SALZBURGER MARIONETTEN THEATER Gerry Mulligan en Zoot Sims concerteerden in Nederland het vijf dreigement van de/ bloedrode rozen Werkgroep Haagse Comedie met dubbel experiment Zie Boven KIJKEN NAAR MERCURIUS NIEUW ORGELWERK VAN PIET KEE Klaas Bolt bespeelde het 31-toonsorgel De aartsbisschop, de en Lady Chatterley's minnaar „De man zonder glans" Soho-nachtclubs zoeken striptease-inspecteur Tentoonstelling in het Tinholthuis met Die Entfhürung aus dem Serail F. Hermans opende expositie in „De Ark" Conferencier gevlucht uit Oost-Duitsland De negen muzen M AANDAG 7 NOVEMBER 1960 Het is bijzonder verheugend, dat de directie van de Haagse Comedie geestdriftig stuwend heeft meegewerkt aan de verwerkelijking van de reeds geruime tijd in het vage bestaande plannen tot de vorming van een werkgroep van jongeren van dit gezelschap. Deze W.H.C. kwam zich in de nacht van zaterdag op zondag voorstellen aan een publiek van overheidsvertegenwoordigers, oudere collega's en recensenten in de verbouwde foyer op de zolderverdieping van de Koninklijke Schouwburg, waar de toeschouwers ruime zitplaatsen (zonder rugleuningvinden in een halve cirkel rond een gelijkvloers toneel (zonder lijst). Uiteraard hoopt men op stimulerende be langstelling uit de burgerij. Nu reeds heeft men uitnodigingen ontvangen tot op treden voor studenten en tot r uilver toningen met de Rotterdamse avantgarde. Andere speelgelegenheden zijn in ieder geval de studio's van het Nederlands Ballet en van diverse artistieke academies. Het eerste programma, gekenmerkt door gezonde ambi tie, werd door de premièrebezoekers ondanks het late uur duidelijk merkbaar ge waardeerd. Voor deze gelegenheid had men twee korte stukken gekozen, nogal tegengestel de variaties op het thema: schuchter ver zet van het individu tegen de druk van het conformisme (aldus de wat onduidelijke aankondiging, die niettemin de bedoeling wel laat begrijpen). De Engelse nieuwlich ter Harold Pinter leverde met „The Dumb Waiter" bijna een uur stof voor het eer ste gedeelte. Regisseur en vertaler Broes Hartman heeft deze éénakter „De Dienst lift" genoemd, een goede vondst, zij het met een kleine associatieverschuiving ten opzichte van het ouderwetse equivalent „De Stommeknecht" (in welke term het „redeloze" doorklinkt). Over deze auteur heb ik in de kolommen van dit blad reeds het een en ander verteld naar aanleiding van de belangwekkende opvoering van „De Huisbewaarder" door „Ensemble" met Guus Hermus in de kolossale hoofdrol, zijn tot dusver rijpste werk. In die bespre king heb ik vooral op verwantschappen met Russische grootmeesters van de dra matische letterkunde gewezen. In dit vroe gere probeersel heeft men eveneens te doen met vrijwel anonieme figuren uit het absurde klimaat van Ionesco in een situa tie, die door Beckett bedacht had kunnen zijn, sprekend in de lapidaire conversa tietoon van Hemingway, maar nu met een relatie tot onpersoonlijk absolutisme die vooral aan Kafka doet denken. De originaliteit van Pinter ligt bij alle verwantschappen met gangmakers van modernismen in het vlak van het onuit- gesprokene, dat ten dele onuitsprekelijk blijft. Hij is een echte, bijzonder vakbe kwame toneelschrijver: hij laat ruimte voor interpretatie, eerst door de spelers, vervolgens door de toeschouwers. In dit geval kan men spreken van grand-guig- nol-met-achtergronden. Twee mannen beulsknechten in afwachting van hun vol gende opdracht tot moord op een onbekende reageren totaal verschillend op een mys terieuze macht (een dienstlift en een huis telefoon leveren in hun hotelkamer raad selachtige verbindingen met het lagere en het hogere, maar volgens Pinter is er geen symboliek in het spel..). De één leest voortdurend dezelfde krant, hij legt zich neer bij gangbare meningen. De an der stelt in zijn onnozelheid vragen, een levensgevaarlijke gewoonte, want gevoel en nieuwsgierigheid zijn hoe dan ook ui tingen van persoonlijkheid. Broes Hart man suggereert verdienstelijk de heers zuchtige wreedheid van de blindelings ge hoorzame dienaar van het tirannieke gezag, zich onvoorwaardelijk refererend aan voor geschreven oordeel en bevel. Piet Römer is met zijn scheutige humor in de speel stijl, die men met een muzikale term breed en langzaam mag noemen, een wel haast ideale vertolker voor de rol van het lam dat meehuilt met de wolven. NA DE PAUZE wordt „Politie" ver toond, een kostelijke satire met een be- Klaas Bolt bespeelde het 31-toonsorgel. De eeuwenoude melodie van het koraal „Allein Gott in der Höh sei Ehr" is voor vele componisten van orgelmuziek een rij ke bron van inspiratie geweest voor het schrijven van talloze koraalbewerkingen en variaties. Voor organisten was zij en is zij nog steeds de richting gevende muzikale ge dachte voor hun improvisaties Bach com poneerde vele prachtige koraal voorspelen over deze schone melodie. Zijn voorgan gers hadden daarvoor reeds voortreffelij ke voorbeelden geschreven. In ons land was het Jan Pieterszoon Sweelinck, die zich aangetrokken voelde door het koraal en met zijn leerlingen componeerde hij hij een reeks van zeven variaties. Zij diende als inleidingsstuk bij de orgel bespeling, die de organist Klaas Bolt zon dagmiddag op het 31-toonsorgel in Teylers museum gegeven heeft. De twee-, drie- of vierstemmige bewerkingen klonken in de orde der polyfone structuur en met de sta biliteit van de toegepaste natuurlijke stemming in de pure intieme klank. Een tweede voorbeeld van koraalvaria- tiekunst kwam met de compositie van Psalm 24 van Anthoni van Noordt, lid van een 17e eeuwse Amsterdamse orga nistenfamilie. In zijn werk wordt nog de coloreer-praktijk uit de Middeleeuwen toe gepast. Dezelfde melodie werd in de 19e eeuw door Felix Mendelssohn gebruikt voor de variaties van zijn zesde orgelso nate. En opnieuw werden de vrij talrijke toehoorders geconfronteerd met bewer kingskunst bij het uitvoeren van het orgel koraal: Ein feste Burg ist unser Gott" van Dietrich Buxtehude, evenals de wer ken van Sweelinck en Van Noordt, muziek, die in de protestante liturgie een plaats van betekenis kon innemen. Muziek van de katholieke eredienst werd vertegenwoordigd met de „Foccata per l'Elevatione" van Girolauro Fresco- baldi, een nobel werk van grote bezonken heid. Een fraaie compositie bleek ook het geheel van vier „Versi" en een Canzone van Domenico Zipoli. Klaas Bolt demonstreerde bij de vertol king van al deze muziek een gave tech niek, muzikale bezonkenheid en zin voor evenwichtige opbouw en kleur, voor zover de bescheiden dispositie van het orgel dit toeliet. Het gekozen toongeslacht van deze uit voeringen waarborgde een ontspanning brengende zuiverheid in harmonie en in de intervalverhoudingen der melodietonen Enige stemmingswringing kwam er van de Fantasie en fugo in a van Johan Sebas tian Bach, waarmede Klaas Dolf de mid dag besloot. De optredende chromatiek vergde blijkbaar een andere stemmings oplossing dan nu geboden kan worden. P. Zwaanswijk klemmende keerzijde. Slawomir Mrozek is de Poolse auteur, Bas ten Batenburg de vertaler, regisseur en tevens medespeler. Dit stuk is een vondst. In drie uiterst kor te bedrijven wordt een schrikbarende si tuatie omgedraaid en met vermakelijke onverbiddelijkheid ontwikkeld: in het land waar de prins een kwajongen is en diens oom een heerszuchtig regent, staan de ge vangenissen leeg en de dienaren van de justitie praktisch op nonactief als de laat ste gevangene zijn vroegere politieke over tuiging afzweert (ondanks alle pogingen van de met zijn bewaking belaste commis saris om hem geestelijk in zijn rebellie te laten volharden) en de hele bevolking juicht van gehoorzame tevredenheid. Ten slotte wordt de beroepsprovocateur een militair in hart en nieren, die zijn distinc tieven op zijn ondergoed draagt als hij zich voor de vervulling van zijn functie in burger op straat moet begeven ertoe overgehaald zijn trouw aan het gezags- apparaat te bewijzen door majesteits schennis te plegen. Zodra deze „eeuwige ondergeschikte" is opgesloten begint zich een verandering in hem te voltrekken. In zijn eenzaamheid op zichzelf aangewezen wordt hij gevaarlijk: hij begint na te denken, hij wordt zich zijn eigenmachtige persoonlijkheid bewust. Maar dan wordt hij het slachtoffer van provocatie, door een vroeger onvoorstel bare daad van verzet zijn superieuren aanleiding gevend elkaar om strijd te ar resterenOm in stijl te blijven moge ik deze bespreking besluiten met een col lectieve hulde aan een ensemble, waarin ook betrekkelijk onbekenden of nieuwko mers als Camille de Vries, John Koch en Wim de Haas zich individueel aantrek kelijk lieten gelden met terzake dienende kwaliteiten naast langer geroutineerden als Carl van der Plas en de reeds ge noemde leider van het scherpe spel. Dit dubbele experiment is een ondubbelzinnig succes geworden. David Koning De Anglicaanse aartsbisschop van Can terbury, dr. Fisher. heeft zaterdag krach tige critiek geoefend op de Anglicaanse bisschop van Woolwich, dr. Robinson, we gens diens getuigenis ten gunste van de roman van D: H. Lawrence ..Lady Chatter ley's lover". Zoals men weet, is onlangs in een proces uitgemaakt, dat dit boek niet obsceen is. Dr. Robinson had als getuige a décharge verklaard, dat Lawrence, naar zijn mening, bovenal het „fundamenteel heilige karakter van sexuele r-elaties" tot uitdrukking heeft willen brengen. Naar aanleiding van deze getuigenis zei dr. Fisher op een diocesaan congres in Canterbury, dat ..overspel een zware zonde blijft" en dat de bisschop van Woolwich het gevaar liep. door zijn uitspraak talrijke „gewone christenen" op het slechte pad te brengen. Amateurtoneel Op haar beurt heeft nu ook de katho lieke toneelvereniging „Getosa" uit Sant poort het nieuwe seizoen geopend. En wel zaterdag en zondag in zaal „Zomerlust", waar twee opvoeringen werden gegeven van „De man zonder glans", een nieuw toneelspel in zeven taferelen door R. Feenstra. Bij wijze van afwisseling speelt dit stuk zich nu eens af in het uitgevers milieu. De man, die zich volgens de titel zonder enige glans door het leven moet begeven is Humphrey Windermere, mede directeur van een bloeiend uitgeversbe drijf. Hij heeft echter steeds met een uiterst bescheiden positie genoegen moe ten nemen, omdat zijn broer, Sir Charles, zich altijd met de leiding belastte en Humprey daardoor naar het tweede plan drong. Dit beleid blijkt evenwel minder briljant dan algemeen werd aangenomen, want op een kwade dag is Charles ver dwenen, met het banksaldo uiteraard. Humphrey ontwikkelt op dit ogenblik een tot nu toe niet veronderstelde energie. Met zijn privé vermogen betaalt hij alle oude schulden af, voorts wordt een slabakken de vertegenwoordiger ontslagen en durft hij een populair romancière tegen zich in het harnas te jagen, door het werk van een jong en onbekend schrijfster te pousseren. Gelukkige factoren hierbij zijn een toegewijde secretaresse en een adellij ke jongeman, die bij wijze van origineel tijdverdrijf de vrijgekomen betrekking van vertegenwoordiger accepteert. Hij blijkt als zodanig zowaar een succes, evenals het boek van de debuterende schrijfster, zodat Humphrey aan het slot eindelijk de glans verwerft, die hem zo lang werd onthouden. Ongetwijfeld heeft R. Feenstra na „Als de klok waarschuwt", dat bij het ama teurtoneel een indrukwekkend opvoerings- cijfer behaalde, geen beter stuk geschre ven dan dit. De intrige is niet al te op zettelijk en kan daardoor als vrij logisch woi-den geaccepteerd, waarbij de dikwijls geestige dialoog zich met genoegen laat beluisteren. Alleen de overdreven ver ering van mevrouw Windermere voor haar frauderende zoon Charles is minder aannemelijk. „Getosa" verwierf met deze opvoerin gen veel bijval. Dit succes was volkomen verdiend, want regisseur Cees Jongejans heeft opnieuw een zeer verdienstelijke voorstelling op zijn naam gebracht. Goede prestaties leverden: mevrouw Van Noord, die de baatzuchtige Gla dys een bijzonder vermakelijke allure gaf; C. van der Bos, met een amusant-flegma- tieke Lord John Irondale; mejuffrouw M. Tervoort, als de enthousiaste secretares se en J. Bol, die de overgang van een on benullig naar een geslaagd zakenman vol komen acceptabel wist te maken. Bij de kleinere rollen onderscheidde W. Hooge- werf zich nog, door Sir Cedric O'Hara met veel distinctie aan te geven. De eigenaars van een aantal Londense nachtclubs hebben een nieuwe functie in gesteld: inspecteur van de strip-tease clubs. De vacature is nog niet vervuld. De nachtclubondernemers hebben voorts een „censor" benoemd: een 39-jarige pre dikant van de St. Philipskerk in Londen, ds. Verbon Mitchell. De clubeigenaren hebben de functie van inspecteur ingesteld omdat zij het „totale naakt" uit hun etablissementen willen we ren. Zij willen voor deze betrekking liefst een gepensioneerd politieman aantrekken, maar geloven, dat ook een „wetsgetrouwe burger" dit inspecteurschap kan vervullen. Het salaris bedraagt duizend pond per jaar. Intussen heeft een van de belangrijkste strip-tease sterren in Soho haar ontslag genomen, omdat zij weigerde in te gaan op het verzoek van de leiding van de club waar zij werkt, om haar optreden wat te kuisen. De in Oostenrijk geboren 20-jarige Diana, die in een klooster werd opgevoed, verdiende een salaris van 22 pond per week. Zij wenst zich geen „beperkingen" op te leggen, omdat zij meent „alles te moeten presteren waarvoor zij betaald wordt". Het verzoek aan Diana werd gedaan, na dat de ondernemers van de club een boete hadden gekregen van 550 pond. wegens overtreding van de regels die voor strip- tease-voorstellingen gelden. Als wij geluk heb ben, zien wij maandag middag vlak voor zons ondergang een ver schijnsel, dat maar een keer of vijftien per eeuw voorkomt: een Mercurius-overgang. De planeet Mercurius trekt dan precies tussen de aarde en de zon door en tekent zich als een zwart stipje af op de zonneschijf. Maar het gehik moet echt wel mét ons zijn: een glasheldere hemel is onmisbaar. Mercurius begint zijn overtocht over de zonneschijf al om half vier, maar te gen de tijd dat de zon ondergaat vijf uur is zijn zwarte silhouetje al aardig gevorderd. Nu wil de zon om die tijd wel eens zo zacht- rood zijn, dat wij er zonder gevaar voor de ogen naar kunnen kij ken. Als dat het geval is, hebben we kans Mercurius te ontwaren maar dan wel met een kijker, want de middellijn van het Mer- curiusschijfje is maar een tweehonderdste van de middellijn van de zonneschijf Ik doe hier een teke ning bij, waarop de grillige lijn onderaan de horizon voorstelt en de cirkel de omtrek van de zonneschijf, vlak voor zonsondergang. Op die schijf zal als geluk, verrekijker en het nodige geduld wil len samenwerken Mercurius als een nietig stipje zichtbaar zijn. Het verdere verloop van de overgang is van ons land uit niet zicht baar, d, oordat de zon juist bezig is onder te gaan. Bewoners van deze planeet, westelijker dan wij, zullen haar wel kunnen volgen. Ter oriëntering nog even de gegevens: De zon staat in ronde getal len 150 miljoen km van ons af, Mercurius (4800 km middellijn) 100 mil joen. G. v. W. (Van onze jazz-medewerker) Twee musici tra-den zaterdagavond tijdens het concert in-het Kurhaus te Scheve- ningen bjjzonder op de voorgrond; dat was natuurlijk in de eerste plaats Gerry Mulligan, de beroemde bariton-saxofonist die destijds de uitstekende achtergrond muziek speelde bjj de film „I want to live" en die ons land thans bezocht met een twaalf man sterke band. De tweede was hjj trad als gast volkomen onaangekondigd op, maar was cr niet minder welkom om Zoot Sims, die deze avond uitsluitend op tenor speelde (hjj beheerst ook de alt- en de bariton-sax). Gerry Mulligan Mulligan is een zeer originele figuur. Hij heeft een persoonlijke stijl ontwikkeld, die echter' zaterdagavond maar enkele keren tot uitdrukking kwam, uiteraard in het bekende „My funny Valentine". Veelzij dige geest als hij is voelt hij zich in alle stijlperioden thuis, vandaar dat hij zich waagt aan het klassieke van de oude stijl, zowel als aan de moderne. Westcoast-jazz. Soms krijgt men het gevoel dat hij te eclectisch te werk gaat, te veel poogt de ingrediënten van totaal verschillende mu zikale opvattingen te combineren, maar het is zijn sprankelende humor, die ons met deze compromissen verzoent. Mulli gan is ongetwijfeld de belangrijkste man op de bariton en één van de vooraan- staandste jazz-musici van onze tijd. Van een heel ander kaliber is Zoot Sims, die zijn sporen.in de jaren veertig bij het orkest van Woody Herman verdiende samen met Stan Getz en Herbie Steward. In die dagen, waarin de „cool" werd ge creëerd, trad Sims op de voorgrond. Bijna vanzelfsprekend is hij beïnvloed door Young' en Parker, maar langzamerhand schijnt die invloed te tanen. Zijn spel lijkt bezeten, lange trillers, uitschieters naar de hogere regionen, uiterst snelle opeen volgingen van tonen afgewisseld met zeer lang aangehoudene, geven zijn spel een eigen kleur, verschillend van de vloeiend swingende Mulligan. Hun duetjes stonden op hoog niveau. Toch is Sims in de lang zamere nummers als „Come rain or come shine" of de oude blues van Webster Go home op zijn best. Vooral het laatstge noemde stuk was een schoolvoorbeeld van een knap arrangement, waarin een groot orkest als achtergrond voor de solist ook in de jazz grandioze mogelijkheden biedt zoals wij dit eigenlijk constant gewend zijn van Count Basie en Duke Ellington. Grote bands zijn de laatste tijd uit de gratie bij het publiek en ook financieel zijn hun mogelijkheden gering. Dat Mulli gan het toch gewaagd heeft een groot or kest op te zetten kunnen we alleen maar waarderen. Het spel van de gehele band was over het geheel genomen niet onver dienstelijk, al mist het een eigen karakter, maar er waren opvallend weinig goede so listen. Ventiel-trombonist Bof Brookmeyer steekt met kop en schouders boven zijn collega's uit, en is bijzonder goed op Mul ligan ingespeeld. Hij schreef ook de mees te arrangementen voor deze volledig uit blanken bestaande en uitsluitend van pa pier spelende band. Bassist Buddy Clark leverde enkele uitstekende prestaties, on der andere in de „Piano blues" van Mul ligan, waar we deze laatste ook als pia nist van enige betekenis leerden kennen. De improvisatie van de drie trompettisten, waaronder Conté Candoli uiterst stu wend, swingend spel kon ons minder bevredigen. Meer techniek dan artistici teit, meer plicht dan inspiratie. De rest van het orkest bestond uit figuren van de tweede rang, die weinig interessants de den, behalve dan dat zij goede staaltjes van teamwork ten gehore brachten. Het publiek bracht Mulligan en de zijnen staande een ovatie. Op het gemeentelijk orgelconcert, dat morgen (dinsdagavond) in de gemeentelijke Concertzaal door de stadsorganist Piet Kee gegeven zal worden, zal een belangwek kend werk zijn eerste uitvoering te Haar lem beleven. Het is een compositie van Piet Kee zelve, een bewerking van de melodie van Psalm 86. De koraalbewerkingskunst is onafscheidelijk verbonden aan de orgel kunst. Vanaf het einde der middeleeuwen tot op heden hebben organisten zich daar in muzikaal kunnen uitspreken, elk in een taal, die als elke levende taal een ont plooiingsvariatie liet horen naar mate nieuwe uitdrukkingselementen daaraan werden toegevoegd. De nieuwe orgelpsalm van Piet Kee is een werk van onze tijd. Nieuwe melodische en harmonische vonds ten zijn er in ondergebracht, zo men wil volgens een procédé, dat aan cerebraliteit doet denken, maar dan een gesublimeerde cerebraliteit, die onderworpen bleef aan het fenomeen muziek. De opbouw van het werk Is driedelig. In het eerste deel wordt de koraalmelodie geëxposeerd, gedragen door harmonieën van een opbouw, die in het verloop van het stuk nog een eigen functie verkrijgt. Het tweede deel is in wezen een twee-stem mige canon, waaraan nog andere stemmen als een soort contra subject zijn toege voegd. De structuur van deze canon is van een merkwaardige uitzonderlijke en ook gedurfde orde. De eerste canon-stem brengt de koraalmelodiegedachte in de toonaard van cis-klein, de tweede inval lende stem beweegt zich in g-klein. Deze zeker ongewone, maar verrassend schoon klinkende combinatie, ligt verankerd in de tonenreeks „in modo conjuncto": cis-dis-e- fis-g-a-bes-c-cis. Voortreffelijk kwam in deze canon nog de eigen betekenis van een der verzen van psalm 86 in meditatieve be zonkenheid tot uitdrukking. „Toccata" is de naam van het derde deel, dat weer een geheel andere expressieve sfeer bezit. Het is een bijzonder knap com positorisch werkstuk geworden, dat door de verwerking van verschillende opbou wende elementen van de compositie een frappante gedachteneenheid vormt. Inder daad verdient Psalm 86 van Piet Kee alle aandacht en met bijzondere belangstelling kan men de Haarlemse première tegemoet zien. Ook de andere werken van het program ma, dat Piet Kee zal uitvoeren, verdienen een groot, auditorium. Vijf van de vijftig klankjuwelen, die Joseph Haydn voor ..eine Flöten-uhr" componeerde komen tot uitvoering. Verder de derde Fuga over de naam Bach van Robert. Schuman, de fraaie Fantasie in A van César Franck en het derde „Prelude en Fuga" van Henk Ba- dings, een werk. dat in 1955 voltooid werd en aan de organist Flor Peters werd op gedragen. Als openingsstuk van het concert fungeert het fameuze Preludium en Fuga in Es uit de „Grote Orgelmis" van Johann Sebastian Bach. P. Zwaanswijk De operakunst krijgt in onze stad en haar omgeving weinig kans om zich te laten gelden. Af en toe komt er wel eens een gezelschap in de Haarlemse stad- schouwburg met een opera, wanneer al thans voor de opvoering volstaan kan wor den met weinig toneclrekwisieten. En daar bij blijft het dan. Voor de minnaars van de opera is het gelukkig, dat marionetten theaters hier met enkele voorstellingen het gemis minder doen gevoelen, zij het dan met een ander facet van opvoerings kunst dan het traditionele opera-ensemble kan bieden. De marionetten kunnen de belangstelling voor de opera nog leven dig houden, al blijkt het wel dat hun actie zeer belemmerd wordt door de in vloed van de vicieuze cirkel van weinig aanbod en weinig interesse. Het Salzburger Marionettentheater heeft ons zaterdagavond met een opvoering van Mozarts opera „Die Entführung aus dem Serail" in het Minervatheater weer doen beseffen hoe groot de betekenis van de niet altijd „au-sérieux" genomen opera kunst is en hoe het te betreuren valt, dat dit speciale gebied der toonkunst hier zo weinig toegankelijk wordt gesteld. Het is geen ingewikkelde geschiedenis, die zich in Mozarts opera afspeelt. Er wordt geen aandacht gevraagd voor psychische pro blemen, sensuele overspanning of maat schappelijke toestanden. Eenvoudige men selijkheid is typerend voor de optredende figuren en het eigen niveau der persoon lijkheid. In alle eenvoud werd het karak- „Herfst in Bloemendaar In het Tinholthuis aan de Vrijburglaan te Overveen zijn de 230 tekeningen van de wedstrijd, die het comité „Jeugdnatuur- wacht" te Bloemendaal heeft uitgeschre ven onder het motto „Herfst in Bloemen daal", waaraan leerlingen van de lagere scholen uit Bloemendaal konden deelne men, tentoongesteld. Het werk bestaat be halve uit tekeningen uit werkstukjes, ge dichten over de herfst en boetseerwerk. Uit de inzendingen blijkt, dat de jeugd grote belangstelling heeft voor de schoon heid der natuur en voor Bloemendaal. De leerlingen hebben geestdriftig gewerkt en net resultaat is verrassend te noemen. Het comité stelde een hoofdprijs en der tien andere prijzen beschikbaar; de niet- bekroonden ontvangen een mapje met fo to's van de Kennemerduinen. Een leerlin ge van de Sint Antoniusschool te Aerden- hout ontving de hoofdprijs, een verfdoos. De overige bekroonden zijn leerlingen van de Tyo van Eeghenschool, de christelijke lagere scholen in Bloemendaal en Over veen, de Sint Antoniusschool, de Juliana- school te Overveen, de Vondelschool te Aerdenhout en de Hartenlustschool in Bloemendaal. Een fraai :herfststukje (tak ken, bessen en denneappels) gemaakt door een jongen van de Julianaschool ver dient vermelding. Verscheidene kinderen hebben hun gedachten over de herfst in dichtvorm op papier gezet en verder noe men wij een boom, vervaardigd van kran tenpapier. een werkstukje paddestoelen, uit klei gemaakt en daarna gekleurd en een marter van klei. Vandaag en morgenmiddag van twee tot vier zal gelegenheid bestaan de tentoon stelling, die mevrouw M. Fahrenfort Meuffels op smaakvolle wijze heeft inge richt, te bezichtigen. Advertentie hebt u het verhaal van deze tragische botsing tussen liefde en plicht gemist? jammer! ter van ieder scherp getekend. Dat nu juist Selim Bassa als de nobele mens zich in deze opera onderscheiden kan, komt voort uit de neiging van de 18e eeuwse Europese mens om in Oosterse vorsten, dat wil zeggen hoogwaardigheidsbekleders van het Nabije Oosten toonbeelden van zuivere, ideale menselijkheid te zien. Zonder Mozarts edele muziek zou „Die Entfürung" zich als toneelwerk geens zins hebben kunnen handhaven. Het is merkwaardig hoe puur en ontroerend de muzikale essentie het woord en de drama tische sfeer in komische scènes en bij ta ferelen van uiterste spanning sublimeert en mede tot een onvergetelijke ervaring maakt, die verstandelijke overwegingen volstrekt uitsluit. Met de geleende stemmen van de so pranen Maria Stader en Rita Streich, de tenoren Ernst Haflinger en Martin Vantin, de bas Josef Greindl en de spreekstem van Peter Stanchina begeleid door het Rias- symphonie-orkest onder leiding van Terenc Friscay hebben de kunstig gesneden en aangéklede poppen het spel prachtig ge speeld. Al zag men dan geen mondbeweging sy- chroon met de zang er het spreken, de illusie van het optreden van mensen van vlees en bloed was welhaast volkomen, een indruk, die door vele kostelijke de tails werd bevorderd. Ik denk aan de drinkscène van Osmin en Pedrillo, aan de expressieve handgebaren en de houdingen der marionetten, aan het innemende klei ne slaafje. De decors waren met rijke fantasie ontworpen en gaven vele indruk ken van grote visuele schoonheid. De klankproduktie had ik vaak markanter van tekening en ook van lokalisatie ge wenst. Maar dit bezwaar kon geen belet sel worden voor de langdurige hartelijke bijval, waarmede de toeschouwers hun dankbaarheid toonden en die tot alle me dewerkenden, speciaal tot de leider van het gezelschap Professor Aicher gericht was. P. Zwaanswijk Zondagmiddag heeft de heer F. Hermans in kunstcentrum „De Ark" te Haarlem de tentoonstelling van werken van Gerard Esser, onder de naam „Oorlog of Vrede", geopend. De heer Hermans, die deze openingsdaad in plaats van het Tweede-Kamerlid N. van der Veen verrichtte, merkte in een korte toespraak onder meer op dat de bewo genheid van het probleem „oorlog" in de werken van Esser is terug te vinden. „Men noemt het werk van deze kunste naar wel eens wrang, maar dit betekent eigenlijk een compliment. Hiermee is be wezen dat de kunstenaar geen geïdeali seerde beelden maakt, maar de werkelijk heid tekent", aldus de heer Hermans. Als om te bewijzen dat hij zich niet alleen met „het probleem oorlog" bezig hield, zong Gerard Esser na de openingstoespraak enige vrolijke liederen, waarbij hij zich zelf op de gitaar begeleidde. De Oostduitse conferencier en musicus Helmut Kempf ij onlangs naar West-Duits- land gevlucht omdat hij zich niet aan de partijlijn wenste te houden. Volgens het Berlijnse particuliere inlichtingenbureau week Kempf met gezin en vocaliste Gretel Gottsehalk naar de Bondsrepubliek uit omdat hij' niet langer kon verdragen „in eer en geweten onwaarheden op het toneel te vertellen". Kempf zei dat hij er tot nu toe in geslaagd was het publiek te onder houden zonder socialistische leuzen de zaal in te slingeren", maar dat dat thans niet meer mogelijk was. Weinachtsoratorium. Op donderdag 22 deecmber zal in het Casino in Den Bosch Bach's Weinachtsoratorium worden uitge voerd door het Brabants kamerkoor en solisten. Songcarnaval. Voor de derde maal in successie zal in het Casino te 's Hertogen bosch dit jaar een zogenaamd Oeteldonks songfestival gehouden wof-den met het oog op het carnaval in het komende voorjaar. Het festival is dit jaar gecombineerd met de jaarlijkse „elf-elf avond" van de Oetel- donkse club. Dit betekent dat het song festival twee maanden eerder wordt ge houden dan anders, zodat de inwoners van Brabants hoofdstad tijd hebben zich het nieuwe carnavalsrepertoire eisren te ma ken. Woensdagavond 9 november zal dit festival in het Casino plaats vinden. Op die avond zal de beste carnavalsschlager uit de bus moeten komen. Primeur. De tentoonstelling ..Engelse pottenbakkers van 1920 tot heden" is zater dag in museum Boymans-Van Beuningen te Rotterdam geopend. Het museum heeft hiermee een continentale primeur.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 5