Jacobus Arminius (1560-1960) Duitsers zijn te dik I PROZA EN POEZIE VAN A. GERRITS I Litteraire Kanttekeningen Erbij „Er leefde in Holland een man dien zij, die hem kenden, niet genoeg waarderen konden en zij, die hem niet waardeer den, nooit genoeg hebben gekend" ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1960 PAGINA TWtu IEDER NEDERLANDS KIND leert op school over Arminius en Gomarus en over de godsdiensttwisten tijdens het Twaalfjarig Bestand, maar geen Neder lands kincl kan begrijpen waarover men het toen eigenlijk zo vreselijk oneens was. En evenmin begrijpt het waarom de Nederlandse dominees uit de zeventien de eeuw zulke on-nederlandse en vreem de namen hadden. Om met het laatste te beginnen: Jacobus Arminius heette een voudig Jacob Hermansz. Daar komt men gemakkelijk achter, vooral nu men zijn geboortejaar, 1560 en zijn geboortedag, 10 oktober, alom gaat herdenken. Maar het kost heel wat gesnuffel voor men ontdekt dat zijn tegenstander, Francis- cus Gomarus van huis uit Frangois Goe- maere heette. Hij was een jongen uit Brugge, een Vlaming dus, wiens ouders als zovelen om den gelove waren uit geweken. Frangois studeerde eerst in Straatsburg, daarna in Oxford en Cam bridge, waar hij promoveerde. Hij was predikant in Frankfort, toen hij tot hoog leraar aan de Leidse Universiteit werd benoemd op een salaris van 800 per jaar. Het was in die tijd heel gewoon dat predikanten, maar ook anderen hun naam in het Latijn vertaalden of die van een Latijnse staart voorzagen. Pro fessor Vossius heette Vos, Barlaeus heette Van Baerle en het blijft altijd duister waarom Amsterdam een Vossius- straat en een Van Baerlestraat en geen Barlaeusstraat heet. Hugo de Groot is ook als Grotius bekend, maar Hooft, die toch academicus was, noemde zich nooit Hooftius of Caput, evenmin als Vondel zijn naam tot Vondelius uitrekte. Van Desiderius Erasmus weten slechts wei nigen dat hij Geert Geertszoon heette en zijn naam tweemaal vertaalde, eens in het Latijn (desiderare is begeren) en- eens in het Grieks (erarnai is ik heb lief, ik begeerZo heette Luthers vriend en medewerker Melanchthon eigenlijk Schwartzert, schwarze Erde dus. En daarvan is Melanchthon de vertaling in het Grieks. Onder al die geleerden uit Arminius' tijd vond- ik er maar een, wiens naam nogal Nederlands klonk: cle streng- Calvinistische Frigland, onder andere door Vondel op de hak genomen. Maar deze predikant bleek de wonderlijke naam Drieëikels te dragen. Dat hij die in Fri-gland vertaalde is heel be grijpelijk. IN HET JAAR DAT Melanchthon stierf, werd Arminius geboren. Wij schrijven dan 1560. Philips II had zojuist de Nederlan den verlaten; het onweer van de Tach tigjarige oorlog doet zich met zacht ge rommel aan de einder horen. Op 16-jarige leeftijd stierf in datzelfde jaar de Franse koning Frans II en de achttienjarige ko ningin van Frankrijk, de streng-katholie- ke Maria Stuart, maakte zich op naar haar vaderland, Schotland, terug te keren, waar haar grootste vijand, John Knox, juist zijn Calvinistische geloofsbelijdenis Grafschrift voor Arminius) VOOR SOMMIGE corpu- eeuwig raadsbesluit der voorbeschikking is opgenomen. In dat geval, zeiden de te genstanders, is God „de auteur der zon de". De leer dat de predestinatie aan de zon deval voorafging, noemt men supralapsa- risme. Supra betekent: boven en lapsus: val. Het is het gevoelen „dat boven de lente Duitsers wordt thans val uitging". Het infralapsarisme blijft be- een ijskoud bad in de open neden de val en acht dus de predestinatie lucht een vast onderdeel meer een vervolg op Adam's zonde. Van het ochtendprogramma. UIT DEZE SUMMIERE probleemstel- Xen" w^dfin m^dSad Ung volgt onmiddellijk dat hier sprake is voorgeschreven en bij het van een vraagstuk, zo ingewikkeld dat het Qntbijt >>medicinaal.. water, zich tot beoordeling door leken niet leent. Aanvankelijk bleven dan ook de punten waarop Arminius van de gereformeerde leer afweek, discussiepunten tussen de predikanten onderling. Daarna bemoeide ook de stadsregering er zich mede en dat was van ontzaglijke betekenis. Nu immers kwam een nieuw punt ter tafel: ivat is una- jvp fo op irrp 'BvzaB aisBoop jaq van de Staat? De strenge Calvinisten, de „preciezen", meenden: de Kerk; de „rek- kelijken" waren bereid zich aan het Staats gezag te onderwerpen. Pas na de dood van Arminius zou uit deze controverse een botsing voortkomen. dat even afschuwelijk smaakt als het ruikt. Dit zijn enkele van de dingen, die men doet in de 654 „kuurhotels", die Duits land rijk is. De gasten daar vechten grimmig tegen de overmaat van calorieën, die zij tot zich genomen heb ben. In het tegenwoordige Duitsland zijn immers niet alleen de bankrekeningen toegenomen. Naar schatting was in 1947 geen twee per cent van de Duitse bevol king te dik, maar in 1959 was dat percentage al ge stegen tot 17. Daarmede heeft het aantal hartklach- Jarenlang tot 1603, is Arminius vrij on gestoord voortgegaan met zijn prediking. Met tal van geleerden heeft hij over be langrijke geloofsvragen gecorrespondeerd. Zijn briefwisseling met de Leidse theoloog ten gelijke tred gehouden Junius is later gepubliceerd in een boek- en ook het sterftecijfer, werk van meer dan 200 pagina's. Junius echter werd slachtoffer van de in 1602 in Holland woedende pest en Curatoren van de Leidse Hogeschool verzochten toen Arminius zijn plaats in te nemen. Zij wa ren geen strenge Calvinisten en zochten naast de andere theoloog, de „preciese" Gomarus, een „rekkelijk" man. Er was veel gepraat en veel voorzichtig overleg king als uitgangspunt ener stelling. Goma- DE „Kaffeeklatsch" om vier uur 's middags, waaroij men zich overgeeft aan het eten van stukken taart overdekt met bei-gen slag room, is weer in ere her steld. De stijging van de omzet van worst, chocola, boter en vlees is verbijste rend. Verleden jaar dronk de gemiddelde Duitser sta tistisch 92 liter bier, maar het werkelijke cijfer moet veel hoger zijn, want ook vrouwen en kinderen zijn in dat gemiddelde opgeno men. De leden van de re gering zijn zelf symbolen van dit veel etende en drin kende Duitsland. Kanselier Adenauer is op 85-jarige leeftijd zo fit als iemand van die leeftijd maar zou wensen te zijn, maar de an dere leden van zijn regering vertonen vrijwel zonder uit zondering kapitale buiken en dikke rollen vet boven hun boorden. ER ZIJN in West-Duits- land heel veel mensen, die „dik" verdienen aan het in stand houden van deze eet- en drinkcultus, maar de laatste tijd heeft het offi ciële waarschuwingen ge regend. Zo heeft de West- duitse televisie onlangs een programma van een vol uur aan overeten gewijd, met een beschrijving van de ge varen, die eraan verbonden zijn. Het Duitse Vegetari sche Genootschap krijgt er steeds meer leden bij. De kranten publiceren elke dag speciale recepten voor voed sel, dat een lage calorieën- waarde heeft. Maar ande ren leggen zich er maar bij neer, dat de gemiddelde Duitse burger zich aan tafel gaarne te buiten gaat. Res taurants, die langs de grote „autobahnen" liggen, stellen bijvoorbeeld bedden be schikbaar om automobilis ten in staat te stellen een dutje na de maaltijd te doen, zodat zij achter het stuur met een overvolle maag niet indommelen. nodig voor de zaak in kannen en kruiken was. Arminius voelde voor het professo raat weinig: hij leefde vredig en in har monie met Kerk- en Stadsbestuur te Am sterdam, had een goed traktement en was de stad die hem indertijd een beurs be zorgd had, erkentelijk. Gomarus van zijn rus reageerde niet, maar in de kring der studenten ging het verhaal dat hij kookte van woede en zich voorbereidde op een tegenstoot. Die kwam negen maanden la ter. Natuurlijk hield Gomarus daarbij vast aan de voorbeschikking in haar uiterste gestrengheid. Nog bleef het conflict bin- ferentie haalde wel iets uit, maar niet alles. De Staten Generaal hadden boven dien wel wat anders aan het hoofd: het probleem of men met Spanje tot een wa penstilstand, een bestand, zou komen achtten velen van veel meer betekenis dan de meningsverschillen tussen al die domi nees. Toen de zaak bleef slepen en de laster tegen Armenius steeds pijnlijker Onze tuin- en kamerplanten Heracleum kent men beter als de grote bereklauw; een enorme plant die met reus achtige, witte bloernschermen bloeit. Het gewas kan wel een hoogte van een paar meter bereiken Deze plant verlangt wel een ruime standplaats; een onderlinge af stand van twee meter mag men wel op rekenen. Als men achter in de tuin een stuk wil laten verwilderen is er geen be tere plant dan deze geweldenaar; die heeft zo een grote hoek gevuld. Dit gewas kan men nu bestellen en direct na ontvangst kan het dan op de voor hem bestemde plaats gepoot worden. Het is wel nuttig wat oude mest onder te spitten want met zo veel groeikracht is er ook wel wat voedsel nodig. Indien de grond echter vol doende humusrijk is kan men ook heel goede resultaten bereiken met de bekende tuin- en gazonkorrelmest. Deze enorme plant is volkomen winter hard en het is dus niet nodig haar tegen het invallen van de winter af te dekken; ze verlangen ook wel een goed vochtop- gevende grondsoort. G. Kromdijk had opgesteld. Alom spitsen zich dus de tegenstellingen toe. Jacob Hermansz. zoon van de Oudewa- terse messenslijper Herman Jacobsz. groeide inmiddels op, onbewust van wat zich in de wereld om hem afspeelde. Het gezin had al zorgen genoeg. De vader overleed jong en de moeder greep met beide handen de hulp aan, haar geboden door een weggelopen priester, Aemilius, die „het vaderloose weeskint inde gron den der ware Godsalicheyt ende religie" beloofde te zullen onderwijzen. Hij nam hem mee naar Utrecht; daarna vinden we de jeugdige Jacob in Marburg en in 1576 werd de zestienjarige als twaalfde student aan de Leidse academie ingeschre ven. Die was een jaar tevoren geopend. Curiens is dat volgens de stichtingsbrief deze hogeschool aan Leiden werd geschon ken door Philips II „bij ad vijs van onsen lieven neve, Wilhelm, Prince van Oraing- nie", wegens betoonde trouw. Men bleef dus hai'dnekkig vasthouden aan de fictie dat men geen oorlog voerde tegen de Ko ning van Spanje, maar alleen tegen zijn dienaren in de Nederlanden, Alva en zijn opvolgers dus. VIJF JAAR BLEEF ARMINIUS in Lei den, Theologie, maar vooral wijsbegeerte en wiskunde studerend. Daarna ging hij met een beurs naar Genève, waar Beza (Théodore de Bèze), Calvijns opvolger, the ologie doceerde. Het schijnt dat de Am sterdammers die de beurs gefourneerd hadden, wat ongerust zijn geweest over de ontwikkeling van hun pupil. Was hij niet wat stijfhoofdig en hoogmoedig? Was hij wel zuiver in de leer? Er druppelden be richten door dat de jonge Hollandse stu dent in de godgeleerdheid op zijn kamer aan zijn medestudenten uiteenzettingen gaf, die niet geheel strookten met het of ficieel door Calvijn en Beza verdedigde standpunt. De Curatoren verboden hem daarmee door te gaan en dat was voor Arminius reden naar Bazel te verhuizen. Toch heeft Beza aan de Amsterdamse kooplieden een zeer vleiend getuigschrift over zijn leerling gezonden. Er is daarin sprake van „een gelukkig talent de aard der zaken te doorzien en er zich een juist oordeel over te vormen" en van „een machtig genie dat op den duur een zeer vruchtbare oogst zal opbrengen". NA ZIJN GENEEFSE EN BAZELSE tijd bracht Arminius nog enige maanden in Italië door, wat hem later de laster op de hals haalde dat hij zich heimelijk „bij het Pausdom en de mysteriën van de Antichrist" zou hebben aangesloten. In 1587 repatrieerde hij en werd de vijfde predikant der Amsterdamse Hervormde gemeente. Niet door retoriek, maar door overtuigingskracht onderscheidde hij zich. Men noemde hem „de vijl der waarheid", „het scheermes dat de ontkiemende dwa lingen afsneed" en niemand twijfelde aan zijn rechtzinnigheid, tot hij begon in een reeks preken, zoals toen veelvuldig ge schiedde, een geheel Bijbelboek te behan delen en aanving de befaamde Brief Van Paulus aan de Romeinen te verklaren. Op deze brief immers is in hoofdzaak door Calvijn de predestinatieleer gebaseerd. VOOR GOED BEGRIP is het nodig hier over dit leerstuk iets te zeggen. Eenvou dig uitgedrukt (maar eigenlijk kan dat niet, want het probleem is zeer ingewik keld en elke vereenvoudiging houdt on juistheid in) luidt het als volgt: Voor de zondeval van Adam is ieder mens mede verantwoordelijk. Ieder mens is dus door eigen schuld tot zonde vervallen (dit is wat men dan de erfzonde noemt). De mens verdient dus niet beter dan de eeu wige verdoemenis. God heeft echter, lou ter uit genade, een aantal mensen, die op zichzelf niet beter waren en zijn dan de overigen, uitverkoren tot geloof en tot zaligheid. Dit betekent dat geloof voorwerp is van Gods wil, gave Gods dus. Sommigen wor den met geloof begiftigd, anderen niet; sommigen zijn uitverkoren, anderen zijn verworpen. Het één is onbestaanbaar zon der het andere, evenals schaduw ondenk baar is zonder licht. Tegen deze strenge opvatting, dit „de- cretum horribile", dit gruwelijk besluit, zoals Calvijn zelve de predestinatie ge noemd heeft, zijn natuurlijk vele bezwa ren geopperd. Arminius hoorde tot dege nen die overtuigd waren dat deze leer te kort doet aan Gods liefde die tot allen gaat en ook de meest verstokte zondaar tot bekering kan brengen. Hij leerde dus dat God van eeuwigheid had vastgesteld dat Hij degenen die zich uit vrije wil bekeer den en in Christus geloofden, het eeuwige leven zou schenken. DAARMEE IS ECHTER het probleem geenszins volledig geschetst. Er komt iets kant vreesde dat Arminius' „dertel ver- J10? de muren der Universiteit, maar toen we,,j me schroomde niet te zepppn dat standt" de studenten zou besmetten en dat heider stellingen in het. Nederlands wer- hi- ,t geheim met -R0me heulde vroeg ziin nieuwe collega hem van ziin nlaats den vertaald „om den gemeynen man j Se"eim met nome neuiae vroeg zou verdringen Er is eSi Taar gepraat en uyt den droom te helpen", wierp het Ne- t'ZTL - *g v, geven de tenslotte "eidde een diSsi.e over'de Ro- inlandse publiek dat reeds toe/blijkbaar ^Xnuw™nHefduSrdenoktot'fSfvoo? meinenbrief tussen Gomarus en Armini- vei zot was op theologische discussies, zich heide partijen voor den Hove van den us tot redelijke overeenstemming. Althans met gretigheid op het probleem, dat men g^gen Raad" werSen gedaagd. De be de debaters en curatoren gingen te sa- meer en meer ging zien als het kernpunt j j van de leer. Zo wordt de strijd tussen sprekmgen werden geleid door de zoon en ieder Gomarus""ee^n sYrijd om 7e de raads-pensionarus Oldenbarnevelt men eeten een vrolijcke maeltijt hoopte het beste van de toekomst. waarheid vanTetlefoorOp^de achter- leest,dat het rapP?rf ARMINIUS GAF zijn colleges aanvan- grond is het ook een strijd tussen kerk de Staten Generaal wordt gezegd „dat kelijk in de vorm van „disputationes", in en staat alles minnelijck en vredehjck was toege- het Latijn natuurlijk. Hijzelf stelde een gaen en dat geen verschil en was over anders bij. Wanneer God de predestinatie theologische stelling op en daarover dis- EEN BELANGRIJK PUNT in de kwes- eenich hooft- poinct des Geloofs", krijgt cussieerden onder zijn leiding zijn studen- tie was: aan wie komt het gezag toe een men de indruk dat de zaak in der minne ten. Zulk een disputatio is dus ongeveer bindende eind- uitspraak te doen in een was geschikt. Niets evenwel was minder wat men thans in academische kringen kerkelijk conflict? Arminius heeft daarop waar. Dit blijkt wel uit de woordenvan een privatissimum noemt, een gesprek geantwoord dat hij slechts bereid was Gomarus „dat hij niet met Arminius' ge- onder leiding en vaak ten huize van de zich te verantwoorden voor een N a t i o- voelen voor Gods rechterstoel zou durven hoogleraar. Aanvankelijk koos de jonge na le Synode. Inmiddels hadden verschijnen". En ook uit wat verder ge- professor stellingen die hij aan het Oude curatoren een verklaring opgesteld waar- schiedde, kan men gemakkelijk afleiden Testament ontleende. Daarna ging hij ook in zij zeiden niet te weten dat onder de dat van verzoening geen sprake was. enige plaatsen uit de Evangeliën behan- theologische hoogleraren „soo veel de fon- HOF KnN- nAT noïci r -h +h nologisch bezien, nu wel zó groot is dat delen en dit veroorzaakte wrevel bij Go- damenten der leere aenging, eenig ge- n öeiae fen zich daarover twee partijen moesten vor- marus die hem toevoegde: U hebt u van schil was". Merkwaardig is dat Gomarus U an §een va" beiden mijn professoraat meester gemaakt! Nog dit officiële stuk mede ondertekend heeft. SLf Aaa" fpnjst te geven. Intussen werd de zaak gesust, maar toen bleek Men kan slechts gissen waar zijn beweeg- steidam steeds openlijker dat dat Arminius die had toegezegd „noch op redenen. Trduen Tas en al den predickstoel, noch oock in de Acade- In 1606 gaven de Staten Generaal toe- -r>nrr,0 'lc ze -1 bisschop van van een Rome als »een man van z°nde en een zoon Nationale Synode, maar men kreeg het dadelijk aan de stok over de agenda. Men heeft vastgesteld, kan men er nog over twisten of zulks is geschied vóór dan wel na de val van Adam, met andere woor den of God, de mens ziende „als nog te scheppen en nog zullende vallen", tot de predestinatie besloot of dit pas deed, de mens ziende „als reeds geschapen èn ge vallen". Men is aanvankelijk geneigd zich af te vragen of dit verschil, louter chro men, maar men moet niet over het hoofd zien dat het ten nauwste samenhangt met de verhouding tussen God en de zonde. De vraag is n.l. of de eerste zonde, dat is dus Adam's zonde, door God alleen is vooruit gezien (immers een al machtige God is alwetend en alwetend heid houdt in dat God ook weet wat ge beuren zal) of dat deze zonde ook in het my" zijn afwijkende gevoelens te openba- stemming tot het bijeenroepen ren, die in zijn privatissima niet onder stoelen en banken stak, barstte de bom. Op 7 februari 1604 nam Arminius in zo'n privatissimum de leer der voorbeschik- ziet hoe weinig er in enige honderden ja ren 'veranderd is. Een voorbereidende con- des verderfs" beschouwde, hij kon het ge roddel niet bezweren. In Leiden vonden studenten relletjes plaats, men overviel zijn huis, verspreidde het verhaal dat het daar spookte, dat Arminius heulde met de Jezuieten, plakte pamfletten aan vol aan tijgingen. Waarover nu eigenlijk de strijd ging en wat de partijen wilden bleef velen, zo niet de meesten duister. Toen een aan- tal Amsterdammers het huis van een Ar- miniaan plunderde, vroeg een voorbijgan ger, waarom zij dat deden? „Kunnen wij hier zulk volk dulden", luidde het ant woord, „dat de vervloekte leer verkondigt dat God de ene mens tot verdoemenis en de andere tot zaligheid heeft geschapen?" heb ik gelezen met de al zeldzamer wor- dat de zon schijnt voor 't koren en de regen aangehaald ^at* hif niet dende zekerheid, dat hier schrijven en le- valt voor het gras". „De dove" - in een destlnaüe groen ol blaul was» toch wu ven een zijn. Gents beschrijft niet, hij andere vertelling heeft zich afgekeerd het Maurit| die door 7jin sta]' ki g„ 2 vertelt zelfs geen verhaal in de zin van van de stellige woorden der zelfverzeker- wee2o0haal +pn van" PnmrS *«2 een opeenvolging van gebeurtenissen, maar den, van hun leuzen, hun schijnoplossinge doors']aan zoias Vondel zonë en Tinsneel stelt in een taal, die woord voor woord hun schijnantwoorden op de vraag naar de Y Z1,nspe* regelrecht afgaat op het ultieme van het- zin van het leven; en als allen dan ge- d* n, geen hij te zeggen heeft, de innerlijke er- vlucht zijn voor het naderend oorlogsge- e af JtuJTfa av, w6tï' varingen op schrift van de „honingzoeken- weid valt voor hem de grote stilte in, die - - religie verdedigen. Wel de" mens, de mens, die er zich op een in de leegte van zijn volstrekte eenzaam- beslissend ogenblik van bewust wordt dat heid pas zin krijgt, zodra de tijd overwon- hij van het leven als natuurgebeuren jam- nen is en het leven, zijn leven, is opge- merlijk is vervreemd en nu min of meer nomen in de volle, de vervulde stilte die panisch de verminkende begrenzing van eeuwigheid is. het verstenende menselijk bestaan tracht te doorbreken om terug te keren tot zijn oorspronkelijke staat van natuurlijke zui- IN AL DEZE verhalen stelt Gerits zich aantüberciïïosè.'"*Het"was~in^7608~dat~hii ging vestigen dat hier een dichter aan verheid. Wat er in deze prozastukken „ge- als Rousseau „op het nulpunt van de ge- zijn twee uren durende rede (in 't Latijn) het woord was, die aan zijn werk, proza beurt", voltrekt zich ondershuids, aan de schiedenis" hij doorbreekt het tijdelijke uitsprak die thans, bij de herdenking van en poëzie, ongemeen hoge eisen stelde, binnenste binnenkant van de zenuwen, en en opent een vergezicht op onmetelijkhe- zün «eboorteiaar 'in het Nedprlanrtc ?ai deelt zich aan de lezer niet mee als vol- den, waarvan de menselijke rede geen worden gepublicèerd. Deze Declaratie- dongen feit, maar als een wordingsproces, weet heeft. Daarmee stelt hij aan zijn lezer ]0kte natuurlijk weer een antwoord van een vernieuwing, een wedergeboorte hoge eisen: hij voert hem met zijn taal Gomarus uit, die zeide „de wacht te heb- naar regionen der levenservaring die niet ben betrokken bij 't beginsel" en opnieuw „reëel zijn in de gangbare betekenis van op een Nationale Synode aandrong. Nog het woord, maar rechtstreeks betrokken gaf Arminius college, maar zijn ziekte zijn bij het onomschrijfbare, onvatbare, verzwakte hem meer en meer. Zijn ge- onzienlijke wonder de essentie van al zichtsvermogen nam af, wat zijn vijanden wat is. Wie daarvoor niet toegankelijk is, een straf Gods noemden en op 19 oktober zal moeilijk de sleutel vinden tot een won- 1609 overleed hij. derbaarlijk verhaal als „De witte kat", waarin de ontwakende mannelijkheid met In het Groot Auditorium der Academie een poging althans daartoe die de lezer alle kracht van leven openbreekt en zich sprak zijn vriend Bertius de lijkrede uit, zelf zal moeten voltooien. De pregnante afwendt van alle rationele „kennis" van eindigend met de woorden die in 1934, ter zegging van Gerits, zijn persoonlijke zin- dit aards en bovenaards bestaan. Dit ver- gelegenheid van het 300-jarig bestaan van structuur, maakt iets gaande, roept iets haal van de jonge Jan Waldink, waarin het Remonstrants Seminarium op een ge- wakker, opent mogelijkheden, baant als door de verbazingwekkend-suggestieve denksteen in de Pieterskerk zijn gegrift: het ware een weg door het puin van ver- kracht van Gerits' schrijfwijze een beroep Er leefde in Holland een man, dien vallen woorden naar een open einder van wordt gedaan op al onze niet-verstandelij- zij, die EEN ENKELE DICHTBUNDEL van be perkte omvang het debuut „Grondbe zit", dat twee jaar geleden bij de Uitge verij A. A. M. Stols/J. P. Barth verscheen was kwantitatief allicht niet voldoende om voor de alleszins waardeerbare litte raire kwaliteiten van een nog betrekke lijk jong auteur als A. Gerits de aandacht gaande te maken. Gerits had voordien weliswaar in maandbladen gepubliceerd: in het inmiddels helaas opgeheven Am sterdams Tijdschrift voor Letterkunde, in Roeping en het Nieuw Vlaams Tijdschrift, maar triest-beperkt als het aantal lezers van letterkundige periodieken nu eenmaal is, konden deze verspreid verschenen bij dragen enkel in kleine kring de overtui- ke religie? Maurits wist het nauwelijks, moet men aannemen. NOG EENMAAL HEEFT Terminius zich in het openbaar verdedigd tegen zijn las teraars. Hij was toen reeds ziek. Zij kwaal wordt beschreven als stoornis van de inge wanden en koorts, maar hij leed kennelijk Het is in het haastige bedrijf van de veel schrijverij, in de jacht op snel en écla tant succes, een zeldzaamheid geworden dat een schrijver zich tot het uiterste in spant om als Flaubert „met opgestroopte mouwen op zijn aambeeld te hameren", in de vaste overtuiging dat „er voor één ding één enkele uitdrukking bestaat, één woord om het te noemen, één adjectief om het nader te bepalen, één werkwoord om het te bezielen". Stijl noemde men dat vroeger en Gerits is nog zo'n man- van-stijl. Hij schrijft helder, bondig, een voudig, beeldend, suggestief, met een vol strekt eigen ritme en een volstrekt eigen stembuiging kortom, hij schrijft goed, hij schrijft „stijl". Was hij in de gedich ten van „Grondbezit" soms nog aarzelend en tastend, en ontglipte hem wel eens een strofe die meer scheen te zeggen dan ze te zeggen had, er stonden in die bundel versregels genoeg, waarin' de onvervang baarheid van het „éne woord op de éne plaats" treffend zijn beslag had gekregen en een levensgevoel tot uitdrukking werd gebracht, dat op zijn beurt voor deze auteur onvervangbaar is dat wil zeg gen: geen „litteratuur", geen pose, geen frase, maar een zeer positief en zeer authentiek besef van de elementaire kracht van het leven als natuurlijk wonder. DIT NATUURGEVOEL, deze verbon denheid met de aarde, met de menigvuldig heid waarin de levensoorsprong zich tel- hem kenden, niet genoeg konden waar deren en zij, die hem niet waardeerden, nooit genoeg hebben gekend. een jonge, een eerste dag, het aan de le- ke faculteiten, vormt een hoogtepunt, zer overlatend om op eigen kracht ver- zo niet hét hoogtepunt, van deze bundel, der te gaan, „mee te schrijven". De „ver- Het is de vraag ieder moet dat voor halen" van Gerits zijn namelijk voor ve- zichzelf uitmaken of Jan Waldink het lerlei uitleg vatbaar. Hij heeft zijn crea- lichamelijke geluksgevoel, dat hem op het tieve fantasie aan het werk gelaten, pers- bevrijdende ogenblik van zijn ontbloeien- Na Arminius' dood, die samenviel met de pectieven geopend, verschijningen en ver- de levensvolheid doorstroomt, zal weten ondertekening van het Bestand met Spanje, schijnselen opgeroepen, die zich onttrek- vast te houden maar het is er hoe dan breidde zich het geschil meer en meer uit'. ken aan de chronologische realiteit en, ook gewéést en de gewaarwording daar- Het overschreed de grenzen der theologie'- eenmaal in het leven geroepen, leven gaan van geeft een zeldzaam gevoel van blij- het werd mede een staatkundig probleem' wekken in een gemechaniseerde wereld, heid, van lichtheid, van onbezwaardheid, Daarom moest Oldenb ar nevelt knielen die in beton en staal dreigt te verstikken, dat hoop geeft op een nog mogelijke le- voor het bloedig zwaard en zou geweld het in tumult en frase dreigt te verstommen, vensvorm, waarin de mens ontkomen zal recht buigen, zoals Vondel later dichten Geen van zijn verhalen leent zich en zijn aan het noodlot van zijn cultuur, zon- zou. dat bewijst hun kwaliteit tot een para- der daarmee terug te vallen tot een staat frase, evenmin als de vertellingen van van barbaarsheid, waartoe een verdwaasd- lurisch openbaart, heeft voor Gerits naar Arthur van Schendels „Nachtgedaanten" heroïeke natuurcultus zoals een zeer Dr. P. H. Schröder het mij voorkomt niets gemeen met mys tiek, noch met streeklitteratuur. Hij on dergaat het, dunkt me, letterlijk aan den lijve als een stroom het groene bloed, heeft Clare Lennart het eens genoemd die de vezels van zijn wezen voedt en ver bindt met het menselijk-natuurlijke en bo vennatuurlijke, beide inéén, beide uit een zelfde drang en met eenzelfde gewaarwor ding als Tolstoi, die, zoals Gorki vertelde, een berkeboom streelde. Dat levensgevoel is essentieel voor Gerits' schriftuur, het en waarheen alle leven terugkeert. in een beknopte inhoud kunnen worden sa- recent verleden maar al te drastisch heeft mengevat. Hun „inhoud" is hun sfeer, is bewezen zou kunnen voeren. Wat no- licht, adem, wind, geur, angst, bevrijding, dig is, wat redding kan brengen, is niet verademing, waarin de benauwenis van een terugkeer tot de oerkracht der oud- de menselijke verdorring een uitweg zoekt germaanse mythen, waarvoor Gerits ken- naar een leven dat vrijuit stroomt en zijn nelijk een voorliefde heeft, maar een cul- wortels heeft in de eeuwige vruchtbare tuur die het edelste van haar verwor- „moeder aard". Dat is het, wat deze venheden weet te enten op het zuiver- honingzoekenden drijft: een verlangen, een ste van de natuur. Dan pas zou de oude heimwee, een drift naar een hereniging mens van het oude Europa „nieuw" zijn met de bron waaruit alle leven voortkomt en in staat om het eeuwenlange proces der is zijn schriftuur, zijn stijl, zijn „thema", in zijn onlangs bij dezelfde uitgever verschenen prozabundel „Honingzoekende" in nog sterker mate dan in zijn tot dusver gepubliceerde poëzie. De tien verhalen van „Honingzoekende" menswording te helpen voltooien. Het over- In het verhaal „De spijbelaar" laat Ger- tuigendste van het eminente proza van rits een modern „kantoorman" tot het in- Gerits wil me doen geloven dat het „in zicht komen dat hij buiten het leven is laattse instantie" dit is. wat hij als vol komen te staan „sinds hij had gezien, dat waardig kunstenaar heeft te zeggen, niemand zich meer bewoog volgens de wet ten van wind en weer, niemand meer wist, C. J. E. Dinaux Uit „Johannes" door Kurt Halbritter uit gegeven bij Maussoult in Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 14