THEATERNIEUWS UIT WENEN
Nieuwe Franse remans
ETHERSCHOLEN VERLOSTEN HET AUSTRALISCHE
PLATTELANDSKIND UIT ZIJN ISOLEMENT
Moeder Natuur presenteert
haar miljoenennota
ZATERDAG 5 NOVEMBER 196 0
Erbij
PAGINA TWEE
Gewoon
doordraaien
maar
Verrassende come-back
van Zarah Leander
Weglopers
MERKWAARDIGE COÏNCIDENTIE: de miljoenennota van
onze minister van Financiën en die van Moeder Natuur in het
zelfde seizoen. Merkwaardige tegenstelling ook: zo vol van ge
mengde gevoelens als de gemiddelde burger de ene bekijkt (als
hij er al oog voor heeft), zo vol van vreugde om de uitbundig
heid der natuur kan de andere hem stemmen, gesteld dat hij
haar op de juiste waarde weet te schatten. Doch hoe dan ook,
het kan dit jaar niet missen, wanneer u wat buiten rondwandelt,
wordt uw oog stellig getrokken door de najaarsverschijningen
bij uitnemendheid, die paddestoelen heten en waarvan vele
zelfs in de verte niet ap een paddestoel lijken.
middelmatigheid, hun gebrek aan opstan
digheid, hun gemis aan „metaphysische"
onrust. Zij schijnen zelfs de verbeeldings
kracht te missen om zich een ander leven
dan het bezadigd-burgerlijke voor te stel
len. Hun problemen liggen uitsluitend in
het praktische vlak: zij willen voor alles
niet tot de gedupeerden behoren. Voor hen
is „slagen" het verwerven van materiële
zekerheid. Van de drie hoofdpersonen, de
medisch-assistent Michel Deschamps, de
student aan de Academie voor Beeldende
Kunsten Pierre Etienne, het kantoormeis
je Hélène. is de laatste de enige die in
opstand komt en dus kwetsbaar is. Niet
in opstand echter tegen „het" leven,
maar tegen de omstandigheden waarin zij
leeft. Zij zou zich geschikt hebben als zij
bij Michel of Pierre de veiligheid van een
beschermd bestaan had gevonden.
HET PORTRET dat Gérard Delmain
heeft geschilderd, is niet erg flatteus. In
deze jongeren zou men graag wat inner
lijke onrust zien en meer belangstelling
voer wat niet uitsluitend op het materiële
is gericht. De auteur heeft echter geen
verfraaiend, maar een objectief beeld wil
len geven van een groot deel der Franse
jeugd dat rustig haar weg gaat en weinig
opvalt. Mede door het analyserend vermo
gen van de schrijver en de juiste toon
die hij weet te treffen, krijgt de lezer de
indruk dat dat beeld juist is.
S. Elte
de leerlingen, ver weg achter hun transcei
vers, zingen mee. „Wil een van jjullie
het lied nu alleen zihgen?" vraagt de on
derwijzeres. Veel leerlingen geven hun
„call-sign" en zeggen, dat zij dat willen
doen. De keuze van de onderwijzeres valt
op 9 HS. Achter deze cijfercombinatie gaat
Pam Smith schuil. „Nu, Pam", zegt de
onderwijzeres, „wil jij het dan vandaag
doen? Begin maarIn de klas-studio
horen wij Pam's gave stemmetje duidelijk
via de luidspreker. En ook Pam's mede
leerlingen verstaan haar goed.
Peperomia's worden tegenwoordig in ve
le soorten als kamerplant gekweekt; voor
al deze ouderwetse soort ziet men veel;
ze houdt ook wel van een droge kamer-
warmte en het is niet zo nodig haar da
gelijks te sproeien; als men dat in een
droge omgeving een paar maal per week
doet kan men dat wel als voldoende be
schouwen. In de winter zal men dan al
vroeg in de morgen moeten sproeien; als
het bonte blad eenmaal is opgedroogd kan
het geen kwaad meer, doch het moet voor
de avond wel droog zijn. Dit plantje moet
beslist in een normaal verwarmde kamer
gekweekt worden en zorg er voor dat het
zo nu en dan ook eens bemest wordt;
de bekende kamerplantenmest kan men er
wel voor gebruiken. De bloemist kweekt
het plantje voort door middel van blad-
stekken, volwassen bladeren worden met
een stukje steel totaan de bladvoet in de
grond gezet en dat kunt u zelf ook wel
eens proberen, doch hul de pot dan later
in een plastic zakje; de atmosfeer zal veel
vochtiger blijven en de stekken zullen ge
makkelijker groeien. Als het nodig is kan
men vroeg in het voorjaar wel in goede
bloemistengrond verpotten, doch doe het
liever nu niet.
G. Kromdijk
HET LEIDENDE THEMA van de cyclus
wordt door de hoofdpersoon Ludovic Fenns
als volgt geformuleerd: „Het grote pro
bleem van onze tijd ligt op het trefpunt
van het individuele en het maatschappe
lijke". Wat Fenns zoekt, is het evenwicht
tussen de aspiraties van het individu en
de eisen van de samenleving. Ludovic
Fenns is een jonge architect die genoeg
heeft van de hedendaagse „collectivisti-
sche stedenbouw". Op een van zijn wan
delingen langs de Seine ontmoet hij een
utopist, Clare, die door de oorlog verwoes
te dorpen wil opbouwen. Dat moeten dan
echter dorpen worden waaruit het geld
gebannen is en waar de inwoners zullen
leven volgens een communautair beginsel.
Fenns neemt deel aan het eerste experi
ment. Het blijkt hem echter al spoedig
dat ook een dergelijke samenleving, ge
baseerd op „romantische broederschap",
tot despotisme leidt en het individu ver
stikt. Hij verzoekt Clare dan ook hem van
zijn verplichtingen te ontslaan en keert
naar Parijs terug. En het dorp Pierre-
la-Vie? Nauwelijks vijf maanden nadat de
eerste inwoners er zich gevestigd hebben,
mislukt de onderneming door de spottende
critiek van de buitenwereld en pleegt de
profeet Clare zelfmoord.
DAT SLOT zal de lezer matig bevredi
gen, daar, nadat zijn belangstelling is op
gewekt voor de vorming van de in zich
zelf besloten gemeenschap Pierre-la-Vie,
hem het belangrijkste wordt onthouden,
n.l. de ontwikkeling van die gemeenschap.
Als het experiment moest mislukken, had
de mislukking niet het gevolg moeten zijn
van invloeden van buiten, maar van de
onjuistheid van de gedachte waarop het
berust. De „episode Clare" lijkt ons overi
gens minder geschreven terwille van het
experiment Pierre-la-Vie dan om enige
trekken van Ludovic Fenns in het licht te
stellen. Want hem vooral zal de lezer in
de volgende delen terugvinden. En mis
schien zullen dan, als de roman-cyclus vol
tooid is, de bezwaren tegen dit eerste deel
opgeheven worden.
IN HET FRANSE ambtenarentaaltje be
tekent „faire valser", iemand uit zijn ambt
ontslaan, of, minder erg, iemand tegen
zijn wens overplaatsen. Dat laatste over
komt de Sous-Préfet uit Maurice Toesca's
jongste roman „La Valse du Sous-Préfet"
EVENALS IN ZIJN EERSTE ROMAN
„Le Professeur Lorin" voert de schrijver
arts Gérard Delmain in „La Réussite"
(uitg. R. Laffont) de lezer in medische
milieus. De beschrijving daarvan neemt
echter een ondergeschikte plaats in. „La
Réussite" wil, zoals de flap vermeldt, een
portret van een generatie zijn. Films en
romans der laatste jaren hebben ons reeds
verscheidene portretten van hedendaagse
jongeren getoond: gerevolteerden, non
conformisten, sceptici, cynici, ontwortel
den, bandelozen. Geen van dezen vindt de
lezer in „La Réussite". Wat men de per
sonages uit deze roman zou kunnen ver
wijten, is juist hun volgzaamheid, hun
Ja meneer, de handelis
tegenwoordig bar slecht
in mijn vak; de mensen
willen gewoon geen mo
lentjes meer. Als kinde
deren al spelen zij lie
ver met raketten, straal
jagers en atoomdingen,
net als Eisenhower en
Kroesjtsjev en al die
kerels. Vandaar dat nou
bijna iedereen met mo
lentjes loopt, als u be
grijpt wat ik bedoel
en daar ken je as 'n al
leenstaande eerlijke
koopvrouw nou eenmaal
toch niks aan verande
ren; dat is zogezegd te
gen de windmolens
vechten. „Gewoon door
draaien maar, zei mijn
man zaliger altijd, en
dat doen we dan maar:
Mooie molentjes, een
kwartje per stuk
(Van onze correspondent)
WENEN HET DIKWIJLS HERHAAL
DE verwijt dat het Weense Burgtheater
zich niet aan een nieuw toneelstuk waagt,
gaat voor dit seizoen niet op, omdat de
directie tijdig de Duitse opvoeringsrech
ten heeft verworven van Anouilh's „Bec-
ket en de eer van God". De opvoering in
het Burgtheater onder de regie van Lindt-
berg is een grote gebeurtenis. Voor de
vertolking van de hoofrol werd de zeer be
gaafde, maar eigenzinnige, hyper-nerveu
ze, schichtige, onberekenbare en uiterst
sensitieve Oskar Werner gewonnen. Na
een mislukt avontuur als schouwburg-di
recteur is deze zeldzame acteur weer daar
beland, waar hij thuis hoort en waar hij
vooral in de vertolking van psychologische
rollen met een „dubbele achtergrond",
bijvoorbeeld als Hamlet, Don Carlos en nu
ook als Becket, iets unieks presteert door
zonder pathos, met een vrij hoge en toch
zeer duidelijke stem, de onvermoede diep
ten van de menselijke ziel weet te onthul
len. De voorstelling vertoonde geen enkel
spoor van de oude rhetorica of van decla
matie, waarin het Burgtheater op grond
van de traditie dikwijls vervalt. De direc
tie ging nog een stap verder en brak zelfs
met de traditie door de vertolkers van de
twee hoofdrollen toe te staan om na af
loop van de voorstelling voor het geslo
ten gordijn te verschijnen en het applaus
in ontvangst te nemen.
ONDANKS DEZE kleine afwijking van
de traditie behoudt het Burgtheater zijn
eigen karakter. Dit bleek voornamelijk uit
de stijl van het Berlijnse Schillertheater
dat zo juist als gast in het Burgtheater is
opgetreden. Onder leiding van Kortner, die
overigens een geboren Wener is, speelde
het Berlijnse ensemble „Don Juan" van
Molière op een manier die als een gezon
de injectie werkte, ook al zullen Weense
acteurs hun eigen stijl handhaven. De Ber-
lijners, vooral de twee hoofdacteurs Mar
tin Held en Curt Bois, spelen directer,
meer op de man af, niet zo „hintergrün-
dig", daarvoor in de plaats sneller, preg
nanter en moderner. En ook de regie
stapt veel gemakkelijker over bepaalde
traditionele opvattingen heen. Dat kan
voor de Weners een les zijn, ook al blijft
hun spel iets „spiritueler", op zoek naar
innerlijke dimensies, en is het daardoor
misschien enigszins verouderd, omdat de
psychologie op het ogenblik geen goede
beurt meer maakt op het toneel.
HET NIEUWE SEIZOEN is met een
klein toneelschandaal begonnen, wat in
Wenen een uitzondering is. Over het alge
meen laat het publiek zich heel wat wel
gevallen, niet echter in het volkstheater
met zijn gezeten burgerlijke stampubliek.
Toen in deze schouwburg „Moordenaar
zonder Betaling" van Ionesco werd opge
voerd, protesteerde de helft van de toe
schouwers zo overduidelijk dat de voor
stelling moest worden onderbroken. Intus
sen trachtte de directeur het publiek bij te
brengen dat men toch niet altijd „Sissy"
kon spelen, maar net bleef protesten rege
nen. Na een onderbreking van dertig mi
nuten hadden de ontevredenen de zaal ver
laten en kon de voorstelling worden voort
gezet.
MEER SUCCES heeft in Wenen altijd
een operette, maar dan toch op voorwaar
de dat de hoofdrol door een allereerste
kracht wordt vertolkt en dat de tekst ge
moderniseerd is. Tegen alle verwachtin
gen in heeft Zarah Leander in Wenen een
fenomenale come-back gevierd in „Een
Vrouw die weet wat zij wil", een operette
van Oscar Straus, die ook de muziek van
„La Ronde" had gecomponeerd. Voor de
actrice was het een waagstuk om vooral
in Wenen op te treden,, waar zij in bijna
elk cabaret wordt geparodieerd maar zij
heeft het pleit gewonnen, omdat zij de
zelfpersiflage bewust overnam, alle paro
dieën verre overtrof en toch zichzelf bleef.
Het stampubliek gnuift, omdat de operet
te ondanks de voorspellingen van de
zwartkijkers toch blijkt te leven. Ook
de meest serieuze critici, die al jarenlang
het verdwijnen van dit lichte genre had
den aangekondigd, laten hun hele intellec
tuele en artistieke arsenaal in de steek en
lopen over naar Zarah.
In de afgelopen zeven tot acht maanden
zijn in West-Duitsland achthonderd meis
jes en jongens in de leeftijd van zestien
tot achttien verdwenen. Dat is het tries
te restant van drieduizend jongeren, die
avontuurslust, vrees voor examens,
maar vooral drang om op eigen benen te
staan het ouderlijk huis verlieten. De
meeste van hen werden binnen enkele
weken of maanden in of buiten West-Duits-
land gevonden, maar achthonderd bleven
er weg. De Westduitse politie zegt, dat
het, sedert de grenzen tussen de West-
europese landen met een persoonsbewijs
te passeren zijn, voor jongeren eenvoudig
is om het eigen land te verlaten. Daar
bij liften zij niet meer ze nemen hun
eigen scooter of bromfiets of de auto
van pa.
De reden? Men zegt dat het velen te lang
duurt voor ze zelfstandig zijn: de school
eist hen op tot hun zeventiende jaar, als
leerling vraagt men nog twee of drie jaar,
waardoor ze „pas" met hun twintigste
op eigen benen kunnen staan, en al die
tijd thuis aan de lijn vrezen te worden
gehouden.
Vader heeft een ambulante betrekking
en het gezin woont daarom in een
tent, nu hier, dan daar, in het uitge
strekte Australische binnenland. Via
een radio-zend- en ontvangapparaat
kan zoonlief echter toch de lessen van
de etherschool volgen. Hier ziet men
hem in gesprek met zijn onderwijze
res op vijfhonderd kilometer afstand,
In 1951 werd de eerste „etherschool" in
gebruik genomen in Alice Springs. In de
volgende jaren kwamen er dergelijke scho
len in Ceduna (1956), Port Augusta (1958),
Broken Hill (1956) en elders. Thans be
draagt hun aantal vijftien en er zullen er
meer volgen in de komende jaren.
De school begint om tien uur. Een paar
minuten voor tienen betreedt de hoofdon
derwijzeres het studio-klaslokaal en neemt
zij plaats aan een tafel, waarop een mi
crofoon staat. Zij luidt (via de radio) de
schoolbel. Vervolgens roept zij haar on
zichtbare leerlingen op, die op honderden
kilometers afstand bij hun „transceivers"
zitten. Weldra hoort men in het lokaal de
„callsigns" der leerlingen.
„Kunt u 8 LG horen?" „Ja, 't is wat
zwakjes, maar ik hoor je toch.." ..Ben
jij 9 HS?" „Ja, 9 HS ben ik.." Dan is
de presentielijst gereed en kan de les be
ginnen. „Kom. nu zullen we ons ochtend
lied zingen", zegt een der onderwijzeres
sen. Zij zet een grammofoonplaat op en
„9 DF. Goedenmorgen, juffrouw. „Op
een mooie dag vatten wij het plan op om
vader-en-moedertje te gaan spelen
klaar." De onderwijzeres antwoordt: „Een
goed gebouwde zin, Sandra, en „een plan
opvatten" is een mooie uitdrukking.."
Een ander kind volgt met „Wij hebben
een grote hond en een kleine poes". De
onderwijzeres reageert ditmaal niet De
opstelles gaat verder.
Soms voeren de „etherscholieren" een
toneelstukje op. Er is geen publiek en de
spelers kunnen elkaar niet eens zien. Toch
steken de kinderen zich thuis in kostuums,
die passen bij hun rol. De ouders zijn
verrukt en de kinderen genieten. Het is
net of zij echt bij elkaar zijn! Veelal
wordt de „ethersehoolzitting" besloten met
een vragen- en antwoorden-kwartiertje,
waarin voornamelijk aandacht besteed
wordt aan het werk, dat de kinderen
moeten maken voor hun correspondentie-
scholen.
De „etherscholen" zijn nog niet vol
maakt, al hebben zij reeds zeer gunstige
resultaten afgeworpen. Voortdurend expe
rimenteert men om het systeem te ver
beteren. Maar alle deskundigen zijn het
erover eens dat zij vele kinderen in de
uithoeken en binnenlanden verlost hebben
uit hun isolement en hen met elkaar in
contact hebben gebracht. Die vroeger zo
KINDEREN TE moeten opvoeden in de
uithoeken en binnenlanden van Australië
stelt ouders en leerkrachten voor enorme
problemen. De mensen wonen in die ge
bieden namelijk zo geïsoleerd, dat de
naaste buren vaak op een afstand van 150
km. of meer wonen. Dat deze eenzaam
heid het voor de jeugd lastig maakt om
een normale schoolopleiding" te krijgen,
behoeft geen nader betoog.
Tot voor weinige jaren was de „corres-
pondentieschool" het enige onderwijsinsti
tuut, dat de kinderen in enigszins georga
niseerd verband de nodige kennis bij
bracht. Correspondentie-scholen verrichten
nog steeds deze nuttige taak. Zij hebben
goede vruchten afgeworpen, maar op één
punt faalden zij: van persoonlijk contact
tussen kind en onderwijzer kan nauwelijks
sprake zijn. Bovendien vergt het opzenden,
corrigeren en terugsturen van het huis-
werk zoveel tijd, dat zowel de leerlingen
als de leerkrachten er soms mismoedig
door worden. Dit euvel werd verholpen
door instelling van Etherscholenof (zo
als men ze in Australië noemt) „Schools
of the air". Zowel de leerlingen als de
leerkrachten dezer scholen zijn allen in het
bezit van een „transceiver", een radio
apparaat, waarmede men zowel zenden
als ontvangen kan. Hierdoor is mondeling
contact tussen kind en onderwijzer moge
lijk geworden.
HET IS BEGONNEN in 1944. Toen be
zocht een paedagoge, mejuffrouw Adelaide
Meithke, de plaats Alice Springs in het
Noordelijk Territorium, een der dunst be
volkte delen van Australië. Tijdens dat be
zoek maakte zij kennis met veel kinderen
en ging toen beseffen, hoe eenzaam zij
waren. Adelaide Meithke kon die kinderen
niet bewegen om vriendschap met haar of
met, elkaar te sluiten. Dit stemde haar tot
nadenken. Hoe kon de schuwheid van die
geïsoleerde jeugd worden doorbroken, hoe
moest men die kinderen aanpakken om
hun persoonlijkheid in maatschappelijke
zin te ontplooien?
ADELAIDE MEITHKE zag en hoorde,
hoe de „transceivers" artsen in staat stel
den om „op afstand" zieken te genezen.
Zij zag en hoorde, hoe „buurvrouwen", die
honderden kilometers van elkaar verwij
derd woonden, dank zij die „transceivers"
gezellig samen konden babbelen en zich
daardoor minder eenzaam gevoelden. De
conclusie lag voor de hand en Adelaide
Meithke ging aan de slag.
Onze tuin- en kamerplanten
ROGER IKOR heeft enige jaren geleden (uitg. Albin Michel). Maar voor het zover
met zijn roman „Les fils d'Avrom", die is, heeft de auteur, zelf oud-Sous-Préfet,
onlangs in het Nederlands is vertaald, een met de gevoeligheid, de humor en de fan-
welverdiend succes behaald. Terecht is tasie die hem eigen zijn, op kostelijke
hem in 1955 voor de gevoelig beschreven wijze het. leven van de „gezagsdrager"
tvederwaardigheden van een uit Polen in een provinciestadje beschreven en luch-
naar Frankrijk geëmigreerd gezin de tig de spot gedreven met de intriges in
Prix Goncourt toegekend. Wij geloven niet de ambtenaarlijke verhoudingen. Hij doet
dat de lezers zijn jongste roman „Le Se- dat zonder gemoraliseer, doch met een
meur de Vent" (uitg. Albin Michel) met vergoelijkend begrip voor menselijke zwak-
evenveel ontroerde aandacht zullen lezen, heden en een vriendelijk scepticisme ten
De reden daarvan is te vinden in hetgeen opzichte van verheven beginselen. Toesca
de auteur in zijn voorivoord vermeldt Hij staat vooral bekend als een romancier de
zegt daarin dat „Le Semeur de Venthet i'amour. Ook in deze roman speelt de
eerste deel is van een vervolgroman waar- liefde, echtelijke en buiten-echtelijke, een
van hij de juiste afmeting nog niet kent, grote rol. Onze Sous-Préfet, Charles Bon
dat sommige personages nog slechts ruw temps, ervaart dat administratieve be-
geschetst en vele ideeën nog niet ten volle slommeringen moeilijk met amoureuze be-
ontwikkeld zijn. En omdat de schrijver slommeringen vermengd kunnen worden.
reeds in dit eerste deel de voornaamste Omdat Bontemps beide zaken niet heeft
thema's van zijn cyclus wil aangeven, weten te scheiden, komt hij in vermake-
wordt er in zijn roman wel heel veel „ge- üj^ netelige situaties te verkeren, die
dacht in lange monologues intérieurs zo- door de schrijver, helaas, tot een volko-
dat er een wanverhouding ontstaat tussen men traditionele klucht ontwikkeld wor-
het langdurig gefilosofeer en de handeling. den. Dat is jammer, omdat de lang ge-
Daar waar deze laatste de overhand krijgt, amuseerde lezer nu tenslotte verzeild
komen de kwaliteiten die Les fils raakt in een oninteressante, banale vaude-
d'Avrom" tot zo een boeiende lectuur ville. De vrolijke wals eindigt met een
maakten ten volle tot hun recht. wel zeer betreurenswaardige faux pas.
WELLICHT IS HET u al
opgevallen hoezeer het ene
jaar, voor zover het de pad
destoelrijkdom aangaat, kan
verschillen van het andere.
Verleden herfst bijvoorbeeld,
dus middenin de grote droog
te van 1959-1960, was het ten
aanzien van alles wat zich
paddestoel zou kunnen noe
men dermate de dood in de
pot, dat menige van tevoren
vastgestelde tentoonstelling
Gekraagde aardster
moest worden afgelast bij ge
brek aan materiaal. Nu was
het de mycologen (paddestoe
lenkenners) al eerder opge
vallen, dat vooral een regen
achtige herfst na een flink
droge zomer hun overvloedige
oogsten opleverde. Welnu, de
jaren 1959 en 1960 hebben dit
verschijnsel in ietwat uitge
rekte vorm te zien gegeven.
Een zeer droge zomer annex
dito winter en voorjaar, en
daarna een zomertje.... en
fin, laat ons het er niet meer
over hebben. Alle nattigheid
moet echter bijzonder groei-
bevorderend hebben gewerkt
op de in aarde en hout
rustende verzamelingen van
schimmeldraden, die de
zwamvlokken der paddestoe
len uitmaken. Zij leken hun
schade te willen inhalen en
komen nu nog dagelijks met
grote aantallen verse „vrucht
lichamen", de paddestoelen te
voorschijn. In allerlei kleur
en vorm, nu eens in dichte
toefen een boomstronk bekle
dend, dan weer in enorme
kringen op een ringvormig
uitgegroeide zwamvlok boven
de grond schietend.
Een aardappelbovisl met kostgangerboleten Kees Hana
NA EEN PAAR prijzende woorden tot
Pam behandelt een der onderwijzeressen
het weerbericht, enkele belangrijke gebeur
tenissen en soms een onderwerp-op-verzoek
Steeds weer streeft zij naar „stern-gemeen
schap" met de leerlingen. „En nu, beste
kinderen", zegt zij, „gaan we een opstel
maken. Waarover? Wat denken jullie van
de foto's, die jullie vorige week van mij
toegezonden hebt gekregen? De kinderen
antwoorden met een geestdriftig „Ja".
„Heeft iemand een goede openingszin?"
vraagt de onderwijzeres. Er valt plotseling
een stilte. De kinderen denken blijkbaar
na. De onderwijzeressen kijken elkaar
aan. Dan zegt een van haar voor de mi
crofoon: „Wat is dat nu? Ik hoor niemand
De verbinding is toch niet defect?" Maar
daar meldt zich al een leerling.
HIER NU, in deze schijn
baar simpele en van veel
mensen weinig geachte pad
destoelen, presenteert de na
tuur haar miljoenennota.
Want elk van deze vrucht
lichamen zit boordevol „zaad-
jar", gewoonlijk niet van bin
nen, maar op een bepaald ge
deelte van het oppervlak.
Neem maar zo'n goudbruine
honing'zwam van een eike-
stomp en keer haar om, of
neem een vaalbruine en van
onderen geelachtige koeie-
boleet (veel voorkomend on
der dennen aan de binnen-
duinkant) en u zult er respec
tievelijk prachtig straalsge
wijs neerhangende lamellen
en eigenaardig grove, hoekige
poriën zien. Neem het geval
mee naar huis als u over een
microscoopje beschikt. Wrijf
een heel klein brokje van zo'n
lamel of de wand van een po
rie met een drupje water tus
sen voorwerp- en dekglaasje
tot een doorschijnend papje
en bekijk dat eens aandachtig.
Temidden van de warboel
zult u vele grote cellen ont
dekken, die vier kleintjes op
steeltjes aan hun top dragen.
En die dwergen, dat zijn de
Gesteelde stuifmeelballetjes
paddestoel„zaadjes", of juis
ter gezegd: de sporen.
PADDESTOELEN genoeg,
die honderdduizenden van
deze microscopische kiemcel
letjes voortbrengen. Zij wor
den afgestoten wanneer ze
rijp zijn, vallen half zwevend
naar omlaag en worden ge
woonlijk al tijdens deze klei
ne luchtreis door de wind
meegevoerd. Bij miljoenen en
miljarden zijn ze op elk uur
van de dag en van de nacht
in de lucht. Maar bijna alle
zullen ze verloren gaan.
Slechts weinige kiemen op
een geschikte plaats en groei
en uit tot. nieuwe zwamvlok
ken, die volgend seizoen pad
destoelen voortbrengen.
ZOALS OVERAL ZIJN ook
in de wereld dér paddestoelen
de buitenbeentjes eigenlijk
het leukst. Wel, en wat die
buitenbeentjes betreft kunt u
prachtig terecht in onze eigen
omgeving! Afwijkende vor
men genoeg. Bijvoorbeeld die
van de vooral in de duin
streek talrijke aardsterren,
wier naam voor zichzelf
spreekt. Hun sporen zitten
veilig verborgen in het cen
trale, papierachtige bolletje
en door daar even tegen te
tikken kunt u ze in bruin
groene wolkjes naar buiten
drijven. Bij de aardige ge
steelde stuifbal, klein en ver
re van opvallend, maar bij
voorbeeld in de Amsterdamse
Waterleidingduinen lang niet
zeldzaam, is er niet eens meer
een stervormige schotel onder
het sporenbolletje, doch al
leen een stevig steeltje. En
wellicht loopt u in het bin-
nenduinbos ook wel eens te
gen het zeer vreemde padde-
stoeltje aan, dat zich niet
bezighoudt met het verteren
van rottend loof of hout, maar
dat floreert op een andere
paddestoel. Dat is de zoge
naamde kostgangerboleet, een
kleine dreumes, die het heeft
voorzien op de aardappel-
bovistën met hun knolachtige
uiterlijk. Dat is dus een para
siet op een afval plant, een'
combinatie, merkwaardig ge
noeg om er eens goed naar uit
te kijken in deze dagen!