Koningen en prinsen moeten in Oakham
nog steeds hoefijzerbelasting betalen
Bedachtzame vervalser
en pseudobaron verwierf
een fortuin in Amerika
IN DE SCHADUW VAN DE STATIE
Zoölogische overpeinzingen
door Siegfried E. van Praag
PAGINA ViE
HET GRAAFSCHAP RUTLAND ligt in het oostelijk deel van de
Midlands. Het is een der kleinste Engelse graafschappen. Toch geniet het
een grote bekendheid, mede omdat het in trek is bij de adel. Dit komt
omdat het graafschap ideale mogelijkheden biedt voor het houden van
grote vossenjachten, een vermaak, waar de Engelse aristocratie zich gaarne
aan wijdt. De hoofdstad van het Graafschap Rutland is Oakham. Het
embleem in het wapen van Oakham is een hoefijzer. Voorts kan de plaats
bogen op de aanwezigheid van de merkwaardigste en vorstelijkste ver
zameling hoefijzers ter wereld. Wie het kasteel betreedt, wordt al spoedig
getroffen door een groot aantal hoefijzers, die aan de muren zijn gehangen.
Hoefijzers te kust en te keur. Sommige zijn heel oud, andere nog nieuw.
Er zijn er bij, die mooi, maar ook, die foei-lelijk zijn. Er zijn grote
en kleine hoefijzers. Er zijn er van brons en er zijn er van ijzer. Sommige
dragen inscripties, jaartallen en beroemde namen. Andere weer lijken met
ruw geweld van de hoeven der paarden te zijn verwijderd. Kortom, wie
een historische studie zou willen maken van het hoefijzer, zou in het
Kasteel van Oakham een schat van voorbeelden en gegevens vinden.
TEGEN HET EINDE
der twaalfde eeuw
trok een voornaam
edelman Seigneur
Walkelyn de Ferrers
was zijn naam door
de vruchtbare vallei.
Hij besloot om ter
plaatse van het thans
zo vredige Oakham
een versterking te
laten bouwen. In dit
fort bevond zich ook
een eet- en feestzaal.
Deze is bewaard ge
bleven en is thans een
deel van het kasteel
van Oakham. Heer
Walkelyn was van
Normandischen bloe
de. Hij was een nazaat
van de Opperstal
meester van Willem
de Veroveraar, de
vorst die met zijn Nor-
mandische edelen om
streeks 1065 Engeland
veroverde. Of het de
herinnering was aan
zijn Stalmeester-
voorzaat, die Heer
Walkelyn deed beslui
ten tot het instellen
van een hoefijzerbe
lasting, weten wij
niet, maar wel staat
vast, dat hij die be
lasting, instelde. Toen
het fort gereed was,
verleende hij name
lijk aan de Kasteel
heer van Oakham het
(heerlijk) recht om voortaan een belasting
te heffen van alle vorstelijke personen en
hoge edelen, die voor het eerst door Oak
ham zouden komen. Heer Walkelyn be
paalde, dat die belasting zou bestaan uit
een hoefijzer of een bedrag in geld. De
kasteelheer van Oakham behoorde zelf tot
de baronnenstand, maar krachtens zijn
heerlijk recht waren koningen en koning
innen, prinsen en prinsessen, hertogen,
markiezen, graven, burggraven en zijn
medebaronnen in Oakham belastingplich
tig. Tot in de huidige tijd is dit recht van
kracht gebleven.
TEGELIJK MET DE VERLENING van
het heerlijk recht kondigde Heer Walkelyn,
Overal aan de muren van het kasteel
prijken hoefijzers van alerlei vorm en
grootte.
die niet van halve maatregelen hield, een
merkwaardig „invorderingsbesluit" af. Zou
ooit een belastingplichtige het durven be
staan (decreteerde Heer Walkelyn) om de
„hoefijzerbelasting" niet te voldoen, dan
zou de bevolking van Oakham, des
noods met geweld, eigenhandig een
der hoefijzers van het rijpaard van de
wanbetalers mogen verwijderen.
In vroeger tijden is het vele malen ge
beurd, dat de bevolking van Oakham moest
ingrijpen en een „wanbetaler" molesteerde.
De ruiter werd dan van zijn paard ge-
OMSTREEKS het
midden der vorige eeuw
werd in Missouri een
jongen geboren, die
voorbestemd was een
der grootste oplichters
te worden, die de Ver
enigde Staten ooit ge
kend hebben. Zijn naam
was James Addison
Reavis.
Tijdens de Ameri
kaanse burgeroorlog
nam hij dienst in de
zuidelijke legers en ont
dekte bij toeval, dat hij
zonder veel moeite in
staat was het handschrift
van anderen na te boot
sen. Na de oorlog kreeg
hij een baantje en in
zijn vrije tijd bekwaam
de hij zich verder in
deze kunst.
Het toeval speelde
een grote rol, toen hij
later in Santa Fe een be
trekking kreeg op een
bureau van de Ameri
kaanse regering, waar de
aanspraken op oude
schenkingen door Spaan
se koningen in Nieuw-
Mexico gedaan, op haar
wettigheid werden on
derzocht. In deze perio
de bestudeerde Reavis
de sterke en zwakke
punten in deze aanspra
ken en met deze kennis
gewapend, kwam in hem
een groots plan op. Het
kwam hem duur te staan.
sleurd en rappe handen zorgden er voor,
dat het dier spoedig op slechts drie hoef
ijzers liep. Tal van antieke hoefijzers aan
de slotmuren van het kasteel van Oakham
herinneren aan dergelijke belastinginci
denten Maar behalve de hardhandig ver
worven exemplaren zijn in het kasteel hon
derden hoefijzers, die de belastingplichti
gen tevoren speciaal hadden laten maken
om hun „heerlijke" belastingschuld te vol
doen
TAL VAN ENGELSE koningen en ko
ninginnen zijn in het slot van Oakham door
hoefijzers vertegenwoordigd Groter natuur
lijk is het aantal „belastingijzers", die door
niet-vorstelijke personen werden „betaald".
In de loop der eeuwen groeide de hoef
ijzercollectie in Oakham gestadig aan.
Thans is zij de merkwaardigste verzame
ling in haar soort. Een der oudste stukken
in de verzameling „vorstelijke ijzers" is het
hoefijzer, dat koningin Elizabeth I heeft
aangeboden. Tot de jongste behoort een
prachtig verguld hoefijzer, geofferd door
koning George VI, toen hij in 1944 Oak
ham bezocht. Trouwens, koning George VI
heeft nog een stuk tot de Oakhamse col
lectie bijgedragen. In 1921 bracht hij na
melijk als Hertog van York in gezelschap
van zijn zuster en broeder (toen Prins van
Wales, later Hertog van Windsor) een be
zoek aan Oakham. Ook bij die gelegenheid
moest hij, als Hertog van York, tol betalen
met een hoefijzer.
Voorts bevinden zich in het kasteel hoef
ijzers, schenkingen van, neen, betalingen
door koning George IV, koningin Victoria
en koning Eduard VII. Deze drie vorsten
bezochten Oakham vóór hun troonsbestij
ging. Het indrukwekkendste stuk is het
meer dan twee meter hoge bronzen hoef
ijzer, betaald door George IV, toen hij als
Prins-Regent Oakham bezocht. Het ijzer
kostte de Prins-Regent 600.een forse
belastingduit in 1814. Het hoefijzer is ver
sierd met de datum van het bezoek, 7 ja
nuari 1814.
Toen de hertog van Edinburgh op 8 no
vember 1957 voor de eerste maal in Oak
ham kwam, hielp er geen lieve vadertje
of moedertje aan: ook hij moest zijn hoef
ijzer bijdragen. Zo verrijkte hij de be
roemde Oakhamse collectie.
GEDURENDE DE LAATSTE EEUW was
er slechts één koning ,die nooit hoefijzer
belasting heeft betaald. Dat was koning
George V. Wel kwam deze vorst enige
malen per trein langs Oakham ,maar hij
stapte er niet uit en werd dus niet be
lastingplichtig. Belastingplichtig immers is
slechts hij, die door Oakham rijdt!
Oakham heeft ook andere bezienswaar
digheden dan zijn „hoefijzer-kasteel". Er is,
bijvoorbeeld, een mooie oude kerk. Maai
de „hoefijzer-belasting" blijft niettemin
het merkwaardigste facet van Oakham,
omdat het op typische wijze illustreert, hoe
een heerlijk recht zich eeuwenlang kan
handhaven. De belasting door Seigneur
Walkelyn de Ferrers, ingesteld, welhaast
achthonderd jaren geleden ,is thans,- in de
tweede helft der twintigste eeuw, nog wet
voor hoge edelenen zelfs voor ko
ningen en koninginnen. De bevolking heeft
nog steeds het recht om het recht in eigen
hand te nemen en tot gewelddadige inning
over te gaan. als een belastingplichtige
zou weigeren te betalen.
PORTUGEES DICHTER OVERLEDEN
De bekende Portugese dichter Antonio
orreia de Oliveira is donderdag ten ge
volge van longkanker in zijn woning te
Espozende in Noord-Portugal op 79-jarige
leeftijd overleden.
Chris Torenbosch. Chris Torenbosch,
eerste solist van het Amsterdams Ballet, is
door de Franse televisie uitgenodigd mede
te werken aan de wereld-première van een
nieuw ballet op muziek van de Franse
componist Marcel Delannoy als onderdeel
van de uitzending „Musique pour Vous".
In zijn vrije tijd ging hij zich bekwamen
in de oude en moderne Spaanse taal en
toen hij zijn studie beëindigd had, nam hij
zijn ontslag en maakte van zijn opgespaar
de geld vele reizen naar Mexico, Zuid-Ame
rika, Portugal en Spanje. Hij bezocht een
groot aantal archieven en groef zich in het
oude verleden in. Toen hij een geschikt
aanknopingspunt had gevonden, begon hij
aan zijn geniale vervalsingen. Hij knoeide
met ouden documenten, wiste woorden uit
en verving deze door andere, ook voegde
hij nieuwe delen in, die op onnavolgbare
wijze in het oude handschrift geschreven
en in de oude taal gesteld waren. Zo bouw
de hij een oud adellijk Spaans geslacht
op, waarvan hij, baron Don James Addison
de Peralta-Reavis de enige overgebleven
erfgenaam was.
Na deze gigantische arbeid dook hij
plotseling op in de Verenigde Staten en
maakte zich bekend, daarbij aanspraken
doen geldende op een groot gebied van
twintig duizend vierkante mijlen in Arizona
en Nieuw-Mexico, waar steden en zilver
mijnen lagen en grote spoorwegen liepen.
Er werd dadelijk een grondig onderzoek
ingesteld, doch al spoedig bleek, dat de
aanspraken van de baron onbetwistbaar
waren en men moest hem zijn recht toeken
nen. Hierdoor was alles wat op dit gebied
gebouwd of aangelegd was, zijn persoonlijk
eigendom en men diende hem hiervoor te
betalen.
De spoorwegmaatschappij kocht hem de
rechten af en betaalde hiervoor tienduizen
den dollars. De zilvermijnen betaalden per
jaar enorme bedragen en vele boeren en
grondbezitters kochten hem uit. Hierdoor
was Don James in minder dan geen tijd
een schatrijk man.
Schatrijk
Hij belegde zijn verworven geld in
verschillende grote maatschappijen en
hierdoor kon hij ook hier zijn invloed la
ten gelden, waardoor zijn macht nog
groter werd. Hij kocht paleizen in enkele
steden en leefde als een vorst.
Toch bleven er mensen bestaan, die
hem wantrouwden en twijfelden aan de
echtheid van zijn aanspraken. Onder hen
was een journalist, die jarenlang alles in
het werk stelde om deze fantastische op
lichter te ontmaskeren. Hoe hij ook zocht
en snuffelde in oude archieven, hij kwam
evenals de commissie van onderzoek tot:
de slotsom, dat alle gegevens klopten en
de baron inderdaad de rechtmatige bezit
ter van de enorme gebieden was. Het zoe
ken werd tenslotte een obsessie voor hem
en hij besteedde er al zijn geld en tijd aan
in 'n onwrikbaar vertrouwen eenmaal een
aanknopingspunt te zullen vinden, dat hem
in staat zou stellen het bedrog te ontzenu
wen.
De ontbrekende schakel
Tien jaar na het begin van de affaire
wilde het toeval, dat de journalist bij zijn
onderzoekingen in een archief in een oud
Spaans dossier een vel papier vond, dat
bij nader onderzoek een watermerk bleek
te dragen van een papierfabriek in de Ver
enigde Staten. De ontbrekende schakel was
gevonden, want dit vel het enige in het
dossier, dat sprak over de rechten van de
de baron bleek een vervalsing te zijn.
Ten tijde van de datum, die er op ver
meld stond, bestond de papierfabriek nog
niet.
In geen van de andere dossiers had Ja
mes Reavis deze fout gemaakt. Hij had
steeds gebruik gemaakt van oud papier,
doch hier was de blunder gemaakt, die
hem nu noodlottig werd.
Er werd een officieel onderzoek inge
steld en de baron kwam voor het gerecht.
Hij had 't spel verloren en verdween voor
geruime tijd in de gevangenis. Hiermede
was een einde gekomen aan een van de
grootste en meest fantastische oplichtingen
in de wereldgeschiedenis.
DIERENTUINEN EN DIERENPARKEN worden meestal bui
ten de bebouwde kom, maar niet te ver er vandaan aangelegd.
In zulke streken loopt vaak ook de spoorlijn. Zo zie je Rotter
dam's nieuwe Blijdorp al vanuit de trein met zijn kijktorens
opdoemen. Zo rijdt je, als je naar Tilburg gaat, eerst langs het
Dierenpark. Zo ligt „Artis" langs een afgelegen spoorwegempla-
cenment. Maar geen dierentuin heeft zich zo intiem bij het
station aangesloten, als Antwerpen s „Zoo". De stad en zijn
„statie" zijn om de dierentuin gegroeid. De Zoo van Antwerpen
vaart er wel bij. Hij ligt in een centraal punt van het stadsleven
en heeft een verbinding met de Statie aangegaan. Want treinen,
al gaat 't maar van Amsterdam naar Haarlem of van Antwerpen
naar Mechelen, wekken in ons het verlangen naar verte en verre
landen op. De dieren van de Zoo doen dat ook. Nooit rijd ik
Antwerpen's station binnen en lees. „verzoeke geen zwarte
rook te maken", of m'n gedachten gaan onmiddellijk naar de
dierenoase die er onder ligt. De gedachte, dat achter 't achtste
of tiende perron al de rots staat, waar de moeflons en de
manenschapen klauteren, prikkelt m'n verbeelding.
GELOOF NIET dat alle dierentuinen op elkaar lijken. Iedere
„Zoo" heeft zijn eigen aard. De Zoologie, zoals ze in Antwerpen
zeggen, is wel zeer karakteristiek. Ze is tegelijkertijd modern
en heeft iets van de „belle époque" bewaard, iets van „Artis"
zoals het was. toen Artis ook nog een voorplein bezat met een
muziektent, waar 's zomers militaire kapellen kwamen spelen
en de muziek, gefilterd, doordrong lof bij de zeeleeuwen. Maar
de „Zoo" van Antwerpen, een van die punten van Belgisch cul
tuurleven, die men met een grote st.p op de kaart zou rrtoeten
aanwijzen, indien er cultuurkaarten bestonden, is ook zeer mo
dern, gaat met zijn tijd mee op wetenschappelijk gebied en als
centrum voor volksplezier en ontwikkeling. Wie zijn directeur
kent, Walter van de Bergh, een uiterst energiek man die van
de tuin houdt, begrijpt dat. De zorgen voor de tuin liggen nu
gegrifd op zijn gezicht, dat ik jong en onbezorgd heb gekend.
Als men al met een fabriek kan vergroeien, hoe zou dat dan
niet met een dierentuin, die vreemde en natuurlijkafgeweken
verwerkelijking van de paradijsdroom. De curve van de diéren-
tuin-dierenparkontwikkeling loopt van curiositeitenverzame
ling - wetenschappelijke tuin-amusemenlspark - en wordt be
paald door de noodzaak dat de tuin winstgevend is of zichzelf
tenminste bedruipt wat meestal niet kan de wetenschap
vooruithelpt en het publiek vermaak biedt. Het is heel moeilijk
deze drie eisen met elkaar in harmonie te brengen. De geschie
denis en de aard van al die tuinen en parken weerspiegelt de
overheersing van nu eens deze, dan weer gene dier desiderata
ten koste van de andere.
DE ANTWERPSE „Zoologie", hoe lang is het niet geleden dat
ik vriendschap met die tuin gesloten heb, een glimlach van de
stad achter 't donkere station. Het is een echte wetenschappelijke
tuin, verbonden met België's biologische faculteiten. De direc
teur heeft dan ook alles over gehad voor de wetenschappelijke
standing van zijn tuin. En hij wordt hierin geholpen door een
landgenote van ons, dr. Gijzen, die, nadat ze eerst aan de oude
Rotterdamse Diergaarde was verbonden, nu al jaren lang de
dagelijkse zorg voor het wel en wee der Antwerpse exotische
dieren op zich neemt met bewonderenswaardige kloekheid.
Zoals een postzegelenthousiast niet tevreden is voor dat hij een
serie compleet heeft, is een ethousiaste dierentuinleider er op
gesteld complete series van diergeslachten en zeldzame variëtei
ten te kunnen vertonen. Met publiek succes heeft zijn wens
niets te maken. Een directeur of eigenaar hoeft zelfs geen we
tenschappelijk doel na te streven, om toch door de passie van
de complete serie of 't zeldzaam exemplaar bezeten te worden.
Zo is 't interessant de ontwikkeling van een niet zo oud dieren
park te volgen, namelijk dat van Wassenaar en zijn record in
zeldzame vogels! Soms wisselen de kenmerken van een dierver-
zameling. De dierenschat van Antwerpen's tuin is goed uitge
balanceerd. Van geen groep die belangrijk is ontbreekt een
vertegenwoordiger. Hierbij zij opgemerkt dat. hierin 't verschil
tussen het Dierenpark en de Dierentuin bestaat. De
eerste mag hele groepen verwaarlozen. De tweede, met z'n we
tenschappelijke doelstelling, niet. Toch heeft Antwerpen's „Zoo
logie" zijn favorieten. Zo iets houdt vaak verband met de poli
tiek en met bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld c na
tionale wetenschappelijke expedities. En natuurlijk ook met de
smaak van hen die aan 't hoofd staan. Ik denk aan de verzame
ling Afrikaanse apen (meerkatten) van de oude Rotterdamse
Diergaarde. Deze hield verband met de reizen en de voorkeur
van de toenmalige directeur Biittikcffer Zo is op dit ogenblik
de robbenverzameling van Antwerpen uniek. De liefhebbers
van die geheimzinnige zeezoogdieren kunnen in de „Zoologie"
natuurlijk de gewone zeeleeuw van Californië aanschouwen,
maar ook de zeeberen van de Kaap. dc zeeolifanten van het
antarctisch gebied en twee uiterst zeldzame Kergulenrobben.
En natuurlijk ook onze Noordzee-zeehonden. Ik weet niet in
hoeverre de robbenverzameling verband houdt met de Belgi-
mensaap in stand kunnen houden? Mevrouw Gijzen vertelt me,
dat de gorilla's zich in een dierentuin in Amerika hebben voort
geplant. Ja, maar de voortplanting in gevangen staat vindt bij
gorilla's zelden plaats. Het is er niet mee als met zeldzame
hoefdieren, wisenten, przewalski-paarden. die in dierentuinen
zo goed telen dat men die soorten misschien redden kan.
JUIST VORIG jaar heeft Antwerpen's Zoo zijn mooie Kongo-
weide, een kleine savanne aangelegd. Als de zon schijnt is het
een verblijdend schouwspel, laar. met een jonge okapi (die
een bosdier en geen savannen-dier is, op de achtergrond, de
kroonkranen te zien grazen en huppelen en de langhoef-anti-
lopen; schoenbekreigers wedijveren in stilte en zwijgzaamheid
met maraboes. En daar valt het zonlicht op de diep bruinge-
streepte rug van een prachtige bongo-antiloop. En dit alles in
een tijd dat Kongo wegglijdt uit België s sfeer. De heer Van
den Bergh maakt er zich, wat betreft zijn tuin. niet te veel zorg
over. Hij moet de meeste dieren toch zeif kopen. Hoewel men
natuurlijk uit een bepaald gebied dat verbonden is met. een
moederland wel dieren ten geschenke krijgt, zijn dit meestal
sche expedities naar het Zuidpoolgebied. In ieder geval staan
de pinguins die Antwerpen in het vrije en achter glas tentoon
spreidt er wel mee in verband. Maar helaas, veel van die impo
sante zeer deftige keizers- en koningspinguins worden al ziek
ingescheept en steken hun reiskameraden aan, zodat men mede
lijden heeft met die grote pinguins, die een verre buitenlandse
reis gaan ondernemen, en met de dierentuindirectie en -ver
zorgers, die er zich iedere keer weer zoveel van voorstellen en
hun uiterste best doen, om het de koningen en keizers van het
Zuidzeegebied naar den zin te maken; en ze vaak zien sterven.
DE „ZOOLOGIE" van Antwerpen heeft er jaren lang op kun
nen bogen, dè vertegenwoordiger van Kongo's fauna te zijn.
En we weten dat ze anderen van haar glorie en rijkdom gul
afgaf. De okapi in Europa is met Antwerpens zoologische glorie
verbonden. Di. Gijzen, de biologe, schreef naar aanleiding va*
haar studie en waarnemingen een monografie over dit zeldzame
pas in onze eeuw ontdekte giraffe-achtige dier. Men weet dat
het zich in Antwerpen en in Blijdorp heeft voortgeplant. En
dan zijn er de gorilla's van Kongo's bergland, de Kivoe, en de
gorilla's van het laagland. Men kan er vier in het mooie, mo
derne anthropomorfenhuis, dat vorig jaar gereedkwam, aan
schouwen. Ik spreek met de directeur en de biologe over deze
dieren. Wat zal er van hen worden, nu Kongo in rep en roer
is en de bewakers van het Kivoereservaat, de woonplaats van
de berg-gorilla's, moeten vluchten? Zal men deze zeldzame
dieren van dezelfde soort, en de tuin streeft er naar veel varia
ties te bieden. En dan is Antwerpen trots op zijn zeekoe, zijn
lamentijn: zeldzame waterzoogdieren die in riviermonden leven.
De zeekoe van de Zoo gedijt zo goed, dat hij al tweemaal zo
lang is als toen hij kwam.
IN DE BUURT van Mechelen. te Muizen, heeft de „Zoologie'
een landgoed, „Plankendaal" gekocht, dat ook voor het publiek
open is en waar de grote hoefdieren op brede weiden kunnen
grazen en zich vermenigvuldigen. Met een bus is het van Meche
len uit te bereiken. In kleinere afmetingen herhaalt Antwerpen
hier de proef van de Londense Zoo, hie op een paar uur afstand
van de „Regent's Park Zoo" het uitgestrekte Webbsnade opende
met zijn indrukwekkende berenterre.n en wolvenbos, verblijven
zo uitgestrekt dat de verwoedste tegenstanders van dieren in
gevangenschap er geen aanstoot aan kunnen nemen. Naar Plan
kendaal zijn veel yaks, het sombere, indrukwekkende Tibetaanse
rund, gebracht.
DE OORLOG heeft de Antwerpse Zoologie geteisterd. Dit was
de schaduwzijde van de ligging aan de voet van de statie, waar
op geregeld bommen geworpen werden. Het roofdierengebouw
werd verminkt, de typische antilopentempel verwoest. Ik heb
wel eens gehoord dat men na de oorlog enkele van de boos
aardigste collaborateurs een dag in de lege buitenhokken van
de roofdieren, die men had moeten neerschieten, heeft opge
sloten. Nu is het roofdierengebouw nog steeds verminkt. De
binnengalerij is voor het publiek verboden. De buitenkooien
worden nog gebruikt. Dit gebouw was kenmerkend voor de tijd
van Leopold II, toen men van bouwwerken hield die indruk
maakten door zwaarte en beeldhouwwerk. Stenen heraldische
leeuwen steunden de woning van de echte leeuwen. De grote
wens van de directie is, de bouw van een nieuw verblijf voor
roofdieren, tezamen met de roofvogels waarvan Antwerpen een
prachtige collectie bezit, onder andere twee apenetende arenden.
Eens is er een vos uit de tuin verdwenen En om te bewijzen
dat de nabijheid van een station eigens toe dient, vond men
hem dagen later tussen de perrons r.erug. Men weet nog niet of
men hier met een vorm van dierlijk toerisme had te doen.
Na de oorlog werd er geweldig vee] gepresteerd om de tuin
weer op peil te brengen. Het nieuwe Vogelhuis kwam tot stand,
alsook het verblijf van de nijlpaarden. Met wat een voldoening
heb ik daar de twee tapirsoorten vertegenwoordigd gezien: de
Braziliaanse, een grauwe tapir, en de witzwart-gestreepte Indi
sche tapir, een bijna even grote zeldzaamheid als de twee mach
tige witte neushoorns Paul en Cloe We zagen ze van mollige
baby's tot vleesgevaarten uitgroeien. Nu zijn 't levende stillig
gende schuiten, de hoorns als masten in de hoogte gestoken. Een
kinderloos paar helaas, maar altijd tezamen, liggen ze zijde aan
zijde, in de beste harmonie, op hun zaqdplaat.
OP HET OGENBLIK staat de dierentuin als instelling van
openbaar vermaak in het middelpunt der belangstelling. Er
wordt in Antwerpen een nieuwe muziekzaal met een kleinere
zaal voor lezingen gebouwd. Het is een enorm geheel, met in
gang op het Koningin Astridplein, naast het station. Men treedt
er binnen in een ruime, zeer moderne zaal, die een tentoon
stellingsruimte zal worden. Met de directeur wandel ik door het
machtige, nog in aanbouw zijnde geheel dat in oktober moet
geopend worden. De volgende dag stijg ik in een brede lift op,
achter de oplopende terreinen waar dromedarissen, pony's,
rendieren en lama's grazen. Daar achter, tussen station en
schapenrots, het hoogste punt van het plateau, liggen verblijven
waar het publiek niet komen mag. Hier worden in aparte ruim
ten guinese biggetjes, ratten en allerlei insecten geteeld. Hier
dichtbij is ook de quarantaine voor pas aangekomen dieren en
zijn de moderne douches en verblijfzalen voor het personeel.
Dr. Gijzen opent een deur en ons treedt een van de zeldzame
reptielen uit Indonesië, een Komodowaraan tegemoet. Zelfs deze
dieren hebben een individueel karakter. „Met hem moet je op
passen", zegt mijn geleidster. Een vroegere Komodowaraan, in
het Reptielengebouw gehuisvest, was een zachtmoediger exem
plaar. En wanneer ik aan het reptielengebouw denk, vergeet ik
de proefkooi niet, waarin een grote python zonder afscheiding,
zo maar tegenover het publiek ligt. Zo maarEen koudezone,
een soort open ijskast houdt het aan warmte verknochte reptiel
op een afstand en dat is genoeg. De heer Van den Bergh is zeker
op dit idee gekomen na het welslagen van zijn vogelkooien
zonder tralies of glasDe vogels worden van het publiek
gescheiden omdat ze niet van het licht in het donker vliegen en
de zaal van waaruit men de lichte verblijven bekijkt, is donker.
Dit is een patent van Antwerpens Zoo. In Avifauna nam men
de uitvinding over.
EEN DIERENTUIN is een wereldje op zichzelf. Het slaat tus
sen circus en Universiteit in, en tussen een moderne stad en
de vrije wildernis. Die wereld heeft zijn eigen spanningen, te
leurstellingen, vreugden, zijn aan dieren verknochte mensen en
op mensen ingestelde dieren. De „Zoo" achter de statie, de Tuin
van Antwerpen is een voorbeeld van zulk een felle, aandachtige
vorm van harmonische samenleving, een symbiose, waarover
in de biologieboeken niet wordt gesproken; een uit de cultuur,
niet uit de natuur voortgekomen symbiose, als een boerderij.