Jacobus Arminius
(1560-1960)
Duitsers zijn te dik
I PROZA EN POEZIE VAN A. GERRITS I
Litteraire
Kanttekeningen
Erbij
„Er leefde in Holland
een man dien zij, die
hem kenden, niet
genoeg waarderen
konden en zij, die
hem niet waardeer
den, nooit genoeg
hebben gekend"
ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1960
PAGINA TWtu
IEDER NEDERLANDS KIND leert
op school over Arminius en Gomarus en
over de godsdiensttwisten tijdens het
Twaalfjarig Bestand, maar geen Neder
lands kincl kan begrijpen waarover men
het toen eigenlijk zo vreselijk oneens
was. En evenmin begrijpt het waarom de
Nederlandse dominees uit de zeventien
de eeuw zulke on-nederlandse en vreem
de namen hadden. Om met het laatste te
beginnen: Jacobus Arminius heette een
voudig Jacob Hermansz. Daar komt men
gemakkelijk achter, vooral nu men zijn
geboortejaar, 1560 en zijn geboortedag,
10 oktober, alom gaat herdenken. Maar
het kost heel wat gesnuffel voor men
ontdekt dat zijn tegenstander, Francis-
cus Gomarus van huis uit Frangois Goe-
maere heette. Hij was een jongen uit
Brugge, een Vlaming dus, wiens ouders
als zovelen om den gelove waren uit
geweken. Frangois studeerde eerst in
Straatsburg, daarna in Oxford en Cam
bridge, waar hij promoveerde. Hij was
predikant in Frankfort, toen hij tot hoog
leraar aan de Leidse Universiteit werd
benoemd op een salaris van 800 per
jaar. Het was in die tijd heel gewoon dat
predikanten, maar ook anderen hun
naam in het Latijn vertaalden of die
van een Latijnse staart voorzagen. Pro
fessor Vossius heette Vos, Barlaeus
heette Van Baerle en het blijft altijd
duister waarom Amsterdam een Vossius-
straat en een Van Baerlestraat en geen
Barlaeusstraat heet. Hugo de Groot is
ook als Grotius bekend, maar Hooft, die
toch academicus was, noemde zich nooit
Hooftius of Caput, evenmin als Vondel
zijn naam tot Vondelius uitrekte. Van
Desiderius Erasmus weten slechts wei
nigen dat hij Geert Geertszoon heette en
zijn naam tweemaal vertaalde, eens in
het Latijn (desiderare is begeren) en-
eens in het Grieks (erarnai is ik heb lief,
ik begeerZo heette Luthers vriend en
medewerker Melanchthon eigenlijk
Schwartzert, schwarze Erde dus. En
daarvan is Melanchthon de vertaling in
het Grieks. Onder al die geleerden uit
Arminius' tijd vond- ik er maar een, wiens
naam nogal Nederlands klonk: cle streng-
Calvinistische Frigland, onder andere
door Vondel op de hak genomen. Maar
deze predikant bleek de wonderlijke
naam Drieëikels te dragen. Dat hij die
in Fri-gland vertaalde is heel be
grijpelijk.
IN HET JAAR DAT Melanchthon stierf,
werd Arminius geboren. Wij schrijven dan
1560. Philips II had zojuist de Nederlan
den verlaten; het onweer van de Tach
tigjarige oorlog doet zich met zacht ge
rommel aan de einder horen. Op 16-jarige
leeftijd stierf in datzelfde jaar de Franse
koning Frans II en de achttienjarige ko
ningin van Frankrijk, de streng-katholie-
ke Maria Stuart, maakte zich op naar
haar vaderland, Schotland, terug te keren,
waar haar grootste vijand, John Knox,
juist zijn Calvinistische geloofsbelijdenis
Grafschrift
voor Arminius)
VOOR SOMMIGE corpu-
eeuwig raadsbesluit der voorbeschikking
is opgenomen. In dat geval, zeiden de te
genstanders, is God „de auteur der zon
de".
De leer dat de predestinatie aan de zon
deval voorafging, noemt men supralapsa-
risme. Supra betekent: boven en lapsus:
val. Het is het gevoelen „dat boven de lente Duitsers wordt thans
val uitging". Het infralapsarisme blijft be- een ijskoud bad in de open
neden de val en acht dus de predestinatie lucht een vast onderdeel
meer een vervolg op Adam's zonde. Van het ochtendprogramma.
UIT DEZE SUMMIERE probleemstel- Xen" w^dfin m^dSad
Ung volgt onmiddellijk dat hier sprake is voorgeschreven en bij het
van een vraagstuk, zo ingewikkeld dat het Qntbijt >>medicinaal.. water,
zich tot beoordeling door leken niet leent.
Aanvankelijk bleven dan ook de punten
waarop Arminius van de gereformeerde
leer afweek, discussiepunten tussen de
predikanten onderling. Daarna bemoeide
ook de stadsregering er zich mede en dat
was van ontzaglijke betekenis. Nu immers
kwam een nieuw punt ter tafel: ivat is
una- jvp fo op irrp 'BvzaB aisBoop jaq
van de Staat? De strenge Calvinisten, de
„preciezen", meenden: de Kerk; de „rek-
kelijken" waren bereid zich aan het Staats
gezag te onderwerpen. Pas na de dood
van Arminius zou uit deze controverse een
botsing voortkomen.
dat even afschuwelijk
smaakt als het ruikt.
Dit zijn enkele van de
dingen, die men doet in de
654 „kuurhotels", die Duits
land rijk is. De gasten daar
vechten grimmig tegen de
overmaat van calorieën, die
zij tot zich genomen heb
ben. In het tegenwoordige
Duitsland zijn immers niet
alleen de bankrekeningen
toegenomen. Naar schatting
was in 1947 geen twee per
cent van de Duitse bevol
king te dik, maar in 1959
was dat percentage al ge
stegen tot 17. Daarmede
heeft het aantal hartklach-
Jarenlang tot 1603, is Arminius vrij on
gestoord voortgegaan met zijn prediking.
Met tal van geleerden heeft hij over be
langrijke geloofsvragen gecorrespondeerd.
Zijn briefwisseling met de Leidse theoloog ten gelijke tred gehouden
Junius is later gepubliceerd in een boek- en ook het sterftecijfer,
werk van meer dan 200 pagina's. Junius
echter werd slachtoffer van de in 1602
in Holland woedende pest en Curatoren
van de Leidse Hogeschool verzochten toen
Arminius zijn plaats in te nemen. Zij wa
ren geen strenge Calvinisten en zochten
naast de andere theoloog, de „preciese"
Gomarus, een „rekkelijk" man. Er was
veel gepraat en veel voorzichtig overleg king als uitgangspunt ener stelling. Goma-
DE „Kaffeeklatsch" om
vier uur 's middags, waaroij
men zich overgeeft aan het
eten van stukken taart
overdekt met bei-gen slag
room, is weer in ere her
steld. De stijging van de
omzet van worst, chocola,
boter en vlees is verbijste
rend. Verleden jaar dronk
de gemiddelde Duitser sta
tistisch 92 liter bier, maar
het werkelijke cijfer moet
veel hoger zijn, want ook
vrouwen en kinderen zijn
in dat gemiddelde opgeno
men. De leden van de re
gering zijn zelf symbolen
van dit veel etende en drin
kende Duitsland. Kanselier
Adenauer is op 85-jarige
leeftijd zo fit als iemand
van die leeftijd maar zou
wensen te zijn, maar de an
dere leden van zijn regering
vertonen vrijwel zonder uit
zondering kapitale buiken
en dikke rollen vet boven
hun boorden.
ER ZIJN in West-Duits-
land heel veel mensen, die
„dik" verdienen aan het in
stand houden van deze eet-
en drinkcultus, maar de
laatste tijd heeft het offi
ciële waarschuwingen ge
regend. Zo heeft de West-
duitse televisie onlangs een
programma van een vol uur
aan overeten gewijd, met
een beschrijving van de ge
varen, die eraan verbonden
zijn. Het Duitse Vegetari
sche Genootschap krijgt er
steeds meer leden bij. De
kranten publiceren elke dag
speciale recepten voor voed
sel, dat een lage calorieën-
waarde heeft. Maar ande
ren leggen zich er maar bij
neer, dat de gemiddelde
Duitse burger zich aan tafel
gaarne te buiten gaat. Res
taurants, die langs de grote
„autobahnen" liggen, stellen
bijvoorbeeld bedden be
schikbaar om automobilis
ten in staat te stellen een
dutje na de maaltijd te
doen, zodat zij achter het
stuur met een overvolle
maag niet indommelen.
nodig voor de zaak in kannen en kruiken
was. Arminius voelde voor het professo
raat weinig: hij leefde vredig en in har
monie met Kerk- en Stadsbestuur te Am
sterdam, had een goed traktement en was
de stad die hem indertijd een beurs be
zorgd had, erkentelijk. Gomarus van zijn
rus reageerde niet, maar in de kring der
studenten ging het verhaal dat hij kookte
van woede en zich voorbereidde op een
tegenstoot. Die kwam negen maanden la
ter. Natuurlijk hield Gomarus daarbij vast
aan de voorbeschikking in haar uiterste
gestrengheid. Nog bleef het conflict bin-
ferentie haalde wel iets uit, maar niet
alles. De Staten Generaal hadden boven
dien wel wat anders aan het hoofd: het
probleem of men met Spanje tot een wa
penstilstand, een bestand, zou komen
achtten velen van veel meer betekenis dan
de meningsverschillen tussen al die domi
nees. Toen de zaak bleef slepen en de
laster tegen Armenius steeds pijnlijker
Onze tuin- en kamerplanten
Heracleum kent men beter als de grote
bereklauw; een enorme plant die met reus
achtige, witte bloernschermen bloeit. Het
gewas kan wel een hoogte van een paar
meter bereiken Deze plant verlangt wel
een ruime standplaats; een onderlinge af
stand van twee meter mag men wel op
rekenen. Als men achter in de tuin een
stuk wil laten verwilderen is er geen be
tere plant dan deze geweldenaar; die heeft
zo een grote hoek gevuld.
Dit gewas kan men nu bestellen en direct
na ontvangst kan het dan op de voor hem
bestemde plaats gepoot worden. Het is wel
nuttig wat oude mest onder te spitten want
met zo veel groeikracht is er ook wel wat
voedsel nodig. Indien de grond echter vol
doende humusrijk is kan men ook heel
goede resultaten bereiken met de bekende
tuin- en gazonkorrelmest.
Deze enorme plant is volkomen winter
hard en het is dus niet nodig haar tegen
het invallen van de winter af te dekken;
ze verlangen ook wel een goed vochtop-
gevende grondsoort.
G. Kromdijk
had opgesteld. Alom spitsen zich dus de
tegenstellingen toe.
Jacob Hermansz. zoon van de Oudewa-
terse messenslijper Herman Jacobsz.
groeide inmiddels op, onbewust van wat
zich in de wereld om hem afspeelde. Het
gezin had al zorgen genoeg. De vader
overleed jong en de moeder greep met
beide handen de hulp aan, haar geboden
door een weggelopen priester, Aemilius,
die „het vaderloose weeskint inde gron
den der ware Godsalicheyt ende religie"
beloofde te zullen onderwijzen. Hij nam
hem mee naar Utrecht; daarna vinden
we de jeugdige Jacob in Marburg en in
1576 werd de zestienjarige als twaalfde
student aan de Leidse academie ingeschre
ven. Die was een jaar tevoren geopend.
Curiens is dat volgens de stichtingsbrief
deze hogeschool aan Leiden werd geschon
ken door Philips II „bij ad vijs van onsen
lieven neve, Wilhelm, Prince van Oraing-
nie", wegens betoonde trouw. Men bleef
dus hai'dnekkig vasthouden aan de fictie
dat men geen oorlog voerde tegen de Ko
ning van Spanje, maar alleen tegen zijn
dienaren in de Nederlanden, Alva en zijn
opvolgers dus.
VIJF JAAR BLEEF ARMINIUS in Lei
den, Theologie, maar vooral wijsbegeerte
en wiskunde studerend. Daarna ging hij
met een beurs naar Genève, waar Beza
(Théodore de Bèze), Calvijns opvolger, the
ologie doceerde. Het schijnt dat de Am
sterdammers die de beurs gefourneerd
hadden, wat ongerust zijn geweest over de
ontwikkeling van hun pupil. Was hij niet
wat stijfhoofdig en hoogmoedig? Was hij
wel zuiver in de leer? Er druppelden be
richten door dat de jonge Hollandse stu
dent in de godgeleerdheid op zijn kamer
aan zijn medestudenten uiteenzettingen
gaf, die niet geheel strookten met het of
ficieel door Calvijn en Beza verdedigde
standpunt. De Curatoren verboden hem
daarmee door te gaan en dat was voor
Arminius reden naar Bazel te verhuizen.
Toch heeft Beza aan de Amsterdamse
kooplieden een zeer vleiend getuigschrift
over zijn leerling gezonden. Er is daarin
sprake van „een gelukkig talent de aard
der zaken te doorzien en er zich een juist
oordeel over te vormen" en van „een
machtig genie dat op den duur een zeer
vruchtbare oogst zal opbrengen".
NA ZIJN GENEEFSE EN BAZELSE
tijd bracht Arminius nog enige maanden
in Italië door, wat hem later de laster
op de hals haalde dat hij zich heimelijk
„bij het Pausdom en de mysteriën van
de Antichrist" zou hebben aangesloten. In
1587 repatrieerde hij en werd de vijfde
predikant der Amsterdamse Hervormde
gemeente. Niet door retoriek, maar door
overtuigingskracht onderscheidde hij zich.
Men noemde hem „de vijl der waarheid",
„het scheermes dat de ontkiemende dwa
lingen afsneed" en niemand twijfelde aan
zijn rechtzinnigheid, tot hij begon in een
reeks preken, zoals toen veelvuldig ge
schiedde, een geheel Bijbelboek te behan
delen en aanving de befaamde Brief Van
Paulus aan de Romeinen te verklaren. Op
deze brief immers is in hoofdzaak door
Calvijn de predestinatieleer gebaseerd.
VOOR GOED BEGRIP is het nodig hier
over dit leerstuk iets te zeggen. Eenvou
dig uitgedrukt (maar eigenlijk kan dat
niet, want het probleem is zeer ingewik
keld en elke vereenvoudiging houdt on
juistheid in) luidt het als volgt: Voor de
zondeval van Adam is ieder mens mede
verantwoordelijk. Ieder mens is dus door
eigen schuld tot zonde vervallen (dit is
wat men dan de erfzonde noemt). De
mens verdient dus niet beter dan de eeu
wige verdoemenis. God heeft echter, lou
ter uit genade, een aantal mensen, die
op zichzelf niet beter waren en zijn dan
de overigen, uitverkoren tot geloof en tot
zaligheid.
Dit betekent dat geloof voorwerp is van
Gods wil, gave Gods dus. Sommigen wor
den met geloof begiftigd, anderen niet;
sommigen zijn uitverkoren, anderen zijn
verworpen. Het één is onbestaanbaar zon
der het andere, evenals schaduw ondenk
baar is zonder licht.
Tegen deze strenge opvatting, dit „de-
cretum horribile", dit gruwelijk besluit,
zoals Calvijn zelve de predestinatie ge
noemd heeft, zijn natuurlijk vele bezwa
ren geopperd. Arminius hoorde tot dege
nen die overtuigd waren dat deze leer te
kort doet aan Gods liefde die tot allen gaat
en ook de meest verstokte zondaar tot
bekering kan brengen. Hij leerde dus dat
God van eeuwigheid had vastgesteld dat
Hij degenen die zich uit vrije wil bekeer
den en in Christus geloofden, het eeuwige
leven zou schenken.
DAARMEE IS ECHTER het probleem
geenszins volledig geschetst. Er komt iets
kant vreesde dat Arminius' „dertel ver- J10? de muren der Universiteit, maar toen we,,j me schroomde niet te zepppn dat
standt" de studenten zou besmetten en dat heider stellingen in het. Nederlands wer- hi- ,t geheim met -R0me heulde vroeg
ziin nieuwe collega hem van ziin nlaats den vertaald „om den gemeynen man j Se"eim met nome neuiae vroeg
zou verdringen Er is eSi Taar gepraat en uyt den droom te helpen", wierp het Ne- t'ZTL - *g v, geven de
tenslotte "eidde een diSsi.e over'de Ro- inlandse publiek dat reeds toe/blijkbaar ^Xnuw™nHefduSrdenoktot'fSfvoo?
meinenbrief tussen Gomarus en Armini- vei zot was op theologische discussies, zich heide partijen voor den Hove van den
us tot redelijke overeenstemming. Althans met gretigheid op het probleem, dat men g^gen Raad" werSen gedaagd. De be
de debaters en curatoren gingen te sa- meer en meer ging zien als het kernpunt j j
van de leer. Zo wordt de strijd tussen sprekmgen werden geleid door de zoon
en ieder Gomarus""ee^n sYrijd om 7e de raads-pensionarus Oldenbarnevelt
men eeten een vrolijcke maeltijt
hoopte het beste van de toekomst. waarheid vanTetlefoorOp^de achter- leest,dat het rapP?rf
ARMINIUS GAF zijn colleges aanvan- grond is het ook een strijd tussen kerk de Staten Generaal wordt gezegd „dat
kelijk in de vorm van „disputationes", in en staat alles minnelijck en vredehjck was toege-
het Latijn natuurlijk. Hijzelf stelde een gaen en dat geen verschil en was over
anders bij. Wanneer God de predestinatie theologische stelling op en daarover dis- EEN BELANGRIJK PUNT in de kwes- eenich hooft- poinct des Geloofs", krijgt
cussieerden onder zijn leiding zijn studen- tie was: aan wie komt het gezag toe een men de indruk dat de zaak in der minne
ten. Zulk een disputatio is dus ongeveer bindende eind- uitspraak te doen in een was geschikt. Niets evenwel was minder
wat men thans in academische kringen kerkelijk conflict? Arminius heeft daarop waar. Dit blijkt wel uit de woordenvan
een privatissimum noemt, een gesprek geantwoord dat hij slechts bereid was Gomarus „dat hij niet met Arminius' ge-
onder leiding en vaak ten huize van de zich te verantwoorden voor een N a t i o- voelen voor Gods rechterstoel zou durven
hoogleraar. Aanvankelijk koos de jonge na le Synode. Inmiddels hadden verschijnen". En ook uit wat verder ge-
professor stellingen die hij aan het Oude curatoren een verklaring opgesteld waar- schiedde, kan men gemakkelijk afleiden
Testament ontleende. Daarna ging hij ook in zij zeiden niet te weten dat onder de dat van verzoening geen sprake was.
enige plaatsen uit de Evangeliën behan- theologische hoogleraren „soo veel de fon- HOF KnN- nAT noïci r -h +h
nologisch bezien, nu wel zó groot is dat delen en dit veroorzaakte wrevel bij Go- damenten der leere aenging, eenig ge- n öeiae fen
zich daarover twee partijen moesten vor- marus die hem toevoegde: U hebt u van schil was". Merkwaardig is dat Gomarus U an §een va" beiden
mijn professoraat meester gemaakt! Nog dit officiële stuk mede ondertekend heeft. SLf Aaa" fpnjst te geven. Intussen
werd de zaak gesust, maar toen bleek Men kan slechts gissen waar zijn beweeg- steidam steeds openlijker dat
dat Arminius die had toegezegd „noch op redenen. Trduen Tas en al
den predickstoel, noch oock in de Acade- In 1606 gaven de Staten Generaal toe- -r>nrr,0 'lc ze -1 bisschop van
van een Rome als »een man van z°nde en een zoon
Nationale Synode, maar men kreeg het
dadelijk aan de stok over de agenda. Men
heeft vastgesteld, kan men er nog over
twisten of zulks is geschied vóór dan wel
na de val van Adam, met andere woor
den of God, de mens ziende „als nog te
scheppen en nog zullende vallen", tot de
predestinatie besloot of dit pas deed, de
mens ziende „als reeds geschapen èn ge
vallen". Men is aanvankelijk geneigd zich
af te vragen of dit verschil, louter chro
men, maar men moet niet over het hoofd
zien dat het ten nauwste samenhangt met
de verhouding tussen God en de zonde. De
vraag is n.l. of de eerste zonde, dat is
dus Adam's zonde, door God alleen is
vooruit gezien (immers een al
machtige God is alwetend en alwetend
heid houdt in dat God ook weet wat ge
beuren zal) of dat deze zonde ook in het
my" zijn afwijkende gevoelens te openba- stemming tot het bijeenroepen
ren, die in zijn privatissima niet onder
stoelen en banken stak, barstte de bom.
Op 7 februari 1604 nam Arminius in zo'n
privatissimum de leer der voorbeschik-
ziet hoe weinig er in enige honderden ja
ren 'veranderd is. Een voorbereidende con-
des verderfs" beschouwde, hij kon het ge
roddel niet bezweren. In Leiden vonden
studenten relletjes plaats, men overviel
zijn huis, verspreidde het verhaal dat het
daar spookte, dat Arminius heulde met de
Jezuieten, plakte pamfletten aan vol aan
tijgingen. Waarover nu eigenlijk de strijd
ging en wat de partijen wilden bleef velen,
zo niet de meesten duister. Toen een aan-
tal Amsterdammers het huis van een Ar-
miniaan plunderde, vroeg een voorbijgan
ger, waarom zij dat deden? „Kunnen wij
hier zulk volk dulden", luidde het ant
woord, „dat de vervloekte leer verkondigt
dat God de ene mens tot verdoemenis en
de andere tot zaligheid heeft geschapen?"
heb ik gelezen met de al zeldzamer wor- dat de zon schijnt voor 't koren en de regen aangehaald ^at* hif niet
dende zekerheid, dat hier schrijven en le- valt voor het gras". „De dove" - in een destlnaüe groen ol blaul was» toch wu
ven een zijn. Gents beschrijft niet, hij andere vertelling heeft zich afgekeerd het Maurit| die door 7jin sta]' ki g„ 2
vertelt zelfs geen verhaal in de zin van van de stellige woorden der zelfverzeker- wee2o0haal +pn van" PnmrS *«2
een opeenvolging van gebeurtenissen, maar den, van hun leuzen, hun schijnoplossinge doors']aan zoias Vondel zonë en Tinsneel
stelt in een taal, die woord voor woord hun schijnantwoorden op de vraag naar de Y Z1,nspe*
regelrecht afgaat op het ultieme van het- zin van het leven; en als allen dan ge- d* n,
geen hij te zeggen heeft, de innerlijke er- vlucht zijn voor het naderend oorlogsge- e af JtuJTfa av, w6tï'
varingen op schrift van de „honingzoeken- weid valt voor hem de grote stilte in, die - - religie verdedigen. Wel
de" mens, de mens, die er zich op een in de leegte van zijn volstrekte eenzaam-
beslissend ogenblik van bewust wordt dat heid pas zin krijgt, zodra de tijd overwon-
hij van het leven als natuurgebeuren jam- nen is en het leven, zijn leven, is opge-
merlijk is vervreemd en nu min of meer nomen in de volle, de vervulde stilte die
panisch de verminkende begrenzing van eeuwigheid is.
het verstenende menselijk bestaan tracht
te doorbreken om terug te keren tot zijn
oorspronkelijke staat van natuurlijke zui- IN AL DEZE verhalen stelt Gerits zich aantüberciïïosè.'"*Het"was~in^7608~dat~hii
ging vestigen dat hier een dichter aan verheid. Wat er in deze prozastukken „ge- als Rousseau „op het nulpunt van de ge- zijn twee uren durende rede (in 't Latijn)
het woord was, die aan zijn werk, proza beurt", voltrekt zich ondershuids, aan de schiedenis" hij doorbreekt het tijdelijke uitsprak die thans, bij de herdenking van
en poëzie, ongemeen hoge eisen stelde, binnenste binnenkant van de zenuwen, en en opent een vergezicht op onmetelijkhe- zün «eboorteiaar 'in het Nedprlanrtc ?ai
deelt zich aan de lezer niet mee als vol- den, waarvan de menselijke rede geen worden gepublicèerd. Deze Declaratie-
dongen feit, maar als een wordingsproces, weet heeft. Daarmee stelt hij aan zijn lezer ]0kte natuurlijk weer een antwoord van
een vernieuwing, een wedergeboorte hoge eisen: hij voert hem met zijn taal Gomarus uit, die zeide „de wacht te heb-
naar regionen der levenservaring die niet ben betrokken bij 't beginsel" en opnieuw
„reëel zijn in de gangbare betekenis van op een Nationale Synode aandrong. Nog
het woord, maar rechtstreeks betrokken gaf Arminius college, maar zijn ziekte
zijn bij het onomschrijfbare, onvatbare, verzwakte hem meer en meer. Zijn ge-
onzienlijke wonder de essentie van al zichtsvermogen nam af, wat zijn vijanden
wat is. Wie daarvoor niet toegankelijk is, een straf Gods noemden en op 19 oktober
zal moeilijk de sleutel vinden tot een won- 1609 overleed hij.
derbaarlijk verhaal als „De witte kat",
waarin de ontwakende mannelijkheid met In het Groot Auditorium der Academie
een poging althans daartoe die de lezer alle kracht van leven openbreekt en zich sprak zijn vriend Bertius de lijkrede uit,
zelf zal moeten voltooien. De pregnante afwendt van alle rationele „kennis" van eindigend met de woorden die in 1934, ter
zegging van Gerits, zijn persoonlijke zin- dit aards en bovenaards bestaan. Dit ver- gelegenheid van het 300-jarig bestaan van
structuur, maakt iets gaande, roept iets haal van de jonge Jan Waldink, waarin het Remonstrants Seminarium op een ge-
wakker, opent mogelijkheden, baant als door de verbazingwekkend-suggestieve denksteen in de Pieterskerk zijn gegrift:
het ware een weg door het puin van ver- kracht van Gerits' schrijfwijze een beroep Er leefde in Holland een man, dien
vallen woorden naar een open einder van wordt gedaan op al onze niet-verstandelij- zij, die
EEN ENKELE DICHTBUNDEL van be
perkte omvang het debuut „Grondbe
zit", dat twee jaar geleden bij de Uitge
verij A. A. M. Stols/J. P. Barth verscheen
was kwantitatief allicht niet voldoende
om voor de alleszins waardeerbare litte
raire kwaliteiten van een nog betrekke
lijk jong auteur als A. Gerits de aandacht
gaande te maken. Gerits had voordien
weliswaar in maandbladen gepubliceerd:
in het inmiddels helaas opgeheven Am
sterdams Tijdschrift voor Letterkunde, in
Roeping en het Nieuw Vlaams Tijdschrift,
maar triest-beperkt als het aantal lezers
van letterkundige periodieken nu eenmaal
is, konden deze verspreid verschenen bij
dragen enkel in kleine kring de overtui-
ke religie? Maurits wist het nauwelijks,
moet men aannemen.
NOG EENMAAL HEEFT Terminius zich
in het openbaar verdedigd tegen zijn las
teraars. Hij was toen reeds ziek. Zij kwaal
wordt beschreven als stoornis van de inge
wanden en koorts, maar hij leed kennelijk
Het is in het haastige bedrijf van de veel
schrijverij, in de jacht op snel en écla
tant succes, een zeldzaamheid geworden
dat een schrijver zich tot het uiterste in
spant om als Flaubert „met opgestroopte
mouwen op zijn aambeeld te hameren",
in de vaste overtuiging dat „er voor één
ding één enkele uitdrukking bestaat, één
woord om het te noemen, één adjectief
om het nader te bepalen, één werkwoord
om het te bezielen". Stijl noemde men
dat vroeger en Gerits is nog zo'n man-
van-stijl. Hij schrijft helder, bondig, een
voudig, beeldend, suggestief, met een vol
strekt eigen ritme en een volstrekt eigen
stembuiging kortom, hij schrijft goed,
hij schrijft „stijl". Was hij in de gedich
ten van „Grondbezit" soms nog aarzelend
en tastend, en ontglipte hem wel eens een
strofe die meer scheen te zeggen dan ze
te zeggen had, er stonden in die bundel
versregels genoeg, waarin' de onvervang
baarheid van het „éne woord op de éne
plaats" treffend zijn beslag had gekregen
en een levensgevoel tot uitdrukking werd
gebracht, dat op zijn beurt voor deze
auteur onvervangbaar is dat wil zeg
gen: geen „litteratuur", geen pose, geen
frase, maar een zeer positief en zeer
authentiek besef van de elementaire kracht
van het leven als natuurlijk wonder.
DIT NATUURGEVOEL, deze verbon
denheid met de aarde, met de menigvuldig
heid waarin de levensoorsprong zich tel-
hem kenden, niet genoeg konden waar
deren
en zij, die hem niet waardeerden, nooit
genoeg
hebben gekend.
een jonge, een eerste dag, het aan de le- ke faculteiten, vormt een hoogtepunt,
zer overlatend om op eigen kracht ver- zo niet hét hoogtepunt, van deze bundel,
der te gaan, „mee te schrijven". De „ver- Het is de vraag ieder moet dat voor
halen" van Gerits zijn namelijk voor ve- zichzelf uitmaken of Jan Waldink het
lerlei uitleg vatbaar. Hij heeft zijn crea- lichamelijke geluksgevoel, dat hem op het
tieve fantasie aan het werk gelaten, pers- bevrijdende ogenblik van zijn ontbloeien- Na Arminius' dood, die samenviel met de
pectieven geopend, verschijningen en ver- de levensvolheid doorstroomt, zal weten ondertekening van het Bestand met Spanje,
schijnselen opgeroepen, die zich onttrek- vast te houden maar het is er hoe dan breidde zich het geschil meer en meer uit'.
ken aan de chronologische realiteit en, ook gewéést en de gewaarwording daar- Het overschreed de grenzen der theologie'-
eenmaal in het leven geroepen, leven gaan van geeft een zeldzaam gevoel van blij- het werd mede een staatkundig probleem'
wekken in een gemechaniseerde wereld, heid, van lichtheid, van onbezwaardheid, Daarom moest Oldenb ar nevelt knielen
die in beton en staal dreigt te verstikken, dat hoop geeft op een nog mogelijke le- voor het bloedig zwaard en zou geweld het
in tumult en frase dreigt te verstommen, vensvorm, waarin de mens ontkomen zal recht buigen, zoals Vondel later dichten
Geen van zijn verhalen leent zich en zijn aan het noodlot van zijn cultuur, zon- zou.
dat bewijst hun kwaliteit tot een para- der daarmee terug te vallen tot een staat
frase, evenmin als de vertellingen van van barbaarsheid, waartoe een verdwaasd-
lurisch openbaart, heeft voor Gerits naar Arthur van Schendels „Nachtgedaanten" heroïeke natuurcultus zoals een zeer
Dr. P. H. Schröder
het mij voorkomt niets gemeen met mys
tiek, noch met streeklitteratuur. Hij on
dergaat het, dunkt me, letterlijk aan den
lijve als een stroom het groene bloed,
heeft Clare Lennart het eens genoemd
die de vezels van zijn wezen voedt en ver
bindt met het menselijk-natuurlijke en bo
vennatuurlijke, beide inéén, beide uit een
zelfde drang en met eenzelfde gewaarwor
ding als Tolstoi, die, zoals Gorki vertelde,
een berkeboom streelde. Dat levensgevoel
is essentieel voor Gerits' schriftuur, het en waarheen alle leven terugkeert.
in een beknopte inhoud kunnen worden sa- recent verleden maar al te drastisch heeft
mengevat. Hun „inhoud" is hun sfeer, is bewezen zou kunnen voeren. Wat no-
licht, adem, wind, geur, angst, bevrijding, dig is, wat redding kan brengen, is niet
verademing, waarin de benauwenis van een terugkeer tot de oerkracht der oud-
de menselijke verdorring een uitweg zoekt germaanse mythen, waarvoor Gerits ken-
naar een leven dat vrijuit stroomt en zijn nelijk een voorliefde heeft, maar een cul-
wortels heeft in de eeuwige vruchtbare tuur die het edelste van haar verwor-
„moeder aard". Dat is het, wat deze venheden weet te enten op het zuiver-
honingzoekenden drijft: een verlangen, een ste van de natuur. Dan pas zou de oude
heimwee, een drift naar een hereniging mens van het oude Europa „nieuw" zijn
met de bron waaruit alle leven voortkomt en in staat om het eeuwenlange proces der
is zijn schriftuur, zijn stijl, zijn „thema",
in zijn onlangs bij dezelfde uitgever
verschenen prozabundel „Honingzoekende"
in nog sterker mate dan in zijn tot dusver
gepubliceerde poëzie.
De tien verhalen van „Honingzoekende"
menswording te helpen voltooien. Het over-
In het verhaal „De spijbelaar" laat Ger- tuigendste van het eminente proza van
rits een modern „kantoorman" tot het in- Gerits wil me doen geloven dat het „in
zicht komen dat hij buiten het leven is laattse instantie" dit is. wat hij als vol
komen te staan „sinds hij had gezien, dat waardig kunstenaar heeft te zeggen,
niemand zich meer bewoog volgens de wet
ten van wind en weer, niemand meer wist, C. J. E. Dinaux
Uit „Johannes" door Kurt Halbritter uit
gegeven bij Maussoult in Amsterdam.