„KASTEEL IN ZWEDEN"
FOTO'S VAN ROMANSCHRIJVER
DR. W. F.HERMANS IN DE CAVE
Ko van Dijk als Coriolanus
4
Wanprodukt van Francoise Sagan's fantasie
Liederavond door de
sopraan Ank Reinders
Franse bioscopen gaan
t.v.-journaal vertonen
NEDERLANDSE COMEDIE
Nederlands Kamerorkest
naar Israel
Tokio's Filharmonisch
Orkest in ons land
MAANDAG 31 OKTOBER 1960
Franchise Sagan heeft haar grote successen naar mijn mening voornamelijk te
danken aan het feit, dat zij de wereld niets te zeggen heeft en dit doet op een
vulgaire, vaak scabreuze manier, met onbeperkt gebruik van de zogenaamde
„romantiek der verdorvenheid". Volgens ditzelfde recept heeft zij ook haar eerste
toneelstuk, „Chateau en Suède" („Kasteel in Zweden") geschreven, een blijspel
waaraan zij begon toen zij twintig jaar was en dat zij vier jaar later heeft vol
tooid. Slechts een half jaar na de eerste opvoering in Parijs heeft de Nederlandse
Comedie het stuk, in een vlotte vertaling van Rcmco Campert. in studie genomen.
Zaterdagavond had de Nederlandse première plaats en Haarlem was de nogal
twijfelachtige eer te beurt gevallen, daarvoor te zijn uitverkoren.
Voor de haast, waarmee dit nieuwe
Franse stuk ons vaderlandse publiek is
voorgezet, zijn twee waarschijnlijke oor
zaken aan te wijzen. Ten eerste heeft de
directie van het Amsterdamse gezelschap
terecht ..in de figuur van Sebastiaan
(die in Parijs door Claude Rich wordt
vertolkt) een succesrol gezien voor haar
lid Guus Oster. Ten tweede heeft het stuk
de kas van het Théatre de l'Atelier ter
dege gespekt en Hollandse toneeldirecties
schijnen nu eenmaal heel moeilijk de ver
leiding te kunnen weerstaan, stukken die
het in Parijs in commercieel opzicht
„doen" op hun repertoire te nemen, dik
wijls zonder zich al te ernstig af te vra
gen of zo'n stuk het Nederlandse schouw
burgpubliek en wat in de allereerste
plaats een doorslaggevende overweging
dient te zijn de Nederlandse toneel
kunstenaars wel voldoende ligt. Dat de
acteur Guus Oster in het onderhavige ge
val een goede rol voor zich zelf ontdekte,
kan men hem niet euvel duiden; maai
de toneeldirecteur Guus Ooster had moe
ten beseffen dat de overige figuren, die
in Frangoise Sagan's stuk rondlopen, ter-
Hef door Joop Nicolas ontworpen Wil
lem de Zwijger-raam, een geschenk
van mevrouw A. H. E. M. Philips-De
Jongh voor de Oude Kerk te Delft,
is in het begin van deze week gereed
gekomen in het atelier Geutjes en
Smeets te Venlo. Dit kapitale raam,
een der grootste die na de oorlog in
Nederland tot stand zijn gekomen, zal
omstreeks half november in het kerk
gebouw aangebracht worden aan de
zijde van het Prinsenhof, dat eens de
residentie van de Vader des Vader
lands was. De foto toont het midden
gedeelte van het raam.
ELIZABETH TAYLOR IN HET
ZIEKENHUIS.
Er heerst bezorgdheid over de gezond
heid van Elizabeth Taylor, de hoogst be
taalde filmactrice ter wereld, die al enige
tijd lijdende is aan temperatuursverhoging,
waarvan tot dusver de oorzaak niet kon
worden opgespoord. Zondag is zij opge
nomen in de London Clinic, een particu
lier ziekenhuis in Engeland.
nauwernood menselijke wezens zijn en in
't bijzonder niets menselijks hebben dat
door Nederlandse toneelspelers, met hun
van de Franse collega's sterk verschil
lende aard, op geloofwaardige wijze kan
worden geïnterpreteerd. Dit toegeven aan
de verleiding om Parijse kasstukken on
geacht hun waarde naar Nederland over
te planten,- en nög wel -zonder voldoende
rekening te houden met het verschil in
wezensgeaardheid tussen Franse en Ne
derlandse acteurs, heeft ons dit seizoen
al eerder opgescheept met een prul als
„Glapiont u ook?" Hetzelfde is nu ge
beurd met „Kasteel in Zweden".
Collectie afwijkingen
Dit ver van de bewoonde wereld gele
gen kasteel wordt, volgens de morbide
fantasie van de schrijfster, bewoond door
een aantal lieden die stuk voor stuk een
geestelijke afwijking hebben. Hoofd van
het gezin is Hugo Falsen, die zijn vrouw
in het kasteel opgesloten houdt en een
begrafenis met een lege doodkist heeft
geënsceneerd om zich voor weduwnaar te
kunnen uitgeven en aldus met een andere
vrouw te kunnen trouwen. Dat eerstge
noemde vrouw, die haar eigen „begrafe
nis" van een kasteelvenster uit heeft ga
degeslagen, daardoor lichtelijk getikt is
geworden, valt te begrijpen; dit is overi
gens het enige geval van geestelijke af
wijking in het stuk waarvoor een aanne
melijke verklaring wordt gegeven. Falsen's
zuster Agathe is zó gek, dat zij al haar
medebewoners van het kasteel dwingt,
voortdurend in achttiende-eeuws kostuum
te lopen, hetgeen het publiek blijkbaar
ontzaglijk geestig moet vinden. De afwij
king van Falsen's tweede vrouw is, dat
zij uit pure verveling alle jongemannen
verleidt die op het kasteel komen logeren,
hoewel haar rijke ervaring op dit gebied
haar al lang heeft geleerd dat dat spelle
tje haar op den duur ook meer (nieuwe)
verveling dan amusement oplevert. Dan
is er nog een zwager, de reeds eerder ge
noemde Sebastiaan, een gedegenereerde
cynische leegloper, die weliswaar een mis
selijk karakter heeft maar althans een ka
rakter dat hier en daar tenminste enig
verband met de menselijke werkelijkheid
vertoont. De oude tuinman Günther is ook
al niet helemaal goed snik. En dan is er
tenslotte een gast, Frederik, die per se
„voor de lol" verleid moet worden; een
figuur die beantwoordt aan vele van de
eisen die door geïllustreerde damesbladen
aan verleidelijke jongemannen worden ge
steld maar die in geen enkel opzicht be
antwoordt aan die éne eis van de drama
tiek: dat een toneelfiguur een levend we
zen moet voorstellen.
Ziehier dan de ingrediënten, die Fran-
goise Sagan heeft uigekozen om er haar
eersteling op toneelgebied uit samen te
stellen. Zij heeft zich daarbij waarschijn
lijk voorgesteld dat haar „blijspel" op die
manier erg grappig zou worden. Maar het
bereikte resultaat komt precies overeen
met hetgeen zij zelf een van haar hoofd
figuren laat zeggen: „Als je erg grappig
wil worden, word je meestal erg smake
loos". Wat jammer dat de schrijfster deze
uitspraak, die juist wat haar eigen soort
van humor betreft een waarheid-als-een
koe is, niet ter harte heeft genomen.
Inferieure mentaliteit
Om de lezers deze smakeloosheid ver
der te besparen, zal ik op de handeling
van „Kasteel in Zweden" niet dieper in
gaan. Ik wil volstaan met te vermelden,
dat de dramatische constructie van het
stuk (dat in Frankrijk door sommigen
„een meesterwerk" is genoemd!) even so
lide en doordacht is als het knutselwerk
van een driejarig jongetje. Dat juffrouw
Sagan wèl heeft getoond, te beschikken
over aanzienlijk talent voor het schrijven
van levendige, hier en daar zelfs speelse
Ellen Vogel, Will van Seist, Elisabeth
Hoytink en Guus Oster i7i „Kasteel in
Zweden".
dialogen. Maar dat zij zich er niet voor
geneert, leentje-buur te spelen bij de gro
ten van het moderne Franse toneel en dat
heel haar „blijspel" getuigt van een in
ferieure mentaliteit waarvoor het Neder
landse toneel zich te goed moest achten.
Zoals gezegd, Guus Oster had in de rol
van Sebastiaan een kolfje naar zijn hand
gevonden en maakte daar danook „de" fi
guur van de avond van. Wat de anderen
betreft: Ellen Vogel beschikt over vol
doende routine om zich met. enig succes
door de rol van echtgenote Nummer Twee
heen te worstelen; Joan Remmelts tracht
te de onmogelijke figuur van de blauw-
baard-achtige echtgenoot wat leven in te
blazen door beurtelings te brommen en te
bulderen; Elisabeth Hoytink deed veel te
gek als de gekke echtgenote Nummer Een
en Mimi Boesnach niet gek genoeg als de
gekke zuster Agathe. Will van Seist deed
helfhaftige, maar vrijwel hopeloze pogin
gen om de weinig heldhaftige minnaar tot
leven te brengen; en Bert van der Linden
maakte iets acceptabels van de oude tuin
man. Zij allen kunnen verzekerd zijn van
mijn innig medeleven. De décor- en "kos
tuum-ontwerpen en de mise-en-scène wa
ren voor het gemak maar kant en klaar
van de Parijse opvoering overgenomen,
zodat moeilijk te beoordelen valt in hoe
verre de „regie" van Henk Rigters nog
iets met regie te maken had.
Er is in de Haarlemse Stadsschouwburg
door sommigen wel gelachen en aan het
slot zelfs geapplaudiseerd. waarschijnlijk
vooral voor de spelers, die zo hun best
hadden gedaan. Maar diegenen, die van
Sagan's „meesterwerk" nog altijd een na
re nasmaak in de mond hebben, kan ik
geen betere raad geven dan zich nog van
avond naar de voorstelling van „Dona
Diana", in dezelfde schouwburg, te spoe
den. Zij zullen dan die nare nasmaak
kwijt raken door te kunnen constateren
tot welk een charmant en briljant hoogte
punt van blijspelkunst dezelfde Nederland
se Comedie (met dezelfde Ellen Vogel) in
de hoofdrol) kan komen als ze haar krach
ten wijdt aan een wérkelijk toneelstuk, en
niet aan het wanprodukt van een door de
reclame bedorven jongejuffrouw met een
hang naar het ziekelijke.
Simon Koster
Te Heemstede in huize „Hesmerg" werd
zondagavond weer een liederen-recital ge
geven. De jonge zangeres Ank Reinders uit
Den Haag zorgde voor deze zeldzame ge
beurtenis. Haar optreden, dat een debuut
voor Kennemerland was, stemde in het al
gemeen tot bijzondere voldoening.
Ank Reinders, die eerst haar opleiding
ontving van Theodora Versteegh en latei-
van Ferdinand Grossmann te Wenen, bezit
een warm getimbreerde sopraan-stem met
een van nature expressief karakter. Vaak
deed haar stem bij haar bewuste en door
leefde voordrachten denken aan een mez
zo-sopraan. In dit register lagen mede
door een voortreffelijke scholing de mees
te artistieke mogelijkheden van haar stem
en deze wist Ank Reinders uitnemend aan
haar vertolkingen dienstbaar te maken.
En geslaagde vaste toonvormingen in het
hoge register toonden overtuigend aan wat
deze begaafde zangeres ook hierin berei
ken kan. Ank Reinders had haar program
ma voor deze avond met smaak gekozen.
Van Mozart vertolkte zij enkele liederen en
het „Alleluja", waarvan de coloratuur in
een groter uitvoeringsruimte ongetwijfeld
vollediger van uitwerking was geweest
dan hier het geval kon zijn. Van drie fraaie
liederen van Johannes Brahms wist de
zangeres de eigen karakteristiek in woord
een innig bewogen of uitbundige klank
goed te treffen evenals voor de twee liede
ren van Debussv „Le temps a laissé son
manteau" en „Pour ce que plaisance est
morte". Voor de emotioneel gezongen „Air
de Lia" van Debussy miste men weer de
ruimte.
Een voortreffelijke indruk maakte Ank
Reinders met bijzonder geslaagde liedcom
posities van Henk Badings en Leon Orthel.
Ook met. deze geavanceerde muziek kon
de soliste de noodzakelijke sfeer scheppen
of een typering geven waarbij weer mi
miek en gebaren als bijzondere voor-
drachts-factoren werden ingeschakeld, zo
als voor de andere gezongen liederen.
Ik zou Ank Reinders echter willen aan
raden aan die mimiek, waarvoor haar ex
pressieve gelaatstrekken geschapen zijn,
toch veel critische aandacht te besteden.
Het gevaar van uniformiteit, van overdaad
en van tegenstrijdigheid met de liedsituatie
en de gevoelsuitdrukking van het woord
is niet denkbeeldig.
Als de loonvorming vergt ook de mimiek
een nauwkeurige bestudering. Voor de
zang van Anke Reiders zou ik een juiste
gelaatsexpressie niet willen missen. Nu
reeds kon zij van doeltreffende werking
worden bij de voordracht van vier prach
tige liederen van Richard Strauss, waar
mede de zangeres deze geslaagde avond
besloot.
Met grote waardering wil ik tenslotte
gewagen van de muzikale, en gave, voor
treffelijk aansluitende pianobegeleidingen
van Ans Bouter, die terecht in de harte
lijke bijval van de toehoorders betrokken
werd.
V. Zwaanswijk
PARIJS. Er wordt druk onder
handeld tussen de directie van de Franse
/staatstelevisie en. de leiding van het
Gaumont-concern dat alleen al in Parijs
zeventien- grote bioscopen onder zijn con
trole heeft. Onderwerp: de mogelijkheid
voor Gaumont dagelijks over het nieuws
per filmband van de televisie te
beschikken om zo de actualiteit, wat fris
ser op te kunnen dienen dan nu met de
(wekelijkse) journaalfilms mogelijk is.
Tijdens de eerste voorstellingen zou het
nieuws dan gelijktijdig in de bioscopen èn
de huiskamers vertoond kunnen worden.
Dank zij een uitvinding van de Zwitserse
professor Fischer, het Eudophore-systeem
is 't mogelijk geworden de 16-milimeter
t.v.-films ook op normaal bioscoopdoek te
projecteren. Van de zomer zijn er met de
ze methode in een der grootste Parijse
bioscopen al proeven genomen met de
projectie van t.v.-reportages der Olympi
sche Spelen. Die experimenten zijn zeer
bevredigend verlopen. De kosten van de
installatie in een bioscoop van een t.v.-
uitrusting worden op ruim anderhalf mil
joen gulden geschat, een niet geringe
uitgave die Gaumont zich niettemin
graag getroosten wil om beter gewapend
te zijn tegen de concurrentie van de tele
visie die haar negatieve invloed op de toe
loop van het publiek ook in Frankrijk
steeds sterker doet gelden.
„CORIOLANUS" is een van de merkwaardigste maar rijpste scheppingen van
Willliam Shakespeare, voor de enscenering waarvan eenzelfde gespannenheid van
visie vereist wordt als waarmee de toneeldichter de bij Plutarchus gevonden stof
bewerkte tot een voor veranderlijke interpretatie vatbaar document van strijd tus
sen menselijke en maatschappelijke machten. Wij zien de titelheld Coriolanus is
de erenaam, na zijn éénmansverovering van de stad Corioli verworven, van de
Romeinse aanvoerder Caius Martius met andere ogen en ervaring als onze voor
vaderen. Zijn psychologische structuur echter blijft de activerende kern van de zaak.
Na de tweede wereldoorlog bestaat er voor deze tragedie internationaal een ongekend
grote belangstelling. Die hernieuwde actualiteit is geen wonder in een wereld, zo
kort na Hitler en Mussolini, ivaarin zoveel militairen al dan niet dictatoriaal het
hoogste gezag in de staat bekleden. In ons land ivas het stuk, voor de zaterdag
jongstleden in de Amsterdamse Stadsschouwburg begonnen voorstellingen door de
Nederlandse Comedie, in geen zestig jaar gespeeld. In de periode toen Louis Bouw
meester er triomfen in vierde, kon men zijn poging tot begrip vooral op Napoleon
inspireren. Maar in diepste wezen moet, geloof ik, Coriolanus gelden als het. type
van de laatrenaissancistische edelman, grootmeester in de wapenhandel en gelovige
in de traditionele rechten der aristocratie, die zichzelf te gronde richt door het
buitensporige van zijn al dan niet tot hoofse bescheidenheid vermomde eerzucht.
Die sleutel tot verstandhouding wordt uitdrukkelijk aangegeven, namelijk bij monde
van Sicinius Velutus, een der opstandige volkstribunen: „Martius houdt geen maat,
hij kan zijn macht niet aan!" Dit is het grondthema, waarop zo goed als alle schep
pingen van Shakespeare zijn afgestemd.
DE VERHALENDE INHOUD kan ge
makkelijk in het kort worden samengevat.
„Coriolanus" is de geschiedenis van een
tweevoudig verraad door een man, die bij
herhaling gedwongen wordt tot ontrouw
aan zichzelf. Want dit is zijn tragiek; dat
hij zichzelf niet meester blijft. Op waarlijk
geniale wijze heeft Shakespeare zijn on
evenwichtigheid gemotiveerd uit wat wij
thans „moederbinding" noemen. Caius
Martius aanvaardt na zijn zegevierende
terugkeer uit de oorlog tegen de Volsken
zijn kandidatuur voor het hoge ambt van
consul, maar weigert zich te vernederen
om daarbij de steun te verwerven van het
volk, dat na de betoonde minachting zijn
verbanning eist. Hij loopt dan over naai
de tegenstander, opnieuw voor de poorten
van zijn „vader"-stad verschijnend, nu
als wraaknemende aanvaller. Zijn moeder
en in haar schaduw zijn vrouw halen hem
evenwel over om Rome te sparen en vre
de te sluiten. Hoewel hij voordelige voor
waarden heeft bedongen, wordt hij door
samenzweerders uit de gelederen der
Volsken vermoord.
De moeilijkheid voor een hedendaags
publiek ten aanzien van „Coriolanus"
schuilt hierin, dat men zich met geen van
de partijen vereenzelvigen kan, tenzij men
een marxistische beschouwingswijze toe
past. en de overwinning van het mondig-
wordende volk op de usurpator toejuicht.
Hoezeer het waar mag zijn, dat ook hier
het kwaad zichzelf verslindt, het is even
onmiskenbaar dat „Coriolanus" de poli
tiek in het centrum van de handeling
plaatst. Als men het stuk losmaakt uitzijn
ontstaansperiode en uiteraard gebeurt
dat bij een vertoning van nu heeftenen
te doen met een meesterlijk melodrama,
het toneel van de strijd tussen kwaad en
erger. Hoe kan men medelijden voelen
met een brutale veroveraar, die zich in het
openbaar misdraagt als een verwend en
daardoor balsturig kind, dat door zijn ge
brek aan verstandige plooibaarheid een
gevaar is voor zijn omgeving? Onjuist als
de vergelijking mag zijn, men kan zich
toch wel indenken dat men in Coriolanus
het oerbeeld heeft gezien van de fascisti
sche tiran. Om die reden hebben Van Dal-
sum en Defresne het vóór de oorlog niet.
willen spelen.
In een formidabel eenzijdig maar be
langwekkend opstel, waarin hij „Coriola
nus" als een brok revolutionaire historie
uitlegt, heeft de Franse criticus Bernard
Dort een treffende karakteristiek van de
hoofdpersoon gegeven: „Hij is een held,
ongetwijfeld, maar niets dan een held!"
Zodra Coriolanus buiten het slagveld tot
heersen wordt geroepen, verliest hij bij
de geringste tegenstand zijn zelfbeheer
sing. Hij is een krijgsman, geen diplo
maat. En weer dringen vergelijkingen met
hedendaagse staatslieden zich op. Maar
nogmaals moet men zich bedenken
doch kan men zulks? dat Coriolanus
letterlijk en figuurlijk een kind is van de
elizabethaanse tijd, waarin Engeland een
gematigd matriarchaat beleefde. Wij moe
ten proberen hem in zijn wezenlijke waar
de te zien als een geestelijk onvolwassene,
die goed kan vechten, maar geenszins bij
machte blijkt aan de verdere idealen van
de universele edelman te voldoen. Over
compensatie van zijn tekortkomingen, zijn
menselijke onvolledigheid, vernietigt hem.
Dit aspect van infantilisme kan in de
voorstelling door de Nederlandse Comedie
onvoldoende tot gelding komen, doordat
het hoe subliem de rol ook vertolkt
W. F. Hermans, romancier, geoloog en lector aan de Rijks
universiteit in Groningen, beoefent in de vrije tijd die hem
blijkbaar bij al deze besognes nog rest, met ijver en geestdrift
de amateur-fotografie. Dat klinkt nogal dilettanterig, maar
Hermans auteur van o.a. „De tranen der Acacia's", „De
blinde fotograaf", „De donkere kamer van Damocles" 'heeft
het stadium van zondagsfotograaf al verre achter de rug. Dat
bewijst de expositie van zijn foto's, die zaterdagmiddag in La
Cave Internationale aan de Amsterdamse Heerengracht geopend
is: een dertigtal technisch onberispelijke vergrotingen die ook
qua visie knap en belangwekkend zijn. Hermans' fotografische
voorliefde gaat uit naar de „candid": het leven „betrappen" in
al zijn bizarre toevalligheden en contrasten. Een nonnetje
bijvoorbeeld, in druk gesprek met een oud vrouwtje voor een
affiche voor een naaktshow, een wrakke bromfiets met inge
bouwde scharensliep-apparatuur, een wand met spiegels in een
warenhuis. Niet altijd ontkomt hij daarbij aan een neiging tot
effectjagerij, zoals bijvoorbeeld in een nogal opzettelijke mon
tage van een Spoetnik-model (van het type waarmee de hond
Laika zijn ruimtereis maakte) met een foto van een sentimen
teel grafschrift-voor-een-schoothondje. Maar als hij in zijn
fotografische benadering van mensen, dingen en situaties
eerlijk probeert, het „beslissende moment" te treffen: het
onderdeel van een seconde, waarin actie en expressie hun
karakteristieke climax bereiken, dan is het resultaat meestal
een foto met „inhoud" en spanning, levensecht en boeiend.
Kijkt u maar eens naar zijn voortreffelijke platen van spelende
kinderen, opnamen die slechts tot stand kunnen komen als de
fotograaf een scherp observatievermogen aan een summum
van geduld en van paraatheid paart. Hier toont de amateur
Hermans zich een waardig volgeling van b.v. de grootmeester
Cartier Bresson, die aan dit „beslissende moment" zelfs een
heel boekdeel vol lichtbeeldkunstige wijsgerigheden gewijd
heeft.
Hoe hij tot fotograferen gekomen is? „Uit verveling", ont
hulde hij zelf bij de opening van zijn expositie. „Maar lang
zamerhand ging het mij boeien en fascineren, als technisch
handwerk en als uitdrukkingsmiddel. Alleen ervoer ik dat het,
hoe verder je komt, steeds moeilijker wordt; moeilijker wellicht
zelfs dan de beeldende kunsten, want een schilder, een tekenaar
of een beeldhouwer kan de werkelijkheid naar zijn hand zetten,
terwijl een fotograaf geketend is aan de realiteit."
In de eindeloze strijdvraag of de fotografie wel of niet een
kunst kan zijn, wilde Hermans zich echter niet mengen. „Ik
werk haast nooit poëtisch of kunstzinnig" zei hij en dat
lijkt ons een goed credo voor een candid-fotograaf: hij heeft
zijn handen vol aan de realiteit in al haar absurde, komische
en navrante uitingsvormen.
De auteur Bert Schierbeek, die de expositie opende, had er
dit van te zeggen: Als romanschrijver is Hermans geen natura
list, maar toch vaak realistischer dan de realisten. Hij houdt
ervan, tegen zere benen te schoppen. Dat doet hij ook in de
dwarsdoorsneden van het leven, die zijn foto's zijn en daar
mee verschaft hij ons precies die toevoeging op zijn werk als
litterator, die ons van het beeld van de „complete" Hermans nog
ontbrak.
De tentoonstelling duurt de gehele maand november.
lierman Croesen
wordt onmogelijk is Ank van der Moer
in de grijze gedaante van Volumnia als
de moeder van de robuuste Coriolanus van
Ko van Dijk te aanvaarden. Daar nie
mand anders bij dit gezelschap deze ka
pitale functie beter zou hebben kunnen
vervullen, had men een andere actrice
(maar welke?) als gast moeten uitnodi
gen. Nog moeilijker is het Ko van Dijk
Ko van Dijk als Coriolanus.
gemaakt, doordat zijn voornaamste uiter
lijke tegenstander gevormd wordt door
schilderachtig opgesteld operettevolk, met
vooral Eli Blom als een voortreffelijk agi
tatorische woordvoerder, maar veel te ge
ring in aantal. Een in ieder opzicht ideale
wederpartij wordt hem alleen geleverd
door Johan Schmitz als Tullus Aufidius,
bevelhebber van de Volsken, een volwaar
dige rivaal met warm pathos en ridderlij
ke allure. Desondanks weet Ko van Dijk
is zijn speeltrant ditmaal wellicht iets te
sober om het excessieve van zijn gedrag
het uitdijen van moed tot hoogmoed
te rechtvaardigen. Onverbeterlijk is qua
zinsvorming en plastiek vooral zijn ramp
zalige arrogantie.
Wat men blijft missen, bij alle zorgvul
digheid van tekstbehandeling waartoe de
magnifieke vertaling van Bert Voeten
aanleiding gaf, is een dwingende sfeer van
onontkoombaarheid. De regie van Johan
de meester is niet op verdichting gericht
geweest, integendeel vaak op verheven af
leiding. De kleurensymboliek in het met
monumentale eenvoud opgetrokken decor
van Wim Vesseur, met trappenbouw voor
al dienstbaar aan de wens naar beweeg
lijkheid, wordt voor een groot deel onge
daan gemaakt doordat men herhaaldelijk
dezelfde mensen in verschillende groepen
ziet optreden. Dit is een betreurenswaar
dig voorbeeld van de zuinigheid van de
directie van de Nederlandse Comedie, die
de wijsheid van Shakespeare bedriegt. Dit
doubluresysteem is nog kwalijker dan het
andere, zeker nu er toch al te weinig man
kracht op de been werd gebracht.
Er is geen aanleiding om op de presta
ties van de vele anderen Nienke Sikke-
ma Johan Fiolet, Frits Butzelaar, Tom
van Beek, Paul Meyer, Peter Oosthoek,
Philippe la Chapelle, Pierre Myin, Arthur
Boni en in het komische vlak Dick Swid-
de nader in te gaan. Een uitzondering
moet tenslotte worden gemaakt voor Han
Bentz van den Berg als Menenius Agrippa,
seniele staatsman en „vader"-lijke vriend,
geestige materialist en kostelijk toonbeeld
van welbespraakte middelmatigheid, een
tweede Polonius, die echter bij voortdu
ring los van de dramatische handeling
staat. Het rijk van Coriolanus is door dit
alles een niemandsland geworden.
David. Koning
Het Israëlisch Philharmonisch Orkest,
dat thans een wereld-tournee maakt, heeft
twee orkesten uitgenodigd ter vervanging
in Israël tijdens zijn afwezigheid: het Lon
don Symphony Orchestra, onder leiding
van Antal Dorati en het NedexTands Ka
merorkest onder leiding van Szymon Gold
berg.
Het Nederlands Kameroi-kest zal, als
eerste der twee gastorkesten 1 november
naar Israël gaan voor het openingsconcert
op 2 november in Tel Aviv. Voorts wordt
geconcerteerd in Haifa, Jeruzalem en in
enkele Kibboetsim.
Er zullen tijdens het vei'blijf in Israël
vier programma's worden uitgevoerd met
werken van Bach, Vivaldi, Haydn, Mozart,
Beethoven, Bai'tok en Lex van Delden.
Als solisten zullen medewerken: Maria
Curcio-piano, Szymon Goldbei-g-viool en
Adi-iaan Bonsel-fluit.
Het Philharmonisch Orkest uit Tokio zal
op donderdag 3 november in Den Haag en
op vrijdag 4 november in Amsterdam een
concert geven. Het orkest zal tijdens deze
concerten staan onder de leiding van Hi-
demaro Konoye, een dirigent die in Japan
geldt als de grondlegger van het symfo
nisch muzikale leven aldaar. Hij werd in
1898 geboren als zoon van Prins Atsumaro
Konoye. Na enige tijd filosofie te hebben
gestudeerd aan de universiteit van Tokio,
bezocht hij het conservatorium en voltooi
de zijn muzikale studie in Parijs en We
nen. In 1925 stelde hij in Japan het eerste
beroeps symfonieorkest samen.
Hidemax-o Konoye maakte verschillende
concei-treizen naar Amerika en verschei
dene Europese landen. Na de ooiTog richt
te hij het thans nog bestaande Tokio's
symfonisch orkest op en in 1951 begon hij
aan de samenstelling van het academisch
gevormde orkest, dat nu dus twee concer
ten in Nederland komt geven. Aan deze
concerten zullen de violist Shigeru Toya-
ma en de koto-bespeelster Kazue Miyagi
hun solistische medewerking veiTenen. De
koto is een hier vrijwel onbekend instru
ment van Chinese ooi'sprong. Men kan dit
instrument beschouwen als een liggende
harp. Een langwerpige, op de grond rus
tende klankkast met dertien daaroverheen
gespannen snaren, die door de kunstenaar
knielend worden bespeeld. De vingers van
de rechterhand, waarmee de snaren in
trilling worden gebracht, zijn met ivoren
nagels vérlengd. Vroeger was het een tra
ditie dat slechts blinden de koto bespeel
den, omdat alleen zij werden geacht over
de gevoelige klankzin te beschikken, die
een perfect spel op de koto vereist.
De violist Shigeru Toyama werd in 1935
geboren en studeerde viool onder leiding
van de Russische violist prof. Mogilevsky.
Hij deputeex-de in 1953 in Tokio, werd eer
ste concex-tmeester van het Japans Radio
Symfonie Orkest en treedt sinds 1957 uit
sluitend op als solist.
Naast een uitvoering van de duizend jaar
oude Keizerlijke hofmuziek, staan op het
programma ook werken van Beethoven
Tsjaikofsky en Robert Schumann.