De aarde bewoonbaar maken
VERKOUDHEID, EEN RAADSEL
Kunst en mythe
ESKIMO'S - THANS GENUMMERD - GAAN STEEDS
MEER OVER TOT DE WESTERSE GEBRUIKEN
ZATERDAG 26 NOVEMBER 1960
Erbij
PAGINA Du
Proces om de benen
van miss Oostenrijk
IN 1957 IS ALS ONDERDEEL van
Rowohlts Deutsche Enzyklopadie een
boek verschenen dat iedereen zou moe
ten lezen voor wie kunst niet uitsluiten
een zaak is van versiering in de mar
ge, het genoegen van een avondje-uit
of een cultureel visitekaartje. De titel
luidt „Kunst und Mythos" en de schrij
ver is de Italiaan Ernesto Grassi, hoog
leraar in de filosofie aan de universi
teit van München, directeur van het in
stituut voor humanistische studies al
daar en hoofdredacteur van bovenge
noemde reeks monografieën.
De auteur heeft in de na-oorlogse
jaren enige malen Zuid-Amerika be
zocht om daar als gastdocent colleges
te geven. De indrukken die hij op deze
reizen opdeed van een natuur die aan
geen menselijke maat meer beant
woordt, het afwerende halt van de on
genaakbare Andes-keten, de nabijheid
van het oerwoud met zijn verschrikkin
gen en verlokkingen, een sprookjes
wereld vol huiveringwekkende realitei
ten, de leegte van kusten die geen an
dere ontmoeting kennen dan die van
zee en strand, wind en wolken, de pam
pa's en woestijnen tenslotte, die de erg
ste labyrinthen voor de mens zijn om
dat zij geen enkele ordende gedachte,
geen enkel bindend ontwerp toelaten
van dit alles weet hij in zijn boek groot
se en indringende beschrijvingen te
geven. Het zien van deze landschappen
die ons naar gebieden in ons zelf ver
plaatsen waar onze Europese afkomst
met al zijn zekerheden en verworven
heden, zijn idealen ook, opeens volledig
verstek laat gaan, is hem een ervaring
geweest die enkele belangrijke, funda
mentele vragen bij hem gewekt heeft.
HIJ CONSTATEERDE aan de hand
van zijn eigen reacties hoe de angst ons
aangrijpt in het aangezicht van een na
tuur die zich aan alle bekende normen
onttrekt, die dus in de eigenlijke zin
een chaos is omdat wij er geen enkel
herkenningspunt in aantreffen, wat
met recht een existentiële angst ge
noemd kan worden waarin de mens in
wezen ophoudt te bestaan, tenzij
En vanaf dit tenzijnu, ontwikkelt
de schrijver een gedachtegang die ons
via Plato en Aristoteles, het primitieve
denken, de psychologie van Freud, het
Zen-boeddhisme en het moderne my
thologie-onderzoek tot verrassende con
clusies voert van waaruit zich onge
dachte perspectieven openen.
Allereerst gaat hij uitvoerig in op de
betekenis die het begrip „empirie"
voor de menselijke ontwikkeling, histo
risch en psychologisch gezien, toekomt.
Aan dit begrip verbindt hij méér dan
alleen de weergave van wat ons via de
zintuigen wordt overgebracht; hij ziet
de empirische waarneming als een eer
ste stap die de mens doet op de weg
om zich in de veelheid van zintuigelijke
indrukken te oriënteren door het doen
van vaststellingen, deze term vrij
wel letterlijk op te vatten.
OP DEZE EMPIRISCHE onderbouw
wordt dan het hele omvangrijke en
uiterst vertakte instrumentarium opge
trokken dat ons ter beschikking staat
om de blinde natuur óm ons en binnen
in ons te organiseren en te sturen. Een
tweede, helaas zeer belangrijk aspect
van deze ontwikkeling is dat wij de op
empirie gegrondveste organisatie ook
dienstbaar kunnen maken aan een to
tale vernietiging. De apparatuur voor
onze zelf-handhaving-als-soort tegen
over de natuur, kan ieder ogenblik in
zijn tegendeel verkeren, tenzij
Bij dit tweede „tenzij" treedp nu het
begrip „Mythe" op, zij het in een ande
re betekenis dan die wij daaraan hech
ten wanneer wij denken aan de liefdes
geschiedenissen van Jupiter, of aan
Hero en Leander.
De materiële verworvenheden, door
zintuigelijke onderscheiding tot stand
gekomen, zijn als het ware de bodem
waarin wij onze woonplaats verankerd
hebben. In de loop van de tijd echter
wordt deze bodem die wij eens hecht
en onwrikbaar achtten, onbetrouwbaar,
de mens voelt dat hij zijn huis op drijf
zand gebouwd heeft, hij weet zich op
nieuw „ontheemd", omdat dat wat hij
vertrouwde, ivaarop hij bouwde, hem
vreemd, „un-heimisch", voorkomt.
Oorlogen, natuurrampen, epidemieën
maar ook alles wat in de persoonlijke
sfeer plaatsvindt aan tegenslagen, ver
lies en teleurstelling, zij kunnen volke
ren en individuen breken, uitwissen,
maar ook hen dwingen tot een nieuwe
aanpak in de strijd die gevoerd moet
worden om niet in zelf-verlies onder te
gaan, om aan de materie een onuitwis
baar stempel, een menselijke vorm op
te leggen. „To be or not to be". Deze
vormen echter vinden hun zin in het
feit dat zij ergens aan beantwoorden,
te weten aan iets wat al diep in men
sen werkelijkheid was vóórdat de his
torische tijd, de empirische ontwikke
ling begon.
TER BEZINNING HIEROP wendden
de oude Grieken zich tot de mythe,
letterlijk: „het woord van datgene wat
gebeurd is, wat geldig is". In de aan
schouwing van de „muthos", als „dra
ma" handeling op het toneel ge
bracht, herinnerde de Helleen zich zijn
ware afkomst en hervond hij de kracht
zich opnieuw te her-stellen in de crisis
van eigen, persoonlijke gesteldheid.
Voor ons is de mythische betekenis,
de regenererende kracht van het
schouwspel verloren gegaan. Toch
gaan ook wij kijken naar voostellingen
waarin mensen acteren en mimeren,
verkeren wij niet alleen met onze vrien
den en buren, maar ook met beelden
en uitbeeldingen, en luisteren wij niet
slechts naar het fluiten van de vogels
maar ook naar dat van een fluitist op
een podium. In het bezit van een em
pirische ordening zoals nog geen ge
meenschap die vóór ons gekend heeft,
zoeken wij ons voortdurend te omrin-
Misschien zal het sommigen verbazen hier
naast een beschouwing aan te treffen over
een boek dat a) drie Jaar geleden uitge
komen is. De krant, zo redeneren zij, vindt
immers haar taak in de behoefte aan nieuws
voorziening en voorlichting omtrent de ac
tualiteit.
Ieder dagblad houdt zijn lezers echter op
de hoogte van de stand van zaken op ge
bieden waar deze actualiteit een bijzonder
rekbaar begrip is. Met name geldt dit voor
de besprekingen van manifestaties van kunst
en cultuur die veelal hun zin dreigen te ver
liezen wanneer de lezer ze niet weet te
plaatsen tegen achtergronden die iets ont
hullen over hun huidige functie van schep
ping en beleving.
Welke plaats neemt de kunst in met be
trekking tot onze pogingen om vanuit de
zuiver-biologische sfeer te geraken tot een
menswaardig bestaan? Deze vraag moeten
wij ons op ieder moment, dus ook nü, blijven
stellen om praten over kunst niet tot een
loze aangelegenheid te doen verstarren, het
zoete koekjes na de levertraan van politiek en
rassenhaat.
Met andere woorden: om de actuele waarde
van het kunstwerk te treffen, dient men het
besef van tradities levend te houden die
vóór-waarden zijn en onze omgang met de
kunst in de meest algemene zin motiveren.
Deze tradities betreffen de oeroude verbin
dingen tussen zijn en scheppen die het kunst
scheppend experiment kenmerken sinds de
rotstekeningen in de grotten van Altamira.
In 'Kunst und Mythos' van prof. E. Grassi
wordt gewezen op onze nimmer-eindigende
pogingen om het onbegrepene 'herbergzaam'
te maken, pogingen die hun bevestiging
vinden in de scheppende daad par excel
lence: het werk van de kunstenaar. In de
betekenis die de Mythe voor de Grieken
had, ziet de schrijver het prototype van die
ont-zetttng uit het vertrouwde, van dat her
stellen door verbijstering die de kem uit
maken van onze bewondering voor wat het
genie tot stand brengt. Door vanuit dit in
zicht, ln de situatie van onze tijd. te peilen
naar de wortels van het (in de ruimste zin)
scheppend-bestaan, het leven-met-kunst is
'Kunst und Mythos' ook na drie jaar nog
verhelderende lectuur.
gen met voorstellingen die geen „na
tuur" maar „kunst" zijn, omdat wij
voelen dat de ordeningen die wij op de
natuur veroverd hebben slechts zin
hebben in het licht van projecten die
hen overschrijden. In klanken, kleuren
en ritmen beluisteren wij een wenk,
een verwijzing naar iets wat de mens
mogelijk is en wat hem opnieuw in
spanning brengt tot. de werkelijkheid
van het moment. Poëzie, het schone
beeld, de goed onderhouden tuin, het
boeket dat het oog bekoort en het hart
zacht maakt, de kamer waar het zon
licht valt op meubels die méér zijn dan
domme, vreemde zit- en lig-dingen, en
waar wij omringd zijn met kleuren die
ons met welbehagen vervullen, het zijn
alle tekens van een mens-waardig be
staan, van een leven waarbinnen men
zich thuis kan voelen, van een leven
dat met kunst geleefd wordt de eni
ge, ware levenskunst die onze niet ein
digende strijd tegen het verval, tegen
de terugval in het „un-heimische" mar
keert. Dit is cultuur, datgene wat met
zorg verricht is en te verrichten blijft,
wat de mens tot sieraad strekt, omdat
hij van daaruit zijn chaos ieder ogen
blik weer tot een kosmos kan her
scheppen.
ERNESTO GRASSI, zelf een voor
treffelijk stylist uit wiens betoog- een-
echte dichterlijke geest spreekt, besluit
zijn boek met twee plaatsbeschrijvin
gen. In de eerste voert hij ons naar een
eenzame bocht aan de Chileense kust;
armzalige hutten verraden de aanwe
zigheid van mensen: vissers en jagers,
vóór zich de verlaten vlakte van de
oceaan, achter zich het onherbergzaam
gebergte, voeren er een karig bestaan,
niets dan een durende, ongedifferen
tieerde strijd om broodwinning, verlo
ren in zijn onderworpenheid tegenover
een natuur waaraan zij met moeite en
kele kruimels ontworstelen. „Alles is
dof en lusteloos aan de naakte existen
tie prijsgegeven. Niet de mensen bè-
heersen hier het leven: het leven be
heerst de mensen, zoals het dier be
heerst. ivordt door de soort waarvan
het deel uitmaakt, maar dan tragi
scher, want de mensen zijn uit de gro
te, zwijgende orde van het driftleven
gestoten: schipbreukelingen aan een
vreemde oever die hen niet tot eigen
land geworden is."
En nu de pendant: Venetië, de lagu-
nenstad, gevormd in tijd en ruimte,
architectonisch en historisch. Bij het
vallen van de avond nadert de schrij
ver per trein vanuit de Po-vlakte zijn
reisdoel. Terwijl het duister langzaam
zijn handen uitstrekt over dingen,
mensen, huizen, beginnen zich heel ge
leidelijk in het vormeloze de eerste
lichtende lijnen af te tekenen. En uit
deze tastende aanzet ontplooien zich
dan tot een onvermoede verschijning in
de pracht van rijpe schoonheid: de om
trekken van een duizendjarige woon
plaats, niet een toevallig samenkruipen
van menselijke wezens, maar een stad
die met de zee gehuwd is en de rijk
dom van dit huwelijk aan het land
verkondigt.
„KUNST UND MYTHOS" van Er
nesto Grassi is een groot, een indruk
wekkend boek. Want het herinnert
ons, in een tijd waarin naties die men
bewondert om hun creativiteit en in
telligentie prat gaan op het bezit van
de ergste destructie-middelen, aan
wat er wezenlijk op het spel staat.
Zonder fraseologie, zonder cultuur
kwezelarij maant de auteur ons te be
seffen wat de essentie is van ons
mens-zijn, en brengt hij onder nieuwe
woorden wat de opgave is van allen
die het leven liefhebben: de aarde be
woonbaar maken, voor onszelf en
voor de generaties die na ons komen.
Sas Buiige
BOEKJE VOOR OUDERS
HET ONVOLLEDIGE GEZIN, dóór dr.
E. C. M. Frijling-Schreuder, uitg. Van Gor-
cum en Comp., Assen 4,90
Dit boekje, voor vaders en moeders be
stemd, behandelt de specifieke moeilijk
heden die ontstaan door verbreken van hel
evenwicht van het volledige gezinsverband
door tijdelijke of blijvende afwezigheid
van een der leden. De vader in dienst of
op reis, het kind in het ziekenhuis, de dood,
de echtscheiding, het hertrouwen geven
grote repercussies in het gezinsleven en
kunnen resulteren in gedragsmoeilijkheden
van de kinderen. De schi-ijfster, reeds be
kend door haar uitstekende proefschrift
„Preventie van neurotische gezinsrelaties"
herschreef eigenlijk een stuk hieruit voor
algemener gebruik, in welke opzet zij
evenzeer slaagde.
HET KWIK in de thermometer was
tot op een bedenkelijk laag peil gezakt.
De vlakte was sneeuwblank en eiiideloos.
In de verte zagen wij een der miniatuur-
nederzettingen, die men in Canada's
noordelijkste regionen hier en daar vindt.
Er woonden vertelde de mij vergezel
lende bereden politieman Jack nog
geen tien blanken en zowat dertig Eski
mo's. Toen wij na onze lange, ijskoude
tocht een rokerige kleine kamer konden
binnengaan, teerden wij door een be
jaarde Eskimo welkom geheten. Zijn
naam was Kungeyuak. Hij zag er een
beetje voorwereldlijk uit, maar droeg
niettemin een bril. En daar was hij erg
trots op. Een geschenk van een der
rondtrekkende artsen, die zo goed en zo
kwaad ah het gaat voor de medische
verzorging der Eskimo's moeten zorgen.
7odra Kungeyuak bemerkte, dat ik zijn
bril had geziendeed hij gretig ê'eh 'greêïi
in het dnosje sigaretten, dat Jack hem
voorhield. Een merkwaardig volkje, die
Eskimo'szei Jack. Erg aardige mensen.
Goede huisvaders en bijzonder hulpvaar
dig. En democratisch zijn ze ook. In hart
en nieren zelfs. Indianen leven in stam
verband. en hebben opperhoofden. De
Eskimo's niet. Die leven in kleine groep
jes van twee of drie gezinnen. En de
man, dir als het pienterst wordt be
schoot cd, treedt zo'n beetje op als leider.
Aan deze functie ontleent hij echter geen
voorrechten of een hoge rang. De Es-
kimnkinderrn zijn natuurlijk heel warm
gekleed. En de volwassen Eskimo's zor
gen voortreffelijk voor hun kroost, la,
hun liefde voor kinderen is zó groot, dat
zij vaak ouderloze jongens en meisjes
adopteren, vooral als hun eigen gezin
klein blijft. En voor die aangenomen
kinderen zorgen zij dan nrf zo goed ah
voor hun eigen kinderen. Trouwens, tvet
alleen de ieugd, ook de ouderdom wordt
uitstekend verzorgd.
ALS DE OUDE ESKIMO „ja" knikt, ver
volgt Jack: Het zijn beste kerels, die Es
kimo's. Wij van de politie hebben ze graag
als medewerkers en reisgezellen. Zij we
ten alles wat er te weten valt over sneeuw
en ijs, over dieren en mensen in hun ge
bied. Ze hebben beslist ook een technische
knobbel, want al je hun leert, hoe een mo
tor 'werkt, duurt het geen twee dagen, of
ze kunnen er mee omgaan als de beste
monteur. Wat moeilijk is, dat zijn hun na
men. Toch moeten we een beetje op de
hoogte zijn van hun „Burgerlijke Stand".
We hebben er de laatste jaren iets op ge
vonden. Iedere Eskimo krijgt een rond
plaatje met een nummer er op. Dat moet
hij bij zich hebben. Het is een soort per
soonsbewijs. Dank zij die plaatjes kun
nen wij zo nodig iedere Eskimo identifi
ceren. Ook de artsen profiteren van die
„nummerbordjes" bij de administratie
hunner Eskimo-patiënten.
Acht maanden per jaar ligt de Poolzee
dichtgevroren. Dan kunnen de Eskimo's
natuurlijk niet uitvaren met hun kajaks
(kano's). Toch blijven ze vissen en jagen.-
Zij hakken bijten in het ijs en bij die
„ademgaten" houden ze uCCn achtereen
de wacht in de hoop, een rob of wat vis
te verschalken.
HARPOEN GOOIEN raakt uit de mode
in Eskimo-land. Geweren komen er meer
en meer in. Soms kamperen de Eskimo
jagers, in de winter wel dertig kilometer
uit de kust op het ijs. 's Zomers hebben
zij het gemakkelijker. Dan jagen zij veel
op witte walvissen, een kostelijk voedsel
voor mens en hond. De traan bewaren ze
in zakken van ■-obbehuid voor de dorst! De
seizoen. Een appeltje voor de dorst! De
niet aan de kust wonende Eskimo's (men
noemt ze Land-Eskimo's) verdienen hun
kost voornamelijk met de pelsdierenjacnt.
Tienduizenden poolvossen, bisamratten en
andere pelsdragers vangen zij ieder jaar;
begeerde waar voor de pelshandelaren.
Voor de opbrengst der huiden kopen zij
allerlei goederen. Eet- en drinkwaren, wa
pens, munitie, textiel en zelfs naaimachi
nes. Ze profiteren werkelijk van tal van
Westerse vindingen. En waarom ook niet?
Het gemak dient de mens en de Eskimo's
zijn praktische mensen, geen romantische
fiimhelden. Ja (zegt Kungeyuak, die ta
melijk goed Engels verstaat), pelskopers
houden van Eskimo, want zij anders geen
vossen. In slechte tijden pelskoper voor
Eskimo zorgt, net als politieman.
DE MOOISTE JACHT is die op de ka-
riboe. In de herfst vangen de Eskimo's
deze dieren. Zij maken lange reizen om
het jachtterrein te bereiken, soms wel van
drie maanden. Wat ze niet ter plaatse kun
nen opeten en wd ze niet kunnen meene
men, begraven ze tot ze weer eens in de
buurt zijn. De honden doen dienst als last
dieren. Zo'n bepakte huskie torst soms
weken achtereen een vi-achtje van vijftien
kilogram. Dat is geen kleinigheid. Trou
wens hoe zouden de Eskimo's kunnen le
ven als ze hun huskies niet hadden? Taai,
ijzersterk en trouw zijn die dieren. We
ken achtereen trekken ze de komatik (sle
de) door en over de sneeuw, beladen met
een last van wel vijfhonderd kilogram.
Geen wonder, dat de mensen hier goed
voor de honden zorgen. Reeds in de zomer
Eskim.ovrouwen trekken een boot uit het
water.
leggen zij op verschillende plekken voed
selvoorraden aan voor de huskies. Als dc-
honden niet te vreten hebben, kunnen de
mensen niet leven. Dit is een der wetter
in de poolstreken.
Gelukkig zijn de huskies niet kieskeurig
Walrussenvlees, robben, kariboevlees, zelfe
sommige vissoorten gaan er in als koek
Vooral op kariboevlees zijn ze dol, maai
toch jagen de Eskimo's de kariboe meer
om de huid dan om het vlees. In de win
ter dragen zij zelf dubbele kariboepakken,
één met de vacht naar binnen en één met
de vacht naar buiten. In de zomer echter
zie je de vrouwen en meisjes hier rondlo
pen in katoenen jurken, die ze van de pels
handelaren kopen. Maar dit is toch pas
een na-oorlogs verschijnsel!
DE IGLOE KOMT nog wel voor in het
oosten van Canada. Zo comfortabel als ze
in sommige boeken beschreven worden,
zijn ze heus niet! Walmerig, rokerig, kort
om: benauwd. Maar een Eskimo zegt net
als een zeeman, dat iemand wel kan ster
ven van de koude, maar niet van de stank.
Trouwens, ook in het oosten komen „ge
wone" huizen geleidelijk aan meer in ge
bruik.
Het pakje sigaretten gaat weer van hand
tot hand. Traag stijgen de rookwolkjes
omhoog. Kungeyuak is zichtbaar tevre
den. Jack ook. Ik voel me behaaglijk.
Jack is een goed verteller en hij zit graag
op zijn praatstoel. Reactie op de eenzaam
heid, noemt hij dit.
In de zomer (vertelt Jack verder) wo
nen de meeste Eskimo's nog in tenten,
maar er zijn er al, die hele heren zijn ge
worden, in het Mackenzie-district bijvoor
beeld. Daar hebben ze eigen huizen, eigen
zaken en eigen motorboten. Ik zie ze lie
ver anders. Als ze met zo'n primitief boot
je bepakt en beladen zee kiezen, houd ik
mijn hart wel eens vast.
Kungeyuak vertrekt zijn rimpelige ge
zicht tot een grimas. „Water is als een
zacht bed", merkt hij op. Je kunt gelijk
hebben, beste vriend (zegt Jack), maar
ik vaar toch liever op zo'n gouvernements
schuit, je weet wel, die ons zo nu en dan
proviand en nieuwe mensen brengt. En
is de schuit weer weg, dan heb je alleen
nog maar je radiotoestel om de eenzaam
heid wat te breken.
Het schaakboekje kwam tevoorschijn
Weldra sprongen de paarden en schover.
de pionnen over het miniatuurbord. Buiten
hing de poolnacht als een dichte, ijskoude
sluier om het huisje. Binnen was het warm,
menselijk en gezellig. Kungeyuak zat wat
te dutten. Jack en ik speelden schaak en
rookten. Wie die avond gewonnen heeft,
zou ik heus niet meer weten!
Dit is Kipenik en zijn gezin in een tent.
Kipenik is ivoor- en houtsnijder en woont
aan de zuidkust van Baffin Island. Zijn
jongste dochtertje draagt een jurkje.
Mevrouw Udloeriak met haar zoon.
(Van onze medische medewerker)
WIE IS ER IN ZIJN LEVEN niet ver
kouden geweest? We mogen wel zeggen,
dat iedereen er van tijd tot tijd aan lijdt.
Het is een ziekte, die we als heel nor
maal beschouwen en waar we in de mees
te gevallen geen dokter bij halen. Toch
is verkoudheid niet zo onschuldig als men
denkt, want het is een dure ziekte. In
onze moderne wereld, waar tijd geld is,
kost verzuim door ziekte geld en wanneer
we bedenken, dat duizenden mensen per
jaar een verkoudheid oplopen en enige da
gen verstek laten gaan op hun werk, dan
kunnen we begrijpen dat verkoudheid een
dure ziekte is. Statistieken maakten uit,
dat ongeveer vijftig percent van de ver
zuimen op kantoren en in fabrieken en
zovoorts hun oorzaak vinden in verkoud
heid of de gevolgen daarvan. Omstreeks
één op acht mensen krijgt per jaar een
verkoudheid. Dat is een zeer hoog cijfer,
wanneer we zien, dat per jaar slechts één
op de zeventienduizend mensen aan de
bof lijden. En zo zou men kunnen voort
gaan. Geneeskundigen en werkgevers zou
den gaarne zien, evenals trouwens de
werknemers zelf, dat er iets aan verkoud
heid gedaan kon worden, maar in weer
wil van het feit, dat verkoudheid onze
trouwste ziekte is, waaraan honderddui
zenden per jaar lijden, is er geen af
doend kruid tegen gewassen. Men kan
niets anders doen dan het ondergaan.
VOORAL DE LAATSTE JAREN hebben
de medici een verwoed offensief tegen de
verkoudheid ingezet. Juist omdat men zo
weinig van deze ziekte wist en er vol
komen machteloos tegenover stond, vond
men het tijd worden, er eens iets aan
te doen. Omdat de ziekte geen grote ge
varen met zich brengt, was er eigenlijk
nooit bijzondere aandacht aan besteed.
In verschillende landen verrichtten spe
ciale staven medici gedurende geruime
tijd onderzoekingen. Vrijwilligers stelden
zich ter beschikking om geïnfecteerd te
worden en dan het verkoudheidsproces on
der strenge medische controle te onder
gaan. Dit was noodzakelijk, omdat men
voor deze proeven geen dieren kon gebrui
ken. Konijnen, guinese biggetjes enzo
voorts worden niet verkouden. De proef
personen hebben in grote getale hun best
gedaan en de medici niet minder. Men on
derzocht en nam de verschijnselen waar.
Er werden preparaten geprobeerd, kort
om alles in het werk gesteld om nu eens
en voor altijd met de verkoudheid, die be
kende en onschuldige ziekte, af te rekenen.
Maar de resultaten waren teleurstellend
en dit vond wel voor het grootste deel
zijn oorzaak in het feit, dat men de grond
principes van de ziekte niet geheel kon
doorgronden.
Zelfs wordt verondersteld, dat ver
koudheid niet één ziekte is, doch dat
wat wij onder verkoudheid verstaan, in
wezen sterk kan verschillen. Zo zou een
verkoudheid kunnen worden veroorzaakt
door verschillende virussen, waardoor het
zeer moeilijk is, de ziekte te bestrijden,
aangezien men niet dadelijk weet, welk
virus voor de verkoudheid verantwoorde
lijk gesteld moet worden, en men dus
niet in staat is, direct het medicijn aan
te wijzen. Die heel gewone verkoudheid
blijkt een zeer mysterieuze en ingewik
kelde ziekte te zijn, waardoor de bestrij
ders voor een gecompliceerd probleem
worden gesteld. In weerwil van het feit,
dat men tot deze, eigenlijk teleurstellen
de, ontdekking is gekomen, laten de medi
ci niet af. De strijd wordt onverminderd
voortgezet en ongetwijfeld zal het slechts
een kwestie van tijd zijn en de mens zal
hier zegevieren. Voorlopig zullen we echter
nog onze verkoudheid moeten aanvaarden.
Maar het is in elk geval een aangenaam
idee, dat er hard aan gewerkt wordt.
Ook dit seizoen zullen er ongetwijfeld weer
zeer velen niezen, hoesten en proesten,
maar eens zal de mensheid niet meer
weten wat verkoudheid is.
Voor de rechtbank te Wenen is een pro
ces aan de gang waarbij moet worden
vastgesteld of de kandidate voor de titel
van Miss Oostenrijk 1959 O-benen heeft of
niet. De organisator van de schoonheids
wedkamp in Oostenrijk, Erich Reinl, heeft
enkele Oostenrijkse bladen aangeklaagd
omdat zij geschreven hebben, dat zij zich
bij de verkiezingen voor Miss Oostenrijk
onregelmatigheden hadden voorgedaan.
De favoriete, de 20-jarige Traudl Wurst,
werd hierbij tweede na de 20-jarige Christl
Spatzier. Het publiek gaf bij de verkiezing
luide van zijn afkeuring blijk, maar het
mocht niet baten. De jury gaf de eerste
plaats aan Christl.
In de Oostenrijkse bladen werd daarna
beweerd, dat Reinl, die eerst Traudl had
willen laten winnen, later zijn keuze op
Christl had laten vallen, omdat Traudl ge
weigerd had, een contract als mannequin
bij Reinl, te tekenen.
Reinl ontkende de beschuldigingen voor
de rechtbank. Hij verklaarde, dat Traudl
Wurst niet gewonnen had „omdat zij O-
benen heeft."
Hoewel Traudl en Christl beiden voor de
rechtbank verschenen en hun slanke
benen, onder korte rokken, goed lieten uit
komen. onthield de rechter zich ervan, voor
Paris te spelen. Hij stelde de zaak uit,
daar hij nog meer getuigen wilde horen.