KINDERDORPEN: een harde noodzaak discoucs CONSERVATOR VAN LOUVRE DOOK IN DE SCHATKELDERS VAN ZIJN MUSEUM Yerwey en de Tachtigers Erbij Kroesjtsjev zondag voor Amerikaanse televisie door H. G. Cannegieter van het gezin blijven De man moet het hoofd K- Vatikaanse stem: ZATERDAG 8 OKTOBER 1960 PAGINA TWEE WENEN. - Het. is eigen lijk vreemd, dat de kinder dorp-gedachte in het hinder- arme Oostenrijk is ontstaan en dat het in dit land tot de grootste bloei is gekomen, ondanks het zogenaamde „anti-kind-klimaat". In Oos tenrijk bestaan er nu reeds vijf van zulke „eilanden der menselijkheden', zoals Albert Schweitzer deze dorpen ge noemd heeft. Bovendien zijn er nog drie in aanbouw en tevens beschikt men er over drie leerlingtehuizen voor jongens en meisjes die het gezinsverband hebben ver laten, doch die een zekere nazorg genieten. West-Duits- land bezit twee kinderdorpen en heeft er drie in aanbouw. Frankrijk en Italië hebben ieder een kinderdorp, maar denken aan uitbreiding. In nauwelijks tien jaar is deze actie voor het ouderloze, verlaten en verwaarloosde kind zo uitgegroeid, dat kinderdorpen in veel landen onontbeerlijk zijn ge worden. De kleine groep van een paar duizend donateurs is nu een massa van bijna twee miljoen vrienden geworden, die per maand slechts één Oosten rijkse schilling of, in West-Duitsland, per dag een cent betalen. Deze financiële steun dient alleen voor de exploitatie van de dorpen. De bouw echter van nieuwe huizen wordt vooral de laatste tijd. bij voorkeur overgenomen door officiële instanties ofwel door het zogenaamde industrie-maecenaat. HET OOSTENRIJKSE kinderdorp Alt- mïinster bij de Traunsee is zojuist drie nieuwe gezinswoningen rijker geworden. De kosten hiervoor werden opgebracht door een groep van spaarbanken, door een automobiel- en een kunstvezelfabriek. Daarnaast stellen provinciale besturen een jaarlijkse subsidie van 250.000 schilling ter beschikking. In deze drie nieuwe gezins woningen is er weer plaats voor drie maal negen kinderen met negen „moeders". Op het ogenblik vinden meer dan duizend Europese kinderen in zulk een dorp en in zo'n woning een tehuis, een eigen haard, gezinswarmte. liefde van broertjes en zus jes en vooral van een moeder. Dit werd ge realiseerd door het idealisme en de wils kracht van een onopvallende man, Her mann Gmeiner, die evenals de „moe ders" ongehuwd is. NIET IN alle landen is de behoefte aan kinderdorpen even groot en daarom wil Gmeiner niet willekeurig overal een on beperkt aantal dorpen oprichten. Wat hij echter wel nastreeft is dat er ten minste in elk land één kinderdorp ontstaat, dat als model dient en dat zodoende de mensen aanspoort om de duizenden onschuldige, maar verwaarloosde kinderen voor de el lende en de morele ondergang te redden. Nu het werk in Europa vaste voet heeft ge kregen. gaan de plannen uit naar landen als Griekenland. Japan, Pakistan en Uru guay. Wie een of twee dagen in een kinderdorp doorbrengt, kan daar een blik werpen in de afgronden van menselijke harteloosheid en gemeenheid, maar ook van goedheid en NEW YORK (Reuter-AFP) Kroesjtsjev zal zondagavond optreden in een discussie program van de Amerikaanse televisie, dat gewoonlijk drie uur duurt. Na dit pro gram zal een groep journalisten zijn opvat- liefde, die al het leed doet vergeten. In het tingen bespreken en analyseren. De ver- kinderdorp van Altmünster ontdekt men x een meisje van twaalf jaar dat vroeger enigmg van UNO-journalisten zal Kroesj- maandenlang door de zogenaamde pleeg- tsjev morgen op een informele lunch vader werd mishandeld. Het kind is nog ontvangen. Kroesjtsjev heeft woensdag op schuchter en afgetrokken, omdat het de een door Nehroe aangeboden ontvangst ge- anSst niet geheel heeft overwonnen, maar j i j ir»7n i i tevens bedelt het om een woord van waar- zegd dat de UNO Z1ek is en dat een chirur- dering van aanhankelijkheid en ]iefde. nu gische ingreep noodzakelijk is het voor de eerste maal ervaren heeft wat Op een Bulgaarse receptie heeft Kroesj- onbaatzuchtige liefde is. Er ziin kinderen tsjev dinsdagavond tegen Hammarskjoeid die overdag schijnbaar gelukkig en te- Een groep.je kleuters in het kinderdorp Raltmünster. denlang stug en afwijzend bleef, die een paar keer alle schriften van zijn broertjes en zusjes aan flarden scheurde, maar die nu langzaam gezeglijker gaat worden. Zijn probleem werd op de volgende ma nier opgelost. Vier weken voor Kerstmis kregen alle kinderen een groot blad papier om er op te tekenen, wat ze maar wilden. Allen tekenden een denne'boom, een huisje in het bos, een kribbe met herders en en gelen, maar deze jongen tekende met zwart kleurkrijt het hele blad vol met één enkele angstaanjagende man en in een hoekje helemaal onderaan een klein kerstboompje. Twee weken later tekende het kereltje op nieuw die grote boeman, die het hele blad vulde. Na voorzichtig tasten en vragen bleek nu dat een stiefvader dit kind maan-, denlang angst had aangejaagd, het uren lang in een donker kot hield opgesloten en het voortdurend met opsluiten dreigde. Drie maanden later was de boeman van de tekeningen verdwenen. ER IS IN DIT DORP een „gezin" dat dagenlang met spanning wachtte op de komst van een baby die was beloofd. Ein delijk kwam het kindje, maar het zag er uit als een gedrocht, omdat de ouders het hadden verwaarloosd. De kinderen waren zo teleurgesteld dat vooral de meisjes er dagen lang om hebben gehuild. Maar nu zijn zij deze episode al lang vergeten. De baby ziet er bloeiend, gezond en nor maal uit, alleen de „moeder" denkt nog aan die eerste dagen en ze verwondert zich nog altijd over dit genezingsproces, waaraan ze zelf niet kon geloven. De merkwaardigste ontdekking die men hier kan doen is deze: in zo'n kinderdorp zijn psychologen behoudens een enkele uitzondering eigenlijk overbodig, want de „moedei-s" hebben zoveel natuurlijk ge voel en een zo sterk ontwikkeld moeder instinct dat zij geen psychologie nodig heb ben. Ze weten goeddeels niet eens wat psychologie is, maar zij doen het juiste. Natuurlijk is er verschil van gevoel ten opzichte van een kind van zes jaar dat aan hun zorg wordt toevertrouwd en de liefde voor een baby van een paar maanden die zij van jongs af aan met alle zorg hebben opgevoed. Zo'n moeder kan zich niet voor stellen dat een „echte" moeder nog meer van haar kind kan houden dan zij. OFSCHOON deze kinderen schijnbaar alle herinneringen aan de vroegere ellen de hebben vergeten, voelen zij zich veel sterker met elkaar verbonden dan gewone broertjes en zusjes, omdat zij zich onbe wust één weten in een zelfde „noodlotsge meenschap". Er komen hier ook echte broertjes en zusjes voor, die natuurlijk samen in één gezin worden ondergebracht, maar zij vormen daar nooit een eigen groep tegenover de anderen. Integendeel, de sympathie en de voorkeur gaan eerder naar de „anderen" uit. Er lopen in Altmünster ook drie negerkinderen rond, maar geen van de andere kinderen denkt er ook maar een ogenblik aan dat deze verschoppelin getjes „anders" zouden zijn. Het verschil in huidskleur is voor hen even gewoon als het feit dat het ene kind blond is en het andere dik of groot van stuk. Het rassen verschil wordt hun dus pas later bijge bracht door de.... volwassenen. Nergens wordt het de bezoekers zo duidelijk dat eigenlijk alleen de wereld van de grote mensen de oorzaak is van alle ellende, maar ook van hogere gevoelens en geneug- den. Natuurlijk kent ook deze kinder wereld de onvermijdelijke botsingen en het verschil van karakter, maar juist hier blii- ken het wrijfvlakken te zijn die door de eigen omgeving worden afgeschuurd. Bovendien zijn deze kinderen veel taaier en sterker dan andere die in een normaal gezin zijn opgegroeid. Zowel lichamelijk als psychisch hebben zij zoveel meege maakt dat zij over een veel grotere weer standskracht beschikken. SLECHTS in een uitzonderlijk geval moest een kind worden geselecteerd, om dat het de gemeenschap in gevaar bracht, maar achteraf bleek het een psychopatisch geval te zijn geweest. Bij verreweg de meeste kinderen kon men constateren dat de zogenaamde erfelijke aanleg veel min- NEDERLANDSE muziek van onze tijd is op grammofoonplaten tamelijk karig vertegenwoordigd. Als Nederland se productie-maatschappij heeft Philips zich nochtans niet geheel onbetuigd gelaten. Men dankt daaraan opnamen van twee composities die met de Prof.- van der Leeuw Prijs eveneens een initiatief van Philips onderscheiden zijn, te weten het Vioolconcert van Hen- kemans en het Strijkkwartet op.44 van Flothuis. Voorts vermeldt de catalogus de namen van Badings (onder andere het Concert voor twee violen, vertolkt door Olof en Krebbers), Pijper (Piano concert) en Landré (tweede Strijk kwartet). Hieraan is onlangs toege voegd een zeer geslaagde opname waarop het Residentie-orkest onder Willem van Otterloo werk van Léon Orthel en Hendrik Andriessen ten geho re brengt. Orthel is een componist die altijd min of meer terzijde van de toonaangeven de stromingen, die soms ook alleen maar modes zijn, zijn gang is gegaan. Hij maakt van zijn hart geen moord kuil en voelt zich blijkbaar van nature meer aangetrokken tot traditionele uitingsvormen die hij toch door een sterk persoonlijke noot een nieuwe zin weet te geven. Zijn Tweede Symfonie, daterend uit 1940, die hij de bijnaam „Piccola Sinfonia" meegaf, is van deze instelling een duidelijk voorbeeld. Uiter lijk wijkt de vorm in zoverre van beken de voorbeelden af, dat de gebruikelijke vier delen tot één versmolten zijn. Een allegro brengt het eerste thema dat tevens gevarieerd en verder ontwikkeld wordt; de inzet van het tweede thema valt samen met het tweede deel, „meno mosso"; het Scherzo is tevens de door- Een I'htlipsplaat (A 02047 L) met heden daagse muziek: Nederlandse orkestwerken van Orthel en Andriessen, op A 01450 L re cente werken van Strawinsky, gedirigeerd door de componist. werking, en in de slotbeweging, weder om een langzaam deel, vindt, de recapi tulatie plaats. De brede inzet van het werk, met een gedragen, enigszins onheilspellende melodie van de celli, geeft direct het klimaat, aan waarin deze symfonie zich gaat afspelen: het zuivere romantiek, maar gespeend van het pseudo-pathos dat, als een kunstma tige nabloei van Bruckner en Strauss, nog wel eens opgeld doet. Orthel méént wat hij te berde brengt, zijn dramatiek en zijn climaxen worden door een muzi- kantesk elan gestuwd, en bovendien is er nergens iets te lang en is het geheel met vakmanschap uitgewerkt. Alleen valt de elegische slotclaus misschien wat tegen als afronding van het nogal contrastrijk opgezette stuk. Voor het overige: muziek kan op velerlei manie ren levensvatbaar zijn, en ik zie niet in waarom men op dogmatische gron den iets zou moeten afwijzen waar men geboeid naar luistert. Zoals ik al zei doet het Residentie Orkest de dankbare partituur alle recht wedervaren. Alleen kan men zich afvragen waarom de technici van Philips het gestommel aan het begin en het applaus na afloop niet weggeknipt hebben. De opname is ken nelijk tijdens een concert gemaakt, maar daar heeft de koper van de plaat niets mee te maken. OP DE KEERZIJDE twee werken van Hendrik Andriessen, die beide al min of meer een visitekaartje van de Nederlandse muziek in binnen- en bui tenland geworden zijn. Iedere concert bezoeker kent de Kuhnauvariaties voor strijkorkest, terwijl ook het Ricercare de laatste jaren geregeld op de orkest programma's voorkomt. Het is goed dat deze sobere, gemakkelijk aansprekende muziek thans via de plaat nog verdere verspreiding zal vinden. Sas Buiige der tot doorbraak komt, dan de invloed van de om,geving. Het vroegere milieu bracht de kinderen in gevaar, het nieuwe milieu vol liefde en vertrouwen maakt hen tot andere, dankbare wezens en later tot men sen, die gemiddeld beter zijn dan zij die niet in een kinderdorp zijn opgevoed. Onze tuin- en kamerplanten gezegd: „U moet niet wedden op het kapi talistische paard, maar uw geld inzetten op het socialistische paard". vreden zijn, maar die 's nachts in hun bed jes opschrikken, omdat ze door angstdro men worden gekweld. Men tobt hier nog mVier schoten voor een vrouw PARIJS. Een groot en wereldberoemd museum, zo heeft een kunsthistoricus eens gezegd, is met een ijsberg te vergelijlcen. Een deel is voor het blote oog zichtbaar. Maar een veel en veel groter deel onttrekt zich aan de blik omdat het onderaards of onder de zeespiegel verborgen blijft. Iedere museumdirecteur altijd met een jongen van tien, die maan- heeft nu eenmaal met. ruimtegebrek te kampen, en bovendien moet hij dan nog meegaan met zijn tijd, en dus voortdurend nieuwe stukken aankopen. En tenslotte wordt een beroemd museum regelmatig aangewezen als erfgenaam van complete of gedeeltelijke collecties, giften waarmee een directeur lang niet altijd even gelukkig is, maar waarvoor niettemin weer een plaats zij het dan meestal ook op zolder of in de kelder moet worden ingeruimd. 99 VAN DE ONLANGS TACHTIG JAAR pakt zijn geweer en schiet in het wilde weg geworden Haarlemse schrijver H. G. Can negieter herlazen wij kort geleden een ro man, „Vier schoten voor een vrouw" (Arbeiderspers, Amsterdam), waaraan wij graag nog enige aandacht besteden, te meer omdat over een half jaar een nieu we romans „Mijn varkens en mijn zoon van zijn hand verwacht kan worden, voor welke kennis van de eerstgenoem de roman zeker nuttig kan zijn. Want in „Vier schoten voor een vrouw" behandelt H. G. Cannegieter een probleem-, dat nauw samenhangt met zijn bewogenheid met de moderne mens, een bewogenheid die hem steeds bij al zijn werk geleid heeft. Men kan die bewogenheid terugvin den in zijn vroegste werken wij noe men zijn voor niet-kerkelijken vertelde Bijbel, zijn in boekvorm, uit De Groene overgenomen serie Achter de Afsluitdijk, Rusticus Urbanus-, zijn werkzaamheden als voorzitter van de Haarlemse afdeling van Bescherming Voetgangers, zijn weke lijkse publikaties in de Haagse Courant, en die in het blad van het Humanistisch Verbond, eertijds zijn radiopraatjes, en al die veelzijdige werkzaamheden die ge noemd zijn in het artikel dat ter gelegen heid van zijn tachtigste verjaardag vo rige maand in onze bladen werd gepubli ceerd. In „VIER SCHOTEN VOOR EEN VROUW" tekent Cannegieter indringend de kwellende omstandigheden,waardoor de levenskansen van een aanvankelijk onbe dorven levenslustige knaap bekneld raken en tenslotte schijnbaar onontkoombaar ein digen in een dof, bijna plantaardig ge- vangenisbestaan. Het verhaal is geba seerd op een Friese moordzaak,welke en- ROME, (UPI) Het te Vatikaanstad verschijnende tijdschrift „Osservatore della Domenica" heeft betoogd, dat de man het hoofd van het gezin moet blijven, zelfs al krijgen de vrouwen gelijke rechten. „Gelijkheid van rechten" betekent niet „Gelijkheid van functies", werd in het ar tikel gezegd, in antwoord op de vraag van een lezer, volgens wie volledige gelijkheid in strijd was met het Evangelie. De lezer haalde Paulus aan (1. Cor. 11,3): het hoofd van iedere man is Christus, het kele jaren geleden veel publiciteit heeft hoofd der vrouw is de man..", gehad. Het is typerend voor Cannegieter ,Jk geloof, dat deze leerstelling niet de dat hij achter de feiten is gaan speuren rechtvaardige bevestiging van de morele, en aldus een romanfiguur, Anne Podstra, juridische en geestelijke gelijkheid van kon opbouwen, wiens geschiedenis in te- man en vrouw uitsluit", was het antwoord genspraak is met wat de harde feiten van de Osservatore op deze vraag, lijken te bevatten. „Zij is zeker gericht tegen het matriar- De vraag die zich hier opdringt is na tuurlijk: welke crite ria bepalen nu eigen lijk, wat er geëxpo seerd, en wat opge borgen wordt. Over wegingen van estheti sche en historische aard spelen hier een hoofdrol, maar toeval, persoonlijke voorkeu ren en zelfs com merciële overwegin gen behoeven a priori evenmin te worden uitgeschakeld. Hoe dat alles zij: het is 'n boeiende en vruchtbare gedachte geweest van And ré Malraux, Frankrijks huidige minister van Cultuur, om een rou- leringssysteem te ont werpen, waardoor er van tijd tot tijd in die massale ophopin- beweging gebracht kon worden. Hij ver zocht de hoofdcon servator van het Louvre-museum Ba zin, zo nu en dan eens in de schatkelders van zijn pand te dui ken, om vervolgens het publiek te tonen welke vondsten hij had gedaan Men mag zeggen dat zijn eer ste buit van zeven honderd schilderijen die de periode tussen de primitieven en de negentiende eeuw beslaan, een expo sitie heeft opgeleverd die doet hopen dat mensen dood. In de gevangenis verkom mert hij als een plant. Hij sterft op de dag van zijn invrijheidsstelling. Er is sug gereert de auteur voor hem geen leven en geen vrijheid mogelijk. HOEZEER HET VERHAAL ook gebon den is aan de streek waarin het speelt, kan men Anne Podstra's ontwikkeling toch, boven de feitelijke excentriciteit uit, ervaren als een authentiek getuigenis van deernis met een mens, die de wreedheid van zijn lot niet kan weerstaan en naar de volstrekte ondergang drijft. Op grond van deze roman kan met belangstelling worden uitgezien naar de nieuwe roman van deze auteur, wiens hoge leeftijd geenszins weer spiegeld wordt door zijn vitaliteit. waardigd, te kijken bij de gedachte dat zo'n schilderij tot nu toe dan toch maar een klandestien leven heeft geleid in de duisternis der Louvrekelders. Is dat nu de bestemming van kunst? Deze Rem- brandt's-portretten van hem zelf, van zijn broer (waarschijnlijk) en van Titus-beho- ren volgens alle deskundigen die ze hier zagen, tot de grootste en rijpste schep pingen van de meester. Maar ook van een Frans Hals met twee majestueuze stu dies van een Rubens, een Jan Steen, met verschillende tumultueuze binnen huizen en uitdagende taferelen, en van mindere goden als Van Dijck, Jordaens, Bol, Ostade, Wouwerman, Ruysdael en Drost hangen hier doeken die bijna stuk voor st.uk dit publieke eerherstel royaal verdienden. En tenslotte zijn er zelfs, naar het schijnt voor de specialist van de Nederlandse zeventiende eeuw, dan nog van die verrassingen waardoor even een heel nieuw licht op een periode wordt ge worpen. Van de Lei denaar Frans Post (1612-1680) heeft men zo een der negen doeken gekozen die van deze vriend en reisgezel van prins Johan-Maurits van Nassau bewaard zijn gebleven, en met welk „Gezicht op Rio de Janeiro" hij zich een verre voorzaat toont van een Doua nier Rousseau en de naleven. Frans Post die, als ondernemend Hollander en kind van zijn tijd, vele en verre reizen maakte, stond, zo verzekert de catalogus, bij Lode- wijk XIV hoog aangeschreven en het is wel jammer dat latere geslachten die waardering niet meer deelden. Hopelijk zal deze eerste zolder- en kelderoprui- mingstentoonstelling nog tot vele volgende leiden. Frank Onnen ALOE ARBORESCENS pleegt men ook wel eens de boom-aloe te noemen; een mooie vetplant die een behoorlijke hoog te en omvang kan bereiken, doch dat duurt toch wel enkele jaren en bovendien kan men de plant ook voortkweken door mid del van stekken en als ze dus te hoog wordt, neemt men vroeg in het voor jaar of in de zomermaanden een paar jonge stekken. De stekken, ter lengte van ongeveer tien centimeter kan men wel in een potje met zanderige grond plaat sen; ze zullen vrij spoedig wortels vor men; in deze tijd kan men ook nog stek ken. Deze aloe kan nu wel weer volle zon hebben; in het hatje van de zomer kan men haar echter beter een beetje be schermen. In de winter en in de herfst heeft ze niet veel ivaler nodig; in het komende seizoen is het voldoende als men éénmaal in de twee weken een beetje wa ter geeft. In de winter moet men haar wel vorstvrij houden, doch ze mag vooral niet te warm. staan; een zeer matig ver warmde kamer is voor haar wel voldoende. Vroeg in het voorjaar kan men eventueel ook verpotten en gebruik er dan de be kende bloemistengrond voor G. Kromdijk HET ONWETTIGE KIND Anne Podstra chaat, dat onopgemerkt bij sommige krin- Een tweede tentoonstelling die uit vier- (Vervolg van pag. 1 diept, wordt het goddelijke in ons schep pend". VERWEY WAS MITSDIEN een synthe tiserende geest, een Vormer, een Bouwer, en zijn oeuvre werd zo zag hij het ook zelf één bouwsel, in voortdurende be zinning en verdieping opgetrokken uit de essenties, die zich in hem uit „De Idee", helderder en helderder met de jaren, ont wikkelden, als een eenheid van schoonheid én wijsheid, als een universele harmonie van schone wijsheid. „Ritme" als gevoels beweging bedwong hij tot „maat", aldus de zuiverste sublimering van de hartsver- het bij deze eerste duik niel zal blijven. Ingres' „baadster", een der zevenhonderd troebelingen nastrevend die dichterlijk mo- vereenzaamt door zijn contact met een maatschappij, die hem niet als mens maar als onwettig exemplaar behandelt. Levend als een kluizenaar compenseert hij die miskenning in zijn begaafdheid als schut- gen dreigt binnen te sluipen. In het alge meen, als man en vrouw harmonieus sa menleven, is het mogelijk de vraag te ver mijden, wie het recht heeft het gezins hoofd te zijn. Maar als dit niet het geval schilderijen uit de schatkelders van het Louvre. gelijk is. Zelftucht was daarvoor nodig, begrenzing, streng-beheerste vormgeving, die tot op zekere hoogte overeenstemde met het hoogste wat Stefan George zich als dichter ten doel stelde. Deze zelftucht honderdvijftig Franse doeken uit de negentiende eeuw zal bestaan, staat trou wens al genoteerd. Ofschoon de zeven zalen die nu voor deze periodieke revela- diging" van Carlo Bracesco die als Ge- ties zÜn geresei-veerd, wel wat beknopt nuaans en vijftiende eeuws meester nog terwille van een zelfverwerkelijking, deze ter en jager. Als een vrouw hem verleidt is en dat komt ongelukkigerwijze heden lijken om in elk zo'n honderd doeken uit niet zo lang geleden werd ontdekt de zelfverwerkelijking als verbeelding van he herleeft zijn levensdorst: hij bestaat niet vaak voor schrijft de christelijke geest te stallen, heeft men er niettemin en niet schilders van de renaissance met een goddelijke, deelde zich zonder compromis voor niets, zijn leven heeft betekenis voor ons voor, dat de verantwoordelijkheid en zonder succes naar gestreefd die schilde- prachtige Tintoretto en onder de Fransen mede aan zijn critische werkzaamheid: die vrouw. Als deze door de politie wordt het gezag van gezinshoofd aan de man rijen nog naar toon, herkomst, nationali- van latere tijd als Chardin of Ingres, zijn Verwey was onverbiddelijk en onkreuk- meegenomen ontstaat in Podstra een ver- hoort". teit en zelfs onderwerp te rangschikken, hier zonder twijfel meerdere ervaringen baar. Het is goed, het is een sociale eis, dat ie- Het moet een heel gepas en gemeet zijn te beleven. Niettemin spannen de zeven- geweest waarvoor men op zichzelf al be- tiende-eeuwers uit Vlaanderen en Neder- DEZE VERWEY ontmoet men regel na wondering mag hebben! land nog wel de kroon, en enkele malen regel in de brieven van zijn hand uit de Bij de primitieven zoals de „verkon- staat men zelfs beschaamd, of veront- periode 1886-1934, die Mevrouw Dr. Mea bijsterende kortsluiting tussen zijn haat tegen de miskenning die de maatschappij slechts voor hem had, en anderzijds de le vensdorst die de vrouw hem schonk; hij der binnen de grenzen blijft die hem of haar van nature zijn opgelegd", aldus de Osservatore della Domenica. Nijland-Verwey uit de onuitgegeven cor respondentie heeft gekozen en verzameld. Ik zou deze publicatie dan ook niet in de eerste plaats willen zien als een bijdrage hoe welkom en kostbaar ook tot de geschiedenis van De Nieuwe Gids, zoals deze zich na Verwey's uittreden uit de re dactie in hem en dóór hem verder ontwik kelde, maar als een onopzettelijke verhel dering van het beeld, dat voor een toege wijde lezer uit het oeuvre-als-geheel van deze grote „Tachtiger" oprijst: een gave eenheid van leven, bezinning en dichten, een tot een klaar-lichtend edelgesteente bedwongen gloed van bovenmenselijke her komst, die in het diepste van het gedicht het menselijk-begrensde bevrijdend door straalt Van Eyck had gelijk: ,Het is altijd moei lijk gebleken in een tijdgenoot, wiens be lang het voornamelijk tijdgenotelijk der meesten te boven gaat, de volle maat van zijn waarde te erkennen. Hoe sterk Ver wey's positie als groot dichter zelfs nu, in dit gewricht van strijd en verwarring, van verstoord gevoel voor verhoudingen, van overvloedige en haastige oordelen bij schaarse en trage voortbrenging ook zijn moge, zijn werkelijke tijd moet nog ko men". Ook deze brieven getuigen ervan: van een dichterlijke adel, waaraan de tijd nog niet toe is. C. J. E. Dinaux

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 14