HET JONGSTE OORDEEL Probleem van Buxtehude's „Abendmusik" verklaard |ertn llieu$llitrtcf>ubett/ Paus wil index van verboden boeken besnoeien HET MAGISCH REALISME VAN HUBERT LAMPO I6ent> Muficen, Erbij ZATERDAG 19 NOVEMBER 196 0 PAGINA TWEE TEGEN DONDERDAG 24 november is in de Haarlemse Concertzaal de eerste uitvoering in Haarlem aangekondigd van „Das jüngste Gericht", de enige volledig overgeleverde en nog betrekkelijk kort geleden ontdekte „Abendmusik" van Dietrich Buxtehude (1637-1707). De C.O.V., onder leiding van George Ro bert, heeft zich tot taak gesteld dit ver geten hoewel historisch beroemde werk tot het publiek te brengen, wat voor zover ons bekend in ons land nog maar alleen via de radio (in casu de N.C.R.V.) is geschied. De naam Buxte hude is onverbrekelijk verbonden aan zijn orgelcomposities, die met hun fan tastische gedurfdheid en spontane gloed een suggestief voorbeeld geweest zijn voor de jonge Bach, doch die pas sinds de zeventiger jaren der vorige eeuw, dank zij de grote Bach-biograaf Spitta, geleidelijk op hun waarde zijn geschat geworden en tot het repertoire van elke goede organist zijn gaan behoren. Noch tans, indien wij de handboeken der Muziekgeschiedenis moeten geloven, dan zou Buxtehude's roem en faam vooral te danken zijn geweest aan de „Abend- musiken", die hij in de Mariënkirche te Liibeck, waar hij organist en kerkelijk administrateur was, jaarlijks organiseer de op de vijf zondagen direct vooraf gaande aan Kerstmis, en waarvoor hij telkens nieuwe composities schreef voor koor, solisten en instrumentale begelei ding. Doch terwijl de orgelwerken, aan de hand van kopieën, wel konden ach terhaald worden, leek het wel of die fameuze „Abendmusiken" reddeloos verloren waren geraakt, wat verklaard kan worden uit het feit dat het geen zin had er kopieën van te maken, gebonden als zij waren aan de traditie van de Ma riënkirche te Lübeck. Tenzij dan dat het originele materiaal zou bewaard zijn ge bleven. Maar dit bleek niet het geval te zijn. ALLEEN DE LEGENDARISCHE roem van die niet-liturgische Avondconcerten in de Hanzestad Lübeck bleef. Wie dit geval dan niet op de korrel nam, kon allicht $fl aiéflidjtr unt> ftcBUt^cr $<t&fnïutig CÏHl.l tEO^l&cpclIttn Organtpcn unb ^cifmciRtre bet Ctr SüiitCZltbSiingfcr/ Üfr. ÜW ®?arwt6a ttrtcfct Den 3.AuSuft. Dtf L<SS Sdljrce crfrculidj tcljpgm itürf/ t-'/nibd fctlL SEirnié nrlanqt(ii*iitiMinte<itm -£ctkrg(b<n<' anlliti SnmrWbfl' («tl irJl Hum rarmtwn iiufMtinWIiiiwtwIlfli JUreftlbta'PflKbt .unb DundSruttmtt SjatuS&afrtfctó/ S. 0. p. rj.rfert.rfo.tr £|ül ©tBfuftBti SflI. (Sc$mali)cr jens ffr6cn; Titelblad van het huwelijksgedicht voor Buxtehude en Anna Margrethe Tunder. vermoeden, dat op deze vijf traditionele kerkconcerten gevarieerde programma's werden uitgevoerd, bestaande uit cantates van Buxtehude, afgewisseld door concer terende instrumentale werken van zijn hand. Wat trouwens ook wel eens schijnt gebeurd te zijn. Maar de geschiedvorsing wees uit, dat Buxtehude in de regel de vijf advent-concerten vulde met één speciaal daarvoor geschreven compositie, die uit vijf afdelingen bestond, welke tezamen een geheel vormde. Zekerheid hieromtrent heeft men nu, sinds de musicoloog Willy Maxton in de Universiteitsbibliotheek van Upsala een niet gesigneerd en onbetiteld vijfdelig werk ontdekte, dat kon gehouden worden voor „Das allerschröcklichste und allerfreundlichtste", de „Abendmusik" die Buxtehude voor de advent van 1683 com poneerde. Te voren had Max Seiffert reeds zijn vermoeden uitgesproken, dat dit handschrift te Upsala een werk van de Lü- becker meester zou zijn. In ieder geval heeft Maxton de zaak definitief uitge maakt, Hij gaf het werk een beknoptere titel: „Das jüngste Gericht", en maakte het pasklaar voor de huidige praktijk, waar aan we nu de kennismaking met een be langrijke beginschakel van de oratorium litteratuur danken. DE ABENDMUSIKEN in de Maria-kerk te Lübeck bestonden reeds toen Buxtehude in 1668 de, het jaar tevoren overleden Franz Tunder opvolgde als organist van het vermaarde orgel uit 1518. Er bestond in de Hanze-stad een traditionele belang stelling van de kooplui, die vóór hun be zoek aan de beurs, zich in de Maria-kerk lieten vergasten op een orgelbespeling en de organisatie van de Avond-Musiken fi nancieel steunden. Onder Franz Tunder werden deze kerkconcerten op een weekse dag gegeven en bestonden de programma's uit orgelmuziek en concertante stukken voor strijk- en blaasinstrumenten; later kwamen ook solo-cantates voor. BUXTEHUDE kwam uit het Deense Hel- singborg, waar zijn vader organist was en zelf als zodanig in functie was geweest. De betrekking te Lübeck zal hem, om de roep die er van uitging, uiteraard aangelokt hebben. De voorwaarden waaraan de kan didaat moest voldoen waren echter niet mis; Lübeck stelde de strengste eisen aan zijn hoogste muzikale gezagdrager, en zulks niet alleen in artistieke, maar ook in zake lijke zin, sinds men de organistenbaan ge combineerd had met die der administra tie van de kerkelijke financiën. Maar bovendien was er in de hachelijke bepaling, dat de opvolger van de overleden organist de „conservierte" dochter van zijn voor ganger ten huwelijk zou nemen. Hij moest dus jonggezel zijn en verplicht te trouwen tegen heug en meug. Dergelijke bepalingen schijnen ook gegolden te hebben voor pre dikanten. cantors en schoolmeesters. Het is niet zeker dat er altijd streng de hand aan gehouden werd, maar men stelde in ieder geval prijs op de traditie en het „con sent" van de kandidaat legde bij de be noeming gewicht in de schaal. De „conser vierte" dochter van Tunder was de 22- jarige Anna Margarethe; dus wat de leef tijd betreft viel de bepaling nogal mee. Drie kandidaten waren reeds afgewezen (of waren niet tot akkoord gekomen om trent de clausules), toen Buxtehude aan de beurt kwam, volkomen voldeed aan de gestelde eisen en erin toestemde Anna Margarethe te huwen alsmede de schoon moeder en haar jongste dochter in huis te nemen, of beter gezegd bij hen te gaan in wonen in het „Werkhaus" van de Maria- kerk, het aldus genoemde administratie kantoor. HET GING ALLEMAAL vlot van de hand; op 23 juli kreeg Buxtehude het bur gerrecht en op 3 augustus vierde hij zijn bruiloft. Er ontbrak dus niets aan de be vestiging van zijn emplooi in de stad, die hij achtendertig jaar lang naar zijn beste vermogen en met ere zou dienen. Hoe be trekkelijk gering de illustratieve documen tatie betreffende Buxtehude ook is (er is niet eens een portret van hem gevonden), toch kunnen wij de titel afdrukken van het huwelijksgedicht dat hem door de bekroon de poeëet Daniel Bahrholz voorgelezen werd op het huwelijksmaal (burgerlijke klasse, zonder wijn), waarbij zeventig personen aanzaten. In dit gedicht werd hij als kun stenaar geroemd en geluk gewenst met zijn benoeming, maar toch ook even ge plaagd met zijn „verplicht" huwelijk: Zwar es kahm Ihm sauer an, und er wollte, wie zuvoren, nicht sogar gebunden sein, doch die Freiheit war verloren BUXTEHUDE TOOG in zijn betrekking volijverig aan het werk en direct kwam hij met hervormingsplannen, om de wat in de slof geraakte „Abendmusiken" tegen kersttijd tot grootse manifestaties uit te bouwen. Hij dacht aan grote koorwerken, waarin één bepaalde idee over vijf con certen zou worden ontwikkeld en waartoe een uitvoeringsapparaat zelfs tot veertig personen zou belopen, een toen ongekende grote bezetting; die hij' "trouwens slechts één keer onder zijn leiding kreeg. Daartoe verkreeg hij, dat het kerkbestuur extra balkons liet aanbrengen terzijde van het orgel, welke men duidelijk kan waar nemen op de foto van een kwart, eeuw ge leden. Helaas is dit eerwaardige gebouw in de jongste wereldoorlog totaal ver nietigd. Buxtehude verzette de Avondcon certen op de zondagen, na de middagdienst. Zij waren geen kerkelijke aangelegenheid, het was in feite een particuliere onder neming, die slechts kon steunen op giften van de rijke kooplieden der vrijstad. Want overigens werd er geen entree voor ge vraagd. Het middel om de vermogende kooplui voor zijn onderneming te interes seren, bestond in de toezending van het tekst-programmaboekje met een hoog-ver- erende invitatie, waarvan de adressanten de bedoeling kenden. Er waren ook jaren dat hij financieel niet uitkwam en dat hij achteraf bij het kerkbestuur ging aan kloppen om zijn kosten te kunnen dekken. HET LIEP MET die utivoeringen na tuurlijk niet altijd van een leien dakje; het kostte wel eens moeite om vlotte mede werking van het koor (knapen en mannen te krijgen, geschikte solisten te vinden buiten die van de kantorij en de stads muzikanten te bewegen mee te werken. De geschiedenis heeft deze manifestaties ongetwijfeld geïdealiseerd en niet gezegd over de onvermijdelijke weerstanden die Buxtehude's idealisme dwarsboomden en gezwegen over minder gunstige reacties, onder meer ook over het onordelijk ge drag van de nozems van toen, wat nodig maakte, dat er politietoezicht in de kerk kwam, waarover hij achteraf aantekende: „Hat aber wenig geholfen". De beide balkons aan weerszijden van het orgel van de thans verxvoeste Mariën kirche in Lübeck werden op verzoek van Buxtehude gebouwd voor het grote aan tal koorleden, dat bij zijn „Abendmusiken" noodzakelijk was. Mattheson de eerste kans zou krijgen; de betrekking beviel hem wel, maar zodra hij de „Jungfrau" gezien had, die twaalf jaar ouder was dan hij, gunde hrj de kans aan Handel, die er evenmin zin in had de koop te sluiten. „Narh vielen empfangenen Ehrenerweisingen unt genossen Lustbar- keiten", zoals Mattheson in zijn „Ehren- pforte" zevenendertig jaar later vermeld de, trokken de jonge musici terug naar Hamburg. De reis van Bach naar Lübeck van Arn- stadt uit (450 km te voet!) is te zeer bekend om er hier een breedvoerig verhaal over op te hangen. Was het hem alleen te doen om Buxtehude te horen spelen en van hem te leren, of ambieerde hij de zo goed als vacante betrekking met de „conservierte" op de koop toe? Wij weten het niet. Maar sterk is ons vermoeden dat hij de vier weken van de hem toegestane vakantie rekte tot vier maanden, om getuige te kun nen zijn van de „Abendmusiken" van 1705, want het was pas na deze jaarlijkse mani festatie in de Mariakerk, dat hij de terug reis naar Arnstadt aanvaardde, waar hem een stevige bolwassing om zijn lange uit blijven wachtte. Twee jaar nadien kwam het einde voor Buxtehude; zijn opvolger werd Schiefer- decker, die traditiegetrouw de organisten- dochter tot vrouw nam. DE TERUGGEVONDEN „Abendmusik", die door de C.O.V. zal worden ten gehore gebracht, is uiteraard een omvangrijk stuk, vermits het de stof leverde voor vijf avon den. Tenzij deze echter met orgelspel of anderszins uitgebreid werden, zullen die concerten overigens niet veel tijd ingeno men hebben, zodat zij tezamen mits enige coupures de duur van een orato- (Van onze correspondent) ROME, NIETTEGENSTAANDE zijn ho ge leeftijd is de huidige Paus, Joannes XXIII uiterst actief en op allerlei gebied voert hij vernieuwingen in. Een kleine groep bisschoppen uit verschillende lan den heeft hem erop gewezen, dat de „lijst van verboden boeken", de „index Libro- rum Prohibitorum", in 1557 ingesteld, zo zoetjes aan wel heel erg verouderd is. De Paus heeft nu een commissie ingesteld, die onder voorzitterschap van monseig neur Mario Corvini de Index een wat meer bij onze tijd passend karakter zal geven. HET WERK IS NOG IN GANG en dus is het nog niet mogelijk om met zekerheid te zeggen in hoe sterke mate de lijst zal worden besnoeid. Op het ogenblik komen er ruim vijfduizend titels op voor, maar een groot deel daarvan slaat op boeken, die men ook met de beste wil nergens meer zou kunnen vinden. Andere verbo den boeken hebben voor de huidige lezer niet de minste waarde. Het zijn verhande lingen over allerlei ondergeschikte theo logische kwesties, waar thans niemand meer belang in stelt, zelfs niet de histo ricus en nog veel minder de theoloog. Die boeken stonden nu eenmaal op de index en zij zijn er op gebleven. Het is moeilijk te zeggen of al deze geschriften van de lijst zullen worden afgevoerd. In dat geval zou de Index een tweeduizend titels korter wor den. rium van Handel of van Haydn niet over schrijden. De oorspronkelijke titel luidde, vertaald: „Het allerverschrikkelijkste en allerver- heugendste, namelijk het einde van de we reld en het begin van de eeuwigheid", en werd door de bewerker samengevat als „Het jongste Gericht". De samenstelling van de tekst doet denken aan een middel eeuws zinnespel met zijn personages in abstracto, die deugden en ondeugden voor stellen en geconfronteerd worden met een centrale figuur, hier de „Goddelijke Stem", die evengoed het „Bijbels Woord" mocht heten. „Begeerte", „Lichtzinnigheid", Hoogmoed", nu en dan samengevat als de „Boze Ziel", staan dan in contrast tot de „Goede Ziel" en uiteraard tot de „Godde lijke Stem". Afgei-onde aria-vormen, zoals bij Bach, vindt men hier niet; het is alles spontane tekstverklanking in dramatische voordracht, „auff Operen Art", zoals Bux tehude zelf voorschrijft. Lyrische tegen stellingen worden opgevangen in eenvou dige liedvormen en vooral in het Koraal, waarmee elke afdeling besloten wordt in een uitgewerkte vorm, die evenals de rest van het werk vol verrassende wendingen zit. Het geheel typeert de temperament- rijke Buxtehude, die zich in zijn „Sturm und Drang" liet leiden door de idee waar van hij vervuld was en wiens werk dan ook treft door de kracht van het spontane gebaar. Zo vatte Buxtehude in een geniale greep het menselijk drijven de strijd tegen goed en kwaad samen, geprojecteerd tegen het Licht van de nakende Eeuwig heid. ]os. de Klerk KARDINAAL OTTAVIANI, die bekend staat als een der meest behouzuchtige van alle kerkvorsten, heeft onlangs in een bij eenkomst der commissie gezegd: „Mis schien wel negentig percent van de boeken die op de Index staan, ontlenen alleen aan dat feit hun bekendheid. Het zijn nu ver boden vruchten, die de nieuwsgierigheid van sommige personen opwekken. Als ze van de Index verdwijnen, zullen ze over enkele jaren totaal vergeten zijn". Verder is er nog een categorie van boe ken, die niettegenstaande het verbod toch ook in katholieke landen tot de algemeen erkende en bewonderde kunstwerken beho ren. Ze worden door vrijwel iedereen ge lezen en zelfs vrome katholieken weten vaak niet eens, dat die lectuur verboden is. Tenzij er zeer ernstige redenen bestaan (dat schijnt te gelden voor de werken van D'Annunzio, wiens „Martyre de Saint Se- bastien" bij voorbeeld in geen geval zal worden vrijgegeven, terwijl de commissie ook tegenover zijn andere werken, die tot nu toe allen „verboden" zijn, zeer critisch staat) worden dergelijke belangrijke lit teraire werken vrijgegeven. Victor Hugo, tot nu toe een „verboden" schrijver (maar hoeveel rooms-katholieken weten dit?) wordt stellig van de lijst geschrapt en ook de twee grootste Italiaanse dichters der vorige eeuw, Pascoli en Leopardi. OOK DE WETENSCHAPPELIJKE ont wikkeling heeft zich weinig aan de Index gestoord en men vraagt zich af, of het heden ten dage nog zin heeft om de wer ken van b.v. Darwin of van een wijsgeer als Kant te verbieden. De vorige paus, Pius XII, in vrijwel ieder opzicht verschil lend van de huidige, heeft heel wat nieuwe titels aan de Index toegevoegd, vooral in zijn laatste regeringsjaren. Alle werken van André Gide, van Jean Paul Sartre, enkele van Curzio Malaparte, alle van Moravia, van Miguel de Unamuno en van de wijsgeer Henri Dumery staan op de Index. Uit eerbied voor zijn voorganger is het waarschijnlijk, dat de paus niet zal toestaan, dat men daaraan tornen gaat. Maar persoonlijk voelt de paus er weinig voor boeken op de Index te plaatsen. Tot nu toe heeft hij zich daar slechts één keer en dan nog met moeite, door het H. Officie toe laten bewegen. Het gaat om een ano niem in het Italiaans verschenen „roman" over het aardse leven van Christus. HET IS, ZOALS GEZEGD, kardinaal Ottaviani, die de nieuwe commissie heeft ingesteld, na eerst aanwijzingen te heb ben gekregen van de paus. Er zijn niet alleen Italiaanse geestelijken lid van, maar ook buitenlanders, waaronder twee Belgen, de paters Sagehomme en Baers. OP ANDER gebied wordt natuurlijk ook wel iets gedaan: in de kerken, althans in Italië en vooral in kleinere steden, hangt veelal een lijst van alle week- en maand bladen verdeeld in de rubrieken: aanbe volen, geschikt voor ontwikkelden boven de achttien jaar en „verboden" of ook wel „de katholieke moraal ondermijnend". Maar dit zijn lijsten die worden opgemaakt door de afzonderlijke bisschoppen. Een verbod uitgaande van het H. Officie is natuurlijk heel wat anders. ER IS WEL EENS gezegd dat Buxtehude in zijn laatste levensjaren uitkeek naar een opvolger. En dan wordt daarmee in verband gebracht de reis van de Hambur ger Mattheson en zijn vriend Handel naar Lübeck om poolshoogte te nemen en de „conservierte" dochter van Buxtehude (want de „huwelijksvoorwaarde" gold nog steeds) te leren kennen. Afspraak was, dat Titelpagina van het tekstboek van Buxtehude's „Abendmusik" uit 1700, met opdracht aan een begunstiger. 3f6brutft)crTEXTE, lut SBSSffcé tuit) SScrgnugung Der t?nfjórcr/ ^5nj örn gnvcfnluficn 3tt Der .f)cuipu$ircf)cii St. M.iricn foflm prifemiut IWr&fO tfn Die ter. (Surf cfjuDttl/ Cmtf. unb n.'rfl ggü&etf/ ©etrutft btp Sforffj Anno 1700, OOK IN ZIJN JONGSTE roman „De komst van Joachim Stiller" (A.A.M.Stols- J. P. Barth) is Hubert Lampo het thema trouw gebleven, waarmee hij, als ik het wel heb in 1945, met „Hélène Defraye" zijn entree maakte in de Zuid- en Noord- Nederlandse letteren. Hij zou ook niet an ders willen en kunnen: het is zijn levens- thema. Elysium, Ultima Thule, het Eiland der Hyperboreeërs of hoe men het „gou den tijdperk" benamen wil, dat vooraf ging aan het noodlottige moment waarop de mens zich bewust werd van het ver loop van de tijd, neemt in zijn werk een centrale plaats in, ook daar waar het ver huld of enkel met een toespeling aange duid wordt. Atlantis, de verzonken geluks staat, behóéft niet bestaan te hebben om er aan te geloven en ervan te weten. Als mythe heeft het, zó of anders geheten, sinds onheuglijke tijden in de mens het heimwee wakker gehouden naar het onge repte en steeds weer de hoop gewekt op een nieuw Jeruzalem, waartoe de uit het paradijs verbannenen zouden terugkeren, ééns, van alle tweespalt verlost, van alle schuld ontheven. Voor Lampo was dit oord van verlangen nooit „van vroeger" of „van ginds". Het was en is hiér en nü, in de stilte van een regenavond, in de zuivere ontmoeting tussen vrouw en man, in het zingen van spelende kinderen in de schemering, in het ruisen van de wind door de bomen, in alles wat in de dage lijksheid van de „dingen" méér is dan „realiteit". Dit „aüantische levensgevoel", dit heimelijke besef van een wondere wer kelijkheid, die niet met verstandelijke nuchterheid, benaderd kan worden, is de „halo", het lichtschijnsel, dat Lampo's proza omgeeft; hel is de diepe ondertoon van zijn taal, die het doorklinkt. Men heeft het zijn „magisch realisme" genoemd, een benaming die, zoals al dergelijke om schrijvingen, maar ten dele weergeeft waar het in werk als dat van Lampo om gaat: de verbeelding van „het andere", het onzegbaar-wezenlijke, waaraan de in de tijd verdwaalde mens de zin toedicht van het kosmische raadsel. IN LAMPO'S ONLANGS verschenen ro man is het Joachim Stiller, die zich als een teken van dit levensgevoel in het alle daagse mengt. Stiller vertoont zich niet in levenden lijve. Hij manifesteert zich in een reeks van onverklaarbare gebeurtenis sen, waarin de hoofdpersoon Frederik Groenevelt onverwacht wordt betrokken. Deze romanschrijver en journalist Groe nevelt is het type van de rustige, onge stoord levende burger, een vrijgezel, die zich een innerlijke wereld heeft opge bouwd uit de algemeen geldende zekerhe den omtrent „de logische en materieel ge conditioneerde samenhang der dingen". Het vertrouwen in die samenhang vormde zijn veilige burcht, waarin hij zich had verschanst tegen de belagingen van „de zich door eigen kracht langzamerhand ont voogdende mensheid". En ineens is daar dan het onbegrijpelijke, het raadselachti ge, dat de vertrouwde realiteit als het ware openbreekt, alsof er een „deus ex machina", een buiten-werkelijke kracht werkzaam was geworden, die aan het cau sale verloop der dingen een ontstel lend einde maakt. Een macht, die zich met het aardse leven, met Freek Groene velt, inlaat als een waarschuwing dat er meer is in hemel en aarde dan het mense lijk brein kan omvatten. Er wordt, zonder enige zin en zonder dat de gemeentelijke overheid er een verklaring van kan geven, een openbare straat opgebroken en weer geplaveid alsof er niets was gebeurd een voorval dat zich afspeelt terwijl Groe nevelt achter een caféraam Franz Kafka leest. Maar er is iets „gebeurd": Joa chim Stiller, de grote onbekende, heeft zijn komst aangekondigd met een geheim zinnige toedracht van zaken, die de in leiding betekent tot een opeenvolging van geheimzinnigheden, welke alles wat Groe nevelt tot dusver voor „zeker" heeft ge houden twijfelachtig doen worden. MEN ZOU DIT NIEUWE boek van Lam po een „ideeën-roman" kunnen noemen, waarin de vraag aller vragen wordt ge steld: waar eindigt de verstandelijk ver klaarbare realiteit en begint het onvatba re toeval, waar gaat op zijn beurt het zogenaamde toeval over in een wetmatig heid van hogere orde, waarin de mens is opgenomen zonder zich van de metafysi sche zin daarvan rekenschap te kunnen geven zolang hij het rationele denken bo ven het intuïtieve waarnemen stelt? Lam po vertelt het verhaal van Groenevelt's onthutsend-spookachtige wederwaardighe den met de boeiendheid van een ervaren romancier. Hoofdstuk na hoofdstuk ver strikt hij de lezer in een web van ge heimzinnige incidenten en coïncidenties, die een onheil aankondigen waaraan de actuele situatie van het mensdom niet vreemd is. Het kan een droom zijn, waar in zich al dit wonderbaarlijke en dreigen de voltrekt, het kan een werkelijkheid zijn, waarvoor een blindelings-levend mens plot seling, als door een innerlijke schok, zien de is gewoi'den. Maar hoe men Lampo's roman ook leest, een bewuste symboliek zal men er niet in moeten zoeken. Sym bolen zijn verstandelijke zinnebeelden en Lampo's roman biedt meer dan dat, al heeft hij moet ik er eerlijksheids- halve aan toevoegen dat „meerdere", dit heimelijk besef van het onzienlijk-we- zenlijke, door een teveel aan mysterieuze gebeurtenissen eerder verzwakt dan ver sterkt. Als in vx-oeger werk staat Lampo ech ter op de grens tussen het x-eële en het sur-reële, in „het randgebied, waar hem de geheimzinnige noodsignalen be reikten". Ditmaal heeft hij echter de lens 'van zijn buiten-werkelijke waarneming zo danig ingesteld, dat het onvatbare tè realis tisch nabij komt, tè tastbaar verbeeld wordt. Ik zou met dit boek gelukkiger zijn geweest als Lampo, wiens oeuvre me zeer na aan het hart ligt, zijn verbeelding had weten te verijlen tot die graad van iriseren- de dooi-zichtigheid, die ook nu wel niet geheel afwezig is, maar in vroeger werk als een lichte nevel om en tussen de woox-- den van zijn taal hing, als een voox-wereld- lijk schijnsel. Het is niet meer dan een nuance, een lucide schakering, die „Joa chim Stiller" doet verschillen van Chris- tiaan Dewandelaer uit „Tei-ugkeer naar Atlantis". Maar het is juist die fractie, welke Stiller, hoewel „in persoon" onzicht baar, iets te „stoffelijk" doet worden. AAN DE SFEER van het geheel, aan de „binnentoon" van Lampo's px-oza, heeft deze grotere mate van tastbaai'heid geen afbreuk gedaan. De alomtegenwoordigheid van Joachim Stiller is ontwijfelbaar. Dat hij zich aan Freek Groenevelt openbaart door middel van eexx brief, die kox-t voox'dat de geadresseerde werd geboren geschreven en gepost werd, is nog niet het vreemdste. Angstwekkender is, dat hij zich op het zelfde moment dat de romanschrijver Gi'oe- nevelt van hem verneemt, gaat mengen in het bestaan van anderen die Groenevelt onbekend wax-en en nadien één voor één binnen zijn levenskring treden, in één geval zelfs door een ontmoeting van vér strekkende betekenis: in Simone Marynis- sen zal hij de liefde vinden, die hij hei melijk heeft gehoopt en een wedex-geboorte van het leven in zich draagt, nadat Joa chim Stiller de wereld ternauwernood van de ondergang heeft gered. Of deze Stiller inderdaad dezelfde is, die vier eeuwen geleden een analystische studie een boekwerk dat Gi'oenevelt „toevalligerwijs" in handen valt schreef over de Open baring van Johannes, laat Lampo allicht in het midden, evenals hij zich onthoudt van een ontraadseling van al deze zonder linge voorvallen: er valt immers niet te verklaren zodra de grens van het boven zinnelijke is overschreden; er valt alleen „iets" te ondergaan en te aanvaarden als een teken van irrationele herkomst. En om dat „iets", om dat „teken", is het Lampo, evenals in vroeger werk, juist be gonnen. HET HEEFT STELLIG niet in Lampo's bedoeling gelegen een zogenaamde myste- rie-roman, laat staan een „thrillex-" te schrijven. Niettemin leest men zijn boek met toenemende spanning, meegevoerd in menselijke situaties, die al dan niet „werkelijk" raken aan het in een ieder sluimerende gevoel dat er buiten het be stek van het redelijk-doorgrondbare krach ten werken, die het leven op aarde be slissend bepalen. Men kan mèt Lampo (en Jung) die ondex-stelling wagen, dat er bui ten de chronologische tijdsorde een „syn- chronisme" van verschijnselen en ver schijningen bestaat, een gelijktijdigheid van gebeuren, die de sleutel van het le vensgeheimenis bevat en waax-aan enke lingen in ogenblikken van onbewuste „hel derziendheid" deelhebben. Met occultisme of „geheimleer" heeft dat niets uitstaan de. Wèl met een tot het uiterste vex-fijnde intuïtie een „atlantisch levensgevoel" zoals ik het noemde, dat Hubert Lampo eigen is en ten bewijze waarvan hij met minder „mysteries" had kunnen volstaan dan hij in zijn overigens voortreffelijke roman te hulp heeft gex-oepen. C. J. E. Dinaux

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 16