THEATERNIEUWS UIT WENEN Nieuwe Franse remans ETHERSCHOLEN VERLOSTEN HET AUSTRALISCHE PLATTELANDSKIND UIT ZIJN ISOLEMENT Moeder Natuur presenteert haar miljoenennota ZATERDAG 5 NOVEMBER 196 0 Erbij PAGINA TWEE Gewoon doordraaien maar Verrassende come-back van Zarah Leander Weglopers MERKWAARDIGE COÏNCIDENTIE: de miljoenennota van onze minister van Financiën en die van Moeder Natuur in het zelfde seizoen. Merkwaardige tegenstelling ook: zo vol van ge mengde gevoelens als de gemiddelde burger de ene bekijkt (als hij er al oog voor heeft), zo vol van vreugde om de uitbundig heid der natuur kan de andere hem stemmen, gesteld dat hij haar op de juiste waarde weet te schatten. Doch hoe dan ook, het kan dit jaar niet missen, wanneer u wat buiten rondwandelt, wordt uw oog stellig getrokken door de najaarsverschijningen bij uitnemendheid, die paddestoelen heten en waarvan vele zelfs in de verte niet ap een paddestoel lijken. middelmatigheid, hun gebrek aan opstan digheid, hun gemis aan „metaphysische" onrust. Zij schijnen zelfs de verbeeldings kracht te missen om zich een ander leven dan het bezadigd-burgerlijke voor te stel len. Hun problemen liggen uitsluitend in het praktische vlak: zij willen voor alles niet tot de gedupeerden behoren. Voor hen is „slagen" het verwerven van materiële zekerheid. Van de drie hoofdpersonen, de medisch-assistent Michel Deschamps, de student aan de Academie voor Beeldende Kunsten Pierre Etienne, het kantoormeis je Hélène. is de laatste de enige die in opstand komt en dus kwetsbaar is. Niet in opstand echter tegen „het" leven, maar tegen de omstandigheden waarin zij leeft. Zij zou zich geschikt hebben als zij bij Michel of Pierre de veiligheid van een beschermd bestaan had gevonden. HET PORTRET dat Gérard Delmain heeft geschilderd, is niet erg flatteus. In deze jongeren zou men graag wat inner lijke onrust zien en meer belangstelling voer wat niet uitsluitend op het materiële is gericht. De auteur heeft echter geen verfraaiend, maar een objectief beeld wil len geven van een groot deel der Franse jeugd dat rustig haar weg gaat en weinig opvalt. Mede door het analyserend vermo gen van de schrijver en de juiste toon die hij weet te treffen, krijgt de lezer de indruk dat dat beeld juist is. S. Elte de leerlingen, ver weg achter hun transcei vers, zingen mee. „Wil een van jjullie het lied nu alleen zihgen?" vraagt de on derwijzeres. Veel leerlingen geven hun „call-sign" en zeggen, dat zij dat willen doen. De keuze van de onderwijzeres valt op 9 HS. Achter deze cijfercombinatie gaat Pam Smith schuil. „Nu, Pam", zegt de onderwijzeres, „wil jij het dan vandaag doen? Begin maarIn de klas-studio horen wij Pam's gave stemmetje duidelijk via de luidspreker. En ook Pam's mede leerlingen verstaan haar goed. Peperomia's worden tegenwoordig in ve le soorten als kamerplant gekweekt; voor al deze ouderwetse soort ziet men veel; ze houdt ook wel van een droge kamer- warmte en het is niet zo nodig haar da gelijks te sproeien; als men dat in een droge omgeving een paar maal per week doet kan men dat wel als voldoende be schouwen. In de winter zal men dan al vroeg in de morgen moeten sproeien; als het bonte blad eenmaal is opgedroogd kan het geen kwaad meer, doch het moet voor de avond wel droog zijn. Dit plantje moet beslist in een normaal verwarmde kamer gekweekt worden en zorg er voor dat het zo nu en dan ook eens bemest wordt; de bekende kamerplantenmest kan men er wel voor gebruiken. De bloemist kweekt het plantje voort door middel van blad- stekken, volwassen bladeren worden met een stukje steel totaan de bladvoet in de grond gezet en dat kunt u zelf ook wel eens proberen, doch hul de pot dan later in een plastic zakje; de atmosfeer zal veel vochtiger blijven en de stekken zullen ge makkelijker groeien. Als het nodig is kan men vroeg in het voorjaar wel in goede bloemistengrond verpotten, doch doe het liever nu niet. G. Kromdijk HET LEIDENDE THEMA van de cyclus wordt door de hoofdpersoon Ludovic Fenns als volgt geformuleerd: „Het grote pro bleem van onze tijd ligt op het trefpunt van het individuele en het maatschappe lijke". Wat Fenns zoekt, is het evenwicht tussen de aspiraties van het individu en de eisen van de samenleving. Ludovic Fenns is een jonge architect die genoeg heeft van de hedendaagse „collectivisti- sche stedenbouw". Op een van zijn wan delingen langs de Seine ontmoet hij een utopist, Clare, die door de oorlog verwoes te dorpen wil opbouwen. Dat moeten dan echter dorpen worden waaruit het geld gebannen is en waar de inwoners zullen leven volgens een communautair beginsel. Fenns neemt deel aan het eerste experi ment. Het blijkt hem echter al spoedig dat ook een dergelijke samenleving, ge baseerd op „romantische broederschap", tot despotisme leidt en het individu ver stikt. Hij verzoekt Clare dan ook hem van zijn verplichtingen te ontslaan en keert naar Parijs terug. En het dorp Pierre- la-Vie? Nauwelijks vijf maanden nadat de eerste inwoners er zich gevestigd hebben, mislukt de onderneming door de spottende critiek van de buitenwereld en pleegt de profeet Clare zelfmoord. DAT SLOT zal de lezer matig bevredi gen, daar, nadat zijn belangstelling is op gewekt voor de vorming van de in zich zelf besloten gemeenschap Pierre-la-Vie, hem het belangrijkste wordt onthouden, n.l. de ontwikkeling van die gemeenschap. Als het experiment moest mislukken, had de mislukking niet het gevolg moeten zijn van invloeden van buiten, maar van de onjuistheid van de gedachte waarop het berust. De „episode Clare" lijkt ons overi gens minder geschreven terwille van het experiment Pierre-la-Vie dan om enige trekken van Ludovic Fenns in het licht te stellen. Want hem vooral zal de lezer in de volgende delen terugvinden. En mis schien zullen dan, als de roman-cyclus vol tooid is, de bezwaren tegen dit eerste deel opgeheven worden. IN HET FRANSE ambtenarentaaltje be tekent „faire valser", iemand uit zijn ambt ontslaan, of, minder erg, iemand tegen zijn wens overplaatsen. Dat laatste over komt de Sous-Préfet uit Maurice Toesca's jongste roman „La Valse du Sous-Préfet" EVENALS IN ZIJN EERSTE ROMAN „Le Professeur Lorin" voert de schrijver arts Gérard Delmain in „La Réussite" (uitg. R. Laffont) de lezer in medische milieus. De beschrijving daarvan neemt echter een ondergeschikte plaats in. „La Réussite" wil, zoals de flap vermeldt, een portret van een generatie zijn. Films en romans der laatste jaren hebben ons reeds verscheidene portretten van hedendaagse jongeren getoond: gerevolteerden, non conformisten, sceptici, cynici, ontwortel den, bandelozen. Geen van dezen vindt de lezer in „La Réussite". Wat men de per sonages uit deze roman zou kunnen ver wijten, is juist hun volgzaamheid, hun Ja meneer, de handelis tegenwoordig bar slecht in mijn vak; de mensen willen gewoon geen mo lentjes meer. Als kinde deren al spelen zij lie ver met raketten, straal jagers en atoomdingen, net als Eisenhower en Kroesjtsjev en al die kerels. Vandaar dat nou bijna iedereen met mo lentjes loopt, als u be grijpt wat ik bedoel en daar ken je as 'n al leenstaande eerlijke koopvrouw nou eenmaal toch niks aan verande ren; dat is zogezegd te gen de windmolens vechten. „Gewoon door draaien maar, zei mijn man zaliger altijd, en dat doen we dan maar: Mooie molentjes, een kwartje per stuk (Van onze correspondent) WENEN HET DIKWIJLS HERHAAL DE verwijt dat het Weense Burgtheater zich niet aan een nieuw toneelstuk waagt, gaat voor dit seizoen niet op, omdat de directie tijdig de Duitse opvoeringsrech ten heeft verworven van Anouilh's „Bec- ket en de eer van God". De opvoering in het Burgtheater onder de regie van Lindt- berg is een grote gebeurtenis. Voor de vertolking van de hoofrol werd de zeer be gaafde, maar eigenzinnige, hyper-nerveu ze, schichtige, onberekenbare en uiterst sensitieve Oskar Werner gewonnen. Na een mislukt avontuur als schouwburg-di recteur is deze zeldzame acteur weer daar beland, waar hij thuis hoort en waar hij vooral in de vertolking van psychologische rollen met een „dubbele achtergrond", bijvoorbeeld als Hamlet, Don Carlos en nu ook als Becket, iets unieks presteert door zonder pathos, met een vrij hoge en toch zeer duidelijke stem, de onvermoede diep ten van de menselijke ziel weet te onthul len. De voorstelling vertoonde geen enkel spoor van de oude rhetorica of van decla matie, waarin het Burgtheater op grond van de traditie dikwijls vervalt. De direc tie ging nog een stap verder en brak zelfs met de traditie door de vertolkers van de twee hoofdrollen toe te staan om na af loop van de voorstelling voor het geslo ten gordijn te verschijnen en het applaus in ontvangst te nemen. ONDANKS DEZE kleine afwijking van de traditie behoudt het Burgtheater zijn eigen karakter. Dit bleek voornamelijk uit de stijl van het Berlijnse Schillertheater dat zo juist als gast in het Burgtheater is opgetreden. Onder leiding van Kortner, die overigens een geboren Wener is, speelde het Berlijnse ensemble „Don Juan" van Molière op een manier die als een gezon de injectie werkte, ook al zullen Weense acteurs hun eigen stijl handhaven. De Ber- lijners, vooral de twee hoofdacteurs Mar tin Held en Curt Bois, spelen directer, meer op de man af, niet zo „hintergrün- dig", daarvoor in de plaats sneller, preg nanter en moderner. En ook de regie stapt veel gemakkelijker over bepaalde traditionele opvattingen heen. Dat kan voor de Weners een les zijn, ook al blijft hun spel iets „spiritueler", op zoek naar innerlijke dimensies, en is het daardoor misschien enigszins verouderd, omdat de psychologie op het ogenblik geen goede beurt meer maakt op het toneel. HET NIEUWE SEIZOEN is met een klein toneelschandaal begonnen, wat in Wenen een uitzondering is. Over het alge meen laat het publiek zich heel wat wel gevallen, niet echter in het volkstheater met zijn gezeten burgerlijke stampubliek. Toen in deze schouwburg „Moordenaar zonder Betaling" van Ionesco werd opge voerd, protesteerde de helft van de toe schouwers zo overduidelijk dat de voor stelling moest worden onderbroken. Intus sen trachtte de directeur het publiek bij te brengen dat men toch niet altijd „Sissy" kon spelen, maar net bleef protesten rege nen. Na een onderbreking van dertig mi nuten hadden de ontevredenen de zaal ver laten en kon de voorstelling worden voort gezet. MEER SUCCES heeft in Wenen altijd een operette, maar dan toch op voorwaar de dat de hoofdrol door een allereerste kracht wordt vertolkt en dat de tekst ge moderniseerd is. Tegen alle verwachtin gen in heeft Zarah Leander in Wenen een fenomenale come-back gevierd in „Een Vrouw die weet wat zij wil", een operette van Oscar Straus, die ook de muziek van „La Ronde" had gecomponeerd. Voor de actrice was het een waagstuk om vooral in Wenen op te treden,, waar zij in bijna elk cabaret wordt geparodieerd maar zij heeft het pleit gewonnen, omdat zij de zelfpersiflage bewust overnam, alle paro dieën verre overtrof en toch zichzelf bleef. Het stampubliek gnuift, omdat de operet te ondanks de voorspellingen van de zwartkijkers toch blijkt te leven. Ook de meest serieuze critici, die al jarenlang het verdwijnen van dit lichte genre had den aangekondigd, laten hun hele intellec tuele en artistieke arsenaal in de steek en lopen over naar Zarah. In de afgelopen zeven tot acht maanden zijn in West-Duitsland achthonderd meis jes en jongens in de leeftijd van zestien tot achttien verdwenen. Dat is het tries te restant van drieduizend jongeren, die avontuurslust, vrees voor examens, maar vooral drang om op eigen benen te staan het ouderlijk huis verlieten. De meeste van hen werden binnen enkele weken of maanden in of buiten West-Duits- land gevonden, maar achthonderd bleven er weg. De Westduitse politie zegt, dat het, sedert de grenzen tussen de West- europese landen met een persoonsbewijs te passeren zijn, voor jongeren eenvoudig is om het eigen land te verlaten. Daar bij liften zij niet meer ze nemen hun eigen scooter of bromfiets of de auto van pa. De reden? Men zegt dat het velen te lang duurt voor ze zelfstandig zijn: de school eist hen op tot hun zeventiende jaar, als leerling vraagt men nog twee of drie jaar, waardoor ze „pas" met hun twintigste op eigen benen kunnen staan, en al die tijd thuis aan de lijn vrezen te worden gehouden. Vader heeft een ambulante betrekking en het gezin woont daarom in een tent, nu hier, dan daar, in het uitge strekte Australische binnenland. Via een radio-zend- en ontvangapparaat kan zoonlief echter toch de lessen van de etherschool volgen. Hier ziet men hem in gesprek met zijn onderwijze res op vijfhonderd kilometer afstand, In 1951 werd de eerste „etherschool" in gebruik genomen in Alice Springs. In de volgende jaren kwamen er dergelijke scho len in Ceduna (1956), Port Augusta (1958), Broken Hill (1956) en elders. Thans be draagt hun aantal vijftien en er zullen er meer volgen in de komende jaren. De school begint om tien uur. Een paar minuten voor tienen betreedt de hoofdon derwijzeres het studio-klaslokaal en neemt zij plaats aan een tafel, waarop een mi crofoon staat. Zij luidt (via de radio) de schoolbel. Vervolgens roept zij haar on zichtbare leerlingen op, die op honderden kilometers afstand bij hun „transceivers" zitten. Weldra hoort men in het lokaal de „callsigns" der leerlingen. „Kunt u 8 LG horen?" „Ja, 't is wat zwakjes, maar ik hoor je toch.." ..Ben jij 9 HS?" „Ja, 9 HS ben ik.." Dan is de presentielijst gereed en kan de les be ginnen. „Kom. nu zullen we ons ochtend lied zingen", zegt een der onderwijzeres sen. Zij zet een grammofoonplaat op en „9 DF. Goedenmorgen, juffrouw. „Op een mooie dag vatten wij het plan op om vader-en-moedertje te gaan spelen klaar." De onderwijzeres antwoordt: „Een goed gebouwde zin, Sandra, en „een plan opvatten" is een mooie uitdrukking.." Een ander kind volgt met „Wij hebben een grote hond en een kleine poes". De onderwijzeres reageert ditmaal niet De opstelles gaat verder. Soms voeren de „etherscholieren" een toneelstukje op. Er is geen publiek en de spelers kunnen elkaar niet eens zien. Toch steken de kinderen zich thuis in kostuums, die passen bij hun rol. De ouders zijn verrukt en de kinderen genieten. Het is net of zij echt bij elkaar zijn! Veelal wordt de „ethersehoolzitting" besloten met een vragen- en antwoorden-kwartiertje, waarin voornamelijk aandacht besteed wordt aan het werk, dat de kinderen moeten maken voor hun correspondentie- scholen. De „etherscholen" zijn nog niet vol maakt, al hebben zij reeds zeer gunstige resultaten afgeworpen. Voortdurend expe rimenteert men om het systeem te ver beteren. Maar alle deskundigen zijn het erover eens dat zij vele kinderen in de uithoeken en binnenlanden verlost hebben uit hun isolement en hen met elkaar in contact hebben gebracht. Die vroeger zo KINDEREN TE moeten opvoeden in de uithoeken en binnenlanden van Australië stelt ouders en leerkrachten voor enorme problemen. De mensen wonen in die ge bieden namelijk zo geïsoleerd, dat de naaste buren vaak op een afstand van 150 km. of meer wonen. Dat deze eenzaam heid het voor de jeugd lastig maakt om een normale schoolopleiding" te krijgen, behoeft geen nader betoog. Tot voor weinige jaren was de „corres- pondentieschool" het enige onderwijsinsti tuut, dat de kinderen in enigszins georga niseerd verband de nodige kennis bij bracht. Correspondentie-scholen verrichten nog steeds deze nuttige taak. Zij hebben goede vruchten afgeworpen, maar op één punt faalden zij: van persoonlijk contact tussen kind en onderwijzer kan nauwelijks sprake zijn. Bovendien vergt het opzenden, corrigeren en terugsturen van het huis- werk zoveel tijd, dat zowel de leerlingen als de leerkrachten er soms mismoedig door worden. Dit euvel werd verholpen door instelling van Etherscholenof (zo als men ze in Australië noemt) „Schools of the air". Zowel de leerlingen als de leerkrachten dezer scholen zijn allen in het bezit van een „transceiver", een radio apparaat, waarmede men zowel zenden als ontvangen kan. Hierdoor is mondeling contact tussen kind en onderwijzer moge lijk geworden. HET IS BEGONNEN in 1944. Toen be zocht een paedagoge, mejuffrouw Adelaide Meithke, de plaats Alice Springs in het Noordelijk Territorium, een der dunst be volkte delen van Australië. Tijdens dat be zoek maakte zij kennis met veel kinderen en ging toen beseffen, hoe eenzaam zij waren. Adelaide Meithke kon die kinderen niet bewegen om vriendschap met haar of met, elkaar te sluiten. Dit stemde haar tot nadenken. Hoe kon de schuwheid van die geïsoleerde jeugd worden doorbroken, hoe moest men die kinderen aanpakken om hun persoonlijkheid in maatschappelijke zin te ontplooien? ADELAIDE MEITHKE zag en hoorde, hoe de „transceivers" artsen in staat stel den om „op afstand" zieken te genezen. Zij zag en hoorde, hoe „buurvrouwen", die honderden kilometers van elkaar verwij derd woonden, dank zij die „transceivers" gezellig samen konden babbelen en zich daardoor minder eenzaam gevoelden. De conclusie lag voor de hand en Adelaide Meithke ging aan de slag. Onze tuin- en kamerplanten ROGER IKOR heeft enige jaren geleden (uitg. Albin Michel). Maar voor het zover met zijn roman „Les fils d'Avrom", die is, heeft de auteur, zelf oud-Sous-Préfet, onlangs in het Nederlands is vertaald, een met de gevoeligheid, de humor en de fan- welverdiend succes behaald. Terecht is tasie die hem eigen zijn, op kostelijke hem in 1955 voor de gevoelig beschreven wijze het. leven van de „gezagsdrager" tvederwaardigheden van een uit Polen in een provinciestadje beschreven en luch- naar Frankrijk geëmigreerd gezin de tig de spot gedreven met de intriges in Prix Goncourt toegekend. Wij geloven niet de ambtenaarlijke verhoudingen. Hij doet dat de lezers zijn jongste roman „Le Se- dat zonder gemoraliseer, doch met een meur de Vent" (uitg. Albin Michel) met vergoelijkend begrip voor menselijke zwak- evenveel ontroerde aandacht zullen lezen, heden en een vriendelijk scepticisme ten De reden daarvan is te vinden in hetgeen opzichte van verheven beginselen. Toesca de auteur in zijn voorivoord vermeldt Hij staat vooral bekend als een romancier de zegt daarin dat „Le Semeur de Venthet i'amour. Ook in deze roman speelt de eerste deel is van een vervolgroman waar- liefde, echtelijke en buiten-echtelijke, een van hij de juiste afmeting nog niet kent, grote rol. Onze Sous-Préfet, Charles Bon dat sommige personages nog slechts ruw temps, ervaart dat administratieve be- geschetst en vele ideeën nog niet ten volle slommeringen moeilijk met amoureuze be- ontwikkeld zijn. En omdat de schrijver slommeringen vermengd kunnen worden. reeds in dit eerste deel de voornaamste Omdat Bontemps beide zaken niet heeft thema's van zijn cyclus wil aangeven, weten te scheiden, komt hij in vermake- wordt er in zijn roman wel heel veel „ge- üj^ netelige situaties te verkeren, die dacht in lange monologues intérieurs zo- door de schrijver, helaas, tot een volko- dat er een wanverhouding ontstaat tussen men traditionele klucht ontwikkeld wor- het langdurig gefilosofeer en de handeling. den. Dat is jammer, omdat de lang ge- Daar waar deze laatste de overhand krijgt, amuseerde lezer nu tenslotte verzeild komen de kwaliteiten die Les fils raakt in een oninteressante, banale vaude- d'Avrom" tot zo een boeiende lectuur ville. De vrolijke wals eindigt met een maakten ten volle tot hun recht. wel zeer betreurenswaardige faux pas. WELLICHT IS HET u al opgevallen hoezeer het ene jaar, voor zover het de pad destoelrijkdom aangaat, kan verschillen van het andere. Verleden herfst bijvoorbeeld, dus middenin de grote droog te van 1959-1960, was het ten aanzien van alles wat zich paddestoel zou kunnen noe men dermate de dood in de pot, dat menige van tevoren vastgestelde tentoonstelling Gekraagde aardster moest worden afgelast bij ge brek aan materiaal. Nu was het de mycologen (paddestoe lenkenners) al eerder opge vallen, dat vooral een regen achtige herfst na een flink droge zomer hun overvloedige oogsten opleverde. Welnu, de jaren 1959 en 1960 hebben dit verschijnsel in ietwat uitge rekte vorm te zien gegeven. Een zeer droge zomer annex dito winter en voorjaar, en daarna een zomertje.... en fin, laat ons het er niet meer over hebben. Alle nattigheid moet echter bijzonder groei- bevorderend hebben gewerkt op de in aarde en hout rustende verzamelingen van schimmeldraden, die de zwamvlokken der paddestoe len uitmaken. Zij leken hun schade te willen inhalen en komen nu nog dagelijks met grote aantallen verse „vrucht lichamen", de paddestoelen te voorschijn. In allerlei kleur en vorm, nu eens in dichte toefen een boomstronk bekle dend, dan weer in enorme kringen op een ringvormig uitgegroeide zwamvlok boven de grond schietend. Een aardappelbovisl met kostgangerboleten Kees Hana NA EEN PAAR prijzende woorden tot Pam behandelt een der onderwijzeressen het weerbericht, enkele belangrijke gebeur tenissen en soms een onderwerp-op-verzoek Steeds weer streeft zij naar „stern-gemeen schap" met de leerlingen. „En nu, beste kinderen", zegt zij, „gaan we een opstel maken. Waarover? Wat denken jullie van de foto's, die jullie vorige week van mij toegezonden hebt gekregen? De kinderen antwoorden met een geestdriftig „Ja". „Heeft iemand een goede openingszin?" vraagt de onderwijzeres. Er valt plotseling een stilte. De kinderen denken blijkbaar na. De onderwijzeressen kijken elkaar aan. Dan zegt een van haar voor de mi crofoon: „Wat is dat nu? Ik hoor niemand De verbinding is toch niet defect?" Maar daar meldt zich al een leerling. HIER NU, in deze schijn baar simpele en van veel mensen weinig geachte pad destoelen, presenteert de na tuur haar miljoenennota. Want elk van deze vrucht lichamen zit boordevol „zaad- jar", gewoonlijk niet van bin nen, maar op een bepaald ge deelte van het oppervlak. Neem maar zo'n goudbruine honing'zwam van een eike- stomp en keer haar om, of neem een vaalbruine en van onderen geelachtige koeie- boleet (veel voorkomend on der dennen aan de binnen- duinkant) en u zult er respec tievelijk prachtig straalsge wijs neerhangende lamellen en eigenaardig grove, hoekige poriën zien. Neem het geval mee naar huis als u over een microscoopje beschikt. Wrijf een heel klein brokje van zo'n lamel of de wand van een po rie met een drupje water tus sen voorwerp- en dekglaasje tot een doorschijnend papje en bekijk dat eens aandachtig. Temidden van de warboel zult u vele grote cellen ont dekken, die vier kleintjes op steeltjes aan hun top dragen. En die dwergen, dat zijn de Gesteelde stuifmeelballetjes paddestoel„zaadjes", of juis ter gezegd: de sporen. PADDESTOELEN genoeg, die honderdduizenden van deze microscopische kiemcel letjes voortbrengen. Zij wor den afgestoten wanneer ze rijp zijn, vallen half zwevend naar omlaag en worden ge woonlijk al tijdens deze klei ne luchtreis door de wind meegevoerd. Bij miljoenen en miljarden zijn ze op elk uur van de dag en van de nacht in de lucht. Maar bijna alle zullen ze verloren gaan. Slechts weinige kiemen op een geschikte plaats en groei en uit tot. nieuwe zwamvlok ken, die volgend seizoen pad destoelen voortbrengen. ZOALS OVERAL ZIJN ook in de wereld dér paddestoelen de buitenbeentjes eigenlijk het leukst. Wel, en wat die buitenbeentjes betreft kunt u prachtig terecht in onze eigen omgeving! Afwijkende vor men genoeg. Bijvoorbeeld die van de vooral in de duin streek talrijke aardsterren, wier naam voor zichzelf spreekt. Hun sporen zitten veilig verborgen in het cen trale, papierachtige bolletje en door daar even tegen te tikken kunt u ze in bruin groene wolkjes naar buiten drijven. Bij de aardige ge steelde stuifbal, klein en ver re van opvallend, maar bij voorbeeld in de Amsterdamse Waterleidingduinen lang niet zeldzaam, is er niet eens meer een stervormige schotel onder het sporenbolletje, doch al leen een stevig steeltje. En wellicht loopt u in het bin- nenduinbos ook wel eens te gen het zeer vreemde padde- stoeltje aan, dat zich niet bezighoudt met het verteren van rottend loof of hout, maar dat floreert op een andere paddestoel. Dat is de zoge naamde kostgangerboleet, een kleine dreumes, die het heeft voorzien op de aardappel- bovistën met hun knolachtige uiterlijk. Dat is dus een para siet op een afval plant, een' combinatie, merkwaardig ge noeg om er eens goed naar uit te kijken in deze dagen!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 18