discoucs Dahomey was al eens eerder onafhankelijk, maar hoe... Nieuwe medische uitgaven Opdat men niet vergete... ZATERDAG 15 OKTOBER 1960 Erbij PAGINA I) R i TOT DE AFRIKAANSE gebieden, die onlangs binnen de Franse Unie onaf hankelijk geworden zijn, behoort ook Dahomey aan de oude Slavenkust. Het is een van de weinige Afrikaanse landen, die in de vorige eeuw regelmatig „in het nieuws" kwamen, maar het waren meestal geen prettige berichten, Dahomey's historie is er namelijk een van bloedige wreedheden zonder weerga, mensen offers en slavenjachten. WAT ER IN DE LANDEN van Daho mey gebeurd is vóór de zeventiende eeuw zal wel altijd in het duister van het ver leden verborgen blijven. Mogelijk is er toen reeds in het binnenland een neger rijk geweest, maar het kan ook zijn, dat vele stammen daar een onafhankelijk be staan leidden. In het begin van de zeven tiende eeuw ontstond het negerrijk Daho mey. Het was in zekere zin al spoedig een geordende staat en daaraan is de Hamietische invloed niet vreemd geweest. Wellicht hebben de koningen van Dahomey dan ook zeer veel van hun macht te dan ken gehad aan het Nabije Oosten en was hun staatsbestuur op deze buitenlandse invloeden gebaseerd. Zelfs lijkt het er veel op dat zij de slavenhandel al kenden, voordat de Europeanen deze aan de kus ten van Dahomey brachten. De invloed van de koningen van Dahomey reikte trou wens in de zeventiende eeuw nog nauwe lijks tot de kust. Maar toen de Europe anen belang begonnen te stellen in de kuststrook en dat waren ook de Ne derlanders kregen de koningen van Da homey er ook interesse voor. Een eeuw later werd de koning van Da homey in de wijde omtrek gevreesd. Niet alleen het naburige Togoland en Jo- ruba met. Benin in Westelijk Nigeria had den voortdurend te lijden van de Da'no- mese legers, maar ook de stammen in het noordelijker, over de Niger gelegen Nupe moesten het ontgelden In het leger van Dahomey diende ook vrouwen, een „ama zonegarde", die in hun handel en wandel bitter weinig met het zwakke geslacht gemeen hadden. Omstreeks 1720 werd de hele kuststrook door Dahomey bezet en daarmee de grondslag gelegd voor de slavenhandel. Tevens deed de Europese invloed zich nu gelden, die echter niet matigend werkte op de bloeddorst van DA- homey's koningen.. NERGENS IN AFRIKA nam de slaven handel een omvang aan als aan de kust van Dahomey. De koning van Dahomey werd de grootste mensenjager van heel Afrika voor de Europeanen. Bijna twee eeuwen lang hebben deze mensonwaar dige praktijken aan de kusten van Daho mey honderdduizenden negers in slavernij gebracht of gedood.en speelden zich hiel de vreselijkste taferelen af. Nog maar honderd jaar geleden werden van Daho mey's kusten jaarlijks 20.000 tot 50.000 slaven ingescheept om op het westelijk halfrond dwangarbeid te verrichten. En toch..waren zij misschien nog de ge lukkigsten. Zij hadden althans nog een kans, in leven te blijven De koning van Dahomey was een ab solute alleenheerser. Hij was tevens de eigenaar van alle vrouwen en kinderen in het land. De mannen moesten een ze kere belasting opbrengen om hun vrou wen en de kinderen vrij te kopen. Was men hiertoe niet in staat, dan verloor men het recht op zijn gezin. Iedere ingeze tene van Dahomey wist dat zijn of haar hoofd de koning behoorde en dat de vorst te allen tijde over leven of dood kon be schikken. Voorts heerste in Dahomey het geloof dat men door het eten van men senharten dapperder werd, hetgeen leid de tot een grenzeloos kannibalisme. Bij na elke morgen vielen er slachtoffers, waarvan de hoofden voor de woning van Zijne Majesteit werden gelegd. Vele ko ningen beschouwden het als een lekker nij, pasgeboren kinderen te eten.. WEERZINWEKKEND waren de men senoffers, wanneer één der koningen stierf. Om de gestorvene in het hiernamaals te vergezellen en alle eer te bewijzen, wer den zoveel mogelijk mensen geofferd, die meestal elders geroofd werden maar ook dikwijls inwoners van Dahomey wax-en. Deze plechtigheden waren afschuwelijke gebeurtenissen. Eén der gi-ootste bloed- feesten juist honderd jaar geleden gehou den. Daarover berichtte „The West Afri can Herald" van 13 juni 1860: „Zijne Majesteit Badahung, koning van Dahcmey in Guinee, is op het punt om het grootste lijkfeest of „groot costuum", gelijk het genoemd wordt, ter ere van de vorige koning Cezo te houden. Alle vorige vorsten in de luister dezer plechtigheid willende overtreffen, heeft Badahung zeer grote toebereidselen voor de viering van het feest gemaakt. Er is een grote put gegraven ter opvan ging van mensenbloed in genoegzame hoeveelheid om een kano in drijvende te houden. Er zullen bij deze gelegen heid 2000 mensen worden geofferd. De koning heeft den krijgstocht tegen Abeokuta, de hoofdplaats van een mach tige volksstam, waarmee hij in vijand schap verkeert, uitgesteld; maar hij heeft zijn leger uitgezonden om een strooptocht onder enige minder machti ge stammen te doen, en zijn troepen zijn met veel krijgsgevangenen teruggeko men. Van deze gevangenen zullen de jeugdigen als slaven verkocht en de meer bejaarden op het „groot costuum" geslacht worden. Op 26 oktober 1860 bracht de Nederland se pérs het volgende bericht uit Londen: „Onlangs werd van de kust van Gui nee berigt ontvangen, dat de nieuwe ko ning van Dahomey voornemens was, zijn ti-oonsbeklimming met een ongev/oon gx-oot menschenoffer te vieren. Thans leest men in „The Times" een brief uit Cape Coast Castle van den 16 septem ber: Er zijn te Dahomey nog grootere gru welen gepleegd, dan de berigten hadden doen verwachten. Duizenden menschen zijn als offers geslagt. Wij hoox-en, dat Engelschen en andere Europeanen al daar gevangen zijn gezet, waarschijnlijk omdat zij weigerden getuige van het menschenoffer te zijn of aan de dui- velsplechtigheid deel te nemen". WIE MOCHT DENKEN dat de beschaaf de Europese mogendheden nu een poging deden om de wrede koning Badahung van de troon te stoten, heeft het mis. Onge stoord voei-en de slavenschepen naar de kust van Dahomey om de slaven voor de Amerikaanse plantages te halen en Bada hung te betalen met goud, zilver en je never. Met zo'n man was het best zaken doen. Hij haalde immers de kastanjes uit het vuur Toch gingen de zaken van koning Bada hung achtex-uit door de wetten tegen de slavernij die in verschillende landen in gevoerd werden. Maar toen omsti-eeks 1870 het mensontex-ende bedrijf aan de kust een einde nam, wist de vorst nieuw afzet gebied te vinden. Hij x-edde zijn slavenex- port op de Arabische landen, waarheen duizenden ongelukkigen verkocht werden. Inmiddels was voox-al het naburige Togo land zwaar getroffen door de mensenjacht vanuit Dahomey. De bevolking was daar gedecimeei-d. Maar ook van de Dahome- zen zelf was niet veel meer over. Van de 1.400.000 inwonex-s, die Dahomey tegenwoor dig heeft, behoox-t nog niet de helft tot na zaten van de oorspronkelijke bevolking. Het grootste deel der inwoners bestaat uit nakomelingen van de omliggende vol keren, die als gevangenen naar Dahomey werden gebracht. Tot 1892 kon de koning van Dahomey zijn praktijken ongestoord voortzetten. Toen moest hij de strijd aanbinden tegen de Fransen, die in 1894 van zijn land een ko lonie maakten. Daarmee kwam een einde aan de bloedfeesten en de mensenroof. In geen Afrikaans land was de komst van het Europese gezag zo wenselijk als in Daho mey. NU IS DAHOMEY weer onafhankelijk. Maar het zijn geen nazaten van Badahung die er regeren. Hun bloedige x-egex-ing is voor goed "verleden tijd. Maar toch leven er in Dahomey nog ouden van dagen die de laatste koning gekend, en de bloed feesten meegemaakt hebben. Al keuren wij dan als verlichte twintigste- eeuwers het kolonialisme af, voor Daho mey is Franse heerschappij een zegen ge weest, ondanks het feit dat vele Eux-opea- nen eeuwen lang gemene zaak met de bloedvorsten van dat land gemaakt heb ben. En onder die Europeanen waren we moeten het eerlijk bekennen vele Nederlanders, in dienst van rijke regenten uit onze steden T. S. J. Vleer S.AAAi A ®fat<ergr®nden van presügek vvesties mJ!!!»SO* - OBMfrtk'Ü Cuessoeo N'Soll Bolroeo .8 illo iTsjqQf ró'ê;i NIGERIA: TOGO „EEN ARBEIDER kwam door een speciale op dracht met zijn inkomen boven de loongrens en ontving prompt een biljet van de inkomstenbelasting thuis. Verontwaardigd kwam hij bij de personeel- chef: „Heb ik me hiervoor uitgesloofd? Nu kan ik mijn geld weer naar de belasting brengen". Toen hem erop gewezen werd, dat de beambten, die meer dan 6.900 verdie nen, ook inkomstenbelas ting moeten betalen, luid de zijn opmerking: „Ja, maar dat zijn kantoor mensen, die kunnen het betalen". Een eigenaar dige, onlogische opvat ting, maar volkomen be grijpelijk vanuit de psy chologie der status ver schillen, waarin de werke lijkheid tot een karikatuur van zichzelf vertekend wordt. Zo wordt bijvoor beeld iemand die hoger in de status-hiërarchie staat ook een hoger inkomen toegedicht, hij kan en mag, ja moet zich meer permitteren dan de lager geplaatsten, ten opzichte van wie hij voortdurend afstand zal bewaren. Duidelijke voorbeelden van verschillen op de schaal van het sociaal waarderingssysteem, vin den we in het onderscheid dat gemaakt wordt tussen hancï- en hoofdarbeid, of wel tussen handarbeiders cn beambten. Het is voor al op deze kant van het probleem dat dr. L. J. Achterbergh in zijn thans herdrukte en iets gewijzig de proefschrift „Achter gronden van prestigekwes ties, ervaring en beleving van statusverhoudingen in het industriële bedrijf" (uitgeverij De Toorts, Haarlem), de nadruk legt. Hetgeen wel mede zal voortvloeien uit zijn func tie, namelijk hoofd van de bedrijfspsychologische dienst van de D.A.F. te Eindhoven. Dr. Achter bergh is een man van de praktijk en dat wordt ook duidelijk in dit strikt wetenschappelijke werk. Hij weet de tekst te ver levendigen met prachtige uit de praktijk van het maatschappelijk leven getrokken anecdotische voorvallen, die een waar devolle illustratie vórmen van de theoretische ver handeling, zoals het hier boven geciteerde gesprek. Winkeliers en warenhuizen zijn zich alweer ijverig aan het voorbereiden op de Sinter klaastijd. Met felle belangstelling volgt de jeugd de uitstallingen van- en demonstra ties met de laatste speelgoednouveautés. Zolang de ijdelheid, het egoïsme, de gel dingsdrang en de agressiviteit menselijke eigenschappen zullen zijn, zolang zullen er prestigeconflicten blijven. In het boek van dr. Achterbergh worden oorzaken voor dit soort geschillen opge spoord en geanalyseerd en de resultaten zijn niet al te verrassend maar wel ver duidelijkend. De meeste mensen kennen deze klein-menselijke kant wel uit eigen ervaring en men vindt dit soort kwesties „kinderachtig" voor zover het eigen belang er niet mee gemoeid is, maar raakt het de eigen status, dan is er ineens niets lachwekkends meer aan, doch behoort de zaak tot de belangrijkste van de wereld DE STATUS HEEFT TAL van kenteke nen. Sommige zijn gegeven door de lei ding, andere vloeien voort uit de aard van het werk. Zo is de seriemaker stellig la ger gewaardeerd dan de gereedschapma ker, de handarbeider lager dan de be ambte. De voorwerker werkt vaak zelf met de ploeg mee, de onderbaas behoeft dat niet te doen, want hij is beambte. In de ogen van de handax-beiders wordt er door de „kantoormensen" niet gewerkt: „Een dienstmeisje vertelde haar mevrouw, dat haar jongen promotie had gemaakt. Hij was van magazijnknecht kantoorbe diende geworden. „Mevrouw hij behoeft niet meer te werken, hij hoeft alleen maar te schrijven". Andersom voelt het admi nistratief personeel zich boven „die van de fabriek" vex-heven, ook al eist hun werk soms minder kennis dan dat van de ge schoolde vakman. De moderne boekhoud machines hebben veel kantoorwerk ver eenvoudigd tot enkele simpele handelingen (ponskaarten), maar desondanks acht men de eigen status superieur aan die van de arbeider. Men heeft dan ook (nog) be paalde privileges: De kantoorman begint later, behoeft niet te prikken; heeft geen werkpak aan; houdt de handen schoon bij het werk; kan zijn colbertje blijven dra gen; heeft vaak een langere vakantie; be hoeft geen boetes te betalen voor bepaal de overtreding maar krijgt hoogstens een berisping; heeft een langere opzegtermijn en wordt bij sollicitaties anders behandeld; hij is meestal maandloner en krijgt een salaris, de arbeider ontvangt een week loon waarvan de hoogte aan de openbaar heid wordt prijsgegeven. De beambte doet meestal zeer geheimzinnig met zijn inko men. De hoogte ervan kan hoogstens wor den afgemeten aan de manier waarop hij leeft, aan de uitgaven die hij doet. Van daar dat er over de salarissen van de topfunctionarissen soms de vx-eemdste ver halen de x-onde doen. DAN ZIJN ER DE KENTEKENEN ten gevolge van de communicatie. Niet ieder een mag direct in contact treden met de directie, maar moeten dit langs de hiërar chieke weg doen. Anderen kunnen eerst de secretaresse benaderen en mogen daar na al of niet verder. Volgens dr. Achter- bergh is vooral de angst gx-oot voor la- gergeplaatsten die uit hoofde van hun functie gex-egeld contact met de hoogge- plaatsten hebben. Hun gezag, hun macht is groot. Van belang is ook dat men naar buiten laat voelen dat men dit contact heeft, het prestige wordt er door vergroot. Er zijn nog tal van andere statusken- ïrxerken, zoals de ruimte waarin ixien werkt; of men al of niet in de sociale verzekeringen „zit"; de informele groep waartoe men behoort; gedrag en houding die mensen, gezien hun status tegenover DE BEIDE PIANOTRIO'S van Schu bert behoren tot het gemeengoed van de musicerende amateurs en deze voor treffelijke opname van het eerste Trio, in Bes, zal zijn weg dan ook wel vinden. De kwaliteiten van het uitvoerend en semble zijn al eens eerder in deze r-u- bx-iek genoemd, naar aanleiding van een plaat met trio's van Ravel en Mozart, eveneens door D.G.G. opgenomen. De stuwende kracht is de pianist, wiens sprankelende, open speelwijze geheel is afgestemd op zijn met minder volu me-mogelijkheden gezegende partners. Van zo'n ai-chi-bekend werk als Schu bert's eerste pianotrio wordt het stof afgekrabd, en dat is een grote verdien ste. In de tweede plaatzijde wox-dt aan gevuld met een onbekend kamermuziek werk van Beethoven, ondanks het opus nummer uit zijn jeugdjaren datex-end. De veertien variaties over een eenvou dig thema in gebroken drieklanken zijn, naar de mode van die dagen, eigenlijk meer uitgewerkte figuraties van steeds toenemende gecompliceerdheid. Zij be zitten echter niet het „galante" karak ter dat men zou verwachten van de ei gen stijl van Beethoven. DE HERFSTIGE NATUUR van Bx-ahms deed hem een eigenaardige voox-keur hebben voor „Rijpe", volle timbres in de kamex-muziek. Het is op vallend dat twee strijksextetten, twee kwintetten voor strijkinstrumenten en één voor strijkers en klarinet aan een behoefte schijnen te beantwoorden om het geijkte kwartet der vier maal vier snaren uit te breiden naar de kant van een donker-getinte, ernstige klank die stem kan geven aan een melancholiek temperament. Men doet Brahms dan ook onrecht wanneer men hem gevoel voor klankkleur ontzegt; hij bezat dat, maar binnen een bepaald „gamma" van kleuren, mosgroen en rossig, zou men bijna willen zeggen. Het is dan ook jammer dat in de concertpraktijk, die aan de meer gangbare samenstelling van het strijkkwartet de voorrang moet geven, de bovengenoemde 5 werken zo zelden te horen zijn, want zij behoren tot het meest eigene van deze compo nist. Het tweede strijkkwartet (in de be zetting: twee violen, twee altviolen, cello) hoort men op deze Philips-opna- me in een zeer evenwichtige, nergens geforceerde uitvoering van vijf eerste rangs musici, onder wie Isaac Stern, en Paul Tox-telier; Zij bewijzen dat een solist van topklasse wel degelijk ook een begaafd kamermuziekspeler kan zijn. Deze plaat bevat op de andere zijde het populair geworden pianokwax-- tet van Schumann opus 44. Met mede werking van de Engelse pianiste Myra Hess krijgt de uitvoering het typische Schumann'se enthousiasme, gepaard aan 'n klassieke beheersing, waardoor iedere overeacentuering wordt ver meden. TIJDENS HET HOLLAND FESTIVAL heeft men dit jaar ook in ons land kennis kunnen maken met het Ameri kaanse Juilliard-kwartet, dat zich voor namelijk in de vertolking van modern werk een ansemble van topklasse toon de. Philips brengt een opname uit met Hieronder volgen besprekingen van vier opnamen met kamermuziek in verschillende, bezettingen: pionatrio, strijkkwintet piano kwintet en strijkkwartet. Allereerst Schubert: Pianotrio in Bes op. 99: Beethoven: Variaties in Es op. 44; „Trio dl Trieste": Dario da Rosa ((piano), Renato Za- nettovich (viool), Libero Lana (cello) D.G.G. LPM 18583 Voorts Brahms: Strijkkwintet no. 2 in G, op. Ill; Schumann: Pianokwintet in Es, op. 44: Isaac Stern en Alexander Schneider (viool), Milton Katims en Milton Thomas (alt viool), Paul Tortelier (cello) en Dame Myra Hess (pianoi Philips ABL 3184. Voorts Bartók: Strijkkwartetten no. 5 (1934) en no. 6 (1939); Juilliard String Quartet: R. Mann en R. Koff (viool), R. Hillyer (altviool) en A. Winograd (cello) Philins ABL 3093. En tenslotte Schön- berg: Strijkkwartet no. 2 (op 10) en no. 3 (op. 30); Juilliard String Quartet met Uta Grat, sopraan. Philips A 01177 L. de door hen gespeelde laatste strijk kwartetten van Bartók, no.'s 5 en 6; ook de eerste twee van het zestal zijn al verschenen, en men mag aannemen dat 3 en 4 weldra zullen volgen. Van 't integrale kwartet-oeuvre van Bartók bestond tot nog toe slechts één andere opname, namelijk van het (Hongaar se) Végli-kwartet. De opvatting van de Amerikanen is, zoals men kon ver wachten, iets minder „ruig", maar munt uit door een grote rijkdom aan scha keringen hetgeen in deze werken,waarin Bartók bijkans een soort nieuw impres sionisme voor de vier strijkers heeft weten te scheppen, zeer opvallend is. Daarbij hebben zij zich de nu eens ge spannen, dan weer ogenschijnlijk zeer vrije ritmiek van Bartók volkomen eigen gemaakt, zowel in 't „tempo gius- to" als in het „tempo rubato" het musi ceren 'n grote mate van natuurlijkheid bewaart. Er zijn wel een momenten in deze partituren waarin men, bij alle rijkdom aan inventie de indruk krijgt van een overbelasting van de klankmo gelijkheden der vier strijkers, ter wille van een heftig expressionisme. Dankzij het sterke invoelingsvermogen en de nauwkeurige klankzin van het uitvoe rend ensemble vervallen deze bezwa ren vrijwel geheel. EEN ANDERE OPNAME eveneens door Philips uitgebracht, doet ons het zelfde ensemble horen in twee kwartet ten van Schönberg. Het eerste van de twee, opus 10, dateert nog uit zijn „to nale"' pex-iode, zonder nochtans te ir- x-iteren door de chromatische weekhar tigheid van het strijksextet „Verklarte Nacht". Het is een naar binnen ge keerde, enigzins „broedende" muziek, waarin zich een persoonlijke gevoelig heid op zeer overzichtelijke wijze ma nifesteert. Men meent er een echo in te horen van de bewondering die de componist voor zijn oudere stadgenoot Gustav Mahler koesterde, hetgeen nog versterkt wordt door de introductie van een sopraanstem in het derde en vierde deel. Uta Graf zingt deze partij en voegt zich qua timbre en expressie prachtig naar de vier strijkers. Op de andex-e plaatzijde het derde kwartet, twintig jaar later gecomponeerd, en een van de eerste werken waarin de atona liteit volledig haar rechten doet gelden. De uitvoeringen door 't Juillard-kwar- tet zijn ook hier van een grote ver fijning en weten steeds de algemeen- geldende muzikale essentie uit de zeer gecompliceerde partituren te ontwikke len. Merkwaardig is dat bij deze twee werken die men vrijwel nooit in de concertzaal te horen krijgt, geen enkel commentaar op de hoes wordt gegeven. Zelfs de namen van de leden van het strijkkwartet vindt men alleen op de label. Sas Bunge elkaar, tegenover waarden, normen, ver houdingen, gebeurtenissen en maatregelen innemen; de taal, die zij spreken; de ruimtelijke plaats, die iemand in de werk groep inneemt en die niet door de leiding is vastgesteld; de kleding en dergelijke. PRESTIGEVERLIES is hoogst onaange naam en een ieder doet zijn best om de eigen status te houden en waar mogelijk te vex-beteren. Daarbij is echter het oor deel van de groep zeer belangrijk. Arbei ders remmen hun prestatie af of houden zelfs met werken op, als zij in de ogen van de groepsleden hun dagprestatie gele- verd hebben, ondanks de hoge premie, die zij anders zouden kunnen halen. Verder gaan zou verkeerd worden uitgelegd en men neemt liever geldelijk verlies dan een veroordeling door de groep te riskeren. Verliest men aan status, dan verliest men vaak ook aan allerlei emolumenten, inaar zelfs als dat niet het geval is, ja als men er op vooruitgaat in bij voorbeeld financieel opzicht, dan nog zien we velen de oude functie met de hoogste status prefereren. De mens blijft irrationeel in zijn gedragingen, zou men kunnen conclu deren. Maar die irrationele prestige facto ren, het proefschrift van dr. Achterbergh bewijst het, zijn reële krachten, waarmee niet alleen de leiding, maar iedereen die in een bedrijf werkzaam is rekening dient te houden. Eikaars status ontzien, maar waar nodig ook de gek steken met al te kleinzielig gedoe, lijkt ons de beste reme die tegen een streven dat gemakkelijk in een kwaal kan ontaarden. W. Langeveld AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA PRESTIGEKWESTIES zijn meestal on plezierige aangelegenheden. Ze bederven de sfeer in een bedrijf, werken remmend op de arbeidsprestatie, maken mensen angstig en krampachtig, zijn bronnen van voortdurende wrijving en maken ook bui tenstaanders op den duur gespitst op hun prestige. Hun effect, kan men hoogstens verkleinen, nimmer volmaakt doen ver dwijnen omdat de mens nu eenmaal zowel stx-eeft naar gelijkheid aan de anderen, als naar accentuering van de verschillen. DRIEHOEKSBESPREKINGEN door Veeneklaas, Milikowski en Schouten, W. de Haan, Zeist, Standaardboekhandel. In een fleurig omslag met kinderlijke tekeningen presenteert De Haan in zijn Academische Bibliotheek dit boekje, dat een kinderarts, psychiater en socioloog samen aan het woord laat. Uitgangspunt is een ziek kind. En zo zijn er twaalf ge kozen om de verschillende verwikkelingen van het ziek-zijn op het milieu, maar ook en meer nog de invloed van het men zou zeggen „zieke milieu" op 't kind, dat het ziek maakte, demonstreert. De combinatie van kinderarts en kinderpsy chiater is gewoon, de dex-de en nieuwe stem is van de socioloog. De socioloog met zijn typische manier van denken en zeggen betekent een vex-scherping, een verrijking van de ervaring van alle dag. Hij ziet op de eerste plaats de groep, waarvan de enkeling exponent is. Men treft dan ook een groepsindeling naar sociologische maatstaven van de patiëntjes aan. De waarde van het boek is gelegen in een verscherpt begrip en verrijking van de woordenschat, waarmee eenieder die met deze problematiek te maken heeft zijn voordeel kan doen. Het is een zeer stevige en goede grondslag voor ovexwegingen van preventieve aard. GEZOND DOOR LICHT, door dr. G. W. Fris. Uitg. Servire-pocket. Den Haag. Over de betekenis van het licht voor de gezondheid zijn we het allemaal wel eens. Of we echter zover zullen komen als dr. Fris ons hebben wil, namelijk dat we met onze griep en eventuele andere infectie ziektes en ziekten in zijn lichtkamer zullen gaan liggen, is een tweede. De moeizaam zwoegende pionier van de lichttherapie, (Vervolg van pag. 2) ting. Want dèt is voor Brandt men hoort het in zijn latex-e bundels met alle macht van de onmacht uitgesproken het vi-eselijkste van het vreselijke: dat de mens onverminderd voor de mens een wolf is gebleven en elk ogenblik kan gaan heulen met het oerbeest-, dat hij drie en een half jaar lang aan het werk zag bin nen het prikkeldraad van zijn Sumatraan- se kamp. „HET GEHEIM" werd hem door die zelfde gevoelens ingegeven. „Je kunt het niet uitleggen, je moet het hebben onder vonden" het „geheim" blijft tenslotte een geheim dat van een aan de rand van de doodsafgrond herkregen vrijheid. Het is een waar gebeurd verhaal, te waar haast om nu nog geloofd te kunnen wor den: het verhaal van het bevrijdingsuur op de 24ste augustus anno 1945 in een Ja pans kamp, het uur waarop een ster vende zijn „geheim" onthult, een in zijn hoofdkussentje verborgen gehouden Neder landse vlag, die hij met zijn laatste krach ten op het dak van de dodenloods ont plooit. Die vlag is hier meer dan een na tionaal symbool, meer zelfs dan een em bleem van de vrijheid: hij is een teken van het leven in menselijke waardig heid, zonder welke de vrijheid, zo duur be taald, wordt verraden aan brood en spe len. Maar dicht Brandt „Vertel nu maar niet meer zo veel, wij moeten het liever vergeten; zeg maar niets, het is immers al lang geleden gebeurd.." HET ONHEIL is lang genoeg voorbij, het is inmiddels alweer dicht genoeg na bij, om zich op deze gedichten en op dit verhaal te bezinnen. Er zullen er nog al tijd genoeg zijn die in deze poëzie en in dit proza de stem kunnen horen van een dich ter, die het leed van „toen" niet vergeten kan, niet vergeten wil, terwille van mor gen. C. J. E. Dinaux Finssen, die de huidtuberculose met zijn booglampen genas, zou blij geweest zijn met de nieuwe medicinale therapie, be staande uit hoge hoeveelheden vitamine D. Volgens dr. Fris moet men echter de doffe medicus met zijn recept stellen tegenover de heldere, stralende lichtdokter met zijn lampen. Men krijgt de indruk dat hij iets te optimistisch is, als men leest dat hij malaria en asthma met licht geneest. VAN LUIER TOT LEESPLANK door Beccy de Vries (Meulenhoff-Pocket) Beccy de Vries schx-eef als moeder een aardig boekje voor moeders over kinderen. Het is tot de rand gevuld met raadgevin gen voor alledag.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 15