discoucs
Dahomey was al eens eerder
onafhankelijk, maar hoe...
Nieuwe medische uitgaven
Opdat men niet vergete...
ZATERDAG 15 OKTOBER 1960
Erbij
PAGINA I) R i
TOT DE AFRIKAANSE gebieden, die onlangs binnen de Franse Unie onaf
hankelijk geworden zijn, behoort ook Dahomey aan de oude Slavenkust. Het is
een van de weinige Afrikaanse landen, die in de vorige eeuw regelmatig „in het
nieuws" kwamen, maar het waren meestal geen prettige berichten, Dahomey's
historie is er namelijk een van bloedige wreedheden zonder weerga, mensen
offers en slavenjachten.
WAT ER IN DE LANDEN van Daho
mey gebeurd is vóór de zeventiende eeuw
zal wel altijd in het duister van het ver
leden verborgen blijven. Mogelijk is er
toen reeds in het binnenland een neger
rijk geweest, maar het kan ook zijn, dat
vele stammen daar een onafhankelijk be
staan leidden. In het begin van de zeven
tiende eeuw ontstond het negerrijk Daho
mey. Het was in zekere zin al spoedig
een geordende staat en daaraan is de
Hamietische invloed niet vreemd geweest.
Wellicht hebben de koningen van Dahomey
dan ook zeer veel van hun macht te dan
ken gehad aan het Nabije Oosten en was
hun staatsbestuur op deze buitenlandse
invloeden gebaseerd. Zelfs lijkt het er veel
op dat zij de slavenhandel al kenden,
voordat de Europeanen deze aan de kus
ten van Dahomey brachten. De invloed
van de koningen van Dahomey reikte trou
wens in de zeventiende eeuw nog nauwe
lijks tot de kust. Maar toen de Europe
anen belang begonnen te stellen in de
kuststrook en dat waren ook de Ne
derlanders kregen de koningen van Da
homey er ook interesse voor.
Een eeuw later werd de koning van Da
homey in de wijde omtrek gevreesd.
Niet alleen het naburige Togoland en Jo-
ruba met. Benin in Westelijk Nigeria had
den voortdurend te lijden van de Da'no-
mese legers, maar ook de stammen in het
noordelijker, over de Niger gelegen Nupe
moesten het ontgelden In het leger van
Dahomey diende ook vrouwen, een „ama
zonegarde", die in hun handel en wandel
bitter weinig met het zwakke geslacht
gemeen hadden. Omstreeks 1720 werd de
hele kuststrook door Dahomey bezet en
daarmee de grondslag gelegd voor de
slavenhandel. Tevens deed de Europese
invloed zich nu gelden, die echter niet
matigend werkte op de bloeddorst van DA-
homey's koningen..
NERGENS IN AFRIKA nam de slaven
handel een omvang aan als aan de kust
van Dahomey. De koning van Dahomey
werd de grootste mensenjager van heel
Afrika voor de Europeanen. Bijna twee
eeuwen lang hebben deze mensonwaar
dige praktijken aan de kusten van Daho
mey honderdduizenden negers in slavernij
gebracht of gedood.en speelden zich hiel
de vreselijkste taferelen af. Nog maar
honderd jaar geleden werden van Daho
mey's kusten jaarlijks 20.000 tot 50.000
slaven ingescheept om op het westelijk
halfrond dwangarbeid te verrichten. En
toch..waren zij misschien nog de ge
lukkigsten. Zij hadden althans nog een
kans, in leven te blijven
De koning van Dahomey was een ab
solute alleenheerser. Hij was tevens de
eigenaar van alle vrouwen en kinderen
in het land. De mannen moesten een ze
kere belasting opbrengen om hun vrou
wen en de kinderen vrij te kopen. Was
men hiertoe niet in staat, dan verloor
men het recht op zijn gezin. Iedere ingeze
tene van Dahomey wist dat zijn of haar
hoofd de koning behoorde en dat de vorst
te allen tijde over leven of dood kon be
schikken. Voorts heerste in Dahomey het
geloof dat men door het eten van men
senharten dapperder werd, hetgeen leid
de tot een grenzeloos kannibalisme. Bij
na elke morgen vielen er slachtoffers,
waarvan de hoofden voor de woning van
Zijne Majesteit werden gelegd. Vele ko
ningen beschouwden het als een lekker
nij, pasgeboren kinderen te eten..
WEERZINWEKKEND waren de men
senoffers, wanneer één der koningen stierf.
Om de gestorvene in het hiernamaals te
vergezellen en alle eer te bewijzen, wer
den zoveel mogelijk mensen geofferd, die
meestal elders geroofd werden maar ook
dikwijls inwoners van Dahomey wax-en.
Deze plechtigheden waren afschuwelijke
gebeurtenissen. Eén der gi-ootste bloed-
feesten juist honderd jaar geleden gehou
den. Daarover berichtte „The West Afri
can Herald" van 13 juni 1860:
„Zijne Majesteit Badahung, koning van
Dahcmey in Guinee, is op het punt om
het grootste lijkfeest of „groot costuum",
gelijk het genoemd wordt, ter ere
van de vorige koning Cezo te houden.
Alle vorige vorsten in de luister dezer
plechtigheid willende overtreffen, heeft
Badahung zeer grote toebereidselen voor
de viering van het feest gemaakt. Er
is een grote put gegraven ter opvan
ging van mensenbloed in genoegzame
hoeveelheid om een kano in drijvende
te houden. Er zullen bij deze gelegen
heid 2000 mensen worden geofferd.
De koning heeft den krijgstocht tegen
Abeokuta, de hoofdplaats van een mach
tige volksstam, waarmee hij in vijand
schap verkeert, uitgesteld; maar hij
heeft zijn leger uitgezonden om een
strooptocht onder enige minder machti
ge stammen te doen, en zijn troepen zijn
met veel krijgsgevangenen teruggeko
men. Van deze gevangenen zullen de
jeugdigen als slaven verkocht en de
meer bejaarden op het „groot costuum"
geslacht worden.
Op 26 oktober 1860 bracht de Nederland
se pérs het volgende bericht uit Londen:
„Onlangs werd van de kust van Gui
nee berigt ontvangen, dat de nieuwe ko
ning van Dahomey voornemens was,
zijn ti-oonsbeklimming met een ongev/oon
gx-oot menschenoffer te vieren. Thans
leest men in „The Times" een brief uit
Cape Coast Castle van den 16 septem
ber:
Er zijn te Dahomey nog grootere gru
welen gepleegd, dan de berigten hadden
doen verwachten. Duizenden menschen
zijn als offers geslagt. Wij hoox-en, dat
Engelschen en andere Europeanen al
daar gevangen zijn gezet, waarschijnlijk
omdat zij weigerden getuige van het
menschenoffer te zijn of aan de dui-
velsplechtigheid deel te nemen".
WIE MOCHT DENKEN dat de beschaaf
de Europese mogendheden nu een poging
deden om de wrede koning Badahung van
de troon te stoten, heeft het mis. Onge
stoord voei-en de slavenschepen naar de
kust van Dahomey om de slaven voor de
Amerikaanse plantages te halen en Bada
hung te betalen met goud, zilver en je
never. Met zo'n man was het best zaken
doen. Hij haalde immers de kastanjes
uit het vuur
Toch gingen de zaken van koning Bada
hung achtex-uit door de wetten tegen de
slavernij die in verschillende landen in
gevoerd werden. Maar toen omsti-eeks
1870 het mensontex-ende bedrijf aan de kust
een einde nam, wist de vorst nieuw afzet
gebied te vinden. Hij x-edde zijn slavenex-
port op de Arabische landen, waarheen
duizenden ongelukkigen verkocht werden.
Inmiddels was voox-al het naburige Togo
land zwaar getroffen door de mensenjacht
vanuit Dahomey. De bevolking was daar
gedecimeei-d. Maar ook van de Dahome-
zen zelf was niet veel meer over. Van de
1.400.000 inwonex-s, die Dahomey tegenwoor
dig heeft, behoox-t nog niet de helft tot na
zaten van de oorspronkelijke bevolking.
Het grootste deel der inwoners bestaat
uit nakomelingen van de omliggende vol
keren, die als gevangenen naar Dahomey
werden gebracht.
Tot 1892 kon de koning van Dahomey zijn
praktijken ongestoord voortzetten. Toen
moest hij de strijd aanbinden tegen de
Fransen, die in 1894 van zijn land een ko
lonie maakten. Daarmee kwam een einde
aan de bloedfeesten en de mensenroof. In
geen Afrikaans land was de komst van het
Europese gezag zo wenselijk als in Daho
mey.
NU IS DAHOMEY weer onafhankelijk.
Maar het zijn geen nazaten van Badahung
die er regeren. Hun bloedige x-egex-ing is
voor goed "verleden tijd. Maar toch leven
er in Dahomey nog ouden van dagen
die de laatste koning gekend, en de bloed
feesten meegemaakt hebben.
Al keuren wij dan als verlichte twintigste-
eeuwers het kolonialisme af, voor Daho
mey is Franse heerschappij een zegen ge
weest, ondanks het feit dat vele Eux-opea-
nen eeuwen lang gemene zaak met de
bloedvorsten van dat land gemaakt heb
ben. En onder die Europeanen waren
we moeten het eerlijk bekennen vele
Nederlanders, in dienst van rijke regenten
uit onze steden
T. S. J. Vleer
S.AAAi
A ®fat<ergr®nden
van
presügek vvesties
mJ!!!»SO* - OBMfrtk'Ü
Cuessoeo
N'Soll
Bolroeo
.8 illo iTsjqQf ró'ê;i
NIGERIA:
TOGO
„EEN ARBEIDER kwam
door een speciale op
dracht met zijn inkomen
boven de loongrens en
ontving prompt een biljet
van de inkomstenbelasting
thuis. Verontwaardigd
kwam hij bij de personeel-
chef: „Heb ik me hiervoor
uitgesloofd? Nu kan ik
mijn geld weer naar de
belasting brengen". Toen
hem erop gewezen werd,
dat de beambten, die
meer dan 6.900 verdie
nen, ook inkomstenbelas
ting moeten betalen, luid
de zijn opmerking: „Ja,
maar dat zijn kantoor
mensen, die kunnen het
betalen". Een eigenaar
dige, onlogische opvat
ting, maar volkomen be
grijpelijk vanuit de psy
chologie der status ver
schillen, waarin de werke
lijkheid tot een karikatuur
van zichzelf vertekend
wordt. Zo wordt bijvoor
beeld iemand die hoger in
de status-hiërarchie staat
ook een hoger inkomen
toegedicht, hij kan en
mag, ja moet zich meer
permitteren dan de lager
geplaatsten, ten opzichte
van wie hij voortdurend
afstand zal bewaren.
Duidelijke voorbeelden
van verschillen op de
schaal van het sociaal
waarderingssysteem, vin
den we in het onderscheid
dat gemaakt wordt tussen
hancï- en hoofdarbeid, of
wel tussen handarbeiders
cn beambten. Het is voor
al op deze kant van het
probleem dat dr. L. J.
Achterbergh in zijn thans
herdrukte en iets gewijzig
de proefschrift „Achter
gronden van prestigekwes
ties, ervaring en beleving
van statusverhoudingen in
het industriële bedrijf"
(uitgeverij De Toorts,
Haarlem), de nadruk legt.
Hetgeen wel mede zal
voortvloeien uit zijn func
tie, namelijk hoofd van
de bedrijfspsychologische
dienst van de D.A.F. te
Eindhoven. Dr. Achter
bergh is een man van de
praktijk en dat wordt ook
duidelijk in dit strikt
wetenschappelijke werk.
Hij weet de tekst te ver
levendigen met prachtige
uit de praktijk van het
maatschappelijk leven
getrokken anecdotische
voorvallen, die een waar
devolle illustratie vórmen
van de theoretische ver
handeling, zoals het hier
boven geciteerde gesprek.
Winkeliers en warenhuizen zijn zich alweer
ijverig aan het voorbereiden op de Sinter
klaastijd. Met felle belangstelling volgt de
jeugd de uitstallingen van- en demonstra
ties met de laatste speelgoednouveautés.
Zolang de ijdelheid, het egoïsme, de gel
dingsdrang en de agressiviteit menselijke
eigenschappen zullen zijn, zolang zullen er
prestigeconflicten blijven.
In het boek van dr. Achterbergh worden
oorzaken voor dit soort geschillen opge
spoord en geanalyseerd en de resultaten
zijn niet al te verrassend maar wel ver
duidelijkend. De meeste mensen kennen
deze klein-menselijke kant wel uit eigen
ervaring en men vindt dit soort kwesties
„kinderachtig" voor zover het eigen belang
er niet mee gemoeid is, maar raakt het
de eigen status, dan is er ineens niets
lachwekkends meer aan, doch behoort de
zaak tot de belangrijkste van de wereld
DE STATUS HEEFT TAL van kenteke
nen. Sommige zijn gegeven door de lei
ding, andere vloeien voort uit de aard van
het werk. Zo is de seriemaker stellig la
ger gewaardeerd dan de gereedschapma
ker, de handarbeider lager dan de be
ambte. De voorwerker werkt vaak zelf
met de ploeg mee, de onderbaas behoeft
dat niet te doen, want hij is beambte.
In de ogen van de handax-beiders wordt
er door de „kantoormensen" niet gewerkt:
„Een dienstmeisje vertelde haar mevrouw,
dat haar jongen promotie had gemaakt.
Hij was van magazijnknecht kantoorbe
diende geworden. „Mevrouw hij behoeft
niet meer te werken, hij hoeft alleen maar
te schrijven". Andersom voelt het admi
nistratief personeel zich boven „die van
de fabriek" vex-heven, ook al eist hun werk
soms minder kennis dan dat van de ge
schoolde vakman. De moderne boekhoud
machines hebben veel kantoorwerk ver
eenvoudigd tot enkele simpele handelingen
(ponskaarten), maar desondanks acht men
de eigen status superieur aan die van de
arbeider. Men heeft dan ook (nog) be
paalde privileges: De kantoorman begint
later, behoeft niet te prikken; heeft geen
werkpak aan; houdt de handen schoon bij
het werk; kan zijn colbertje blijven dra
gen; heeft vaak een langere vakantie; be
hoeft geen boetes te betalen voor bepaal
de overtreding maar krijgt hoogstens een
berisping; heeft een langere opzegtermijn
en wordt bij sollicitaties anders behandeld;
hij is meestal maandloner en krijgt een
salaris, de arbeider ontvangt een week
loon waarvan de hoogte aan de openbaar
heid wordt prijsgegeven. De beambte doet
meestal zeer geheimzinnig met zijn inko
men. De hoogte ervan kan hoogstens wor
den afgemeten aan de manier waarop hij
leeft, aan de uitgaven die hij doet. Van
daar dat er over de salarissen van de
topfunctionarissen soms de vx-eemdste ver
halen de x-onde doen.
DAN ZIJN ER DE KENTEKENEN ten
gevolge van de communicatie. Niet ieder
een mag direct in contact treden met de
directie, maar moeten dit langs de hiërar
chieke weg doen. Anderen kunnen eerst
de secretaresse benaderen en mogen daar
na al of niet verder. Volgens dr. Achter-
bergh is vooral de angst gx-oot voor la-
gergeplaatsten die uit hoofde van hun
functie gex-egeld contact met de hoogge-
plaatsten hebben. Hun gezag, hun macht
is groot. Van belang is ook dat men naar
buiten laat voelen dat men dit contact
heeft, het prestige wordt er door vergroot.
Er zijn nog tal van andere statusken-
ïrxerken, zoals de ruimte waarin ixien
werkt; of men al of niet in de sociale
verzekeringen „zit"; de informele groep
waartoe men behoort; gedrag en houding
die mensen, gezien hun status tegenover
DE BEIDE PIANOTRIO'S van Schu
bert behoren tot het gemeengoed van
de musicerende amateurs en deze voor
treffelijke opname van het eerste Trio,
in Bes, zal zijn weg dan ook wel vinden.
De kwaliteiten van het uitvoerend en
semble zijn al eens eerder in deze r-u-
bx-iek genoemd, naar aanleiding van een
plaat met trio's van Ravel en Mozart,
eveneens door D.G.G. opgenomen. De
stuwende kracht is de pianist, wiens
sprankelende, open speelwijze geheel
is afgestemd op zijn met minder volu
me-mogelijkheden gezegende partners.
Van zo'n ai-chi-bekend werk als Schu
bert's eerste pianotrio wordt het stof
afgekrabd, en dat is een grote verdien
ste. In de tweede plaatzijde wox-dt aan
gevuld met een onbekend kamermuziek
werk van Beethoven, ondanks het opus
nummer uit zijn jeugdjaren datex-end.
De veertien variaties over een eenvou
dig thema in gebroken drieklanken zijn,
naar de mode van die dagen, eigenlijk
meer uitgewerkte figuraties van steeds
toenemende gecompliceerdheid. Zij be
zitten echter niet het „galante" karak
ter dat men zou verwachten van de ei
gen stijl van Beethoven.
DE HERFSTIGE NATUUR van
Bx-ahms deed hem een eigenaardige
voox-keur hebben voor „Rijpe", volle
timbres in de kamex-muziek. Het is op
vallend dat twee strijksextetten, twee
kwintetten voor strijkinstrumenten en
één voor strijkers en klarinet aan een
behoefte schijnen te beantwoorden om
het geijkte kwartet der vier maal vier
snaren uit te breiden naar de kant van
een donker-getinte, ernstige klank die
stem kan geven aan een melancholiek
temperament. Men doet Brahms dan
ook onrecht wanneer men hem gevoel
voor klankkleur ontzegt; hij bezat dat,
maar binnen een bepaald „gamma"
van kleuren, mosgroen en rossig, zou
men bijna willen zeggen. Het is dan ook
jammer dat in de concertpraktijk, die
aan de meer gangbare samenstelling
van het strijkkwartet de voorrang moet
geven, de bovengenoemde 5 werken zo
zelden te horen zijn, want zij behoren
tot het meest eigene van deze compo
nist. Het tweede strijkkwartet (in de be
zetting: twee violen, twee altviolen,
cello) hoort men op deze Philips-opna-
me in een zeer evenwichtige, nergens
geforceerde uitvoering van vijf eerste
rangs musici, onder wie Isaac Stern,
en Paul Tox-telier; Zij bewijzen dat
een solist van topklasse wel degelijk
ook een begaafd kamermuziekspeler
kan zijn. Deze plaat bevat op de andere
zijde het populair geworden pianokwax--
tet van Schumann opus 44. Met mede
werking van de Engelse pianiste Myra
Hess krijgt de uitvoering het typische
Schumann'se enthousiasme, gepaard
aan 'n klassieke beheersing, waardoor
iedere overeacentuering wordt ver
meden.
TIJDENS HET HOLLAND FESTIVAL
heeft men dit jaar ook in ons land
kennis kunnen maken met het Ameri
kaanse Juilliard-kwartet, dat zich voor
namelijk in de vertolking van modern
werk een ansemble van topklasse toon
de. Philips brengt een opname uit met
Hieronder volgen besprekingen van vier
opnamen met kamermuziek in verschillende,
bezettingen: pionatrio, strijkkwintet piano
kwintet en strijkkwartet.
Allereerst Schubert: Pianotrio in Bes op. 99:
Beethoven: Variaties in Es op. 44; „Trio dl
Trieste": Dario da Rosa ((piano), Renato Za-
nettovich (viool), Libero Lana (cello) D.G.G.
LPM 18583 Voorts Brahms: Strijkkwintet no.
2 in G, op. Ill; Schumann: Pianokwintet in Es,
op. 44: Isaac Stern en Alexander Schneider
(viool), Milton Katims en Milton Thomas (alt
viool), Paul Tortelier (cello) en Dame Myra
Hess (pianoi Philips ABL 3184. Voorts Bartók:
Strijkkwartetten no. 5 (1934) en no. 6 (1939);
Juilliard String Quartet: R. Mann en R. Koff
(viool), R. Hillyer (altviool) en A. Winograd
(cello) Philins ABL 3093. En tenslotte Schön-
berg: Strijkkwartet no. 2 (op 10) en no. 3
(op. 30); Juilliard String Quartet met Uta Grat,
sopraan. Philips A 01177 L.
de door hen gespeelde laatste strijk
kwartetten van Bartók, no.'s 5 en 6;
ook de eerste twee van het zestal zijn
al verschenen, en men mag aannemen
dat 3 en 4 weldra zullen volgen. Van
't integrale kwartet-oeuvre van Bartók
bestond tot nog toe slechts één andere
opname, namelijk van het (Hongaar
se) Végli-kwartet. De opvatting van de
Amerikanen is, zoals men kon ver
wachten, iets minder „ruig", maar munt
uit door een grote rijkdom aan scha
keringen hetgeen in deze werken,waarin
Bartók bijkans een soort nieuw impres
sionisme voor de vier strijkers heeft
weten te scheppen, zeer opvallend is.
Daarbij hebben zij zich de nu eens ge
spannen, dan weer ogenschijnlijk zeer
vrije ritmiek van Bartók volkomen
eigen gemaakt, zowel in 't „tempo gius-
to" als in het „tempo rubato" het musi
ceren 'n grote mate van natuurlijkheid
bewaart. Er zijn wel een momenten in
deze partituren waarin men, bij alle
rijkdom aan inventie de indruk krijgt
van een overbelasting van de klankmo
gelijkheden der vier strijkers, ter wille
van een heftig expressionisme. Dankzij
het sterke invoelingsvermogen en de
nauwkeurige klankzin van het uitvoe
rend ensemble vervallen deze bezwa
ren vrijwel geheel.
EEN ANDERE OPNAME eveneens
door Philips uitgebracht, doet ons het
zelfde ensemble horen in twee kwartet
ten van Schönberg. Het eerste van de
twee, opus 10, dateert nog uit zijn „to
nale"' pex-iode, zonder nochtans te ir-
x-iteren door de chromatische weekhar
tigheid van het strijksextet „Verklarte
Nacht". Het is een naar binnen ge
keerde, enigzins „broedende" muziek,
waarin zich een persoonlijke gevoelig
heid op zeer overzichtelijke wijze ma
nifesteert. Men meent er een echo in
te horen van de bewondering die de
componist voor zijn oudere stadgenoot
Gustav Mahler koesterde, hetgeen nog
versterkt wordt door de introductie van
een sopraanstem in het derde en vierde
deel. Uta Graf zingt deze partij en
voegt zich qua timbre en expressie
prachtig naar de vier strijkers. Op de
andex-e plaatzijde het derde kwartet,
twintig jaar later gecomponeerd, en een
van de eerste werken waarin de atona
liteit volledig haar rechten doet gelden.
De uitvoeringen door 't Juillard-kwar-
tet zijn ook hier van een grote ver
fijning en weten steeds de algemeen-
geldende muzikale essentie uit de zeer
gecompliceerde partituren te ontwikke
len. Merkwaardig is dat bij deze twee
werken die men vrijwel nooit in de
concertzaal te horen krijgt, geen enkel
commentaar op de hoes wordt gegeven.
Zelfs de namen van de leden van het
strijkkwartet vindt men alleen op de
label.
Sas Bunge
elkaar, tegenover waarden, normen, ver
houdingen, gebeurtenissen en maatregelen
innemen; de taal, die zij spreken; de
ruimtelijke plaats, die iemand in de werk
groep inneemt en die niet door de leiding
is vastgesteld; de kleding en dergelijke.
PRESTIGEVERLIES is hoogst onaange
naam en een ieder doet zijn best om de
eigen status te houden en waar mogelijk
te vex-beteren. Daarbij is echter het oor
deel van de groep zeer belangrijk. Arbei
ders remmen hun prestatie af of houden
zelfs met werken op, als zij in de ogen
van de groepsleden hun dagprestatie gele-
verd hebben, ondanks de hoge premie, die
zij anders zouden kunnen halen. Verder
gaan zou verkeerd worden uitgelegd en
men neemt liever geldelijk verlies dan een
veroordeling door de groep te riskeren.
Verliest men aan status, dan verliest
men vaak ook aan allerlei emolumenten,
inaar zelfs als dat niet het geval is, ja
als men er op vooruitgaat in bij voorbeeld
financieel opzicht, dan nog zien we velen
de oude functie met de hoogste status
prefereren. De mens blijft irrationeel in
zijn gedragingen, zou men kunnen conclu
deren. Maar die irrationele prestige facto
ren, het proefschrift van dr. Achterbergh
bewijst het, zijn reële krachten, waarmee
niet alleen de leiding, maar iedereen die
in een bedrijf werkzaam is rekening dient
te houden. Eikaars status ontzien, maar
waar nodig ook de gek steken met al te
kleinzielig gedoe, lijkt ons de beste reme
die tegen een streven dat gemakkelijk in
een kwaal kan ontaarden.
W. Langeveld
AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA
PRESTIGEKWESTIES zijn meestal on
plezierige aangelegenheden. Ze bederven
de sfeer in een bedrijf, werken remmend
op de arbeidsprestatie, maken mensen
angstig en krampachtig, zijn bronnen van
voortdurende wrijving en maken ook bui
tenstaanders op den duur gespitst op hun
prestige. Hun effect, kan men hoogstens
verkleinen, nimmer volmaakt doen ver
dwijnen omdat de mens nu eenmaal zowel
stx-eeft naar gelijkheid aan de anderen,
als naar accentuering van de verschillen.
DRIEHOEKSBESPREKINGEN door
Veeneklaas, Milikowski en Schouten, W. de
Haan, Zeist, Standaardboekhandel.
In een fleurig omslag met kinderlijke
tekeningen presenteert De Haan in zijn
Academische Bibliotheek dit boekje, dat
een kinderarts, psychiater en socioloog
samen aan het woord laat. Uitgangspunt
is een ziek kind. En zo zijn er twaalf ge
kozen om de verschillende verwikkelingen
van het ziek-zijn op het milieu, maar ook
en meer nog de invloed van het
men zou zeggen „zieke milieu" op 't kind,
dat het ziek maakte, demonstreert. De
combinatie van kinderarts en kinderpsy
chiater is gewoon, de dex-de en nieuwe
stem is van de socioloog. De socioloog met
zijn typische manier van denken en zeggen
betekent een vex-scherping, een verrijking
van de ervaring van alle dag. Hij ziet op
de eerste plaats de groep, waarvan de
enkeling exponent is. Men treft dan ook
een groepsindeling naar sociologische
maatstaven van de patiëntjes aan. De
waarde van het boek is gelegen in een
verscherpt begrip en verrijking van de
woordenschat, waarmee eenieder die met
deze problematiek te maken heeft zijn
voordeel kan doen. Het is een zeer stevige
en goede grondslag voor ovexwegingen van
preventieve aard.
GEZOND DOOR LICHT, door dr. G. W.
Fris. Uitg. Servire-pocket. Den Haag.
Over de betekenis van het licht voor de
gezondheid zijn we het allemaal wel eens.
Of we echter zover zullen komen als dr.
Fris ons hebben wil, namelijk dat we met
onze griep en eventuele andere infectie
ziektes en ziekten in zijn lichtkamer zullen
gaan liggen, is een tweede. De moeizaam
zwoegende pionier van de lichttherapie,
(Vervolg van pag. 2)
ting. Want dèt is voor Brandt men
hoort het in zijn latex-e bundels met alle
macht van de onmacht uitgesproken
het vi-eselijkste van het vreselijke: dat de
mens onverminderd voor de mens een
wolf is gebleven en elk ogenblik kan gaan
heulen met het oerbeest-, dat hij drie en
een half jaar lang aan het werk zag bin
nen het prikkeldraad van zijn Sumatraan-
se kamp.
„HET GEHEIM" werd hem door die
zelfde gevoelens ingegeven. „Je kunt het
niet uitleggen, je moet het hebben onder
vonden" het „geheim" blijft tenslotte
een geheim dat van een aan de rand
van de doodsafgrond herkregen vrijheid.
Het is een waar gebeurd verhaal, te waar
haast om nu nog geloofd te kunnen wor
den: het verhaal van het bevrijdingsuur
op de 24ste augustus anno 1945 in een Ja
pans kamp, het uur waarop een ster
vende zijn „geheim" onthult, een in zijn
hoofdkussentje verborgen gehouden Neder
landse vlag, die hij met zijn laatste krach
ten op het dak van de dodenloods ont
plooit. Die vlag is hier meer dan een na
tionaal symbool, meer zelfs dan een em
bleem van de vrijheid: hij is een teken
van het leven in menselijke waardig
heid, zonder welke de vrijheid, zo duur be
taald, wordt verraden aan brood en spe
len. Maar dicht Brandt
„Vertel nu maar niet meer zo veel,
wij moeten het liever vergeten;
zeg maar niets, het is immers al lang
geleden gebeurd.."
HET ONHEIL is lang genoeg voorbij,
het is inmiddels alweer dicht genoeg na
bij, om zich op deze gedichten en op dit
verhaal te bezinnen. Er zullen er nog al
tijd genoeg zijn die in deze poëzie en in dit
proza de stem kunnen horen van een dich
ter, die het leed van „toen" niet vergeten
kan, niet vergeten wil, terwille van mor
gen.
C. J. E. Dinaux
Finssen, die de huidtuberculose met zijn
booglampen genas, zou blij geweest zijn
met de nieuwe medicinale therapie, be
staande uit hoge hoeveelheden vitamine D.
Volgens dr. Fris moet men echter de doffe
medicus met zijn recept stellen tegenover
de heldere, stralende lichtdokter met zijn
lampen. Men krijgt de indruk dat hij iets
te optimistisch is, als men leest dat hij
malaria en asthma met licht geneest.
VAN LUIER TOT LEESPLANK door
Beccy de Vries (Meulenhoff-Pocket)
Beccy de Vries schx-eef als moeder een
aardig boekje voor moeders over kinderen.
Het is tot de rand gevuld met raadgevin
gen voor alledag.