KLEINERE LITTERAIRE SECTOR IN STEEDS
STERKER TOENEMENDE BOEKENPRODUKTIE
MAREK HLASKO
„7 MAN IN DE MORGEN"
en verder op
de boekenmarkt
wie vólgt naar
het paradijs
POOLSE BALLING,
EEN BELANGRIJK
LITTERAIR TALENT
Erbij
Verrassende openheid
in Russische roman
MAREK HLASKO
ZATERDAG 3 DECEMBER 1960
PAGINA TWEE
Hoewel de najaarsboekenproduktie dit jaar een record-
omvang heeft is de litteraire sector er vrij mager in. Om u
in ieder geval vóór Sinterklaas in die litteraire produktie te
oriënteren noemen wij de voornaamste uitgaven. Van Anna
Blaman verscheen bij Meulenhoff „De Verliezers" dat door
haar dood onvoltooid is gebleven maar met een brief, die
zij aan haar uitgever heeft geschreven over het verdere ver
loop, aangevuld kon worden. Simon Vestdijk publiceerde bij
De Bezige Bij „Een Moderne Antonius", een beproefd man
groeit door zijn hallucinaties heen naar zijn wezenlijke
eigenheid. Van G. van de Walcheren is bij Meulenhoff ver
schenen „Vreemdelingen in Barcelona", een meesterlijk ver
telde geschiedenis van maatschappelijk vrijgevochtenen, die
onderling een strenge eerlijkheidscode bezitten. Een boek
met de ruime adem van de Middellandse Zee. De jonge
Reina Prinsen Geerligs-prijswinnaar Bernlef debuteert bij
Querido met „Stenen spoelen", een beheerst debuut met uit
stekende kwaliteiten die een goede belofte inhouden. Adriaan
van der Veen publiceerde bij Querido „Doen alsof', een
ontmaskering van maskerdragenden waarbij ook het schrij
verschap zelf onderzocht wordt. Bij Leopold deed Frits
Huël „Nacht op de fjord" verschijnen. Helma Wolf-Catz
„APPELS IN HET GRAS" door Henri
Knap is een bundel van zesentwintig
schetsen, die men kan lezen als een cy
clus waarin de gebeurtenissen die het
leven een beslissende wenteling kunnen
geven als op zich zelf besloten, afge
ronde gehelen zijn beschreven. De feite
lijke inhoud der gebeurtenissen is inciden
teel, maar door hun fundamentele waar
de voor het leven van de betrokkene krij
gen zij een samenhang van ruimer allu
re. Die méérwaarde is vooral aanwezig
in de eerste negen schetsen, die voorval
len beschrijven die wat atmosfeer betreft
beeldend zijn voor elk jongensleven: de
dokter, liefde voor de schooljuffrouw, ver
liefdheid, de zakenwereld van de vader,
de vrijer van het zusje, de haat van een
vriend, het dienstmeisje, wonen op kamers
teleurgestelde liefde. Het zijn goed geob
serveerde en in eigen herinnering bewaar
de levenskruispunten, met een verrassend
goed maatgevoel beschreven, zonder lit
teraire behaagzucht. De volgende zes stuk
jes zijn wat meer tot hun feitelijke in
houd beperkt gebleven, maar ook die is
weer trefzeker verteld. Dan volgen acht
episodes uit de oorlog, variërend van bur
lesk tot tragisch en ontroerend; het boek
wordt besloten met drie schetsen, in de
laatste waarvan de vader zijn dochtertje
de wijsheid probeert toe te vertrouwen,
die hij uit het leven gepuurd heeft, zodat
het boek eindigt met de tweede generatie
in dezelfde groei die van de eerste gene
ratie in het boek beschreven wordt. De
schrijftrant van Henri Knap is niet litte
rair. Hij is in het boek als derde per
soon aanwezig, niet als direct in leven
betrokkene tweede persoon. Het is als
of de schrijver in zijn eigen leven als ob
serverende tweede persoon aanwezig is
geweest. Het boek loopt parallel aan de
verrast haar grote schare bewonderaars met weer een nieuwe
roman „Onderstroom" (uitgeverij Contact, Amsterdam) ter
wijl haar vorig jaar verschenen „Diepzee" reeds een herdruk
heeft gekregen. Graag vestigen wij de aandacht op een
goedkopere herdruk van „Het Volk dat in Duisternis wan
delt" van dr. J. W. Schulte Nordholt waaraan wij vorig jaar
een zeer lovende bespreking wijdden (Van Loghum Slatenis,
Arnhem). Adriaan Roland Holst heeft gedichten uit de jaren
1958-1960 gebundeld onder de titel „Omtrent de grens"
(Bert Bakker/ Daamen, Amsterdam). Theun de Vries publi
ceerde bij Querido „Het Motet voor de Kardinaal", een
roman die speelt in de Italiaanse renaissance. Een zang
lustige lijfeigene ondergaat door muziek van Josquin des
Prés een geestelijke wedergeboorte. In een zeer verzorgde
uitgave doet De Bezige Bij „Verzen van een vader" van
Adriaan Morriën het licht zien. Hans Andreus verrijkte zijn
poëtisch oeuvre met „Luisteren met het lichaam...." (De
Beuk, Amsterdam). Anthonie Donker rondde met „Ben ik
mijn broeders hoeder" zijn bijbels drieluik af (Querido).
Voorts verscheen onder de titel „Centrum van Stilte" een
nieuwe bundel korte verhalen van F. Bordewijk bij Nijgh
Van Ditmar te Den Haag.
„7 MAN IN DE MORGEN" (7 men at daybreak) van Alan Burges,s vertaald door
Tuuk Buytenhuijs, verschenen bij de Bezige B\j te Amsterdam, wordt aangekondigd
als een van de meest spannende boeken ooit geschreven. Begin niet te lezen om
elf uur 's avonds, want u leest door tot acht uur 's morgens. Dit advies is niet over
dreven, al valt er wel wat af te dingen op de middelen waai mee deze spanning wordt
bereikt. Het boek is namelijk niet vrij van pathos, dat het onderwerp beslist niet
behoeft: de moord op de generaal der SS Reinliard Heydrich, hoofd van de Gestapo,
uitvoerend protector van Bohemen op 27 mei 1942 door Jan Kubis, een jonge boer
uit Moravië en Josef Gabchik, een jonge smid uit Slowakije.
Anna Blaman
ketterie onder de schijn van gezond ver
stand. Het boek verscheen bij Hollandia
in Baarn.
„DE OUDSTE OCHTEND", de nieuwe
roman van Jan Gerhard Toonder is eigen
lijk een „schipper naast God op zijn schip"
geschiedenis. Want de Voogd van het
waddeneiland Rottumeroog heerst over
zijn gezin en zijn werklieden als een kapi
tein. met een steil rechtvaardigheidsgevoel
dat geen onzekerheden kent. Hij is een
zeeman, met als schip een eiland. De
mannen en vrouwen krijgen wat hun toe
komt, niet meer niet minder, en in een
rechtlijnige discipline wordt het werk ge
daan dat gedaan moet worden. Toonder
hééft dit boek in een zuivere diepe be
trokkenheid geschreven; dat voelt men aan
de authenticiteit dér figuren en aan de
natuurlijke noodzaak waarmee alle, aan
dergelijke primaire leefgemeenschappen
verbonden gebeurtenissen elkaar opvolgen.
Het boek is een kruising van een zee- en
een streekroman geworden, die geen ver
rassingen biedt maar wel een intense eigen
toon heeft. De figuur van de voogd van
het eiland is in zijn' onverbrekelijke ver
bondenheid met zee en eiland als een
zwart-lakense figuur op het decor uit
gespaard. Hij gaat star het ogenblik te
gemoet waarin hij met zijn eiland zal
breken. Een sterke roman in een blijk
baar van ouderdomsgebreken gevrij
waard genre. De uitgever is De Bezige
Bij te Amsterdam.
A. Roland Holst (l.) en S. Vestdijk
APPLAUS door Agaath van Ree, die vo
rig jaar met „De Meesterdromer" een al
om gewaardeerde come-back maakte, be
schrijft in deze roman de geschiedenis van
een jongetje, dat met zijn Russische moe
der tijdens de revolutie van 1917 uit Mos
kou vlucht. Hij is het kind van een Ne
derlandse diplomaat. De knaap wordt een
beroemde filmster en het verhaal is al
vermeldt de flaptekst dat niet voor een
deel feitelijk zo gebeurd. Agaath van Ree
vertelt dit leven boeiend. Het karakter van
de hoofdfiguur is opgebouwd uit diens ma
nische neiging roem te oogsten en ligt
besloten in deze uitspraken: „Mon ami, u
speelt niet de auteurs en evenmin de per
sonages, u bespeelt het publiek. U bent
geen acteur maar een komediant." „Een
man als u, geloof dat van mij, kan ze
ker zijn van wat anderen vruchteloos na
jagen: succes." Het verhaal hangt nogal
op de er in vervatte feiten, maar die zijn
avontuurlijk en spannend genoeg om het
gemis aan atmosfeer te vergoeden.
Agaath van Ree schrijft goed, al verliest
ze enkele malen in beeldspraak haar
maatgevoel. „Applaus" is een goed ver
telde spannende geschiedenis zonder lit
terair bezien veel innerlijke noodzaak.
Goed leesbare ontspanningslectuur. Het
boek verscheen bij U. M. Holland, Am
sterdam.
Ton Neelissen
KAMERAAD VENKA van Paul Nilin,
vertaald door Nico Scheepmaker, uitge
geven door Van Loghem Slaterus te
Arnhem is een uitzonderlijke Russische
roman. Hij is eerst verschenen als feuille
ton in het Russische maandblad Znamja.
In boekvorm bereikte dit werk, waarvan
de titel letterlijk vertaald „Hardvochtig
heid" luidt, een in Rusland niet on
gewone oplage van 600.000 exem
plaren. Het opvallende van dit boek is
dat het geschreven is volgens litteraire
maatstaven die in het Westen gemeen
goed zijn en dat de inhoud, mede daar
door, de westerling aanspreekt.
HET IS EEN eenvoudig verhaal van
een paar jonge idealistische communisten
die vlak na de revolutie van 1917 politie
diensten verrichten in Siberië. De strijd
tussen Roden en Witten is nog niet uit
gestreden. In de bossen huizen benden die
de hoop nog niet hebben opgegeven dat
het getij nog zal keren. De bevolking is
op de hand van de benden, die uit haar
midden zijn voortgekomen en leeft in een
heilige vrees voor de bolsjewisten.
Men zou nu verwachten dat de partij
in minder dan geen tijd versterkingen laat
aanrukken, de benden en hun handlangers
voor het vuurpeloton brengt, haar schou
ders zet onder de sociale revolutie en ze
gevierend een paradijs schept voor de ar
beiders. De rest zou dan een beschrijving
kunnen zijn van het leven in de heilstaat.
Niet van dat alles laat Nilin gebeuren.
NIET DE ECHTE PARTIJMANNEN
hebben zijn sympathie, maar de weife
laars en zwakkelingen en de wegen zijn
aan het begin nog even miserabel als aan
het eind. De benden worden wel onscha
delijk gemaakt, maar dat gebeurt door de
overredingskracht van een jonge idealist,
die het vertrouwen wint van een bende
leider, hem laat ontsnappen en hem er
toe brengt zijn rotgenoten te verraden.
Aan het eind van het boek leven er nog
altijd vertegenwoordigers van het oude re
gime in betrekkelijke welstand en is de-
bevolking nog niet gewonnen voor het
nieuwe bewind.
ER IS EEN BEGTN gemaakt 'op een
manier waar de lezer vrede mee kan heb
ben. Hij kan zich geheel in de situatie
inleven en als hij de bendeleider die zich
overgaf, als een verrader wil beschouwen,
dan komt hij niet meteen in de verlei
ding om het hele boek als een communis
tische preek te verwerpen. Als men dit
boek heeft gelezen dan krijgt men uitzicht
op de hoop dat er eens een gemeenschap
pelijke taal gevonden zal worden, die een
algemeen gesprek tussen de communis
ten en hun tegenstanders mogelijk zal ma
ken. Nilin toont een verrassende open
heid, waarin ruimte blijft voor twijfel aan
het communistische evangelie.
Ab Boerma
Deze twee mannen sloten zich, onafhan
kelijk van elkaar bij de verzetsbeweging
in hun vaderland aan, werden gezocht en
vluchtten naar Polen, vanwaar zij in En
geland terechtkwamen, waar zij opgeleid
werden tot parachutist en in de winter
van 1941 als eersten afgeworpen boven
Tsjechoslowakije.
Zij krijgen contact met de ondergrond
se en dan kunnen de voorbereidingen voor
de aanslag beginnen. De aankomst van
volgende groepen parachutisten, met an
dere opdrachten wordt door de Duitsers
ontdekt en dan ontstaat de dramatische
wedloop met de tijd tegen het verraad
dat steeds naderbij sluipt. Het verraad
komt niet van de kant waarvan men het
zou verwachten. Een van de nieuw-aange-
komen parachutisten slaagt er niet in con
tact te maken met de ondergrondse en
meldt zich bij de Duitsers. Hij is evenwel
onkundig van de aanslag, die de nietsver
moedende Heydrich tegemoetrijdt. Op het
beslissende ogenblik weigert de stengun
van Josef, maar een granaat van Jan doet
haar dodelijk werk, zij het met een be
nauwende vertraging. Beiden ontkomen,
maar de Duitsers beginnen een stelselma
tige mensenjacht en nemen onmenselijke
represailles. Een tweede parachutist méldt
zich bij de Duitsers en luidt daarmee het
begin van het einde in. De ondergrondse
wordt opgerold en vernietigd en uiteinde
lijk wordt de schuilplaats van de onder
grondse verraden.
Het dramatische hoogtepunt is de wan
hopige strijd die de zeven mannen uit een
onderaards gewelf van een Praagse kerk
Het besef dat men een verslag leest van
een historische gebeurtenis, waarbij men
sen betrokken zijn die een hachelijke on
derneming gaan volvoeren, waarvan het
levensgevaarlijke een goede afloop uitsluit,
verleent dit boek een ongemene spanning,
gebracht. De enige overlevende van de
Praagse verzetsgroep die onmiddellijk be
trokken is geweest bij de aanslag op Hey-
rHdricn was de leider Jindra, aan wie het
doodvonnis niet werd voltrokken. Hij be
leefde de bevrijding en kon getuigen in
het proces tegen de beide parachutisten
verraders, Karei Curda en Gerik, die in
1946 werden veroordeeld en opgehangen,
leveren tegen een overmacht van Duitsers,
die geen van de verzetsstrijders overleeft.
De wraak van de Duitsers treft meer dan
vijftienhonderd mensen die onder de gru-
welijkse omstandigheden ter dood worden
TUSSEN SPEURDERS EN SPIONNEN-
Avonturen van Dirk Poldervaart, door
Meyer Sluyser, uitgegeven bij N.V. Pa
rool/De Nieuwe Pers.
In de opdracht, die Meyer Sluyser aan
zijn boek vooraf laat gaan staat „Om al
le moeders en vaders in Nederland te hel
pen, wanneer ze hun kinderen willen ver
tellen, dat de oorlog geen romantisch
avontuur maar een vreselijke ramp is en
hoe er is geleden en gestreden voor de
goede zaak der vrijheid, daèrom heb ik
dit boek geschreven". Dit is een niet ge
ringe opdracht.
Dirk Poldervaart is in het boek van
Meyer Sluyser een knaap die op het punt
staat de middelbare school te verlaten,
het is dan 1938. We krijgen een jongen
voorgeschoteld met een zeer positief stand
punt ten opzichte van de dan al oprukken
de Duitsers.
Fragmentarisch wordt verteld hoe het ge
vaar steeds dichterbij komt. Inmiddels is
Dirk Poldervaart terecht gekomen bij de
omroep waar hij bij de reportageafdeling
werkt. De oorlog breekt uit en hij vlucht
naar Engeland waar hij in dienst van de
Nederlandse regering spannende avonturen
meemaakt. Er wordt in de loop van het
verhaal wel het een en ander over NSB-
ers gezegd, maar welke rol die precies
spelen blijkt nergens duidelijk. Ook over
het optreden van de Duitsers komt men
niet veel te weten, deels waarschijnlijk
omdat het boek ophoudt in 1941. De febru
aristaking is het laatste wat we van de
oorlog lezen. Misschien dat we later wat
over Dirk Poldervaart en zijn avonturen
vertellen zegt de schrijver in een naschrift.
Dat zal zeker nodig zijn als hij de jeugd
die niets weet wil duidelijk maken wat er
eigenlijk is gebeurd.
LOSGESLAGEN JEUGD is een wat al
te melodramatische roman van Hildegard
J. Kaeser (Nijgh Van Ditmar, Den
Haag). Hoofdpersoon is het meisje Gurly
Wennerström, dat met haar broer treurt
over de dood van haar vader. De twee
kinderen kunnen er zich niet mee vereni
gen dat hun moeder hertrouwt. De jongen
rijdt zich met zijn auto dood en het meisje
schrijft haar problemen van zich af in een
boek, dat een enorm succes wordt. Het
meisje vertrekt naar Parijs, waar zij in
avant-gardistische kringen wat meer le
venservaring opdoet. Teleurgesteld maar
rijper komt zij in Zweden terug, waar zij
zich geleidelijk met haar stiefvader ver
zoent. Haatte zij hem eerst, nu wordt hij
voor haar een steeds edeler figuur. Dan
krijgt het boek een gelukkig slot, als het
meisje zich tijdens de ernstige ziekte van
haar moeder op onbaatzuchtige wijze
wijdt aan de verzorging van haar half
broertje. Het is allemaal braaf en goed
bedoeld geschreven, maar in deze zwart
wit getekende „moeilijkheden tussen de
jonge en oudere generatie", stevig aange
dikt om toch maar zo echt mogelijk te
schijnen, kan men nauwelijks geloven.
Het elementaire boekje „PSYCHOLOGIE
VAN HET DAGELIJKS LEVEN" door
Edward A. Stecker en Kenneth E. Appel,
met medewerking van John. W. Appel is
thans in de bewerking van de Nederland
se psycholoog W. L. Hulsman verschenen
bij Het Spectrum. Het is prettig dat men
hier een goede populaire uiteenzetting
krijgt die niet oppervlakkig allerlei zeer
ingewikkelde vraagstukken op beknopte
wijze afdoet, zoals dat met vele pockets
over psychologie en verwante wetenschap
pen het geval is. Als eerste kennismaking
met een wetenschap die velen interesseert
en waarvan sommigen wonderen ver
wachten en die worden dan meestal
teleurgesteld lijkt ons dit boekje zeer
geschikt. Wie zich echter werkelijk in de
psychologie wil verdiepen kan zich beter
meteen een goed wetenschappelijk hand
boek aanschaffen, ook al wordt deze „Psy
chologie van het dagelijks leven" dan, zo
als het voorwoord zegt, op vele Ameri
kaanse elementaire cursussen gebruikt.
Het boekje is elementair en we zouden bij
na zeggen té eenvoudig om voor hen die
al eens iets aan psychologie deden van
veel waarde te zijn.
Willy Thomas is een Engelsman die als
korporaal bij de mijnopruimingsdienst in
1944 ernstig gewond is. Nadat de oorlogs
invalide vele operaties had moeten onder
gaan, moesten de specialisten hem mee
delen dat hij voortaan volkomen blind en
doof zou blijven. Thomas heeft zijn levens
geschiedenis, tot nu toe dan, te boek ge
steld. UIT DE BLINDE STILTE heet het
onopgesmukte verhaal van deze oorlogs
invalide (uitgeverij Hollandia, Baarn).
Zo'n boek is waardevol, omdat het iets
vertelt van de, vooral psychische, moei
lijkheden die een gehandicapte moet over
winnen. Thomas schrijft over die moeilijk
heden zonder veel mooie woorden, zonder
dikdoenerij. Hij geeft blijk van een posi
tieve instelling tegenover zijn handicap.
Het boek is daarom door-en-door gezond.
De stijl is soms wat „ouwe jongens"-
achtig, maar die neemt men dan maar op
de koop toe.
De winnaar van de Reina Prinsen Geer-
ligsprijs 1958, Bernlef, debuteert met de
verhalenbundel „Stenen spoelen".
ervaringen die er in beschreven zijn, zo
dat ook de lezer ze van een afstand en
niet van binnenuit ervaart. Het boek
hoeft geen litteratuur te zijn om lectuur
van de beste soort op te leveren. En dat
laatste doet „Appels in het gras". Het
boek is verschenen bij De Bezige Bij in
Amsterdam.
„HET ELFDE GEBOD", een roman
van Peter Jaspers, heeft als ondertitel
„Gij zult niet andrs zijn dan anderen".
Peter Jaspers keert zich in dit boek met
een overdreven en benauwende eenzijdig
heid tegen de maatschappelijke dwang tot
conformisme, die een ontplooiing van het
eigene in de weg staat. Als thema heeft
zij gekozen de van inzicht verstoken ver
guizing die het deel is van homosexuele
mannen en vrouwen. Als voornaamste be
zwaar hebben wij tegen deze opzet, dat
Peter Jaspers een maatschappelijk facet
isoleert en het vervolgens als absoluut uit
gangspunt neemt voor een ondiep en mo
dieus verzet tegen het „Geselende elfde
gebod" in zijn totale betekenis. Verzet te
gen een geldende moraal of die nu
deugt of niet doet hier niet ter zake
wordt suspect als die moraal vereenzel
vigd wordt met verkeerde toepassingen
ervan. Aldus heeft dit boek een onbedoel
de, want uit domheid voortvloeiende, vals
heid die wezenlijk behoort tot de burger
lijke benauwenis waar het boek zich tegen
keert. Het is een gevaarlijk gemanoeu
vreer met onbeproefde menselijke wijsheid
die daarom glad en steriel wordt en een
gratuit ontleend karakter heeft. Voorts is
het boek litterair van onwaarde, omdat
de personen elkaar in betogende slogans
toespreken, die elk wezenlijk verband met
innerlijke noodzaak missen; modieuze ko-
OP HET EERSTE GEZICHT lijkt het of uit de verzameling novellen en korte ver
halen van de jonge Poolse auteur Marek Hlasko een grote onvrede spreekt ten op
zichte van zijn communistisch vaderland. En als men leest wat de uitgeefster n.v.
De Arbeiderspers, Amsterdam op de flap van twee bundels verhalen („Wie volgt
naar het Paradijs?" en „De achtste dag van de week") aan biografische gegevens over
de auteur vermeldt, kan deze indruk alleen nog maar versterkt worden. „Hlasko",
zo staat er te lezen, „die nu als balling in West-Duitsland leeft, had in Polen een
overweldigend succes. Toen in oktober 1956 met de terugkeer van Gomulka een
milder politiek klimaat leek te zijn aangebroken, kon hij een tijdlang vrijuit schrij
ven. En hier was een man aan het woord die op aangrijpende wijze uitdrukking gaf
aan wat leefde in het hart van de jonge Polen, niet aan wat volgens de officiële
manifesten in hun hart zou moeten leven."
UIT DEZE SUMMIERE gegevens zou keur hebben gegeven aan een weergave
men kunnen opmaken dat de autoriteiten van wat volgens de officiële manifesten
in zijn land blijkbaar tenslotte toch de voor- in het hart van de Polen zou moeten leven.
Vandaar waarschijnlijk dat de vertellin-
U,
f—Y P
U.V-&V 'k.
gen van Hlasko door de machthebbers
van zijn land niet erg op prijs werden ge
steld.
Toch gaat Hlasko's prozakunst aanzien
lijk dieper en is zij verderstrekkend dan
een critiek op het leven in een volksdemo
cratie. Hij heeft in zijn verhalen veeleer
critiek geleverd op de twintigste eeuw.
Op het vlakke, kleurloze, bedompte en
platte leven zonder idealen, dat niet geo
grafisch gebonden is, maar dat inherent
is aan deze tijd. Of men nu in Polen, Rus
land of Hongarije leeft, dan wel toevallig
in Amerika, Frankrijk of Nederland.
Een sterke onvrede spreekt er uit de
vertelkunst van Hlasko, maar tegelijker
tijd een bewogenheid, die verborgen achter
een fagade van wat op het eerste gezicht
cynisme lijkt, uiting geeft aan een diep
en heftig verlangen naar een betere, meer
spirituele wereld.
Een wereld, die (nog) niet van deze tijd
kan zijn. Hlasko heeft deze bewogenheid
en dit verlangen weten op te vangen in
een bijzonder krachtige en vaak keihar
de vertelstijl, die dan ook nergens maar
een greintje sentimentaliteit vertoont.
Hlasko heeft bewezen dat hij zijn protest
tegen twintigste-eeuwse vervlakking en
verveling weet te smeden in het arsenaal
bij-uitstek van de twintigste-eeuwse litte
ratuur: de krachtige, zakelijke stijl, die
nuances noch ontroering uitsluit. Deze
Poolse kruistocht tegen grauwe vervlak
king en uitzichtloosheid is geen Don Qui-
chotterie: daarvoor is Hlasko te zeer een
kind van zijn eeuw. En hij verbergt dit
nergens.
BIJ HET LEZEN VAN zijn novelles
wordt men steeds opnieuw herinnerd aan
letterkundige figuren: afwisselend aan Kaf
ka, Elsschot, Böll en zelfs aan Agatha
Christie. Al heeft laatstgenoemde niet
veel meer aanrakingspunten met de jonge
Pool dan dat het gegeven van zijn „Wie
volgt naar het Paradijs?" aan het fameu
ze verhaal van de tien negertjes herin
nert.
Ondanks punten van overeenkomst kan
men Hlasko echter nergens op navolging
betrappen. Hetgeen sterk pleit voor de lit
teraire vitaliteit van de Pool.
IN „DE ACHTSTE DAG van de week"
spreekt de verwachting naar een betere
toekomst. De figuren uit deze bijzonder
sterke novelle hebben allemaal de hoogste
verwachting van de zondag als achtste
dag van de week, totdat blijkt dat alle
plannen verdrinken in de miezerige regen
van een mislukt weekeinde. Het andere
titelverhaal „Wie volgt naar het Para
dijs?" is wellicht het meest gave uit de
serie. In een bijzonder grimmig en ontoe
gankelijk deel van Polen is een aantal
chauffeurs bezig met het transport van
bomen. De een na de ander krijgt een
bedrijfsongeluk en de vraag voor de over
levenden is nog slechts: wie van ons
volgt? Het is een hard verhaal van harde
mensen, allemaal beschikkend over een
weke kern, die echter maar heel spora
disch aan de oppervlakte komt.
De vrouw van één van hen verstoort de
ruwe kameraadschap op misschien niet
helemaal ongewilde wijze.
KAFKIAANS doet „Kerkhoven" aan: het
verhaal van de dronken man die zich
enkele opmerkingen tegenover politiemen
sen veroorlooft die hem in moeilijkheden
brengen. Hij gaat van verhoor naar ver
hoor en van cel naar cel en zijn leven
wordt vernield, totdat tenslotte als het
te laat is blijkt dat alles op een mis
verstand en een grap berustte.
Het heeft weinig zin alle verhalen hier
te bespreken: zij tonen aan dat wij te
doen hebben met een jong, maar krachtig
ontwikkeld litterair talent, dat ondanks
zijn vrijheid van onderwerp sterk gebon
den is aan het milieu van zijn vaderland.
Interessant lijkt het daarom eens af te
wachten, of hij de beloften van deze twee
bundels in de toekomst als balling waar
kan maken.
F. Dekker
,Wij maken ons nogal ongerust over Willem'