- FILATELIE Dammen Litteraire Kanttekeningen ZATERDAG 3 SEPTEMBER 1960 Erbij PAGINA VIER a 5 m SP fül Hf up Él jjj jp jjj Égjp SI w JU ÜP Üf iü SB ÜP Éi fff 8 Hf ff n B B m nm 8 B 8 B Ét SI SI 11 fH 4» (P n m Él ÜS iü PP m in A p WW Iff m I m P m Pgr Negen Muze C. J. E. Dinaux De nieuwe konlnj van de reuzen Spring-in-het~veld VERENIGDE STATEN. Op 1 novem ber a.s. zal een postzegel van 4 cents (rood en blauw) in circulatie worden gebracht ter gelegenheid van het vijf- tigjarig bestaan van de organisatie van kampimurmeisjes. De zegel vertoont het embleem van de organisatie, be staande uit twee gekruiste boomstam men met een vlam. INDONESIë. De Indonesische poste rijen hebben een serie van vier post zegels het licht doen zien, die gewijd is aan de landbouw. Het zijn een 25 sen (groen) met een theestruik, een 50 sen (blauw) met een kokosboom, een 75 sen (rood) met een rubberboom en een 1,15 roepiah (roodviolet) met een rijstplant. Deze serie zal te zijner tijd worden aan gevuld met de waarden 5, 10, 15 en 20 sen. SOVJET-UNIE. Naar aanleiding van de Olympische Spelen te Rome is een serie van tien waarden verschenen: 5 kop. hardlopen, 10 kop. worstelen, 15 kop. basketibal, 20 kop. gewichtheffen, 25 kop. boksen, 10 kop. vrouwengymna- stiek, 40 kop. schermen. 40 kop. duiken, 60 kop. kanoën en 1 roebel paardesport. Voorts is een postzegel van 40 kop. uit gegeven ter viering van de twintigste verjaardag van de Moldavische Socia listische Sovjet-Republiek. De zegel geeft een gezicht op de hoofdstad Kisji- new. In de rechterbenedenhoek zijn de vlag van de republiek en het staats- embleem afgebeeld. COMMUNISTISCH CHINA. Twee postzegels, beide in de waarde 8 fen, zijn uitgegeven ter herinnering aan de bevrijding van Korea, vijftien jaar ge leden. Op de ene zegel ziet men de vlag gen van China en Noord-Korea, waar mee de vriendschap en eenheid tussen beide volken wordt gesymboliseerd en op de andere zegel Pegasus, die de snel le ontwikkeling van de socialistische landen voorstelt. FEDERATIE VAN NIGERIA. Op 1 oktober a.s. wordt Nigaria onafhanke lijk. Ter viering van dit feit zal die dag een serie van vier postzegels ver schijnen. De l d. (rood en zwart) ver toont het federale parlementsgebouw, de 3 d. lichtblauw en zwart) een man die met een kano naar de horizon vaart mm Wt/éfM als symbool van de opbouw van de jon ge federatie de 6 d. (groen en bruin) het gebouw van het federale hooggerechts hof en de 1 sh. 3 d. (blauw en oranje) een kaart van Afrika, waarop de lig ging van de federatie is aangegeven, van waar een duif vliegt met een olijf tak in haar snavel en een vlammende toorts als symbool van de geboorte van de federatie DAHOMET Ter gelegenheid van de onafhankelijkheid is een postzegel van 85 fr. (donkerbruin, bruin en rood) in RUIMTE CONTRA MATERIAAL In de kortgeleden gespeelde achtkamp om het open kampioenschap van Neder land vestigde de opkomende jonge speler Verholt alle aandacht op zich, door reso luut met 3 uit 3 de leiding te nemen en dat met opvallend fris spel. In de eerste ronde verpletterde hij met een reeks offers de titelhouder 1958, de Westduitse schaakfan- tast Diemer. Groter contrast dan tussen deze twee is nauwelijks denkbaar. Diemer lang, met sterk van de gebruikelijke af wijkende normen, (quasi-) diep en „Künst- lerisch", langzaam spelend, Verholt klein, nuchter, helemaal niet diep maar zeer practisch en onbevangen, nooit in tijdnood. Ziehier het resultaat van de botsing tus sen deze twee zo verschillende naturen. Wit: Verholt Zwart: Diemer Ben-Oni 1) d2-d4 c7-c5 2) d4-d5 g7-g6 3) Pgl-f3 Rf8-g7 4) g2-g3 e7-eö 5) Rfl-g2 d7-d6 6) 0-0 h7-h6. Een zet waarvan de diepere be doeling, behalve misschien voor Diemer, wel voor een ieder duister zal blijven. Wel licht wilde zwart g6-g5 voorbereiden, maar deze opmars strookt bepaald niet met de eisen der positie. 7) Pbl-c3 Pg8-e7 8) Pf3- d2 Op weg naar het sterke veld c4, 8)g6-g5 Legt de positionele grond slag voor de nederlaag, omdat veld f5 zwak wordt. 9) e2-e4Nu kan wit een eventueel f7-f5 altijd beantwoorden met ef5:, waarna hij een onaantastbaar steun punt op e4 verkrijgt. 9) Pb8-a6 10) Pd2-c4 Pa6-c7 11) a2-a4 Pe7-g6 12) Pc4-e3 Rc8-d7 13) Ddl-f3 Nu staat wit reeds klaar voor Pf5. Na Rf5: Df5: zijn de witte vel den in de zwarte stelling blijvend ver zwakt. 13) h6-h5 14) Pe3-f5 Rg7-f8. Zwart had vermoedelijk beter gedaan het paard maar te slaan. Na b.v. 15) Df5: g4 benevens Dd7 en/of Rh6 kan hij zich nog staande houden. 15) Df3-e3 f7-f6 Beter g4f Rf5:f Rh6. 15) De3-d3 Dd8-c7 17) Pf5-e3 b7-b6 18) Pe3-c4 Ta8-b8 19) f2-f4 Wit, die over de meeste ruimte be schikt, opent terecht de stelling. Er ont staan nu boeiende verwikkelingen. 19) g5xf4 20) g3xf4 Th8-g8 21) Kgl-hl Pg6-h4. Zwart: DIEMER Korchow (met zwart) uit de kampioens wedstrijd te Minsk. KORCHOW m W m ■y/tm. ■■mam m m tm m. éh m, v/%m. &rr?>' MANSJIN De kampioen aan zet vervolgde met 18- 23. Deze zet lag voor de hand. Niet voor de hand lag wat Korchow allemaal heeft moe ten berekenen om tot winst in alle varian ten te komen. Bijvoorbeeld: 1) 39-33 28x39. 2) 34x43 23-28. 3) 43-39 of? 28-32. 4) 37x28 22x44. 5) 31x11 14-20. 6) 25x33 44-49. 7) 30x19 49x24. 8) 36-31 24-13. 9) 31-26 17-17 wint. In de partij verliep het spel als volgt: 1) 18-23. 2) 38-33 17-21. Wit moet nu wel de doorbraak nemen met 34-29. Op 31-26 12-17 37-31 23-29 34x32. 27x29 met winst. 3) 34-29 23x43. 4) 31-26 28x39. 5) 26x8 14-20. 6) 25x23 24-29. 7) 23x34 43-48. 8) 34x43 48x3. 9) 30-24 3-14 en Mansjin gaf zich gewonnen. Indien er in de zeer nabije toekomst zich geen jong talent meldt, dan is de enige hoop op ex-wereldkampioen P. Roozen- burg gevestigd. Deze topdammer hoopt in 1961 of begin 1962 zijn studie in de econo mie te hebben voltooid. En dan zal. na in tensieve training, moeten blijken of Roo- zenburg nog tegen Koeperman opkan. Voor ons staat vast, dat Roozenburg in elk geval een beter resultaat zal behalen dan tot nog toe Springer, Keller en ir. Van Dijk op de Russen hebben behaald. In de weinige vrije uren die hij heeft neemt Roozenburg nog wel eens het dam bord voor zich en onlangs stelde hij onder staand prachtig vraagstuk samen. P. ROOZENBURG circulatie gebracht, die het portret van de eerste minister Hubert Maga uit beeldt. Wit: VERHOLT (aan zet) Zwarts aanval met toren, paard, dame en dameloper ziet er wel aardig uit, maar in werkelijkheid staat hij slecht door: a) ruimtegebrek b) achterstand ontwikkeling c) onveilige koningsstand. Verholt taxeert nu zeer scherp dat hij niet op enig materiaal behoeft te kijken, mits hij er in slaagt, snel het centrum te openen. 22) f4xe5 Voortreffelijk. De witte aanval is een stuk meer dan waard. 22) Tg8xg2 of b.v. 22) fe5: 23) Rh6! Re7 24) Pe5: met geweldige attaque. 23) Tflxf6 Nu dreigt er van alles, b.v. e5-e6 e5xd6, Rh6 enz. 23) Rd7-h3 24) e5-e6! Nu dreigt Dh3: 24) Dc8-d8 25) e4-e5! De ge- nadestoot, want het binnendringen op h7 is niet te pareren 25) d6xe5 26) Dd3-h7! Dd8-e7. Er dreigde Df7 mat; na Df6: ware Dd7 mat gevolgd, na Tg7 27) Tf8:f! Kf8: 28) Dh8t Tg8 29) Rh6f Ke7 30) Dh7t enz. 27) Pc4-d6f! De7xd6 of Kd3 28) Tf8:t en Dd7 mat. 28) Tf6xf8t! Nog een laatste offer tot slot. Er volgt altijd mat op de volgende zet, zo dat zwart capituleerde. Een bijzonder spectaculair partijtje. Mr. Ed. Spanjaard Na de zware nederlagen welke onze Nederlandse topspelers Springer, ir. Van Dijk en Zeiler in de jaren 1957-1960 in Rusland hebben geleden, rijst de vraag of in onze topklasse het spelpeil achteruit is gegaan. Dit is beslist niet het geval. De Russen hebben meer tijd besteed aan het „honderdruitenspel" en de westelijke lan den op dit terrein naar het tweede plan verdreven. Zo heeft de Russische wereld kampioen, ir. I. Koeperman, zijn beroep als mijningenieur nagenoeg opgegeven om zich geheel aan het damspel te kunnen wij den en daarbij een tiental reeds zeer sterke en nog veel meer belovende jonge dam- meesters bij te schaven. Willen wij een kans maken in de toe komst opnieuw de wereldtitel te veroveren, dan zal er een topklasse van Canadese, Franse, Belgische en Nederlandse spelers moeten worden gevormd om door training en met dezelfde faciliteiten als de Russen hebben, jónge kandidaten klaar maken, die met succes de Russen zouden kunnen bestrijden. De 24-jarige Rus Korchow won dit jaar voor de tweede keer de kampioenstitel van Rusland en na Koeperman is hij de tweede Rus die de internationale grootmeesters titel veroverde. Zoals de situatie op dit moment is, twij felen wij er geen moment aan of Koeper man zal in het komend wereldtoernooi, dat in oktober 1960 in Nederland zal worden gehouden, zijn titel prolongeren. De kam pioen 1959, Tsjegolew, zal als tweede Rus aan het komend wereldkampioenschap deelnemen. Hieronder volgt een fraaie winst van 9. De winst wordt geforceerd door een zeer fraai verrassend offer. 1) 26-21 17x26. 2) 32-28 en zwart staat plotseling verloren. Eerste variant: Er volgt op 12-17. 27-21 16x27 37-32 26x37 32x3 22-27 3x25. 27-31 36x27. 37-41 25-34 met winst. Tweede variant: 19-23, 19-24, 10-15 of 14-20 dam door 28x17 12x41 36x47. 26x37 met 38-32 37x28. 33x2 of 4. Derde variant: 16-21 28x17. 21x41 36x47 26x23. 17-11 en 38-32. 33x2. Een problema tische winst in een goede partij stelling. B. Dukel van 2 harten en ik stelde, dat dit een zeer bijzondere prestatie was, daar naar mijn mening praktisch alle bridgeparen die het noordspel zouden openen te hóóg zou den komen, of zouden rondpassen als noord niet opende. Nu lokken dergelijke beweringen altijd verzet uit en ontvangt de scribent brieven, waarin aangetoond wordt dat „bij ons" dergelijke biedprobleempjes peule-schillen zijn. De rubriekschrijver mag zich dan enerzijds verheugen over de belangstelling voor zijn werk, anderzijds rust op hem de haast onmogelijke taak bridgers die de problematiek niet geheel overzien te over tuigen dat hun opvattingen in top-bridge inferieur zouden blijken te zijn. Als nu een geachte inzender mij over het bovengenoemde spel schrijft: „Ik vind. dat oost na 1 harten van noord, bést 2 ruiten had kunnen bieden waarna NZ het niet meer zo gemakkelijk hadden gekregen" dan bewijst hij daarmede, dat hij niet over de ervaringsregcl beschikt, dat in top- bridge een dergelijk 2 ruiten volgbod als slecht wordt.aangemerkt. Dat NZ nu 2 Sansatout inplaats van 2 harten zouden bereiken is misschien een waarheid voor bridge in zwakker milieu, dit gaat niet meer op als men tegen BacherinGhestem speelt. Zo zeker als 2 maal 2 4, zo zeker zou Ghestem dat volgbod gedoubleerd en zou Bacherich met het noordspel dat dou blet ingelaten hebben. Even zeker zou het normale spelverloop plaats gehad hebben: eerste 2 slagen voor hartenaas en -heer, schoppen na noord maakt Heer, dan Vrouw voor noord en in slag 5 speelt noord na. Met dichte kaarten zullen OW verliezen: 1 schoppenslag, 3 hartenslagen, 1 klaverenslag en 2 troefslagen 2 down. Inplaats van 140 punten voor 2 harten met een overslag gemaakt, zouden NZ dus 300 genoteerd hebben. West tot oost: „Had je niet beter kunnen passen? H. W. Filarski Bridgevraag van deze week: Zuid gever, niemand kwetsbaar. De zuidgever heeft: AHV 7 5 3 O B 10 4 06 V 10 7 Zuid 1 schoppen - de tegenstanders passen - noord 2 harten - zuid 2 schoppen - noord 3 klaveren. Wat moet zuid nu doen? Antwoord elders op deze pagina. 'IsinCuo iqoa si iep 'uaau uassed aap -noz sj{az aip jo uapaiq uapnoz uaddoqos g suaa Sou sueqi atp 'saapdspinz ap Cia\ uaj -aoui uarjQjtuee aaquios 'J3M gou uep pinz ;jooq pap aeeui 'suaddoqos jaaui Liq ijaaq uaiqossiux jo sua;jeq jCta ajsuimua; ua afjuaddoqas uaa ajsgooq ua; Ciq jjaaq 'uepoqag jjaaq paog pjoou sjv 'uai-ieq aup laui leejspA gidopiooA 'aauiaed sje ja;inj -guilds uaa jaui n ;ep 'uan^lsjooA bjj iiur 5[i ja/AaoH "uaiaeq aaiA sueq; si poq ajsaq ufiz :ua;ioi ui gejssanjaA uaa aeeui uaj -napj uapoqag apiaq ui guninjsuee agipjee Ijaaq pinz 'uajojsaaA aj apgnaJAuaddoqos ap uapaj uaag fxq ijaaq 'lads sjb/az uaa }aui fsi 5f.iais ja^az pjoou iep 'iiaj iaq jaAO uapj0A\ ai suaa qaq uauuigaq Cia\ uajeq :qaa.w aazap SeejAaSpi-iq do pjooMjuv „HAD JE NIET....?" Een vriend zei onlangs tegen mij, dat het zo opvallend was dat in families waar men véle uren per week bridge speelde, net meningsverschil over bieden en spelen niettemin na praktisch ieder spel gesigna leerd kon worden. Misschien is dat wel zó, doch evenzeer geloof ik dat deze soms heftige dis cussies het „het zout en de peper" van menige bridgepartij vormen; ingedriënten, die men moeilijk kan en helemaal niet wil missen. Het is een vaststaand feit, dat deze dis cussies zelden tot enig positief resultaat leiden. Ten eerste laat de vermeend-betere speler van een bridgepaar zich zelden cri- tiek aanleunen, ten tweede vereisen goede, scherpe bridge-analyses een niveau dat het overgrote deel der schermutselaars niet benadert. Zo blijft de klassieke bridgevraag „Had je nietonvoldoende beantwoord of onvoldoende weerlegd; veelal wordt de vraag beantwoord met de wedervraag „Had jij niet beter. Hoe moeilijk het discussiëren over een biedprobleem kan zijn, werd mij weer eens bewezen naar aanleiding van tiet spel der huidige Franse wereldkampioenen Bache richGhestem, dat in het septembernum mer van het maandblad van de NBB be handeld werd: H 10 5 9 V 10 5 4 2 A B 9 7 4 A 9 7 3 9987 O H 8 V 10 8 6 V 4 9B63 O V B 7 6 5 4 A 2 B 8 6 2 9 AH O 10 9 3 2 H 5 3 Noord gever, niemand kwetsbaar. Via een 1 harten-opening van noord en passen van OW, bereikten NZ het eindcontract Gedrukt in Nederland. De tentoon stelling „Gedrukt in Nederland vijf eeuwen letter, beeld en band" in het Rijks museum, kan niet worden verlengd en zal definitief gesloten worden op zondag 11 september. Tijdens de laatste week zal de expositie ooit op vijf avonden geopend zijn. Van maandag 5 september tot en met vrij dag 9 september kan men de tentoonstel ling van 7.30 tot 10 uur bezoeken. Sir Thomas Beecham. De 81-jarige Engelse dirigent Sir Thomas Beecham, van wie in juli reeds werd gemeld dat hij ziek geworden was, zal vanwege een hartaan- doening niet als leider optreden van de voorgenomen oktobertournee van het Royal Symphonie-Orchestra door de Duitse Bondsrepubliek. (Vervolg van pag. 2) van het immer voortgaande, zich ver nieuwende, dat wij mensen „eeuwigheid" noemen. „De dageraad is nieuw, is nieuw", dicht hij met een onstuimigheid, die voor de stuwkracht van zijn jeugd verzen niet onderdoet. Wel wordt er in het innerlijke landschap van zijn herinnering een afschuwelijke dodendans volvoerd en kan er geen hoop meer zijn „op wat wij geloofden" maar onverminderd en onge schonden is net „verlangen uit dit niet het al te bereiken", bleef de levensover tuiging dat in het immer-wordende „een morgen, een andere dag" is, de onaan tastbare innerlijke zekerheid dat er „in de knop van heiborene lente" een „degen- punt van bevrijding zit". Van den Bergh heeft alle kracht van zijn dichterlijk vermogen samengetrokken in korte gedrongen strofen, in strakke beel den, waarvan de geladenheid vonken van associaties doet overslaan, die menig expe rimenteel dichtei zich mocht wensen. Deze jongste bundel is van een intensiteit, die de stenen van dit menselijk bestek doet gloeien als vuur. Hoe wéar zijn bitsheid, zijn beduchtheid, zijn strijdbaarheid èn zijn levenseerbied er. -liefde zijn, bewijst het achtregelige gedicht subliem gedicht uit deze rijke, gave, sterke, manmoedige bundel dat hij „Een nacht" noemde: „Mijn traan en de ster raakten elkaar en opeens werden ze een enkele traan werden ze een enkele ster. Blind bleef ik, en van liefde Blind bleef de hemel. Dat en niets meer was de wereld pijn van ster, licht van traan." Zulk een gedicht, ontstaan in het „ste nen tijdperk", bevestigt het „morgen" waarvan Van den Bergh dichtte een mor gen van de mens, een morgen van de poëzie. REUS KNOBBELNEUS liep met stap pen van wel tien meter door het bos. In zijn hand hield hij een denneboom die hij als wandelstok gebruikte en op zijn rug droeg hij een grote badkuip, waarin z'n twaalfuurtje zat. Het was niet mis wat daar allemaal in die bad kuip zat; een varken, dertig broden, drie grote kazen, zes kilo boter en hon derd appels! Reus Knobbelneus had een dagje vrij genomen om.een nieuwe koning te gaan zoeken, want de vorige koning was gestikt, toen hij zó gulzig was, om in één hap een heel paard op te eten. Omdat de tien reuzen die over bleven allemaal even dom, even sterk en even groot waren konden ze maar niet slagen met het kiezen van een goede koning. Daarom ging Knobbelneus nu in de buurt van het reuzenland zoeken naar een reus die net 'n beetje groter, knap per en sterker was, en dus koning zou kunnen worden. Eigenlijk viel het Knobbelneus erg tegen, want toen hij al haast de hele dag had gelopen, had hij nog maar I steeds niet de goede reus gevonden. Het zonnetje scheen heet in de nek van Knobbelneus en de reus kreeg zere voeten van het lopen. Toen hij dan ook bij een beekje kwam zie hij tegen zichzelf: „Knobbel neus, je moet maar even gaan rusten, je hebt al genoeg gelopen." De reus trok zijn laarzen uit en zijn sokken, toen dompelde hij zijn voeten lekker in het koele water, zodat het beekje overstroomde en maakte de badkuip los. Knobbelneus at achterelkaar 't vai'- ken, de kazen, de broden, de boter en de appels op. Hij likte z'n lippen af en dronk nog even het beekje leeg, zodat de vissen droog kwamen te liggen. „Zo"„ zei Knobbelneus, ,nu ga ik een tukje doen, dat heb ik wel ver diend." Hij sloot zijn ogen en al gauw snurkte hij zó hard, dat de bosdieren dachten dat de wereld verging en haas tig vluchtten. NA EEN UURTJE KWAM er een klein mannetje langs de plaats waar Knobbelneus lag. Dat mannetje was Pimmetje Pal, een fotograaf die naar een nieuwe baas zocht. Pimmetje was net bij de reus op zijn buik geklommen (omdat hij dacht dat het een hoge berg was) toen Knobbelneus wakker werd. De reus begon te schateren van het lachten toen hij het kleine ventje zag, dat met veel moeite op zijn buik pro beerde te komen. Maar de reus maakte zo'n wind met zijn lachten, dat Pim- met.ie met een vaartje wegvloog en hard op de grond terecht kwam. Dat deed zó geweldig zeer, dat Pim metje tranen in zijn ogen kreeg. De reus, die toch maar een klein hartje had, kreeg medelijden met het ventje en nam hem heel voorzichtig met duim en wijsvinger van de grond. „Wat ben jij een klein kereltje", bul derde hij, „hahaha, ik kan je in mijn broekzak stoppen en dan vind ik je bij na niet meer terug". Pimmetje Pal werd een beetje kwaad omdat de reus om hem lachte en riep: „Laat me los lompe vent, ik ben geweldig kwaad!" Maar nu moest de reus nog veel meer lachen, de tranen liepen over zijn wangen. „Hahaha, wat een kleine driftkop. Weet je wel wie ik ben, ventje?" Maar Pimmetje hield koppig zijn mond. „Ik ben reus Knobbelneus en als ik wil, dan pluk ik hier de bomen alsof het bloe metjes zijn. Weet je dat wel?" „Poe, denk maar niet, dat ik bang voor je ben hoor", mopperde Pim. Knobbelneus was erg verbaasd toen hij zag dat Pim helemaal niet verbluft was. „Weet je wel kereltje dat ik een hele sloot leeg drink en dan nóg dorst heb?" „Dat kan me allemaal niets schelen", zei Pim flink, ik ben wel niet sterk, maar ik ben vast en zeker verstandi ger dan jij. Kun jij het alfabet zonder fouten opzeggen?" Daar stond Knobbelneus nu, want hij wist niet eens wat het alfabet was, maar dat wilde hij niet aan dat kleine ventje laten merken. „Hm, hum, bij ons staat het bos vól alfabet, maar ik lust het niet, ik eet liever een paar varkens op". Nu begon Pimmetje Pal hard te lach en. „Zie je nu wel dat je dom bent", riep hij, jij denkt maar, dat je alles kunt eten. Ik heb trouwens niet gezegd op- éten, maar opzeggen. Luister maar, abcdefgPimmetje zei ach ter elkaar het hele alfabet op. „Ja", zei Pimmetje en ik bedenk op eens, dat ik misschien nog wel sterker ben dan jij óók". Daar begon de reus weer te lachen. Opeens kreeg hij een plannetje. „Weet je wat?", zei hij, „ga met me mee naar het reuzenland. Als je zo knap en zo sterk bent als je zegt, dan mag jij onze koning wor den. Ik ben juist op zoek naar een slim me en sterke koning". Maar Knobbel neus dacht bij zichzelf: „Ik neem hem mee om mijn vrienden eens te laten lachen". DE REUS STOPTE PIMMETJE in zijn vestjeszak en daar gingen ze naar het land van de reuzen. K De andere reuzen kwamen hard aan gelopen, toen Knobbelneus thuis was, want ze waren erg nieuwsgierig of hij een koning gevonden had. „Hier heb ik een kereltje, dat zichzelf erg sterk en slim vindt" zei Knobbelneus met een knipoogje. De andere reuzen stonden stomverbaasd, toen Knobbelneus Pim metje uit zijn vestjeszak haalde. „Goeiedag". zei Pimmetje Pal be leefd, „mijn naam is Pal, Pimmetje Pal om precies te zijn. Ik denk, dat ik wel een goede koning voor jullie kan zijn, want erg slim lijken jullie me niet." De reuzen waren niet eens kwaad want Pimmetje zei het erg vriendelijk. „Kijk", zei Pimmetje, „ik ben sterker dan jullie, durf ik te wed den." De reuzen sloegen elkaar lachend op de schouders; dat klonk alsof er een kanon werd afgeschoten. Wat hadden ze een pret! „Laat je kunsten maar eens zien," zeiden de reuzen, „als je werkelijk zo sterk bent, mag jij onze koning wor den". Ze gaven elkaar weer een knip oog, want ze dachten: ,Zo'n krielkip kan nooit sterk zijn." „Wel", zei Pim, Hier heb ik een klein kastje" en Pim wees op zijn fototoestel, ,ik kan jullie met zijn allen op een klein stukje pa pier in dit hokje stoppen." Pim knipte een foto en zei toen: „Ik ga even weg om jullie eruit te halen." Na een uur tje was Pimmetje klaar. Nieuwsgierig kwamen de reuzen om hem heen staan. Trots liet Pim een foto zien, waar ze allemaal op stonden. DE REUZEN WISTEN NIET wat ze zagen, dat kleine ventje leek wel een tovenaar! „Kijk," zei Knobbelneus, „hier sta ik, met mijn boom nog in mijn hand." ,Ja", zei reus Bobbelbuik ,hier sta i k, ik snap het niet, want ik heb helemaal niets gevoeld." Einde lijk hadden alle reuzen de foto tien keer gezien, toen zei Pimmetje: „Hier heb ik een zilveren gulden, wie dié klein kan maken, mag koning worden, af gesproken?" Dat vonden de reuzen een prachtig idee, die dunne gulden kregen ze wel klein hoor! Ja dat dachten ze, maai reus Knobbelneus, die het 't eerst probeerde, liet de gulden vallen, omdat het ding te klein was voor zijn grote vingers. Nu kreeg reus Platvoet hem, maar die kreeg het óók niet gedaan. Alle reuzen probeerden het maar hun vingers waren veel en veel te groot. „Nu ben ik aan de beurt," zei Pim, kijk, het is heel gemakkelijk, ik kan die gulden wel klein maken". Hij pak te zijn beurs en haalde daar twee kwartjes, vier dubbeltjes een stuiver en vijf centen uit en stopte de gulden weer in zijn zak. „Alsjeblieft," zei hij, nu heb ik hem klein gemaakt!" Wat keken de reuzen op hun grote neus. Dat het zó gemakkelijk was hadden ze niet geweten. „Je hebt het gewonnen," zei Knob belneus, „jij wordt onze koning". Pim metje Pal werd dus koning van de reu zen, Knobbelneus en zijn makkers heb ben er nooit spijt van gekregen, want zo'n goede en verstandige koning had den ze nog nooit gehad. Jan Nelissen Er was eens een jongen, het klinkt wel wat gek, Die sprong er zo hoog als het hoogste hek. Hij sprong over sloten, hij sprong over muren En over het vijvertje bij de buren. Hij sprong als een kikkertje over de weg En niemand zag hem ooit lopen, zeg! En zag hij een huisje, een huisje van steen Hij sprong als een veertje er over heen. Hij sprong over tuintjes met boeren kool En over het hoofd van de juffrouw op school. En iedereen riep: „Wel heb je ooit!" Want lópen, dat deed die jongen nooit! Marjan van Beek

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 16