Erasmusprijzen heden uitgereikt Huidige kunst bevat analogieën met de geestesstijl der moderne wetenschap Comité voor Kamermuziek brengt vier concerten met kunstenaars van internationale reputatie Expositie in Bloemenheuvel van Mari Andriessen Luxueuze montering van Mozart's „Entführung" bij de Opera Western Theatre Ballet in Haarlem ZATERDAG 22 OKTOBER 1960 Wereldpremière van Fry in Tilbnrgs schouwburg Verzameld werk van Dirk Coster in voorbereiding Fondation Européenne de la Culture 9 Prins Bernhard heeft vandaag, de laatste dag van het congres der Fonda- tion Européenne de Ia Culture in Ko penhagen, de Erasmus-pryzen 1960 van de aan de „Fondation" verbonden stich ting Praemium Erasmianum, in zijn kwaliteit van regent dier stichting uit gereikt aan de schilders Marc Chagall en Oskar Kokoschka. De motivering voor Chagall luidt: „Zijn dichterlijke natuur, door diepe godsdienstzin ge dreven en door aard en wezen der oos telijke ikonen gevormd, heeft zich be vrijd en ontwikkeld in een samenspraak met de hoogste voortbrengselen der westerse schilderkunst van vroeger eeuwen en van onze tijd. Op voortref felijke en geheel eigen wijze heeft hij aan de verheven traditionele beginselen dier kunst nieuw leven en nieuwe vor men gegeven". Aan Kokoschka is de prijs verleend op grond van de volgende overwegin gen: „Gedurende een halve eeuw heeft bij de rijke vermogens van zijn persoon lijkheid gegeven en gewijd aan de ver nieuwing van de Europese schilder kunst. Zuiver en trouw de vrijheidszin bewarend, die diep in de harten van de volkeren van Europa verankerd ligt, is hy een bezielend voorbeeld geworden voor alle na hem komende kunstenaars en heeft hij, door invloed en aanzien, ook ver buiten de grenzen van ons werelddeel zeer grote betekenis ver worven". Op 1 maart zal te Tilburg de nieuwe Stadsschouwburg worden geopend met de wereldpremière van „Curtmantle", een to neelwerk van de Engelse auteur Christo pher Fry. De opvoering zal geschieden door de toneelgroep „Ensemble" onder regie van Karl Guttman. De Nederlandse tekst is van de dichter Bert Voeten, die ook het vroegere werk van Fry in het Nederlands vertaalde. Fry, die nog niet geheel gereed is met dit stuk, zal voor deze première enkele weken naar Tilburg komen, om met Guttman de laatste hand aan zijn werk en de regie te leggen. Omstreeks mei van het volgend jaar zullen bij de n.v. A. W. Sijthoff's Uitge versmaatschappij te Leiden twee boeken verschijnen met brieven van de in het najaar van 1956 overleden Delftse letter kundige dr. Dirk Coster. Deze boeken zijn de eerste van een serie van twaalf delen, die aan het werk van Coster zijn gewijd en die worden verzorgd door de schrijf ster, Iienriette L. T. de Beaufort, die on langs zeventig jaar is geworden. Even eens zullen in de loop van 1961 nog ver schijnen de delen „Dagboek van de heer Van Putte" en „Lezingen en voordrachten van dr. Dirk Coster". In de jaren na 1961 volgen acht delen, die het verzamel de werkzullen bevatten, waarbij zich werk bevindt dat nog nimmer in druk is verschenen. „VONDEL" OPENT SEIZOEN MET BLIJSPEL De Haarlemse toneelvereniging „Von del" geeft maandag 31 oktober in de turn zaal van het Concertgebouw haar eerste toneelavond van dit seizoen. Opgevoerd wordt „Strikt zakelijk", blijspel in drie bedrijven door Willem van Boxtel. De regie is van de heer Fokke van der Schaaf. De Fondation Européenne de la Culture houdt tot en met heden, onder voor zitterschap van Prins Bernhard, in Kopenhagen haar vierde congres. Het is gewijd aan de verhouding tussen cultuur en economie in de twintigste-eeuwse westerse maatschappij. Amerikanen en Europeanen zullen er hun ervaringen uitwisselen, zoals zij dat ook gedaan hebben tijdens het zesdaagse „seminar", dat aan het congres is voorafgegaan. De Prins heeft donderdag het congres geopend met een rede waarin hij over het thema van het congres onder meer zei: „Onze moeilijke taak wordt mis schien verlicht omdat de Fondation een van de weinige „platforms" is waar de geeste lijke denker en de praktische werker elkander ongedwongen en geheel uit vrije wil ontmoeten, beiden bezield door het besef van de noodzaak van een nauwer aaneen gesloten Europa op elk gebied". De Duitse filosoof en socioloog prof. dr. Hans Freyer uit Wiesbaden sprak vervol gens over „De wetenschappen der twin tigste eeuw en het idee van het huma nisme". Hij trachtte in zijn inleiding een antwoord te vinden op de vraag, of de twintigste-eeuwse wetenschappen, boven hun buiten discussie staande maatschap pelijke waarde en betekenis voor het le ven uit, een essentieel ingrediënt zijn voor een humanistische, dat wil zeggen een zich tot de gehele mens richtende cultuur. Het zou misschien niet te overmoedig zijn te beweren, dat de geestes-stijl, die in de nieuwe wetenschappen naar voren komt, of tenminste analogieën daarvan, ook in de huidige kunst en litteratuur aan te wij zen zijn. In het wetenschappelijk onderzoek heeft zich, binnen de in de Renaissance begon nen continuïteit, in onze tijd een omwen teling voltrokken die bijna een verande ring van fundamenten is. Een wetenschaps type vormde zich dat de essentie van de geest van de twintigste eeuw is. De ver vanging van oude denkmodellen en de conceptie van nieuwe grondbegrippen be perkte zich niet tot de fysica, maar be gon daar wel het eerst en het scherpst afgetekend. Prof. Freyer meende, dat in de twintig ste eeuw ook in de andere wetenschap pen een verandering van grondslagen be gonnen is, die aan die in de exacte natuur wetenschappen duidelijk verwant is. Ook de wetenschappen van het leven, van de maatschappij en van de cultuur ontwik kelen uit zichzelve denkmodellen en werk wijzen die aan die in de fysica verwant zijn. De categorieën van verschillende af zonderlijke wetenschappen worden ineen gevlochten. De denkmodellen van de nieu we cultuurwetenschappen worden daar door steeds abstracter. Eén ding echter doen de nieuwe weten schappen, in sterke tegenstelling tot de positivistische wetenschappen van het ein de der negentiende eeuw, bepaald niet: zij vatten hun resultaten van het ogenblik niet aan als wereldbeschouwing of als ver- op maken definitief te zijn, zij bieden zich niet aan als wereldbeschousing of als ver vanging van de godsdienst. Zij werken op open terrein, en zij willen dat dat terrein open blijft. In de geschiedenis van de we tenschappen is een wisselwerking te be speuren tussen twee tendenzen: tegenover het proces van de verdeling in afzonder lijke gebieden staat de tendens, de door de werkverdeling gegeven grenzen te over bruggen, bewegelijker te maken, misschien zelfs op te heffen. De geestelijke wereld van het klassieke humanisme is volgens de spreker een wensbeeld, maar dan voor deze tijd een irreëel wensbeeld. Als men die wereld wil kenschetsen door te zeggen dat de geleer den toen nog ontwikkeld waren is dat een lof voor vervlogen tijden, maar geen be lediging voor de onderzoekers van heden, doch een kenschetsing van hun situatie. In een slotbeschouwing zei prof. Freyer te ge loven, dat de huidige wetenschappen toch, buiten hun praktische nut, ook nog wel een diepere invloed hebben, dat iets van VOOR DE TWEEDE KEER is thans het Western Theatre Ballet (opgericht te Bristol in 1957 en onder artistieke leiding staande van Elizabeth West) voor een veertiendaags bezoek in ons land. In de zomer van 1959 heeft men deze groep in Bloemendaals Openluchttheater kunnen zien, gisteravond werd een voorstelling in de Haarlemse Schouwburg van vrijwel hetzelfde programma gegeven. Misschien is het jammer (ongezien kan ik dat niet beoordelen) dat alle noviteiten van het repertoire ons aldus onthouden zijn geble ven. Volgens een veelbladig prospectus is het Western Theatre Ballet het enige ge zelschap in Engeland met een choreogra fisch werkstuk over de atoombom en een dito met begeleiding van zogeheten con crete muziek.Het thans vertoonde maakte integendeel een nogal ouderwetse indruk, zeker in die zin dat zo goed als alles leek te zijn gericht op het bieden van pretentieloos amusement voor de pro vincie met zulke betrekkelijke kwaliteiten als pikante charme, jeugdige sportiviteit en opgelegde humor. Het lijkt niet noodzakelijk in herhalin gen van mijn vorige bespreking te ver vallen. Er zijn enige wijzigingen in het twaalf leden tellende tableau de la troupe gekomen, die wat de mannen betreft geen verbeteringen gebracht hebben. Overigens moet worden vastgesteld, dat de dansers en danseressen technisch voortreffelijk zijn geschoold en minder slordig dan voor heen aan de gestelde eisen voldoen, des gewenst (zoals in het laatste deel van „Chiaroscuro" en in de rock-'nd-roll-persi- flage) ook aan variétéachtige. Als ik een voorkeur moest uitspreken, zou die stellig naar de veelzijdig bekwame Brenda Last uitgaan. In het ensemble vindt men vele nationaliteiten vertegenwoordigd: ballet- meester Erling Sunde komt uit Noorwe gen, de dramatisch expressieve Suzanne Musitz via Australië uit Hongarije, ande ren zijn uit Zuid-Afrika, India en Nieuw- Zeeland afkomstig. Het is merkwaardig hoeveel van de Engelse dansers in den vreemde zijn geboren. Als voor Nederland nieuw werk „The Prisoners" van Peter Darrell vertoond. De verhalende inhoud kreeg men aldus vooraf beschreven: „Twee gevangenen, Baudin en Christopher, tot razernij ge bracht door hun eentonig bestaan, wurgen een bewaker en ontsnappen naar het huis van laatstgenoemde. Diens vrouw over- eedt Baudin, op wie zij verliefd wordt, haar echtgenoot te doden. Daarna sluit zij •aar minnaar in haar huis op, zodat deze lot de conclusie komt, dat hij slechts zijn rste gevangenis heeft geruild voor een andere". Deze vereenvoudiging van wat 'mkt als oude ballade is uitgewerkt met 1 looppassen en pantomime, waarbij nota bene het concert voor klein orkest van strijkers, celesta en slagwerk van Béla Bartók de suggestie van emotionele beweegredenen levert. De romantische stofbehandeling, met slechts een opper vlakkige schijn van modernisme, doet niet zeer overtuigend aan. De scènes van ver leiding en moord zijn goed gemaakt. De vertolkingen beantwoordden volkomen aan de bedoelingen. Voor wie de divertissementen in stijl van het begin van de vorige eeuw van Massine, Lichine en Tudor niet kent, is zo'n finale vol tamelijk tamme zwier als „Bal de la victoire" op muziek van Kuh- lau misschien wel aardig. Men kan echter niet zeggen, dat de choreograaf zich ver regaand heeft verdiept in de dansvormen van de gekozen periode. Dat een groep als het Western Theatre Ballet zich voor namelijk richt tot het achterland, is een in principe toe te juichen manier van cul tuurspreiding. Doch het ware te wensen, dat men daarbij streefde naar het deel hebben aan een kunst voor volwassen geesten. David Koning Een scène uit het kleurrijke „Bal de la Victoire", waarmee het Western Thea tre Ballet vrijdagavond zijn optreden in de Haarlemse schouwburg besloot. hun geest ook in de „populaire vertalin gen" nog levend blijft. De wetenschappen van het avondland zijn steeds een be scherming geweest tegen bijgeloof en quasi-wetenschap, en ook de wetenschap pen van de twintigste eeuw zijn dat. Zij kunnen en moeten de dammen versterken tegen 'wereldbeschouwelijk geklets, op een bepaald doel gerichte ideologie en surro gaat-godsdienst. LITURGISCHE ZANG IN KERK EN MOSKEE Onder auspiciën van het Bijzonder Ker- kewerk van de Nederlands Hervormde Ge meente te Heemstede, wordt donderdag 27 oktober in de hervormde kerk aan het Wilhelminaplein een concert gegeven van liturgische zang in kerk en moskee. Mede werking wordt verleend door de Imam (voorganger-voorzanger) van de Haagse moskee, met diverse gezangen uit de mo hammedaanse eredienst en het Hervormd kerkkoor uit Heemstede, met gezangen en motieven van de protestantse en oud-chris telijke eredienst. De orgelbegeleiding is van de heer P. Chr. van Westering, bij wie tevens de leiding van deze avond berust. Het ontwerp voor het beeld De Kleine Johannes dat Mari Andriessen in op dracht van de gemeente Haarlem vervaardigt. KOOR KATHOLIEK HAARLEM Het koor „Katholiek Haarlem" geeft donderdag 3 november in de Haarlemse concertzaal, onder leiding van Albert de Klerk, een uitvoering van het „Requiem" van Verdi. De sopraan Heieen Verkley, de alt Roos Boersma, de tenor Nino Ada- mi en de bas Paul Hofstede verlenen even als het N.Ph.O. hun medewerking. Wellicht mag hier nog eens de aandacht gevestigd worden op een viertal concerten die door het Haarlems Comité voor Kamermuziek, waarin ook deelnemen de Volks universiteit en de vakmusici verenigd in de K.N.T.V., afdeling Haarlem, worden uit gebracht op de woensdagavonden 26 oktober, 30 november, 25 januari '61, en op maandagavond 13 maart '61. Deze concerten die plaats vinden in het Gemeentelijk Concertgebouw, zijn mogelijk gemaakt door een subsidie van gemeentewege, waarmee dus tevens min of meer is uitgesproken dat men het brengen van goede kamermuziek een niet te verwaarlozen aspect beschouwt van de culturele vorming van de in woners van de vijfde (of zesde) stad des lands. Uiteraard wordt hierbij verondersteld dat een dergelijk initiatief gedragen zal worden door de belangstelling van de mu ziekliefhebbers in onze stad, en wat dat betreft zijn de ervaringen in het vorig seizoen bepaald niet aanmoedigend geweest. De zaak is thans zo, dat indien ook dit jaar deze belangstelling onder de maat blijft, men het wellicht niet langer verantwoord acht openbare gelden te spenderen aan het uitnodigen van topsolisten en ensembles van naam. Als dan zou men deze concerten die een lacune kunnen opvullen naast de orkest- en koorconcerten die in Haarlem op goed peil gegeven plegen te worden, moeten staken. MEN IS DIT JAAR uitgegaan van de gedachte dat hei organiseren' van een „ge mengde" reeks de voorkeur verdiende boven vier avonden met uitsluitend kamermuziek, opgevat als muziek voor en sembles (strijkkwartetten, trio's enz.). Vandaar dat in deze „Meesterserie" twee namen zijn opgenomen van pianisten die bij een groter publiek reeds een klinkende naam hebben: de te Brussel wonende Spanjaard Eduardo del Pueyo, en de tot Zwitsers staatsburger genaturaliseerde Rus Nikita Magaloff. Beiden zijn door veelvuldig optreden met het Noordhollands Philharmonisch Orkest te Haarlem geen onbekenden. Del Pueyo geniet een inter nationale reputatie als vertolker van het werk van zijn landgenoten. Men komt ook op zijn Haarlemse programma de namen tegen van de Falla en Albeniz. Daarnaast worden zijn Beethoven vertolkingen bijzon der geroemd; ook hiervan zal men op 26 oktober een staaltje kunnen beluisteren. VAN NIKITA MAGALOFF zegt de be kende Amerikaanse componist en criticus Virgil Thompson: „Ranks among the Great". Dat hij tot de rangen der grote virtuozen behoort blijkt wel uit zijn car rière die hem reeds zeven maal op tour nee naar de Verenigde Staten voerde, en driemaal naar Zuid-Amerika. Hij is met de belangrijkste orkesten van veertien Europese landen als solist opgetreden. Zijn reputatie dankt hij vooral aan zijn interpretaties van Liszt en Chopin. Van laatstgenoemde componist zal hij ook te Haarlem (13 maart '61) werk ten gehore brengen, naast composities van onder andere Haydn en Beethoven. HET QUINTETTO BOCCHERINI zal misschien nog niet bij iedereen die be kendheid hebben waarop het aanspraak kan maken. Toch heeft dit Italiaanse en semble in zijn ruim tienjarig bestaan het werd opgericht in 1949 reeds een grote en succesvolle activiteit ontwikkeld, zowel in Europa als in Amerika. De schutspatroon van het Kwintet is de com ponist Luigi Boccherini die leefde van 1743 Het Boccherini Kwintet tot 1805 en die een geheel eigen en merk waardige plaats inneemt in de geschiede nis der muziek. Behalve 67 strijkkwartetten schreef hij niet minder dan 93 strijkkwin tetten, in de combinatie van twee violen, een altviool, twee celli. In het vooi-jaar van 1949 ontdekte de violist Pina Carmi- relli in een uitdragerswinkel te Parijs een volledige verzameling eerste drukken van de kwintetten van Boccherini. Overtuigd van de waarde van deze vondst, formeer de hij een kamermuziekgezelschap onder de naam „Quintetto Boccherini" om het werk van zijn landgenoot onder de alge mene aandacht te brengen. Hij slaagde volledig: niet alleen is hiermee, na Vival di, opnieuw een half-vergeten Italiaans componist als een meester erkend, een componist, die in menig opzicht vooruit loopt op Haydn en Mozart, maar boven dien werd het spel der vijf strijkers in ondubbelzinnige tex-men door pers en pu bliek geroemd. Men zal ze op 30 novem ber niet alleen horen in werk van Bocche rini, maar onder meer ook in het befaam de Kwintet opus 163 van Schubert. Van het Trio Pasquier dat op 25 januari aan de beurt is, kan men zeggen dat de goede wijn geen krans behoeft. De drie gebroeders Pasquier treden al sinds vele tientallen jaren tezamen op, en daarvan reeds meer dan zeven-en-twintig jaar in Nederland. Hun naam is een begrip ge worden, en in feite zijn zij de enigen ter wereld die de netelige combinatie van één viool, één altviool, één cello, beheersen op een wijze die vergelijking met de aller beste strijkkwartetten toelaat. Met belang stelling zal men ook hun voordracht van het bekende Forellenkwintet van Schubert tegemoet zien waaraan medewerken de pianist Gégard van Blerk en H. de Vries, eerste contrabassist van het Concertge bouw. THEO- EN LOUIS D OR De jaarvergadering van de Ned. Vereni ging van Schouwburg- en Concertgebouw directies zal op 5 en 6 juni 1961 in de nieuwe stadsschouwburg te Tilburg worden gehouden. Tijdens deze vergadering zullen de Louis d'Or en de Theo d'Or worden uitgereikt. Tot 1 november exposeert Mari Andriessen in Bloemenheuvel te Bloemendaal. Nog niet zo lang geleden was van hem werk te zien in Heemskerk. Deze expositie bevat voor een deel andere werken en zal voor vele lezers dichterbij liggen. Ik wijs er daarom op omdat beeldhouwers maar weinig tot eigen exposities komen; zeker een Andriessen, die nog al wat opdrachten te vervullen had. Andriessen heb ik al eens eerder onze belangrijkste beeldhouwer genoemd. Hij is dat voor mij omdat hij vermoedelijk tot de breedste lagen van een publiek spreekt en dat natuurlijk met kwalitatief zo hoogstaande middelen. want voor de beeltenis van de even jon gere vrouw gelden andere uitdrukkingsmid delen. Treffend is een kinderkopje, een baby nog, door de strakke bolronde vorm Er zijn beeldhouwers van wie wel meer werk aan de openbare weg is verschenen. Maar dan was meestal werk aangepast aan architectuur. Dat werk diende dan- ook veelal als zinvolle versiering en daar van is het niet de bedoeling dat het de voorbijganger bij de kraag pakt. Andries- sens monumenten, als andere oorlogsmo numenten, moesten geheel voor zichzelf spreken en zullen dat het langst doen naast enkele van zijn collega's als bijvoorbeeld die van Wezelaar. Omdat Andriessens werk zo vanzelfsprekend kan zijn is het ook mo gelijk dat ze los van de plaats, waarvoor ze gedacht werden bijna eenzelfde diepe indruk kunnen maken. Wie dus niet naar Enschede kan gaan zal zich kunnen bezin nen tegenover een tweetal plastieken, ge dacht voor die groep daar, in Bloemenheu vel. Wie de totale indruk van de dok werker wil ondergaan moet natuurlijk wel naar Amsterdam om de grootte van het uiteindelijke resultaat en die Amster damse sfeer daarom heen. Op deze expositie viel me weer op hoe zeer al het werk van Andriessen bij el kaar hoort, ondanks verschil in bedoelin gen, en dat wel met zich meebrengend verschil in stijl. Ik geloof dat het de men selijkheid van alles is dat dit werk bindt. We ontmoeten hier portretten. Naar vorm is dat van Van Deyssel uitzonderlijk mis schien te noemen. Het model bracht dit ook mee. Is het gewaagd te zeggen dat 't rijpen van Andriessens beeldhouwkunst gelijk opging met het rijpen van zijn ga de, van wie we hier twee portretten uit verschillende jaren ontmoeten. Misschien, van het totaal. Bij een portret van een even ouder kind gaan de details meer spre ken, waarbij overigens toch van een groot geheel sprake blijft. Heel anders zijn wer ken naar religieuze onderwerpen gedaan. Zij herinneren naar vorm even aan laat- Middeleeuwse Nederlandse plastieken soms. Zij hebben iets ook van datzelfde lief-menselijke gebaar. Maar dat is ook het gebaar van een Andriessen zelf. Hij kan ook even iets Rennaissancistisch to nen. Maar ook weer staat dat evendicht bij ons als iets dat naar expressionis me neigt. Alles hier wijst op een man van grote cultuur zonder dat het er ooit koel bij wordt en het om goede smaak alleen gaat. Andriessens werk kent wel de gelijk vondsten, maar men mei-kt ze niet in de eerste plaats op. De natuurlijkheid van alles geeft ons dat vertrouwde gevoel van een herbeleven van eigen gevoelens. Een daarom geloof ik dat Andriessens monumenten ook veelzeggend zullen zijn voor de jongeren, die van de verschrikke lijke oorlogsdagen alleen het verhaal ken nen. Met zijn monumenten voor ogen zul len zij het verhaal gaan beleven. In Andi-iessens menselijkheid is er te vens een speelsheid, waardoor het mogelijk is dat zijn Mozartbeeldjes evenzeer mee gaan in alles. En dan is er nog een zeer klein vondstje waarmee hij ons een iro nisch knipoogje geeft. Bob Buys Vrijdagavond ging in de Stadsschouwburg te Amsterdam Mozarts ,Die Ent führung aus dem Serail" in première. De Nederlandse Opera had haar vroegere vaste dirigent Alexander Krannhals geëngageerd voor de muzikale realisering van het Duitse zangspel, aan Wolf-Dieter Ludwig de regie opgedragen en Wim Vesseur de vrije hand gelaten er een fantastisch decor voor te ontwerpen, dat, wegens zijn ovei-wegende invloed op de scènische montering, uiteraard wel in nauw overleg met de regisseur zal zijn ontworpen. OPDRACHT AAN COR DE GROOT De staatssecretaris van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen, mr. Y. Schoften, heeft de componist Cor de Groot een op dracht verleend tot het componeren van een werk voor accordeon-orkest. Aardewerk voor Boymans. De ge meente Rotterdam kan voor het museum Boymans-Van Beuningen enkele stukken verwerven uit een beroemde collectie Delfts aardewerk, welke enige tijd geleden te Parijs in Nederlandse handen is overge gaan. noeg; maar we mogen een regisseur het recht niet betwisten reeds daar het visuele in te schakelen, ter bevrediging van het overgx-ote deel van het publiek, dat ook het operatoneel als kijkspel wil genieten. Kijkspel is deze montering vex-der in rui me mate geworden, dank zij het in opzet zeer ingenieuze draaidecor en het treffen de lichtspel. Het decor doet alleen wat di-uk en bont aan wegens de gelijktijdige mogelijkheden die het diende te bieden voor de vex-schillende tafei-elen; doch daar zal geen kijklustige bezwaren tegen ma ken, temeer niet omdat er tevens verras sende effecten mee bereikt worden. Overigens blijft het illustratie zonder meex-, want de muziek zegt hier alles en de vocale en instrumentale krachten ble ken volkomen waardig de spirituele en te vens delicate partituur te hei-scheppen. Erna Spoorenberg gaf met haar geache veerde zangtechniek en hoogontwikkelde muzikaliteit met hachelijke coloraturen en doorvoelde cantilenen vocaal gestalte aan de vrouwelijke hoofdi-ol Konstanze; in de Zwitserse soubrette Eva Boher trof men een spontane vertolkster van het kamer meisje Blonde; zij bracht met de goed ge slaagde Pedrillo van de tenor Rudolf Kat een levendig element, zowel in de muzi kale als in de scenische realisatie en maakte zich onbewust vrij van de rigou reuze tempi van Kx-annhals. Arjan Blan ken kwam ons vergasten op een beschaaf de vocaliteit in zijn interpretatie van Bel- monte en bovendien bleek hij in zijn spel en houding opmerkelijk te zijn gegroeid. En dan was er ten slotte de fameuze bas Ax-nold van Mill, die de sadist Osmin als op het lijf geschreven kreeg. Alleen had hij het nog al eens aan de stok met de voortvax-ende Krannhals. En hier raken wij een delicaat punt dat niet zonder bedenkingen uitviel. Kannhals heeft er zich blijkbaar op ingesteld deze Mozart-partituur in een strak motorisch tempo tot klinken te brengen. Daar boekte hij met het orkest prachtige resultaten mee; hij hield het instrumentaal ensem ble puntig aan de stok. Maar met deze musicusstijl ongenadig te willen doorzet ten betreffende de vocale krachten moest het uiteraard tot schommelingen leiden, afgezien nog van het feit dat de echte zanglyriek er aan tekort moest komen. Dit laatste was wel zeer opvallend in de „vaudeville" van de finale, die in dat sti-akke doorjagen, waardoor de vocale schoonheid zich niet vermocht te ontplooi en, de lyrische charme van die opgewek te maar gracieuze melodie niet in het ge ding deed komen. En zo ging er daar, en ook elders, iets essentieels van Mozart's kunst vex-loren. De stemmen als instru menten behandelen moge iets voor de mu ziek van deze tijd zijn, maar het wordt een gevaarlijke „Pi'inzipiënreiterei" wan neer men het in toepassing gaat brengen bij muziek die er helemaal niet mee ge diend is. Overigens valt niet te ontkennen, dat de voelbaar sterke arm van Krannhals suggestieve indrukken wekte. En ik be twijfel ook niet of er zal vanzelf na deze première een goed evenwicht in het en semble tot bloei komen. En dan zal de Ne- dex-landse Opera haar repertoire verrijkt hebben met een wex-k, dat mede door zijn luxueuze montering volle zalen zal trek ken. Mocht dit niet het geval zijn, dan kan men gex-ust zeggen dat Nederland zijn kostbare Opera niet waard is. Jos. de Klerk Op het moment zelf dat de bekoorlijke muziek van de ouverture in delicaat klankevenwicht de aandacht boeit, begint de Oosterse sprookjessfeer zich op het voordoek af te tekenen en ei-vaart men aldus- een goedgeslaagde poging om deze elementen te combineren.. De muziek vraagt er niet om, en ze 'heeft het ook niet nodig want ze heeft aan zichzelf ge- Het ontwerp voor het beeld St. Jan met de Arend, dat Mari Andriessen in opdracht van de gemeente Den Bosch vervaardigt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 9