, op de 40 h. een graafma
chine en op de 60 h. een nafta-raffi-
naderij.
HAÏTI. Naar aanleiding van de Olym
pische Spelen 1960 zal op 18 augustus
a.s. een serie van zeven waarden, als
mede een ongetand miniatuur vellet je in
omloop worden gebracht. Frankeerze
gels: 0,10 gourde, 0,20 g., 0,50 g. en 1 g.
Luchtpostzegels: 0.50 g., 1,50 g. en 2,50
g. Het miniatuur vellet je bevat de waar
den 1 en 2,50 gourde. Een zegel uit deze
reeks met als afbeelding het portret van
Pierre de Coubertin, de initiatiefnemer
van de oprichting van het Internatio
naal Olympisch Comité, de Olympische
toorts en het stadion te Melbourne,
drukken wij hierbij af.
PAS OP VOOR THEORIEBOEKEN
II.
In onze vorige rubriek deelden wij mede,
dat de Losbladige Schaakberichten na de
openingszetten: 1. e2-e4 c,7-c5 2) Pgl-f3 e7-
e6 3) d2-d4 c5xd4 4) Pf3xd4 a7-a6 5) c2-c4
Pg8-f6 6) Pbl-c3 Rf8-b4 de opmars 7) e4-e5
zonder nader commentaar afkeurt wegens
het antwoord 7)Dd8-a5. Daarna lieten
wij zien. hoe gevaarlijk het is, klakkeloos
een dergelijk advies op te volgen. In de
correspondentiepartij Nielsen-Arlauskas
ging zwart immers snel en kansloos ten
gronde na 7) e4-e5 Dd8-a5.
Het loont de moeite, eens dieper op die
opmars e4-eö in te gaan. In een iets andere
stelling werd de schaakwereld ermede ge
confronteerd door de fraaie en beroemd
geworden partij NievergeltKupper, ge
speeld in 1957. Het begin was als volgt: 1)
e4 c5 2) P£3 e6 3) d4 cd4: 4) Pd4: a6 5) c4
Pf6 6) Pc3 Rb4 7) Rd3 Pc6 8) Pc6: dc6: 9)
e5 Da5 10) f6: Rc3:f 11) bc3: Dc3:f 12) Dd2
Dal: Dus hetzelfde kwaliteitsoffer als bij
NielsenArlauskas. Er zijn echter twee
subtiell verschillen: de witte koningsloper
staat op d3 in plaats van op e2 en de paar-
denruil op c6 heeft reeds plaatsgevonden.
Dit laatste is een belangrijke omstandig
heid, want na het vervolg 13) fg7: behoef
de zwart niet eerst met Tg8 een tempo te
verliezen, maar kon hij aanstonds 13)
Dg7: spelen. Ook het eerstgenoemde ver
schil is van belang, omdat Rd3 de functie
van de witte dame langs de d-lijn belem
mert, terwijl tenslotte de venijnige flank-
aanval van Nielsen met Re2-h5 niet opgaat.
Men vergelijke voor dit alles onderstaand
diagram met dat in ons vorig artikel.
mm
m
mm
mm
Éi!
mm
mm
m
mm.
IIÜ
m
9
M;.
WÉ.
mp
Wit: drie stukken op 8, 47, 49. Zwart:
dam op 48, twee stukken op 14, 17. Wit,
aan zet, wint.
De oud-wereldkampioen R. Roozenbürg
schreef eens over dit eindspel het volgen
de: Bewijs van grootheid. Wie de slotstand
eenmaal in zich heeft opgenomen, kan deze
nooit meer vergeten. Zijn schoonheid ligt
er en behoeft niet te worden geanalyseerd.
Ook het eindspel van Henk Laros naar
aanleiding van een door hem gespeelde
partij is een juweel.
HENK LAROS
mm
mm
m,
mm
mm.
mm
mm.
/'/■As
vyy//Z'/,
Wm
mm.
mm
mm
mm
Voormelde factoren deden de balans net
ten gunste van zwart overslaan. Wij geven
het verdere verloop van NievergeltKup
per zonder analyse. 14) 0-0 e5 15) f4 Rd7
16) Rb2 0-0-0 17) Re5 f6 18) Rd6 Rh3 19)
c5 Thg 8 20) Re4? Tde8 21) Rf3 Rg4! 22)
Rc6: Te2! 23) Dd5 Re6 24) Df3 Dg2:f?
(jammer, 24) Tg2:t 25) Dg2: Df7 26)
Tbl Rd5ü 27) Rd5: Ddö: won). 25) Dg2:
bc6: 26) Dg8f Rg8: 27) Tbl Ra2: 23) Tb8t
Kd7 remise.
De opstoot e4-c5 is ook in een nog iets
andere constellatie bekend, n.l. in de z.g.
Pen-variant, luidende: 1) e4 c5 2) Pf3 e6
3) d4 cd4: 4) Pd4: Pf6 5) Pc3 Rb4 6) e5.
Het is interessant om vast te stellen, dat
de riposte 6) Da5 nu bepaaldelijk
onvoldoende is voor zwart. Er volgt dan 7)
ef6Rc3:| 8) bc3: Dc3:f 9) Dd2! Dal:
Men moge deze stelling vergelijken met
het diagram van vorige week. Het verschil
is alleen, dat pion c4 op c2 en pion a6 op
a7 staat. In het bijzonder het eerste punt
is van beslissende betekenis ten gunste
van wit en wel omdat deze met 10) c3! de
terugtocht langs de diagonaal afsnijdt van
zwart's gedeplaceerde dame. Met die zet
krijgt wit snel een winnende aanval, b.v.
10) Dbl (anders Rd3 en de dame is
gevangen) 11) Rd3 Db6 12) Ra3 gf6: 13)
Pb5Hier manifesteert zich de beteke
nis van de opstelling van zwart's a-pion.
13)d5 14) Pd6f en wit won snel. (Os
kamMühring 1933).
Uit het bovenstaande blijkt:
1) dat de kenmerken der stelling van
subtiele nuances afhangen en een nauw
keurige bestudering der stelling vereisen:
2) dat de opmars e4-e5 aan wit tactische
kansen geeft, mits hij zich inlaat op het
kwaliteitsoffensief op al.
Nadat wij ons op deze wijze hebben ver
diept in de problematiek van de onder
havige twee nauw samenhangende varia
ties (Paulsen- en Pen-variant) is het nut
tig, nog eens critisch te bezien, of na 1)
e4 c5 2) Pf3 e6 3) d4 cd4: 4) Pd4: a6 5) c4
Pf6 6) Pc3 Rb4 7) e5 de suggestie Da5 van
de Losbladige niet beter door iets anders
kan worden vervangen. Maar daarover in
ons slotartikel.
Mr. Ed. Spanjaard
Wit: drie stukken op 12, 25, 30. Zwart:
twee stukken op 15, 28. Wit speelt en wint.
Het moeilijke voor wit is, dat zwart dam
kan maken op een der vijf ruiten van de
lijn 56-50. De winst is als volgt: 1) 12-8
28-32. Indien zwart 28-33 speelt dan 8-3
(op 33-39 3-17 39-43 17-39) 15-20 25x14.
33-39 of 33-38 steeds 3-17 met winst. 2) 8-3
32-37. Op 15-20 25x14 32-38 3-17 38-42 17-3
42-48 3-9 48x25 9-3. Op 15-20 25x14 32-38
3-17 38-43 17x39 43-25 15-10-5 wint. 3) 3-17
15-20. Op 37-41 volgt 17-28 41-46 opsluiting
met 28-5. Op'37-42 28-33 42-47 30-24 met
winst. 4) 25x14 37-41. Op 37-42 17-3 en de
winststand is bereikt. 5) 30-24 41-46 of? 6)
24-19 46-37. 7) 17-28 en wint. Een meester
lijke compositie van Laros.
De belangrijkste linie in het eindspel is
de lange lijn van 5-46. Het volgend eind
spel kwam voor in het kampioenschap van
Nederland 1934 tussen B. Dukel wit en
wijlen F. Raman zwart. Dam zwart 49.
Stuk op 4. Wit vier stukken op 6, 15, 25, 47.
Wit is aan zet en kan dam maken met 6-1,
waarna zwart door 49-32 bezit neemt van
de hoofdlijn en het spel beslist remise
is. Als wit echter als eerste zet 47-41 speelt
en dus de schijf over de linie 5-46 brengt
en daarmede een tweede dam kan ver
overen, wordt het spel gewonnen. Bijvoor
beeld: 1) 47-41 49-32. 2) 41-36 waarna wit
met de stukken 6 en 36 dammen kroont.
Dan wordt de volgende stand opge
bouwd: Wit twee dammen op 24 en 35.
Twee stukken op 15 en 25. Zwart stuk op 4
en los staan op de hoofdlijn. Wit aan zet
25-20, waarna zwart de hoofdlijn moet
verlaten. Er dreigt 15-10 4x15? 24-30 met
winst. Op 15-10 32x5 20-14 en de zwartdam
is gevangen.
In de cijferstand is ook nog mogelijk:
1) 25-20 42-46. 2) 15-10 4x15 gedwongen.
2) 35-49 moet naar 46-5 omdat anders 24-35
volgt. 3) 49-44 5-46. 4) 44-35 46-5 en 5) 20-14
met winst.
Het tweede voorbeeld met zwart stuk
op 16 dam op hoofdlijn bijvoorbeeld 14.
Wit stukken op 15, 25. 26. Dam op 27. Winst
door 27-38 14-19. 25-20 19-23. 38-27 en
zwart moet de hoofdlijn verlaten door de
dreiging 15-10 en 20-14, waarna de opmars
van de stukken 15, 20 de winst oplevert.
B. Dukel
WAT IS VAN U?
Het nieuwe bridgeseizoen nadert met
rasse schreden. In september a.s. zitten de
echte wedstrijdspelers al weer midden in
het toernooispel en even later in de compe
tities. Iedereen hoopt natuurlijk op suc
cessen zowel zij die hoofdzakelijk bridge
spelen om de kaarten te kunnen vast
houden, als zij die wel wat maar niet véél
in het edele spel willen studeren, als ten
slotte zij die hopen op een plaats in de
meesterklasse.
Moderne biedmethodes kunnen tot de
successen bijdragen, maar niet iedereen wil
daarop overstappen. Veel, van wat men in
Nederlands bridge te zien krijgt, zou een
plaats verdienen in het Rijksmuseum. De
gemiddelde Nederlandse competitiespeler
is oer-conservatief en belijdt de principes,
die dertig jaren geleden misschien nuttig
waren.
Wilt ge eens een analyse van üw bied-
methode? De krant heeft niet véél ruimte
daarvoor, maar één snoepje uit de moderne
doos kan er toch wel in. U bent noord en
u hebt (allen kwetsbaar):
10 52 9AH3 O A V 9 8 6 3 V
Niets geheimzinnigs: u opent 1 ruiten
de tegenpartij past voortdurend uw
partner zuid biedt 2 ruiten wat moet u
nu bieden? Antwoord hieronder.
Analyse: Om u het .probleem" in volle
omvang te laten zien, zal ik u 3 mogelijke
zuidspellen geven:
A) B 0? V 8 2 OH 10 52 10 8654
B) *B3<?V82OH 10 52* 10 865
C) *H93<?65OH 10 52*B10 86
U kent dus het noordspel (boven). Is nu
uw bied „systeem" in staat om samen met
spel.A) te komen tot 5 ruien? Met het spel
B) niet hoger dan 4 ruiten? En met het
spel C) tot 3 Sansatout?
Indien u dat allemaal kunt, hoeft u niet
verder te lezen. Zo niet leer dan, dat
volgens moderne opvattingen noords énige
redelijke tiveede bod is „twee harten". De
conservatieve partij zal zeggen „ik bied
geen driekaarten" of „als mijn partner
daarop nu eens past?", 't Ja als u niet
over dergelijke middeleeuwse hindernisjes
wilt stappen moet u elke hoop op verbete
ring maar opgeven. Ik heb geen ruimte
voor lange theorieën maar twee harten
is bepaald forcing Nu zal ik u laten zien,
hoe men modern gereedschap hanteert:
Biedverloop noordspel met spel A):
noord 1 ruiten zuid 2 ruiten noord 2
harten zuid 3 harten (Noords hartens
kunnen echt, dus een vierkaart of langer
zijn: de CVrouw is dus belangrijk)
noord 4 ruilen (hartens waren dus niet
écht en 2 harten was dus een vissen om
aansluiting) zuid 5 ruiten (wegens de
singleton in schoppen).
Biedverloop met spel B): noord 1 ruiten
zuid 2 ruiten noord 2 harten zuid
3 harten noord 4 ruiten zuid pas
(niets meer te vertellen).
Biedverloop met spel C): noord 1 ruiten
zuid 2 ruiten noord 2 harten zuid
2 sansatout (zeker enige dekking in de on
geboden zwarte kleuren) noord 3
sapsatout.
Alle aanbevolen contracten hebben ten
minste 50 percent (en vaak meer) kans van
slagen en zijn dus goed. Het principe van
het twee-hartenbod is: als je spel te sterk
is om al te passen, doch nog niet goed ge
noeg om de manche vol te bieden, toon
dan eens een kleur waarin je kracht hebt
dit bod in een nieuwe kleur in forcing
voor een biedronde.
Als u dit toe gaat passen, zult u zien,
dat er méér wegen naar Rome leiden dan
u gedacht had.
H. W. Filarski
De bridgevraag van deze week: In een
viertallen wedstrijd opent uw partner,
noord, met 3 schoppen. NZ staan niet
kwetsbaar, OW wel; het 3 schoppenbod
geeft een lange schoppenkleur aan, met
weinig zijkracht.
De volgende speler, oost, biedt tot uw
verrassing thans 4 harten, terwijl u als
zuid tegen het volgende spel zit aan te
kijken:
*754 C A H 10 8 4 0862 V 3
Wat moet zuid do~n? Antwoord elders
op deze pagina.
üsed :sna iuajajqnop
\eeS ua x|AV ueq ap a;saapuo ;aq Ciq
sje ;aiu jebui aaoossn^d uaa pinz ijfuqos
(BAag iep ui 'uajads ieei poquaiaeq f
iaq uCiz suaijeq sisoo qj9)S aoq isim
laiu aip isa/A iep 's u e q uaa ja si ised
ftq s B guisjaaqaq ui igq sueq spmz
•geisuaijeq uaa siqoais uaiqossiui 'z lin
.gooq ua (uaqqaq uauies suaddoqos oi JaaA
-a§uo (B zn l<3p quapaq) uaddoqos ui s;aiu
qCqapaouijaA uazaqaaA M.O IUBM 'uapjOM
uapnz iqeeuiag ja/A a;a 'uajaAB(q jo uaimj
S jbbu uado(gaM uaiaeq itn JaiadsisaM
ap piaqaaqaz paAuaAa iaui iez )jaaiqnop n
sjb qoop 'u/Aop jaqaz (aMpUA qfqannieu
leeg ua;jeq aajA 'iqnsagui uapjo/A laoui
pus qoop 'igq guoi Mn do jpOA „lajqnoa"
aCpjoo/A iaq utjbbm 'aiienii u,oz st ua
:3BBJAapuq ssqftiaqaM do pjoo.'Ajuv
Het eindspel is verreweg het moeilijkste
deel van het damspel en dit vanwege de
uitwijkmogelijkheden. Een leidraad om het
in onberekenbare eindspelen zo goed mo
gelijk te doen, is aan te sturen op een
bepaalde controle over de mogelijkheden
en het spel van de tegenstander beper
kingen op te leggen. Vooral de eindspel
compositie is een uitstekend oefenobject.
In het jaar 1952 verscheen van de eind
spelcomponist J. F. Moser een verzameling
van 1600 eindspelen en composities in
boekvorm. Dat met weinig materiaal veel
kan worden bereikt, toont ons de compo
sitie van de Fransman ir. P. Sanier.
PROENTJE zat te spelen op zolder.
Boven zijn hoofd hoorde hij het rate
len van de regen op het dak: Rang,
plets, klets, plets! Hé, ik dacht dat het
zomer was, zei Proentje tegen zichzelf.
Mamma heeft zelf gezegd dat het
zomer is. Maar in de zomer hoort het
niet te regenen, dan moet de zon al
tijd schijnen. Lekker warm zonnetje en
je mag in de tuin met een bak water
spelen en je mag een zwembroekje aan
hebben. Ik geloof nooit dat het zomer
is.Zouden de grote mensen zich ver
gist hebben? Misschien is het wel hele
maal geen zomer, maar gewoon winter.
Brrr, bibberde Proentje, brrr, winter!
Ik heb het erg koud. Plets, rang, klets,
plets, deed de regen boven op het dak.
Weet je wat, zei Proentje tegen zijn
beer Berebotje, ik zet mijn ijsmuts op
en ik doe jou mijn dikke winterdas om,
en dan gaan we wandelen.
PROENTJE STOND OP, ging naar
de kist waar de dikke winterkleren in
bewaard werden en begon te zoeken.
Daar lag zijn volle trui; vooruit, die
ook maar aan. Proentje stak zijn ar
men in de mouwen en trok de trui over
zijn hoofd. Ziezo. En nu maar weer
verder zoeken. Waarachtig, daar lag
zijn lange wollen broek. Die ook maar
aan. Proentje stak zijn voeten in de
pijpen en hees de broek naar boven.
En daar was zijn das; die kreeg Be
rebotje aan.
Lekker warm hè, Berebot? zei Proen
tje. Nou mijn ijsmust nog en dan gaan
we wandelen. Helemaal onder in de
kist vond Proentje zijn ijsmuts, een
mooie groene. Hij trok hem flink over
de oren Daarna pakte hij Berebotje bij
een pootje en toen liep hij de zolder
trap af.
Rang, klets, plets, klets! Zelfs op de
benedentrap kon je de regen nog ho
ren. En was dat nu zomer? Nee toch..
PROENTJE LIEP naar de voordeur
en deed die open. Wat een plassen la
gen er op straat! En wat spatten die
druppels! Het leek wel of ze aan het
dansen waren. Heel in de verte zag hij
de melkboer met zijn wagen staan. De
melkboer had een lange plasticjas aan,
maar niets op zijn hoofd. Zijn hele
haar droop van de regen.
Zullen we de melkboer eens vragen
of hij het koud heeft? vroeg Proentje
aan Berebotje.
Best, zei Berebotje met de stem van
Proentje. Ik heb het nu lekker warm.
Proentje stapte met Berebotje op de
melkboer af.
Dag melkboer, zei hij. Heeft u het
koud?
Nou, zei de melkboer, het is om te
bevriezen! Brr!
Dat dacht ik al, zei Proentje. Het is
ook eigenlijk winter, ziet U.
Winter? zei de melkboer. Gut, je zou
wel eens gelijk kunnen hebben. Het is
winter, natuurlijk, winter..
Als U een ijsmuts opzet, zei Proen
tje, dan is het lang zo koud niet.
Goed idee, zei de melkboer. Een
reusachtig goed idee, als jij even op
mijn wagen wilt passen, dan ga ik een
ijsmuts halen.
Best, zei Proentje.
Zou er water in de melk komen,
dacht Proentje toen de melkboer weg
was. Ba! melk met regenwater! Net
wilde hij het kraantje van de melkbus
open zetten om te kijken of er regen
water uitkwam, toen de melkboer weer
terug kwam. Hij had een pracht van
een rode ijsmuts op.
Lekker warm, lachte hij, en hij liep
vlug naar een deur om aan te bellen.
DAAR KOMT DE BAKKER, zei Proen
tje tegen Berebotje. Wat zal die het koud
hebben! Hij heeft niet eens een jas
aan.
Bakker, riep Proentje, waarom heeft
U geen jas aan en geen ijsmuts op?
Wist U niet dat het winter was?
Winter? vroeg de bakker verbaasd.
Nee, dat wist ik niet, maar nu je het
zegtTjonge, tjonge, ik ga gauw-
even naar huis om een jas te halen en
een ijsmuts op te zetten. Wil jij in
die tijd even op mijn wagen passen?
Best, zei Proentje en weg was de
bakker.
Wat zal dat brood nat zijn, dacht
Proentje. Ba, nat brood, vies regennat
brood! Even kijken..
Maar net toen Proentje het deksel
van de bak wilde optillen om naar het
brood te kijken, kwam de bakker weer
terug.
Met een dikke jas aan en een blau
we ijsmuts op.
Hè, lekker warm, zei de bakker te
vreden en hij belde vlug bij een huis
aan.
EN WAT KWAM DAAR aan?.. Een
hele klas met kinderen met een juf
en een meester. Ze hadden allemaal
schepjes en emmertjes bij zich.
Ze gaan zeker naar het strand, zei
Proentje tegen Berebotje.
Stakkers! Midden in de winter!
Gaan jullie naar het strand? vroeg
Proentje aan de kinderen.
Jabbbbbbbb, zeiden de kinderen,
we gaan een schoolreisje maken naar
het strand.
Nou, zei Proentje, dan mogen jul
lie wel een ijsmuts opzetten, want het
is eigenlijk winter, zie je.
Dat is een goed idee, zei de juf
tegen de meester.
Een prima idee, zei de meester
tegen de juf.
De juf klapte in haar handen en riep:
Jongens, allemaal eerst mee naar
een winkel om een ijsmuts te kopen!
Daar gingen ze. Proentje zag de juf
met de meester en de kinderen een
winkel binnengaan en éven later weer
naar buiten komen. Alle kinderen had
den witte ijsmutsen op en de juf een
gele en.de meester een zwarte.
MAAR NU GEBEURDE er iets heel
raars: opeens was de straat vol met
HsëÈË
mensen die ijsmutsen ophadden en dik
ke dassen om hadden.
Koud hè! riepen ze tegen elkaar.
En: Het is winter geworden! En:
We moeten ons vergist hebben toen
we dachten dat het zomer was!
Maar toen gebeurde er weer iets
raars: opeens was het droog en begon
de zon te schijnen! O, o, al gauw liep
iedereen te puffen van de warmte.
Wie heeft gezegd, dat het winter
is? vroegen de mensen elkaar.
Dat heeft natuurlijk in de krant
gestaan, zeiden de mensen.
Dat heeft de radio gezegd, riepen
de mensen.
En Proentje? Wat had die het warm!
Als een haas rende hij met Berebotje
naar huis.
Wat heb je nou aan? riep mamma
toen ze Proentje en Berebotje voor de
deur zag staan.
Ik dacht dat het winter was, zei
Proentje met een heel dun stemmetje.
Maar Proentje toch, zei mamma.
Kijk nu toch eens hoe lekker het zon
netje schijnt! Wat ben je toch een eigen
wijze jongen! Proentje zei maar niets
terug. Vlug liep hij de trappen op naar
de zolder en stopte daar de dikke kle
ren weer in de kist. En toen hij alles
weer in de kist gestopt had, wat hoor
de hij daar? Plets, rang, klets, plets!!
De regen!
Snap jij daar nu iets van? vr-oeg
Proentje aan Berebotje.
Nee, niks, zei Berebotje met.de
stem van Proentje.
Lizzy Sara May
Mijn Ome Bram uit Assen,
Heeft eenendertig jassen
En iedere dag zie je hem gaan
Met weer een ander jasje aan.
Mijn Ome Guus uit Zetten,
Die heeft wel zeven petten,
Want zonder pet kan die niet leven,
's Zondags draagt hij ze alle zeven.
Mijn tante Alida uit Loenen
Heeft vierenveertig paren schoenen
En steeds nog, 't is wel héél erg zeg,
Loopt ze blootsvoets over de weg.
Mijn nichtje uit de stad Delfzijl
Slaapt niet in bed maar in een teil
En als ze dan in bad moet gaan,
Zet ze haar bed onder de kraan.
Mijn neefje woont in Dubbeldam
Die heeft voor ied're haar een kam
En valt er dan een haartje uit
Dan gooit hij een kam door de ruit.
Alleen mijn oma is gewoon,
Die noem.t mij steeds haar kleine zoon.
Daarom ga 7c steeds bij haar logeren
Niet een, maar wel tienduizend keren.
Jo Paap