De aarde bewoonbaar maken VERKOUDHEID, EEN RAADSEL Kunst en mythe ESKIMO'S - THANS GENUMMERD - GAAN STEEDS MEER OVER TOT DE WESTERSE GEBRUIKEN ZATERDAG 26 NOVEMBER 1960 Erbij PAGINA Du Proces om de benen van miss Oostenrijk IN 1957 IS ALS ONDERDEEL van Rowohlts Deutsche Enzyklopadie een boek verschenen dat iedereen zou moe ten lezen voor wie kunst niet uitsluiten een zaak is van versiering in de mar ge, het genoegen van een avondje-uit of een cultureel visitekaartje. De titel luidt „Kunst und Mythos" en de schrij ver is de Italiaan Ernesto Grassi, hoog leraar in de filosofie aan de universi teit van München, directeur van het in stituut voor humanistische studies al daar en hoofdredacteur van bovenge noemde reeks monografieën. De auteur heeft in de na-oorlogse jaren enige malen Zuid-Amerika be zocht om daar als gastdocent colleges te geven. De indrukken die hij op deze reizen opdeed van een natuur die aan geen menselijke maat meer beant woordt, het afwerende halt van de on genaakbare Andes-keten, de nabijheid van het oerwoud met zijn verschrikkin gen en verlokkingen, een sprookjes wereld vol huiveringwekkende realitei ten, de leegte van kusten die geen an dere ontmoeting kennen dan die van zee en strand, wind en wolken, de pam pa's en woestijnen tenslotte, die de erg ste labyrinthen voor de mens zijn om dat zij geen enkele ordende gedachte, geen enkel bindend ontwerp toelaten van dit alles weet hij in zijn boek groot se en indringende beschrijvingen te geven. Het zien van deze landschappen die ons naar gebieden in ons zelf ver plaatsen waar onze Europese afkomst met al zijn zekerheden en verworven heden, zijn idealen ook, opeens volledig verstek laat gaan, is hem een ervaring geweest die enkele belangrijke, funda mentele vragen bij hem gewekt heeft. HIJ CONSTATEERDE aan de hand van zijn eigen reacties hoe de angst ons aangrijpt in het aangezicht van een na tuur die zich aan alle bekende normen onttrekt, die dus in de eigenlijke zin een chaos is omdat wij er geen enkel herkenningspunt in aantreffen, wat met recht een existentiële angst ge noemd kan worden waarin de mens in wezen ophoudt te bestaan, tenzij En vanaf dit tenzijnu, ontwikkelt de schrijver een gedachtegang die ons via Plato en Aristoteles, het primitieve denken, de psychologie van Freud, het Zen-boeddhisme en het moderne my thologie-onderzoek tot verrassende con clusies voert van waaruit zich onge dachte perspectieven openen. Allereerst gaat hij uitvoerig in op de betekenis die het begrip „empirie" voor de menselijke ontwikkeling, histo risch en psychologisch gezien, toekomt. Aan dit begrip verbindt hij méér dan alleen de weergave van wat ons via de zintuigen wordt overgebracht; hij ziet de empirische waarneming als een eer ste stap die de mens doet op de weg om zich in de veelheid van zintuigelijke indrukken te oriënteren door het doen van vaststellingen, deze term vrij wel letterlijk op te vatten. OP DEZE EMPIRISCHE onderbouw wordt dan het hele omvangrijke en uiterst vertakte instrumentarium opge trokken dat ons ter beschikking staat om de blinde natuur óm ons en binnen in ons te organiseren en te sturen. Een tweede, helaas zeer belangrijk aspect van deze ontwikkeling is dat wij de op empirie gegrondveste organisatie ook dienstbaar kunnen maken aan een to tale vernietiging. De apparatuur voor onze zelf-handhaving-als-soort tegen over de natuur, kan ieder ogenblik in zijn tegendeel verkeren, tenzij Bij dit tweede „tenzij" treedp nu het begrip „Mythe" op, zij het in een ande re betekenis dan die wij daaraan hech ten wanneer wij denken aan de liefdes geschiedenissen van Jupiter, of aan Hero en Leander. De materiële verworvenheden, door zintuigelijke onderscheiding tot stand gekomen, zijn als het ware de bodem waarin wij onze woonplaats verankerd hebben. In de loop van de tijd echter wordt deze bodem die wij eens hecht en onwrikbaar achtten, onbetrouwbaar, de mens voelt dat hij zijn huis op drijf zand gebouwd heeft, hij weet zich op nieuw „ontheemd", omdat dat wat hij vertrouwde, ivaarop hij bouwde, hem vreemd, „un-heimisch", voorkomt. Oorlogen, natuurrampen, epidemieën maar ook alles wat in de persoonlijke sfeer plaatsvindt aan tegenslagen, ver lies en teleurstelling, zij kunnen volke ren en individuen breken, uitwissen, maar ook hen dwingen tot een nieuwe aanpak in de strijd die gevoerd moet worden om niet in zelf-verlies onder te gaan, om aan de materie een onuitwis baar stempel, een menselijke vorm op te leggen. „To be or not to be". Deze vormen echter vinden hun zin in het feit dat zij ergens aan beantwoorden, te weten aan iets wat al diep in men sen werkelijkheid was vóórdat de his torische tijd, de empirische ontwikke ling begon. TER BEZINNING HIEROP wendden de oude Grieken zich tot de mythe, letterlijk: „het woord van datgene wat gebeurd is, wat geldig is". In de aan schouwing van de „muthos", als „dra ma" handeling op het toneel ge bracht, herinnerde de Helleen zich zijn ware afkomst en hervond hij de kracht zich opnieuw te her-stellen in de crisis van eigen, persoonlijke gesteldheid. Voor ons is de mythische betekenis, de regenererende kracht van het schouwspel verloren gegaan. Toch gaan ook wij kijken naar voostellingen waarin mensen acteren en mimeren, verkeren wij niet alleen met onze vrien den en buren, maar ook met beelden en uitbeeldingen, en luisteren wij niet slechts naar het fluiten van de vogels maar ook naar dat van een fluitist op een podium. In het bezit van een em pirische ordening zoals nog geen ge meenschap die vóór ons gekend heeft, zoeken wij ons voortdurend te omrin- Misschien zal het sommigen verbazen hier naast een beschouwing aan te treffen over een boek dat a) drie Jaar geleden uitge komen is. De krant, zo redeneren zij, vindt immers haar taak in de behoefte aan nieuws voorziening en voorlichting omtrent de ac tualiteit. Ieder dagblad houdt zijn lezers echter op de hoogte van de stand van zaken op ge bieden waar deze actualiteit een bijzonder rekbaar begrip is. Met name geldt dit voor de besprekingen van manifestaties van kunst en cultuur die veelal hun zin dreigen te ver liezen wanneer de lezer ze niet weet te plaatsen tegen achtergronden die iets ont hullen over hun huidige functie van schep ping en beleving. Welke plaats neemt de kunst in met be trekking tot onze pogingen om vanuit de zuiver-biologische sfeer te geraken tot een menswaardig bestaan? Deze vraag moeten wij ons op ieder moment, dus ook nü, blijven stellen om praten over kunst niet tot een loze aangelegenheid te doen verstarren, het zoete koekjes na de levertraan van politiek en rassenhaat. Met andere woorden: om de actuele waarde van het kunstwerk te treffen, dient men het besef van tradities levend te houden die vóór-waarden zijn en onze omgang met de kunst in de meest algemene zin motiveren. Deze tradities betreffen de oeroude verbin dingen tussen zijn en scheppen die het kunst scheppend experiment kenmerken sinds de rotstekeningen in de grotten van Altamira. In 'Kunst und Mythos' van prof. E. Grassi wordt gewezen op onze nimmer-eindigende pogingen om het onbegrepene 'herbergzaam' te maken, pogingen die hun bevestiging vinden in de scheppende daad par excel lence: het werk van de kunstenaar. In de betekenis die de Mythe voor de Grieken had, ziet de schrijver het prototype van die ont-zetttng uit het vertrouwde, van dat her stellen door verbijstering die de kem uit maken van onze bewondering voor wat het genie tot stand brengt. Door vanuit dit in zicht, ln de situatie van onze tijd. te peilen naar de wortels van het (in de ruimste zin) scheppend-bestaan, het leven-met-kunst is 'Kunst und Mythos' ook na drie jaar nog verhelderende lectuur. gen met voorstellingen die geen „na tuur" maar „kunst" zijn, omdat wij voelen dat de ordeningen die wij op de natuur veroverd hebben slechts zin hebben in het licht van projecten die hen overschrijden. In klanken, kleuren en ritmen beluisteren wij een wenk, een verwijzing naar iets wat de mens mogelijk is en wat hem opnieuw in spanning brengt tot. de werkelijkheid van het moment. Poëzie, het schone beeld, de goed onderhouden tuin, het boeket dat het oog bekoort en het hart zacht maakt, de kamer waar het zon licht valt op meubels die méér zijn dan domme, vreemde zit- en lig-dingen, en waar wij omringd zijn met kleuren die ons met welbehagen vervullen, het zijn alle tekens van een mens-waardig be staan, van een leven waarbinnen men zich thuis kan voelen, van een leven dat met kunst geleefd wordt de eni ge, ware levenskunst die onze niet ein digende strijd tegen het verval, tegen de terugval in het „un-heimische" mar keert. Dit is cultuur, datgene wat met zorg verricht is en te verrichten blijft, wat de mens tot sieraad strekt, omdat hij van daaruit zijn chaos ieder ogen blik weer tot een kosmos kan her scheppen. ERNESTO GRASSI, zelf een voor treffelijk stylist uit wiens betoog- een- echte dichterlijke geest spreekt, besluit zijn boek met twee plaatsbeschrijvin gen. In de eerste voert hij ons naar een eenzame bocht aan de Chileense kust; armzalige hutten verraden de aanwe zigheid van mensen: vissers en jagers, vóór zich de verlaten vlakte van de oceaan, achter zich het onherbergzaam gebergte, voeren er een karig bestaan, niets dan een durende, ongedifferen tieerde strijd om broodwinning, verlo ren in zijn onderworpenheid tegenover een natuur waaraan zij met moeite en kele kruimels ontworstelen. „Alles is dof en lusteloos aan de naakte existen tie prijsgegeven. Niet de mensen bè- heersen hier het leven: het leven be heerst de mensen, zoals het dier be heerst. ivordt door de soort waarvan het deel uitmaakt, maar dan tragi scher, want de mensen zijn uit de gro te, zwijgende orde van het driftleven gestoten: schipbreukelingen aan een vreemde oever die hen niet tot eigen land geworden is." En nu de pendant: Venetië, de lagu- nenstad, gevormd in tijd en ruimte, architectonisch en historisch. Bij het vallen van de avond nadert de schrij ver per trein vanuit de Po-vlakte zijn reisdoel. Terwijl het duister langzaam zijn handen uitstrekt over dingen, mensen, huizen, beginnen zich heel ge leidelijk in het vormeloze de eerste lichtende lijnen af te tekenen. En uit deze tastende aanzet ontplooien zich dan tot een onvermoede verschijning in de pracht van rijpe schoonheid: de om trekken van een duizendjarige woon plaats, niet een toevallig samenkruipen van menselijke wezens, maar een stad die met de zee gehuwd is en de rijk dom van dit huwelijk aan het land verkondigt. „KUNST UND MYTHOS" van Er nesto Grassi is een groot, een indruk wekkend boek. Want het herinnert ons, in een tijd waarin naties die men bewondert om hun creativiteit en in telligentie prat gaan op het bezit van de ergste destructie-middelen, aan wat er wezenlijk op het spel staat. Zonder fraseologie, zonder cultuur kwezelarij maant de auteur ons te be seffen wat de essentie is van ons mens-zijn, en brengt hij onder nieuwe woorden wat de opgave is van allen die het leven liefhebben: de aarde be woonbaar maken, voor onszelf en voor de generaties die na ons komen. Sas Buiige BOEKJE VOOR OUDERS HET ONVOLLEDIGE GEZIN, dóór dr. E. C. M. Frijling-Schreuder, uitg. Van Gor- cum en Comp., Assen 4,90 Dit boekje, voor vaders en moeders be stemd, behandelt de specifieke moeilijk heden die ontstaan door verbreken van hel evenwicht van het volledige gezinsverband door tijdelijke of blijvende afwezigheid van een der leden. De vader in dienst of op reis, het kind in het ziekenhuis, de dood, de echtscheiding, het hertrouwen geven grote repercussies in het gezinsleven en kunnen resulteren in gedragsmoeilijkheden van de kinderen. De schi-ijfster, reeds be kend door haar uitstekende proefschrift „Preventie van neurotische gezinsrelaties" herschreef eigenlijk een stuk hieruit voor algemener gebruik, in welke opzet zij evenzeer slaagde. HET KWIK in de thermometer was tot op een bedenkelijk laag peil gezakt. De vlakte was sneeuwblank en eiiideloos. In de verte zagen wij een der miniatuur- nederzettingen, die men in Canada's noordelijkste regionen hier en daar vindt. Er woonden vertelde de mij vergezel lende bereden politieman Jack nog geen tien blanken en zowat dertig Eski mo's. Toen wij na onze lange, ijskoude tocht een rokerige kleine kamer konden binnengaan, teerden wij door een be jaarde Eskimo welkom geheten. Zijn naam was Kungeyuak. Hij zag er een beetje voorwereldlijk uit, maar droeg niettemin een bril. En daar was hij erg trots op. Een geschenk van een der rondtrekkende artsen, die zo goed en zo kwaad ah het gaat voor de medische verzorging der Eskimo's moeten zorgen. 7odra Kungeyuak bemerkte, dat ik zijn bril had geziendeed hij gretig ê'eh 'greêïi in het dnosje sigaretten, dat Jack hem voorhield. Een merkwaardig volkje, die Eskimo'szei Jack. Erg aardige mensen. Goede huisvaders en bijzonder hulpvaar dig. En democratisch zijn ze ook. In hart en nieren zelfs. Indianen leven in stam verband. en hebben opperhoofden. De Eskimo's niet. Die leven in kleine groep jes van twee of drie gezinnen. En de man, dir als het pienterst wordt be schoot cd, treedt zo'n beetje op als leider. Aan deze functie ontleent hij echter geen voorrechten of een hoge rang. De Es- kimnkinderrn zijn natuurlijk heel warm gekleed. En de volwassen Eskimo's zor gen voortreffelijk voor hun kroost, la, hun liefde voor kinderen is zó groot, dat zij vaak ouderloze jongens en meisjes adopteren, vooral als hun eigen gezin klein blijft. En voor die aangenomen kinderen zorgen zij dan nrf zo goed ah voor hun eigen kinderen. Trouwens, tvet alleen de ieugd, ook de ouderdom wordt uitstekend verzorgd. ALS DE OUDE ESKIMO „ja" knikt, ver volgt Jack: Het zijn beste kerels, die Es kimo's. Wij van de politie hebben ze graag als medewerkers en reisgezellen. Zij we ten alles wat er te weten valt over sneeuw en ijs, over dieren en mensen in hun ge bied. Ze hebben beslist ook een technische knobbel, want al je hun leert, hoe een mo tor 'werkt, duurt het geen twee dagen, of ze kunnen er mee omgaan als de beste monteur. Wat moeilijk is, dat zijn hun na men. Toch moeten we een beetje op de hoogte zijn van hun „Burgerlijke Stand". We hebben er de laatste jaren iets op ge vonden. Iedere Eskimo krijgt een rond plaatje met een nummer er op. Dat moet hij bij zich hebben. Het is een soort per soonsbewijs. Dank zij die plaatjes kun nen wij zo nodig iedere Eskimo identifi ceren. Ook de artsen profiteren van die „nummerbordjes" bij de administratie hunner Eskimo-patiënten. Acht maanden per jaar ligt de Poolzee dichtgevroren. Dan kunnen de Eskimo's natuurlijk niet uitvaren met hun kajaks (kano's). Toch blijven ze vissen en jagen.- Zij hakken bijten in het ijs en bij die „ademgaten" houden ze uCCn achtereen de wacht in de hoop, een rob of wat vis te verschalken. HARPOEN GOOIEN raakt uit de mode in Eskimo-land. Geweren komen er meer en meer in. Soms kamperen de Eskimo jagers, in de winter wel dertig kilometer uit de kust op het ijs. 's Zomers hebben zij het gemakkelijker. Dan jagen zij veel op witte walvissen, een kostelijk voedsel voor mens en hond. De traan bewaren ze in zakken van ■-obbehuid voor de dorst! De seizoen. Een appeltje voor de dorst! De niet aan de kust wonende Eskimo's (men noemt ze Land-Eskimo's) verdienen hun kost voornamelijk met de pelsdierenjacnt. Tienduizenden poolvossen, bisamratten en andere pelsdragers vangen zij ieder jaar; begeerde waar voor de pelshandelaren. Voor de opbrengst der huiden kopen zij allerlei goederen. Eet- en drinkwaren, wa pens, munitie, textiel en zelfs naaimachi nes. Ze profiteren werkelijk van tal van Westerse vindingen. En waarom ook niet? Het gemak dient de mens en de Eskimo's zijn praktische mensen, geen romantische fiimhelden. Ja (zegt Kungeyuak, die ta melijk goed Engels verstaat), pelskopers houden van Eskimo, want zij anders geen vossen. In slechte tijden pelskoper voor Eskimo zorgt, net als politieman. DE MOOISTE JACHT is die op de ka- riboe. In de herfst vangen de Eskimo's deze dieren. Zij maken lange reizen om het jachtterrein te bereiken, soms wel van drie maanden. Wat ze niet ter plaatse kun nen opeten en wd ze niet kunnen meene men, begraven ze tot ze weer eens in de buurt zijn. De honden doen dienst als last dieren. Zo'n bepakte huskie torst soms weken achtereen een vi-achtje van vijftien kilogram. Dat is geen kleinigheid. Trou wens hoe zouden de Eskimo's kunnen le ven als ze hun huskies niet hadden? Taai, ijzersterk en trouw zijn die dieren. We ken achtereen trekken ze de komatik (sle de) door en over de sneeuw, beladen met een last van wel vijfhonderd kilogram. Geen wonder, dat de mensen hier goed voor de honden zorgen. Reeds in de zomer Eskim.ovrouwen trekken een boot uit het water. leggen zij op verschillende plekken voed selvoorraden aan voor de huskies. Als dc- honden niet te vreten hebben, kunnen de mensen niet leven. Dit is een der wetter in de poolstreken. Gelukkig zijn de huskies niet kieskeurig Walrussenvlees, robben, kariboevlees, zelfe sommige vissoorten gaan er in als koek Vooral op kariboevlees zijn ze dol, maai toch jagen de Eskimo's de kariboe meer om de huid dan om het vlees. In de win ter dragen zij zelf dubbele kariboepakken, één met de vacht naar binnen en één met de vacht naar buiten. In de zomer echter zie je de vrouwen en meisjes hier rondlo pen in katoenen jurken, die ze van de pels handelaren kopen. Maar dit is toch pas een na-oorlogs verschijnsel! DE IGLOE KOMT nog wel voor in het oosten van Canada. Zo comfortabel als ze in sommige boeken beschreven worden, zijn ze heus niet! Walmerig, rokerig, kort om: benauwd. Maar een Eskimo zegt net als een zeeman, dat iemand wel kan ster ven van de koude, maar niet van de stank. Trouwens, ook in het oosten komen „ge wone" huizen geleidelijk aan meer in ge bruik. Het pakje sigaretten gaat weer van hand tot hand. Traag stijgen de rookwolkjes omhoog. Kungeyuak is zichtbaar tevre den. Jack ook. Ik voel me behaaglijk. Jack is een goed verteller en hij zit graag op zijn praatstoel. Reactie op de eenzaam heid, noemt hij dit. In de zomer (vertelt Jack verder) wo nen de meeste Eskimo's nog in tenten, maar er zijn er al, die hele heren zijn ge worden, in het Mackenzie-district bijvoor beeld. Daar hebben ze eigen huizen, eigen zaken en eigen motorboten. Ik zie ze lie ver anders. Als ze met zo'n primitief boot je bepakt en beladen zee kiezen, houd ik mijn hart wel eens vast. Kungeyuak vertrekt zijn rimpelige ge zicht tot een grimas. „Water is als een zacht bed", merkt hij op. Je kunt gelijk hebben, beste vriend (zegt Jack), maar ik vaar toch liever op zo'n gouvernements schuit, je weet wel, die ons zo nu en dan proviand en nieuwe mensen brengt. En is de schuit weer weg, dan heb je alleen nog maar je radiotoestel om de eenzaam heid wat te breken. Het schaakboekje kwam tevoorschijn Weldra sprongen de paarden en schover. de pionnen over het miniatuurbord. Buiten hing de poolnacht als een dichte, ijskoude sluier om het huisje. Binnen was het warm, menselijk en gezellig. Kungeyuak zat wat te dutten. Jack en ik speelden schaak en rookten. Wie die avond gewonnen heeft, zou ik heus niet meer weten! Dit is Kipenik en zijn gezin in een tent. Kipenik is ivoor- en houtsnijder en woont aan de zuidkust van Baffin Island. Zijn jongste dochtertje draagt een jurkje. Mevrouw Udloeriak met haar zoon. (Van onze medische medewerker) WIE IS ER IN ZIJN LEVEN niet ver kouden geweest? We mogen wel zeggen, dat iedereen er van tijd tot tijd aan lijdt. Het is een ziekte, die we als heel nor maal beschouwen en waar we in de mees te gevallen geen dokter bij halen. Toch is verkoudheid niet zo onschuldig als men denkt, want het is een dure ziekte. In onze moderne wereld, waar tijd geld is, kost verzuim door ziekte geld en wanneer we bedenken, dat duizenden mensen per jaar een verkoudheid oplopen en enige da gen verstek laten gaan op hun werk, dan kunnen we begrijpen dat verkoudheid een dure ziekte is. Statistieken maakten uit, dat ongeveer vijftig percent van de ver zuimen op kantoren en in fabrieken en zovoorts hun oorzaak vinden in verkoud heid of de gevolgen daarvan. Omstreeks één op acht mensen krijgt per jaar een verkoudheid. Dat is een zeer hoog cijfer, wanneer we zien, dat per jaar slechts één op de zeventienduizend mensen aan de bof lijden. En zo zou men kunnen voort gaan. Geneeskundigen en werkgevers zou den gaarne zien, evenals trouwens de werknemers zelf, dat er iets aan verkoud heid gedaan kon worden, maar in weer wil van het feit, dat verkoudheid onze trouwste ziekte is, waaraan honderddui zenden per jaar lijden, is er geen af doend kruid tegen gewassen. Men kan niets anders doen dan het ondergaan. VOORAL DE LAATSTE JAREN hebben de medici een verwoed offensief tegen de verkoudheid ingezet. Juist omdat men zo weinig van deze ziekte wist en er vol komen machteloos tegenover stond, vond men het tijd worden, er eens iets aan te doen. Omdat de ziekte geen grote ge varen met zich brengt, was er eigenlijk nooit bijzondere aandacht aan besteed. In verschillende landen verrichtten spe ciale staven medici gedurende geruime tijd onderzoekingen. Vrijwilligers stelden zich ter beschikking om geïnfecteerd te worden en dan het verkoudheidsproces on der strenge medische controle te onder gaan. Dit was noodzakelijk, omdat men voor deze proeven geen dieren kon gebrui ken. Konijnen, guinese biggetjes enzo voorts worden niet verkouden. De proef personen hebben in grote getale hun best gedaan en de medici niet minder. Men on derzocht en nam de verschijnselen waar. Er werden preparaten geprobeerd, kort om alles in het werk gesteld om nu eens en voor altijd met de verkoudheid, die be kende en onschuldige ziekte, af te rekenen. Maar de resultaten waren teleurstellend en dit vond wel voor het grootste deel zijn oorzaak in het feit, dat men de grond principes van de ziekte niet geheel kon doorgronden. Zelfs wordt verondersteld, dat ver koudheid niet één ziekte is, doch dat wat wij onder verkoudheid verstaan, in wezen sterk kan verschillen. Zo zou een verkoudheid kunnen worden veroorzaakt door verschillende virussen, waardoor het zeer moeilijk is, de ziekte te bestrijden, aangezien men niet dadelijk weet, welk virus voor de verkoudheid verantwoorde lijk gesteld moet worden, en men dus niet in staat is, direct het medicijn aan te wijzen. Die heel gewone verkoudheid blijkt een zeer mysterieuze en ingewik kelde ziekte te zijn, waardoor de bestrij ders voor een gecompliceerd probleem worden gesteld. In weerwil van het feit, dat men tot deze, eigenlijk teleurstellen de, ontdekking is gekomen, laten de medi ci niet af. De strijd wordt onverminderd voortgezet en ongetwijfeld zal het slechts een kwestie van tijd zijn en de mens zal hier zegevieren. Voorlopig zullen we echter nog onze verkoudheid moeten aanvaarden. Maar het is in elk geval een aangenaam idee, dat er hard aan gewerkt wordt. Ook dit seizoen zullen er ongetwijfeld weer zeer velen niezen, hoesten en proesten, maar eens zal de mensheid niet meer weten wat verkoudheid is. Voor de rechtbank te Wenen is een pro ces aan de gang waarbij moet worden vastgesteld of de kandidate voor de titel van Miss Oostenrijk 1959 O-benen heeft of niet. De organisator van de schoonheids wedkamp in Oostenrijk, Erich Reinl, heeft enkele Oostenrijkse bladen aangeklaagd omdat zij geschreven hebben, dat zij zich bij de verkiezingen voor Miss Oostenrijk onregelmatigheden hadden voorgedaan. De favoriete, de 20-jarige Traudl Wurst, werd hierbij tweede na de 20-jarige Christl Spatzier. Het publiek gaf bij de verkiezing luide van zijn afkeuring blijk, maar het mocht niet baten. De jury gaf de eerste plaats aan Christl. In de Oostenrijkse bladen werd daarna beweerd, dat Reinl, die eerst Traudl had willen laten winnen, later zijn keuze op Christl had laten vallen, omdat Traudl ge weigerd had, een contract als mannequin bij Reinl, te tekenen. Reinl ontkende de beschuldigingen voor de rechtbank. Hij verklaarde, dat Traudl Wurst niet gewonnen had „omdat zij O- benen heeft." Hoewel Traudl en Christl beiden voor de rechtbank verschenen en hun slanke benen, onder korte rokken, goed lieten uit komen. onthield de rechter zich ervan, voor Paris te spelen. Hij stelde de zaak uit, daar hij nog meer getuigen wilde horen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 15