|/pf!^P |jo spu „Apparatsjik" en „verbocraat"
ftliUEdiI I dillELV maar vóór alles: realist
Verbluffende carrière van weergaloos opportunist
m--wWm
Wekelijks toc<£c>Vf>egd aan alle edities van
Haarlems Dagblad-Oprechte llaarlemsche Courant
en IJmuider Courant
Dogmaticus en realist
„Waakhond" der partij
Altijd aan de „goede" kant
Mysterie van de omzwaai
Erbij
'?mé
4
mmÊÊwÊÊÊÊm
Wrn 111 1 m
M p Mfog
:M-
rr
m
orders van Stalin, orders die Kroesjtsjev
in 1956 heeft gebrandmerkt als even zo
vele schanddaden. Het grootste mysterie
hierbij is echter ongetwijfeld het feit, dat
Kroesjtsjev zelfs bij de opening van het
twintigste partijcongres, op 14 februari
1956, nog zei: „De dood heeft Josip Vissa-
rionovitsj Stalin uit onze rijen weggerukt"
(een formulering die niets anders kon be
tekenen dan dat de spreker dit verlies be
treurde), terwijl hij slechts elf dagen later
de voormalige „hoop van de progressieve
mensheid" aan de kaak stelde als een
massamoordenaar en als een man die zulke
„weerzinwekkende" handelingen had ge
pleegd als het laten deporteren van hele
naties!
Paloczi-Horvath heeft door middel van
een minutieus onderzoek van al het be
schikbare materiaal getracht, een tipje van
Een weinig bekend portret van Kroesjt
sjev, dat een interessant studieobject kan
vormen voor de gélaatskundigen. Het
toont de Russische leider in de tijd van
zijn opkomst als jong partijfunctionaris.
Wat men ook uit zijn trékken wil aflezen
berekening, fanatisme, doorzettingsver
mogen of een scherpe intelligentie in
ieder geval confronteert dit portret ons
kennelijk met 'n geduchte persoonlijkheid.
de sluier, die over dit mysterie gespreid
ligt, op te lichten en daarby is hy tot de
conclusie gekomen dat de rede, waarin
Stalin werd ontmaskerd, niet door of voor
Kroesjtsjev is opgesteld, dat deze zich zelfs
met hand en tand tégen het uitspreken
ervan moet hebben verzet, en dat hy pas
op het ogenblik, waarop hy inzag dat zyn
verzet nutteloos was, heeft geëist dat de
rede dan door hèm zou worden gehouden,
vermoedelijk om te voorkomen dat anders
zijn eigen reputatie mèt die van Stalin
zou worden vernietigd! Van „aanpassings
vermogen" gesproken
Een ander staaltje van grenzeloos oppor
tunisme heeft Kroesjtsjev ten beste ge
geven in verband met de Sovjet-Russische
verhouding tot Joegoslavië. In de jaren
tussen 1948 en 1952 heeft hij Tito herhaal
delijk voor „kettinghond van het imperia
lisme" gescholen, beweerd dat „de Judas
Tito en zijn kliek" Joegoslavië hadden ver
anderd in een concentratiekamp, en ver
klaard dat „de Tito-Rankovitsj-bende van
moordenaars en spionnende overgang
(had) voltooid van nationalisme naar fas
cisme". Maar dit verhinderde niet, dat
Kroesjtsjev zich in mei 1952 aan het hoofd
stelde van een belangrijke delegatie, die
naar Belgrado reisde om het „herstel van
wederzijds begrip" tussen de communis
tische partijen van de Sovjet-Unie en Joe
goslavië tot stand te brengen, bij welke
gelegenheid Kroesjtsjev zich er zelfs toe
vernederde, in het openbaar een heildronk
op genoemde „kettinghond" uit te brengen.
Uit dit alles blijkt overduidelijk, dat
Kroesjtsjev een weergaloos opportunist is,
die voor geen enkele ommezwaai, geen en
kele tegenspraak-van-zichzelf, geen enkele
verandering hoe radicaal ook van zijn
tactiek terugdeinst, mits.... hij daarmee
zijn ene, vooraf bepaalde doel kan berei
ken. Want, hoezeer zijn middelen ook
steeds weer veranderen, zijn doel verandert
nooit. Het voortreffelijke werk van Pa
loczi-Horvath is er danook voornamelijk
op gericht, dit de lezer goed duidelijk te
maken. Het boek is niet, zoals zoveel an
dere anti-communistische litteratuur, ge
schreven met geen andere dan de nega
tieve bedoeling, een vernietigend oordeel
van Kroesjtsjevs karakter te geven. De
auteur heeft er veeleer naar gestreefd, aan
te tonen dat de Sovjet-dictator vóór alles
een „realist" is in die zin dat hij, de poli
tieke constellatie van elk moment met een
blijkbaar zelden falend instinct onderken
nende, zijn ontstellende, ja schaamteloze
opportunistische beweeglijkheid gebruikt
om zich zelfs bij de ongunstigste situatie
zódanig aan te passen dat het hem tóch
weer mogelijk wordt, een nieuwe stap: te
doen in de richting van z ij n doel. Dat
doel is, en zal altijd blijven: de bevredi
ging van zijn eerzucht, door het beheersen
van de Sovjet-Unie via de communistische
partij, het beheersen van het communis
tische deel van de wereld via de Sovjet-
Unie, en uiteindelijk, zoals de laatste tijd
zo duidelijk is gebleken, het beheersen van
de hele wereld via het communistische
deel ervan.
Ter bereiking van dat doel is Kroesjtsjev
bereid, zijn persoonlijk gedragsschema en
de hele partijlijn duizend maal te wijzigen,
is hij bereid Stalin te verguizen en hem
desnoods opnieuw te verheerlijken, schrikt
hij er niet voor terug, zijn beste vrienden
tot „volksvijanden" te verklaren en voor
malige „volksvijanden" tot zijn vrienden
te maken. Maar zijn uitgangspunt bij dit
alles is misschien zijn grootste zwakheid.
Want dat uitgangspunt ligt in een onvoor
waardelijke aanvaarding van de marxis
tische dogma's, die honderd jaar geleden
zijn ontstaan en toen hun waarde gehad
mogen hebben, maar die in de tweede helft
van de twintigste eeuw voor het grootste
deel niet meer opgaan. Juist daarover valt
echter met Kroesjtsjev niet te discussiëren,
omdat het hierbij om fundamentele pro
blemen gaat die, zoals Paloczi-Horvath
zegt, „bij hem buiten de sfeer van het
verstandelijk overleg vallen". Met betrek
king tot Amerika en West-Europa spreekt
hij nog over de „uitgebuite boerenmassa's"
en de „arbeiders die niets te verliezen heb
ben dan hun ketenen", alsof in de Weste
lijke wereld de tijd sinds Marx is blijven
stilstaan.
Enig tegenwicht hiervoor wordt echter
gevormd door zijn weinig doctrinaire, prag
matische aanpak. Hoewel hij bewust en
verstandelijk aan de kant van het dogma
staat, is hij door zijn dadendrang en zijn
aspiraties gebonden aan de gecompliceerde
werkelijkheid van nu, die hem, vooral als
hij zijn levensideaal het doen inhalen
van de Verenigde Staten door de Sovjet-
Unie verwezenlijkt wil zien, wel dwingt
tot een minder starre instelling. Hij moge
het marxisme dan aanvaarden „zoals een
eenvoudige, niet al te vrome Christen de
bijbel aanvaardt", hij moge woedend wor
den als één van de fundamentele marxis
tische dogma's wordt aangevallen, hetzij
door een criticus of door de harde feiten,
dank zij zijn „realisme" komt hij er
toch toe, die feiten, zij het dan als „vijan
delijke factoren", te erkennen en er reke
ning mee te houden. Datzelfde „realisme"
heeft er bij hem in de loop van zijn car-
rièJe herhaaldelijk toe geleid, en zal er
stellig ook in het vervolg toe blijven lei
den, dat hij onder zekere omstandigheden
een bepaalde theoretische lijn of een con
creet plan aanvaardt, niet omdat hij hier
aan zelf de voorkeur geeft, maar omdat hij
meent er zijn positie door te kunnen ver
sterken of zijn werkelijke of vermeende
vijanden binnen of buiten de Sovjet-Unie
erdoor te kunnen kwetsen, verzwakken,
vernederen of verslaan. De heiligheid van
het dogma wordt er daardoor voor hem
niet minder op.
Maar daardoor wordt het er voor de
Westelyke wereld wèl heel wat moeilijker
op, van dag tot dag de werkelijke beteke
nis op korte en op lange termijn van
(Vervolg zie pag. 2)
IN DE TITEL die hierboven staat komen twee vreemde,
nogal zonderlinge woorden voor. Ze zijn vrijwel on
vertaalbaar maar de betekenis ervan moet men toch
kennen om het juiste begrip te krijgen van de fantas
tische carrière van de man, met wiens onbereken
bare politieke manoeuvres heel onze hedendaagse
wereld voortdurend wordt geconfronteerd: de car
rière van Nikita Sergejevitsj Kroesjtsjev.
Wat is een „apparatsjik"? Het is, volgens George
Paloczi-Horvath, de Hongaarse schrijver van een pas
verschenen fascinerend boek over de dictator van
de Sovjet-Unie, „antropologisch bezien bijna een
nieuwe mensensoort". Het is de Sovjet-Russische
partijfunctionaris, de man dus die niet eenvoudig een
communist is, en zelfs niet eenvoudig een „werkend
lid" van de communistische partij, maar die een on
derdeel vormt van het partij-a p p a r a a t, dat de
dictatuur over de partij uitoefent en dat met behulp
van die parij maar zonder haar actieve medewerking
tevens de dictatoriale macht heeft over de rege
ring en over de Sovjet-Unie zelf.
Wat is een „verbocraat"? Paloczi-Horvath gebruikt
dat woord ter aanduiding van een bepaald soort
partij-functionarissen die in de Sovjet-Unie in scherp
contrast staan tot de „technocraten". Deze laatste
groep bestaat uit technici in de wijdste zin, dus voor
namelijk uit academisch opgeleid© deskundigen op
het een of andere speciale gebied, die bijgevolg
voor de meeste vraagstukken, op hun terrein con
crete methodes en oplossingen te bieden hebben.
De „verboeraten" daarentegen zijn diegenen onder
de „apparatsjiki", die alle kwesties met wóórden pro
beren op te lossen en zich in de loop van hun car
rière hebben ontwikkeld tot meesters in de juiste
fraseologie, dat wi! zeggen: in d E e fraseologie die
voor een bepaalde gelegenheid de meest passende
is. In deze twee begrippen „apparatsjik" en „verbo
craat" ligt vrijwel de hele ontwikkeling van Nikita
Kroesjtsjev opgesloten. Zijn loopbaan, die begon
toen de 24-jarige zwervende mijnwerker of fabrieks
arbeider (niets daaromtrent is helemaal zeker) in
maart 1918 dienst nam bij een onderdeel van de
Rode Garde in de Oekraïne, en die hem tot een on
gelooflijke machtspositie heeft gebracht, heeft hij
uitsluitend te danken aan het feit dat hij beide be
grippen tot in de perfectie verpersoonlijkt.
WAAROM KROESJTSJEV zich destijds aansloot bij de Rode Garde zal wel
altijd een geheim blijven. Hij hadzich, in tegenstelling tot veel Russische jonge
mannen in die tijd, nooit eerder met de politiek bemoeid, en hij had zelfs kans
gezien om zich (zonder dat ooit bekend is geworden op welke manier) tijdens cle
eerste wereldoorlog buiten de militaire dienst te houden. In de twee jaar dat hij
in de Rode Garde bleef bracht hij het tot partijsecretaris van zijn regiment, het
geen hem later gelegenheid gaf, door de Russische pers te laten verklaren dat hij
tot de politieke voorlichters van het Rode Leger had behoord", en nög later dat
hij reeds tijdens de burgeroorlog Stal ins vertrouwde wapenbroeder was ge
weest". Maar het feit dat hij in 1920 toen er in cle partij een schreeuwend ge
brek aan jonge functionarissen was werd afgedankt, of op zn minst toestem
ming kreeg om zijn ontslag te nemen, wijst er wel op dat,zijn eerste prestaties
als bolsjewiek onbevredigend moeten zijn geweest.
Een pikant fotografisch document: Kroesj
tsjev (links) met Tito (midden), die hij
eerst verguisde als een „kettinghond van
het imperialisme", doch later verheerlijkte
a*ls een dierbare communistische broeder,
en Bcelganin (2e van rechts), aan wie deze
scala van Nikita's lof en verachting zich
juist in omgekeerde volgorde voltrok
alles, maar danook alles aan de partij te
danken heeft, aangezien hij op zijn 23ste
jaar, toen hij zijn studie aan de „Rabfak"
begon, nog een volkomen onbeschreven
blad was; en ten tweede, dat hij altijd de
„apparatsjik" en de „verbocraat" bij uit
stek moet zijn geweest, omdat hij op geen
enkel ander gebied dan dat van de partij
politiek en de partij-machinaties de min
ste deskundigheid bezat. Hij kon praten,
hij kon de marxistisch-leninistische (en
desgewenst de stalinistische) leerstellingen
precies zó interpreteren als dat op een ge
geven ogenblik gewenst was en de offi
ciële richtlijnen voor die interpretaties
veranderden voortdurend en bovendien
vertoonde hij een geweldig aanpassingsver
mogen aan de machtsverhoudingen van
elke periode in de geschiedenis van de
partij.
Dat aanpassingsvermogen heeft ertoe
geleid dat hij er bij alle „zuiveringen"
van het partij-apparaat, die in de loop
der jaren door Stalin werden gedecre
teerd, telkens weer in slaagde de dans
te ontspringen, omdat hij op het kri
tieke moment altijd nèt aan de „goede"
kant zat. En hoeveel handigheid, hoe
veel „realisme" daarvoor wel nodig
was, begrijpt men als men bedenkt dat
er onder Stalins heerschappij niet al
leen ontelbare anti-communisten maar
ook tienduizenden communistische
partijfunctionarissen zijn gevangen
genomen en geëxecuteerd. Zelfs 1108
van de 1966 afgevaardigden naar het
in 1934 gehouden zeventiende partij
congres benevens 98 van de 139 toen
malige leden van het Centrale Comité
is dat lot ten deel gevallen.
Een enkel voorbeeld zal voldoende zijn
om te illustreren dat Kroesjtsjevs aanpas
singsvermogen in dit opzicht wel heel bij
zonder was (en ongetwijfeld nog is). En
kele jaren vóór de oorlog werd Kroesjtsjev,
samen met Molotov en Jezjov, naar de
Oekraïne gezonden om daar de „liquidatie
van volksvijanden" te organiseren. Naar
matige schatting is toen zestig percent van
het Oekraïnse partij-apparaat geliquideerd,
om nog maar te zwijgen van de duizenden
gewone partijleden en hun handlangers, de
MAAR KROESJTSJEV bleef partijlid, al
was 'het wellicht alleen omdat hij, als „han
dige jongen", begreep dat dat een goede
manier was om ook verder de conscriptie
te ontlopen en zich aan de aandacht van
de gevreesde politieke politie te onttrekken.
En in 1922 kwam er voor deze communist-
uit-opportunisme een kans om zich, op een
wel vermoeiende maar toch interessante
manier, op de voorgrond te dringen: hij
werd geaccepteerd als leerling van een
„Rabfak", een partij school met driejarige
cursus voor arbeiders tussen de 25 en
30 jaar. Tijdens zijn studie aan die school,
namelijk in 1924, trad hij, als weduwnaar
met twee kinderen van respectievelijk acht
en zes jaar, voor de tweede maal in het
huwelijk, deze keer met een communis
tische lerares in de staathuishoudkunde, de
tegenwoordige mevrouw Nina Petrovna
Kroesjtsjev.
NIEMAND, buiten het echtpaar Kroesj
tsjev zelf, zal kunnen zeggen of het wel of
niet aan de invloed van de tweede me
vrouw Kroesjtsjev te danken was, dat de
op marxistisch gebied nog weinig door
knede arbeider-student al spoedig werd
benoemd tot partijsecretaris van de school.
In die nieuwe positie werd Kroesjtsjev de
belangrijkste man van de hele „Rabfak",
een figuur met méér invloed dan de direc
teur en alle leraren. Hij was nu immers de
vertegenwoordiger en bijgevolg ook de
„waakhond" van de partij, die zowel op de
leiding en de docenten als op de studenten
toezicht moest houden. Hierdoor kreeg hij
overigens al vroeg gelegenheid, te wennen
aan een zeer belangrijk principe van de
Sovjet-maatschappij, namelijk het principe
dat de p a r t ij altijd en overal domineert,
zelfs in haar verhouding tot de hoogste
regeringsorganen. De miskenning van dat
principe door Malenkov, die zich vele jaren
later als minister-president meende te
kunnen permitteren, in zijn redevoeringen
de regering vóór de partij te noemen en zo
doende te impliceren dat hij de regering
belangrijker achtte dan de partij, heeft
veel bijgedragen tot Malenkovs val in 1955.
Kroesjtsjev heeft dus al heel jong geleerd,
wat dit principe in dé praktijk betekende:
als student hield hij toezicht op de direc
teur en had hij dus ook meer invloed dan
deze laatste. Later, als eerste secretaris
van de partij, heeft hij er geen enkele twij
fel aan laten bestaan dat hij dezelfde domi
nerende positie ten aanzien van het hoofd
der regering en de hele ministerraad in
nam.
Glimlachend en pluimstrijkend bewijzen
de Grote Twee van het communistische
blok elkaar de verschuldigde honneurs bij
Nikita's bezoek in 1959 aan het
machtige rijk van Mao Tse Toeng (rechts).
Maar onder die glimlachjes en vriend
schapsbetuigingen verborg zich toen
al een felle rivaliteit tussen de beide
leiders, een strijd om de opperheerschappij
in de „rode wereld", die er sindsdien
zeker niet minder op geivorden is
ALS PARTIJFUNCTIONARIS, als „ap
paratsjik", heeft Kroesjtsjev buitengewoon
snel carrière gemaakt. In Paloczi-Horvaths
boek zien wij hem, na zijn studie aan de
„Rabfak", beginnen als klein partijsecreta-
risje van een wijk in de stad Stalino, een
betaalde functie op het laagste niveau, die
enkele bescheiden voorrechten meebracht,
maar die veel verantwoordelijk werk eiste,
zoals het houden van toezicht op de fabrie
ken in zijn wijk en dus op een onderdeel
van de industriële produktie. Dat was in
1925. Maar in 1928 maakte Kroesjtsjev een
belangrijke promotie: in het verloop van
één van Stalins eerste „zuiveringsacties"
werd hij overgeplaatst naar Kiev en daar
toegevoegd aan het stedelijke partijsecre
tariaat. Bij de door Stalin bevolen „be
strijding van de oppositie binnen de partij"
maakte Kroesjtsjev zich in Kiev zó ver
dienstelijk, dat hij al spoedig opnieuw pro
motie maakte, nu door te worden overge
plaatst naar Moskou en te worden uitver
koren om „voor een leidinggevende functie
in de industrie" te mogen studeren aan de
Technische Hogeschool „J. V. Stalin". Daar
werd hij ook alweer secretaris van het par
tijcomité van de school. Ook daar had hij
dus de taak, zowel de professoren als zijn
medestudenten op hun politieke betrouw
baarheid te toetsen en gegevens omtrent
hen te verzamelen.
Die politieke taak zal wel zijn voor
naamste zijn geweest, want de eigenlijke
studie heeft hij nooit voltooid; reeds in
januari 1931 kreeg hij opnieuw een vol
ledige betrekking bij het partij-appai-aat,
nu als secretaris van de partij in het Mos-
kouse rayon „Baumann". In de hoofdstad
kwam hij voortdurend dichter bij Stalin
te zitten. Precies een jaar na zijn vorige be
noeming werd hij gepromoveerd tot twee
de secretaris van de partij afdeling Moskou,
hetgeen er op wijst dat hij had gewerkt tot
tevredenheid van Stalin, die zelf het hoog
ste gezag in het Moskouse afdelingsbestuur
uitoefende. En nóg twee jaar later, in 1934,
werd hij (als opvolger van Kaganovitsj)
eerste secretaris van Moskou en tevens lid
van het Centrale Comité. Daarmee ging hij
behoren tot de vijfentwintig of dertig in
vloedrijkste mannen van de partij, en bij
gevolg van de Sovjet-Unie. Die positie
heeft hij dus bereikt nog geen negen jaar
nadat hij als beginneling in het partij-
kader was opgenomen.
UIT DEZE SAMENVATTING van
Kroesjtsjevs loopbaan van zijn beginjaren
tot het moment waarop hij in de Sovjet-
Unie serieus ging meetellen blijken heel
duidelijk twee dingen: ten eerste, dat hij
„klassevijandige elementen"-onder de par
tijlozen. De meeste leden van het Oekraïn
se kabinet, van de Opperste Sovjet in de
Oekraïne, en van het Oekraïnse Centrale
Comité werden snel geëxecuteerd, aldus
rapporteert Paloczi-Horvath, die vervol
gens uit de officiële Geschiedenis van
de Oekraïne de volgende zin aanhaalt:
„Met de aankomst in de Oekraïne van Sta
lins trouwe wapenbroeder N. S. Kroesj
tsjev voltrok de uitroeiing van de laatste
resten van de vijand en de liquidatie van
sabotagedaden zich al bijzonder vlot". En
Kroesjtsjev zelf heeft, toen de eerste etappe
van de massale executies achter de rug
was, van de slachtoffers gezegd: „Toen zij
hun hand ophieven tegen kameraad Stalin,
hieven zij hun hand op tegen het beste wat
de mensheid bezit. Want Stalin is onze
hoop, hij is het baken dat de gehele pro
gressieve mensheid de weg wijst".
Maar in 1956 verklaarde deze „trouwe
wapenbroeder" dat dezelfde Stalin „met
op weerzinwekkende wijze vervalste be
wijzen duizenden communisten heeft ge
dood", dat zijn heerschappij werd geken
merkt door „marteling en dwang", dat de
wreedste middelen werden gebruikt „tegen
iedereen die het op een of ander punt niet
eens was met Stalin, tegen iedereen die
maar werd verdacht van vijandige bedoe
lingen, tegen iedereen die een slechte repu
tatie had", en dat dit heeft geleid „tot de
meest flagrante voorbeelden van inbreuk
op de revolutionaire rechtszekerheid en tot
het feit dat vele volkomen onschuldige
personen, die in het verleden de partijlijn
hadden verdedigd, het slachtoffer werden".
VAN DECEMBER 1949 tot Stalins dood
in 1953 heeft Kroesjtsjev, als secretaris
van 't Centrale Comité en als lid van het
persoonlijke secretariaat van Stalin, dage
lijks met de laatste samengewerkt. Hij
heeft er toen op zijn minst werkeloos bij
toegezien dat tal van vooraanstaande com
munisten ter dood werden gebraent op