EEN DAGJE UIT naar de erven Winnetou Het allerraarste museum ligt In El Golea In de ter wereld Sahara Vestdijks fabuleuze parate kennis thans op Gustav Mahler gericht Wekelijks toegevoegd aan alle edities van HaarlemDagblad Oprechte Haarletnschë Courant en Lhnuider Courant Franse film- en andere beroemdheden verdienen enorme reelamekapi talen „Yes sir, ze poseren voor foto's", zei het mannetje van de excursiebus, „kijkt u maar". Hij toonde een wat verfromfraaid kiekje van een troepje Indianen bij diezelfde bus. Ze ston den er bij als leden van een mannenzangkoor, dat tij dens een dagje uit jolige hoofddeksels op de kruin heeft geplant. Ik kocht een kaartje. „Dat is dan drie dollar, thank you". Daar reden we, van Dominion Square, hartje Montreal, langs lintwormen van bou levards vol bank- en ver zekeringsgebouwen; aan boord veel „beter gesitu eerde" dagjesmensen, voor al Amerikaansen, niet meer zo jong, bereid om ieder grapje op het reper toire van de charmeur- chauffeur met schrapend gelach of plichtmatige ver bazing te beantwoorden. Een kleine psycholoog, deze chauffeur, terstond ijverend naar hechte klantenbinding. Hij sprak Engels als een Amerikaan, maar „u moet me verontschuldigen voor m'n Engels, ik ben Frans-Canadees", pre velde hij hulpeloos in zijn microfoon tje. Hij glimlachte dankbaar, toen het koor van protestkreetjes opklonk. „Thank you", zei hij met veel wit van tanden. Chief Poking Fire met de buschauffeur BIJ VAN ZIN verliet de groep de stad en ging langs de'St. Laurenszeeweg, waar over de leider menig interessant cijfertje wist te vertellen. En toen naar Caughnawa ga, het reservaat aan de rivier, waar 3.500 Indianen, „echte Mohawks van de stam der Irokezen" belstingvrij wonen en een vredig bestaan leiden heel wat vre diger dan hun voorouders, die in de tijd der blanke pinoniers gevreesde krijgers waren en zich een bloedige reputatie ves tigden door in 1698 onder de kolonisten de „slachting van Lachine" aan te richten. Dat is vaderlandse geschiedenis gewor den. Toen we het reservaat binnenreden, langs verveloze houten huizen, voorzien van veranda's in oude stijl en compleet met schommelstoel, verklaarde de chauffeur: „Chief Poking Fire is bereid samen met u voor foto's te poseren". Dat vonden de Amerikanen fijn, ze grepen al naar hun boxjes De bus stopte bij een ingang van wat een groot lelijk bord aankondigde als ..het enige echte Indiaanse dorp met het Indiaanse museum van „Chief Poking Fire". DE CHIEF STOND ons al op te wach ten in een bonte nederzetting vol borden, die ons maanden het museum te bezoeken, dat wi.j er goed aan zouden doen de toe komst te laten voorspellen, dat we geld in een put moesten gooien, dat we snap shots konden maken en souvenirs konder. kopen. Maar de Chief, opgesteld als de portier van een groot warenhuis, niet rood. maar bruin van huidskleur evenals zijn stamgenoten, speelde zijn spel met grote waardigheid; in een ornaat vol veren er geborduurde banden en poespas van diere- tanden en kerstboomversierselen ging hi.i ons voor naar de bron. „In een kring gaan staan", maande de chauffeur heel gedempt. „Het is hier", zei plechtig Poking Fire, „dat een van mijn voorvaders voor het eerst de blanken ontmoette. Op de vraag van een der kolonisten hoe het hier heette, antwoordde mijn voorvader:„Canatha, het geen „Dorp der Indianen" betekent. De blanke dacht indertijd dat van het gehel land was en bleven, Canatha, Canada. En wilt u nu een wens doen bij deze bron? Dan moet u een muntje in de put werpen. Natuurlijk bent u daartoe niet verplicht, do as you like". Zijn donkere ogen zagen ons uit een rond gelaat trouwhartig aan. ER VIELEN NIET ZOVEEL muntjes en Chief Poking Fire leidde ons naar een loods van gegolfd plaatijzer vol afbeeldin gen van grijnzende koppen. Daar konden we binnengaan, maar eerst even langs een kassa van jonge berkestammetjes waar een indiaanse vertelde, dat het voor vol wassenen vijftig cent kostte, inclusief de Pow Wow oftewel de folkloristische dans- show, waarop de chief en de zijnen ons wil den onthalen. Het dof geluid van de trom mels was trouwens al geruime tijd via luidsprekers buiten de loods te horen ge weest om het hooggeëerd publiek trek te doen krijgen. Het stamhoofd legde zijn handpalmen tegen elkaar, boog diep, rammelde wat met 'n instrumentje, bestaande uit twee schild padschilden met wat steentjes daartussen, liet een vuurtje smeulen in een houten bak en bad een Indiaans gebed! „Ik wens u, bezoekers van verre, veel geluk in de ze wereld". Hij zei ook, dat een speciale Pow Wow voor ons zou worden gebracht, niet zo maar een show, zeker niet, maar stamdansen, door traditie overgeleverd. DAARNE TRADEN ZE AAN, de oorlogs dansers als Rode Klauw en Rennende Eland, de luchtigheid van hun vechtkos- tuum door blauw katoenen broekjes, met het oog op de Amerikaansen ietwat in toom gehouden, de lieftallige Witte Maan en Blauwe Bloem met grazieuze, zij 't wat vermoeiende rondedansen, terwijl mannen hun trommelconcert vervolgden en nasale zangen lieten horen en de Chief .:ijn schildpadschild zwaaide. Ongelooflijk, maar waar, Poking Fire vloeit Neerlands bloed door d'aderen, naar hij later onthulde. Zijn overgrootvader, de roemruchte Great American Hunter, was tijdens een grote tentoonstelling omstreeks de eeuwwisseling in Amsterdam, waar hij tot de Canadeze inzending behooi-de. Hij iiep er tegen een Nederlands meisje aan, trouwde haar en zij hebben nog lang, ge lukkig en met voorspoedig opgroeiende Euro-indiaantjes in Caughnawaga geleefd. NA DE POW-WOW-SHOW hesen Rennen de Eland en zijn broers zich weer in het dagelijks tenue van gestreept truitje en linnen broek, zodat zij in niets meer van Canadezen verschilden en namen Witte Maan en haar zusjes plaats in de souve nirstalletjes om de verkoop van asbakken, pijlen-en-bogen, mocassins en bordjes met opschrift ter hand te nemen. Een goede zaak, minstens zo goed als die welke Great American Hunter misschien destijds al in Volendam heeft gezien. „In de bus", riep de chauffeur. De Ame rikanen spoedden zich naar de uitgang. Wij lieten nog eenmaal onze blik op deze uitstalling van wanstaltigheid gaan en ver geleken deze beelden met die welke ons uit de boeken onzer prille .ïeugd vertrouwd zijn gebleven. De beeltenis van Poking Fire vervaagde, die van Winnetou verrees voor ons geestesoog. Hij liet een holle, vreugdeloze lach horen. De honoraria voor de Franse film sterren zijn de laatste jaren enorm ge stegen. Een ton of vijf zes voor een film, die in een week of zeven is opgenomen, vormt een beloning waarvoor een super vedette als Brigitte Bardot of een Jean Gabin zich nauwelijks meer laat strik ken. Ze verlangen bovendien nog een royale portie van de nettowinst en om dat, die eisen vlot worden ingewilligd zullen ze, althans commercieel gezien, die baten ook wel „waard" zijn. Sinds enige tijd hebben Frankrijks helden en heldinnen van het filmdoek echter een bron van neveninkomsten aangeboord waardoor hun persoonlijke bezitsvorming zich nóg weer wat sneller vermag te ont wikkelen: de reclame. Een jaar of vijf geleden kon Brigitte Bardot, die daar voor nog bloter dan in haar eerste niette min al redelijk ontklede films, haar ta lenten uitsluitend, voor de fotografen van een zeker genre etaleerde, met moeite tweeduizend, gulden loswurmen voor het eerste rolletje dat haar werd toegekend. Een fabrikant van dameslingerie moest onlangs een cheque van rond, twee ton uitschrijven voor het. recht B.B. in een b.h. van zijn onderneming door een cameraman op de gevoelige band. vast te mogen laten leggen. B. B. EN HAAR echt- en vakgenoot Jacques Charrier bezitten trouwens gevoe lige neuzen voor de materiële exploitatie mogelijkheden van hun glorie. Brigitte heeft haar magische initialen tegen klinkende munt uiteraard ook al afge staan aan een Duitse brillenfabrikant en aan een Amerikaanse handelaar in nylon ondergoederen, dewelke in kleine plastic zakjes worden verkocht waarbij haar por tret met handtekening gevoegd is. B. B. MOGE DAN OOK HIER met haar tarieven aan de soms onbereikbare top staan, voor het altaar van het gouden kalf der publicileitsreclame wordt ook nog door vele andere beroemdheden ge knield. Eddie Constantine, de uitdeler van watjekou's in zovele Franse films hij is niettemin van huisuit een in Amerika geboortige Italiaan heeft juist zijn naam en glimlach verkocht aan een broekenfa brikant, die bij iedere pantalon nu het portret van hem aan zijn clientèle cadeau geeft. Gilbert Bécaud treedt op als zaken- agent voor een industrieel in motoren. De komieken Bourvil en Darry Cowl steunen de verkoop van de confectie van een groot warenhuis. Maurice Chevalier heeft zijn reputatie gehecht aan een nieuw merk ra dio- en televisietoestellen en Jean Marais was niet te trots om zich door een auto mobilist in snelle vaart over de straat te laten sleuren om aldus het bewijs te le veren van de onverwoestbaarheid van het tergalprodukt waaruit zijn broek is ver vaardigd. ALHOEWEL DE FILMSTERREN na tuurlijk wel de dierbaarst-begeerde kandi daten zijn in deze nieuwe branche der publiciteit, weten zo nu en dan andere beroemdheden toch ook wel's een graantje mee te pikken. Wijlen de illustere dichter Paul Claudel werkte tegen vorstelijke be loning indertijd al met een bekende Pa- rijse bijoutier samen. De schrijver Mau rice Dekobra volgde diens voorbeeld ten behoeve van de Franse Wagons-Lits, en de kunstenaar Jean Cocteau (van de Aca démie Franqaise) dichtte een vurige, aan beveling voor het voortbrengsel van een fabriek in alcoholica. ALLEMAAL UITWASSEN van het mo derne materialisme dat geen waarde te hoog acht om in geld te worden uitge- di-ukt? Pardonwant in een vergeelde jaargang van een geïllustreerd weekblad uit de Belle Epoque kwamen we dezer da gen toevallig de eerwaardige beeltenissen tegen van de beide ex-presidenten dei- Franse republiek Loubet en Fallières, elk met een sierlijk wijnglas tussen de vin gers, bij welke plaat de uitgesproken en onderstreepte bedoeling voorzat de vroe gere onderdanen der beide bejaarde heren te overtuigen van de uitmuntendheid van het vocht, dat ze op die foto tot zich na men AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA het de naam zo is het ge uit wiens voeten hij vier mormelachtige tafeltjes liet maken. Zelf doodde hij de monsterlijke slang, wiens vol houtwol ge stopte huid nu als een slecht gevulde worst op de grond ligt. En zelf velde hij die twee leeuwen. Ja, die leeuwen..Op de binnenplaats liggen twee vellen, praktisch zonder een haartje er op. Door wat eens poten waren krult houtwol naar buiten. De bekken staan preuts en verbaasd pruilend een beetje open. Het zouden best de twee laat ste leeuwen van de Sahara kunnen zijn. TEGEN DE MUREN van het „Pavil joen van de Jacht" klimmen geweien en horens omhoog van iedere denkbare anti lope en iedere bestaanbare buffel, waar de kolonel met zijn buks tegenaan liep. Het paviljoen is een necropolis van die ren, die het leven lieten om de Bordj Buf falo met hun stoffelijke resten te vullen. En midden in dit paviljoen prijkt het kam pement van de kolonel: zijn tent en zijn stoel, zijn bed en zijn bad, zijn stalen koffers vol schiettuig. Tegenover het kam pement staat een bar van beton, helaas zonder flessen, en daarvoor staan twee betonnen fauteuils voor de gasten, maar wie zich daarin neerlaat ondergaat al gauw het griezelig gevoel van een batterij glazen oogjes, die hem aanstaren. Glazen oogjes van slangen, van mislukte leeuwen van tijgerkatten, van apen en alle moge lijke andere gediertes. HET „PAVILJOEN VAN DE VOLKEN KUNDE" is veel aardiger en eigenlijk het meest interessant, omdat 't een bijna com plete verzameling bevat van de kunstnij verheid en wapens van de Sahara. Het is alles erg stoffig, maar toch interessant om te bekijken voor wie er belangstelling voor koestert. Bovendien is dit ook het „Pavil joen van de Sahara" envan de „Kolonel Zelf". Want daar hangt dan wel niet zijn eerste luier, maar toch wel zijn laatste brief, of liever het afschrift er van, aan de regering te Algiers betreffende een of andere futilitiet. Voorts hangen er al zijn ridderordes, met de bijpassende lint jes, zijn sabels en degens, messen en zwaarden, geweren en pistolen, zijn unifor men (ALLEMAAL!), zijn kepi's en helm hoeden, zijn zadels, laarzen, plus alle uit knipsels van alle brieven en artikelen, waarmee hij de Algerijnse pers over stroomde. Het geeft een allerwonderlijkste kijk op de pei-soon van de kolonel, van de schier ongelooflijke zelfverheerlijking van deze man, die voor psycholoog en psychia ter een geval zou zijn om van te water tanden. Want wie hing er ooit eerder om zo te zeggen zijn hele leven aan de muren van een eigengebouwd museum en vroeg dan het geëerd publiek een gulden om een en ander te mogen bekijken? Wie legde er ooit zijn eigen foto voor een gulden per stuk te koop? Ter rechtvaardiging diene gezegd, dat die guldens bestemd zijn om de gardien van het museum in leven te houden! AAN HET HALF DOZIJN boeken en de tientallen opstellen die Vestdijk aan de muziek, haar esthetiek en analyse gewijd heeft is onlangs een nieuwe uitgave toe gevoegd. Bij Bert Bakker-Daamen is van zijn hand verschenen: „Gustav Mahler. Over de structuur van zijn symfonisch oeuvre". Het boek bevat, na een inleiding die zich met het scheppingsproces bij Mahler bezighoudt, een tiental diepgaande beschouwingen, gewijd aan de negen sym fonieën en de symfonie-in-liederen „Das Lied von der Erde". In de inleiding, die tevens een soort beginselverklaring be helst betreffende de gevolgde werkmetho de, distancieert Vestdijk zich uitdrukkelijk van iedere poging om de creaties van een kunstenaar langs biografische weg te „verklaren". WAAR HET HEM OM GAAT is „een beginsel dat ons enig inzicht zou kunnen verschaffen in de wijze waarop de zich zelf gelijkblijvende scheppende impuls zich achtereenvolgens in de symfonieën heeft geobjectiveerd". De schrijver speurt dus naar spanningsverhoudingen in het werk, het oeuvre, die de neerslag be-teke- nen van het -zo-zijn van een mens. Hij beschouwt Mahler als een geniaal compo nist en zijn werk, in het bijzonder zijn tien symfonische werken, als het muzikale kristallisatiepunt van zijn menselijke mo gelijkheden. Wat voor een ander, die niet van Mahler „houdt", tekorten zijn, ziet hij als de begrenzingen die de noodzakelijke voorwaarde vormen voor de concretise ring van deze mogelijkheden. Omdat hij deze betrokkenheid van de (compositori sche) delen op het (psychische) geheel vice versa centraal stelt, is het woord „structuur" in de ondertitel volkomen ge rechtvaardigd. Hij beschouwt de tien symfonieën als stadia van emotionele or ganisatie langs muzikale weg, en meent in het verloop hiervan een vast ritme te herkennen dat hij in de inleiding om schrijft als „systole-diastole", een onder scheiding in de zin van spanning-ontspan ning, of concentratie-ontplooiing. NU BERGT DE HANTERING van een dergelijk antithetisch begrippenpaar altijd gevaren in zich, omdat men er al gauw teveel in wil onderbrengen. Zijns inziens ontsnapt ook Vestdijk niet geheel aan dit gevaar, zodat uit zijn betoog dan, in plaats van de harteklop van een scheppende im puls, niet veel anders hoorbaar wordt dan de spitsvondige formuleringen van een goed-gedocumenteerde research. Want ge documenteerd is Vestdijk zeer zeker; het wekt de grootste bewondering hoe hij jongleert met de bijna vijftig ter sectie voorgelegde symfonie-delen, hoe hij ze on derling vergelijkt, tegen elkaar uitspeelt, waarbij zijn fabelachtige parate kennis hem in staat stelt om bij de bespreking van een bepaalde symfonie zelfs kleine fragmenten van andere symfonieën te al len tijde uit het arsenaal van zijn geheu gen naar voren te halen. Men kan het dan ook betreuren dat er in deze verhan deling, die zo gunstig afsteekt tegen de vele hymnische prullaria die er aan Mah ler gewijd zijn, te véél beweerd wordt. (Vervolg zie pag. 2) HET ALLERRAARSTE MUSEUM van de wereld ligt toch beslist in El Golea, en El Golea ligt midden in de Sahara en tegenwoordig vindt men er petroleum. Dat allerraarste museum bestaat uit een aantal gebouwtjes om een zanderig middenpleintje. Op dit pleintje staan veel apen hokken zonder apen, vogelkooien zonder vogels, een slangenkuil zon der slangen, en er lopen vier uitermate valse honden rond aan meters lange kettingen, maar gelukkig behoedt een hoog ijzeren hek vol gren dels en hangsloten de bezoeker voor een hap in zijn kuiten. Verder staat er buiten het museumterrein een model negerdorp zonder negers. Die hebben er echter wel gezeten, sterker, ze hebben zelfs getacht het hun toegewezen terrein te bebouwen en er hun vee kudden te hoeden, maar ze hielden het er niet lang uit al was hun dorp nog zo realistisch uit rode leem opgetrokken. Ze gaven de voor keur aan de Soedan boven de Sahara en trokken terug met hutje en mutje. DIT MUSEUM, dat door de argeloze bezoeker niet dan met de grootste moeite na een zwerftocht van uren door hete dui nen of langs 'n eindeloze, in de zon bran dende weg kan worden bereikt, heet Bordj Buffalo of ook wel het Musée Au- g'iéras, en het geniet een grote faam in de gehele Franse Sahara, al zijn er in werkelijkheid niet eens zo veel bezoekers geweest om de doodeenvoudige reden, dat er niet zo heel veel mensen naar El Golea gaan. Maar dit museum biedt zoveel wonderlij ke en onwaarschijnlijke zaken, dat het een bezoek dubbel en dwars waard is. Want de man, die het bouwde en de hele bedoe ning met eigen brein en handen ontwierp was kolonel bij het Franse leger en hij heette Augiéras. Zelf ontwierp hij al die gebouwtjes in Soedanese stijl, of wat daar voor doorgaat, en daarbij deed hij een ge- Dit is de binnenplaats met het huis van de kolonel. Links: De zaal van het grote wild, allemaal neergelegd tot meerdere glorie van de kolonel tenslotte schoot hij eigenhandig de hon derden en honderden dieren, waarvan de mottige pelzen, de verdroogde geweien, de verschrompelde huiden de muren tooi en. Zelf legde hij de enorme olifant neer, DAN IS ER OOK NOG het „Paviljoen van de Prehistorie". Dat ligt vol botten en knoken en kaken en fossiele dingen en stenen werktuigen en massa's tekeningen (van de kolonel zelf), die met meer vlijt dan talent vervaardigd zijn. Die tekenin gen tonen hoe de kolonel zich voorstelde dat de oertijd er uit zag. Bob Tadema Sporrtj Al deze flessen moest de kolonel leegdrinken voor hij er een venster van kon maken. Op de voorgrond ge bruiksvoorwerpen van de Toearegs vervaardigd uit kamelen-uiers. niale vondst. Vensterglas is in de Saha ra namelijk onbetaalbaar duur en daar door kwam de kolonel op het lumineuze idee om dan maar flessen te gebruiken! Geen flessenbodems wel te verstaan, maar het hele ding. Daartoe stapelde hij de fles sen in verticale stand met dunne leem- laagjes er tussen op elkaar. Zo bereikte hij een zeer verrassend en werkelijk bui tengewoon mooi resultaat. Op die manier ontstonden er gele en witte, paarse en groene en bruine vensters. En zelfs voor zijn kapotte elektrische peren vond hij emplooi, want die stak hij rechtop in de toppen der ontelbaar vele torentjes van het museum. ZELF TEKENDE VOORTS de kolonel alle kaarten, zelf boetseerde hij alle beeld jes, zelf rangschikte hij alle materiaal, en zelf beheerde hij het hele zaakje. En

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 13