KLEINERE LITTERAIRE SECTOR IN STEEDS STERKER TOENEMENDE BOEKENPRODUKTIE MAREK HLASKO „7 MAN IN DE MORGEN" en verder op de boekenmarkt wie vólgt naar het paradijs POOLSE BALLING, EEN BELANGRIJK LITTERAIR TALENT Erbij Verrassende openheid in Russische roman MAREK HLASKO ZATERDAG 3 DECEMBER 1960 PAGINA TWEE Hoewel de najaarsboekenproduktie dit jaar een record- omvang heeft is de litteraire sector er vrij mager in. Om u in ieder geval vóór Sinterklaas in die litteraire produktie te oriënteren noemen wij de voornaamste uitgaven. Van Anna Blaman verscheen bij Meulenhoff „De Verliezers" dat door haar dood onvoltooid is gebleven maar met een brief, die zij aan haar uitgever heeft geschreven over het verdere ver loop, aangevuld kon worden. Simon Vestdijk publiceerde bij De Bezige Bij „Een Moderne Antonius", een beproefd man groeit door zijn hallucinaties heen naar zijn wezenlijke eigenheid. Van G. van de Walcheren is bij Meulenhoff ver schenen „Vreemdelingen in Barcelona", een meesterlijk ver telde geschiedenis van maatschappelijk vrijgevochtenen, die onderling een strenge eerlijkheidscode bezitten. Een boek met de ruime adem van de Middellandse Zee. De jonge Reina Prinsen Geerligs-prijswinnaar Bernlef debuteert bij Querido met „Stenen spoelen", een beheerst debuut met uit stekende kwaliteiten die een goede belofte inhouden. Adriaan van der Veen publiceerde bij Querido „Doen alsof', een ontmaskering van maskerdragenden waarbij ook het schrij verschap zelf onderzocht wordt. Bij Leopold deed Frits Huël „Nacht op de fjord" verschijnen. Helma Wolf-Catz „APPELS IN HET GRAS" door Henri Knap is een bundel van zesentwintig schetsen, die men kan lezen als een cy clus waarin de gebeurtenissen die het leven een beslissende wenteling kunnen geven als op zich zelf besloten, afge ronde gehelen zijn beschreven. De feite lijke inhoud der gebeurtenissen is inciden teel, maar door hun fundamentele waar de voor het leven van de betrokkene krij gen zij een samenhang van ruimer allu re. Die méérwaarde is vooral aanwezig in de eerste negen schetsen, die voorval len beschrijven die wat atmosfeer betreft beeldend zijn voor elk jongensleven: de dokter, liefde voor de schooljuffrouw, ver liefdheid, de zakenwereld van de vader, de vrijer van het zusje, de haat van een vriend, het dienstmeisje, wonen op kamers teleurgestelde liefde. Het zijn goed geob serveerde en in eigen herinnering bewaar de levenskruispunten, met een verrassend goed maatgevoel beschreven, zonder lit teraire behaagzucht. De volgende zes stuk jes zijn wat meer tot hun feitelijke in houd beperkt gebleven, maar ook die is weer trefzeker verteld. Dan volgen acht episodes uit de oorlog, variërend van bur lesk tot tragisch en ontroerend; het boek wordt besloten met drie schetsen, in de laatste waarvan de vader zijn dochtertje de wijsheid probeert toe te vertrouwen, die hij uit het leven gepuurd heeft, zodat het boek eindigt met de tweede generatie in dezelfde groei die van de eerste gene ratie in het boek beschreven wordt. De schrijftrant van Henri Knap is niet litte rair. Hij is in het boek als derde per soon aanwezig, niet als direct in leven betrokkene tweede persoon. Het is als of de schrijver in zijn eigen leven als ob serverende tweede persoon aanwezig is geweest. Het boek loopt parallel aan de verrast haar grote schare bewonderaars met weer een nieuwe roman „Onderstroom" (uitgeverij Contact, Amsterdam) ter wijl haar vorig jaar verschenen „Diepzee" reeds een herdruk heeft gekregen. Graag vestigen wij de aandacht op een goedkopere herdruk van „Het Volk dat in Duisternis wan delt" van dr. J. W. Schulte Nordholt waaraan wij vorig jaar een zeer lovende bespreking wijdden (Van Loghum Slatenis, Arnhem). Adriaan Roland Holst heeft gedichten uit de jaren 1958-1960 gebundeld onder de titel „Omtrent de grens" (Bert Bakker/ Daamen, Amsterdam). Theun de Vries publi ceerde bij Querido „Het Motet voor de Kardinaal", een roman die speelt in de Italiaanse renaissance. Een zang lustige lijfeigene ondergaat door muziek van Josquin des Prés een geestelijke wedergeboorte. In een zeer verzorgde uitgave doet De Bezige Bij „Verzen van een vader" van Adriaan Morriën het licht zien. Hans Andreus verrijkte zijn poëtisch oeuvre met „Luisteren met het lichaam...." (De Beuk, Amsterdam). Anthonie Donker rondde met „Ben ik mijn broeders hoeder" zijn bijbels drieluik af (Querido). Voorts verscheen onder de titel „Centrum van Stilte" een nieuwe bundel korte verhalen van F. Bordewijk bij Nijgh Van Ditmar te Den Haag. „7 MAN IN DE MORGEN" (7 men at daybreak) van Alan Burges,s vertaald door Tuuk Buytenhuijs, verschenen bij de Bezige B\j te Amsterdam, wordt aangekondigd als een van de meest spannende boeken ooit geschreven. Begin niet te lezen om elf uur 's avonds, want u leest door tot acht uur 's morgens. Dit advies is niet over dreven, al valt er wel wat af te dingen op de middelen waai mee deze spanning wordt bereikt. Het boek is namelijk niet vrij van pathos, dat het onderwerp beslist niet behoeft: de moord op de generaal der SS Reinliard Heydrich, hoofd van de Gestapo, uitvoerend protector van Bohemen op 27 mei 1942 door Jan Kubis, een jonge boer uit Moravië en Josef Gabchik, een jonge smid uit Slowakije. Anna Blaman ketterie onder de schijn van gezond ver stand. Het boek verscheen bij Hollandia in Baarn. „DE OUDSTE OCHTEND", de nieuwe roman van Jan Gerhard Toonder is eigen lijk een „schipper naast God op zijn schip" geschiedenis. Want de Voogd van het waddeneiland Rottumeroog heerst over zijn gezin en zijn werklieden als een kapi tein. met een steil rechtvaardigheidsgevoel dat geen onzekerheden kent. Hij is een zeeman, met als schip een eiland. De mannen en vrouwen krijgen wat hun toe komt, niet meer niet minder, en in een rechtlijnige discipline wordt het werk ge daan dat gedaan moet worden. Toonder hééft dit boek in een zuivere diepe be trokkenheid geschreven; dat voelt men aan de authenticiteit dér figuren en aan de natuurlijke noodzaak waarmee alle, aan dergelijke primaire leefgemeenschappen verbonden gebeurtenissen elkaar opvolgen. Het boek is een kruising van een zee- en een streekroman geworden, die geen ver rassingen biedt maar wel een intense eigen toon heeft. De figuur van de voogd van het eiland is in zijn' onverbrekelijke ver bondenheid met zee en eiland als een zwart-lakense figuur op het decor uit gespaard. Hij gaat star het ogenblik te gemoet waarin hij met zijn eiland zal breken. Een sterke roman in een blijk baar van ouderdomsgebreken gevrij waard genre. De uitgever is De Bezige Bij te Amsterdam. A. Roland Holst (l.) en S. Vestdijk APPLAUS door Agaath van Ree, die vo rig jaar met „De Meesterdromer" een al om gewaardeerde come-back maakte, be schrijft in deze roman de geschiedenis van een jongetje, dat met zijn Russische moe der tijdens de revolutie van 1917 uit Mos kou vlucht. Hij is het kind van een Ne derlandse diplomaat. De knaap wordt een beroemde filmster en het verhaal is al vermeldt de flaptekst dat niet voor een deel feitelijk zo gebeurd. Agaath van Ree vertelt dit leven boeiend. Het karakter van de hoofdfiguur is opgebouwd uit diens ma nische neiging roem te oogsten en ligt besloten in deze uitspraken: „Mon ami, u speelt niet de auteurs en evenmin de per sonages, u bespeelt het publiek. U bent geen acteur maar een komediant." „Een man als u, geloof dat van mij, kan ze ker zijn van wat anderen vruchteloos na jagen: succes." Het verhaal hangt nogal op de er in vervatte feiten, maar die zijn avontuurlijk en spannend genoeg om het gemis aan atmosfeer te vergoeden. Agaath van Ree schrijft goed, al verliest ze enkele malen in beeldspraak haar maatgevoel. „Applaus" is een goed ver telde spannende geschiedenis zonder lit terair bezien veel innerlijke noodzaak. Goed leesbare ontspanningslectuur. Het boek verscheen bij U. M. Holland, Am sterdam. Ton Neelissen KAMERAAD VENKA van Paul Nilin, vertaald door Nico Scheepmaker, uitge geven door Van Loghem Slaterus te Arnhem is een uitzonderlijke Russische roman. Hij is eerst verschenen als feuille ton in het Russische maandblad Znamja. In boekvorm bereikte dit werk, waarvan de titel letterlijk vertaald „Hardvochtig heid" luidt, een in Rusland niet on gewone oplage van 600.000 exem plaren. Het opvallende van dit boek is dat het geschreven is volgens litteraire maatstaven die in het Westen gemeen goed zijn en dat de inhoud, mede daar door, de westerling aanspreekt. HET IS EEN eenvoudig verhaal van een paar jonge idealistische communisten die vlak na de revolutie van 1917 politie diensten verrichten in Siberië. De strijd tussen Roden en Witten is nog niet uit gestreden. In de bossen huizen benden die de hoop nog niet hebben opgegeven dat het getij nog zal keren. De bevolking is op de hand van de benden, die uit haar midden zijn voortgekomen en leeft in een heilige vrees voor de bolsjewisten. Men zou nu verwachten dat de partij in minder dan geen tijd versterkingen laat aanrukken, de benden en hun handlangers voor het vuurpeloton brengt, haar schou ders zet onder de sociale revolutie en ze gevierend een paradijs schept voor de ar beiders. De rest zou dan een beschrijving kunnen zijn van het leven in de heilstaat. Niet van dat alles laat Nilin gebeuren. NIET DE ECHTE PARTIJMANNEN hebben zijn sympathie, maar de weife laars en zwakkelingen en de wegen zijn aan het begin nog even miserabel als aan het eind. De benden worden wel onscha delijk gemaakt, maar dat gebeurt door de overredingskracht van een jonge idealist, die het vertrouwen wint van een bende leider, hem laat ontsnappen en hem er toe brengt zijn rotgenoten te verraden. Aan het eind van het boek leven er nog altijd vertegenwoordigers van het oude re gime in betrekkelijke welstand en is de- bevolking nog niet gewonnen voor het nieuwe bewind. ER IS EEN BEGTN gemaakt 'op een manier waar de lezer vrede mee kan heb ben. Hij kan zich geheel in de situatie inleven en als hij de bendeleider die zich overgaf, als een verrader wil beschouwen, dan komt hij niet meteen in de verlei ding om het hele boek als een communis tische preek te verwerpen. Als men dit boek heeft gelezen dan krijgt men uitzicht op de hoop dat er eens een gemeenschap pelijke taal gevonden zal worden, die een algemeen gesprek tussen de communis ten en hun tegenstanders mogelijk zal ma ken. Nilin toont een verrassende open heid, waarin ruimte blijft voor twijfel aan het communistische evangelie. Ab Boerma Deze twee mannen sloten zich, onafhan kelijk van elkaar bij de verzetsbeweging in hun vaderland aan, werden gezocht en vluchtten naar Polen, vanwaar zij in En geland terechtkwamen, waar zij opgeleid werden tot parachutist en in de winter van 1941 als eersten afgeworpen boven Tsjechoslowakije. Zij krijgen contact met de ondergrond se en dan kunnen de voorbereidingen voor de aanslag beginnen. De aankomst van volgende groepen parachutisten, met an dere opdrachten wordt door de Duitsers ontdekt en dan ontstaat de dramatische wedloop met de tijd tegen het verraad dat steeds naderbij sluipt. Het verraad komt niet van de kant waarvan men het zou verwachten. Een van de nieuw-aange- komen parachutisten slaagt er niet in con tact te maken met de ondergrondse en meldt zich bij de Duitsers. Hij is evenwel onkundig van de aanslag, die de nietsver moedende Heydrich tegemoetrijdt. Op het beslissende ogenblik weigert de stengun van Josef, maar een granaat van Jan doet haar dodelijk werk, zij het met een be nauwende vertraging. Beiden ontkomen, maar de Duitsers beginnen een stelselma tige mensenjacht en nemen onmenselijke represailles. Een tweede parachutist méldt zich bij de Duitsers en luidt daarmee het begin van het einde in. De ondergrondse wordt opgerold en vernietigd en uiteinde lijk wordt de schuilplaats van de onder grondse verraden. Het dramatische hoogtepunt is de wan hopige strijd die de zeven mannen uit een onderaards gewelf van een Praagse kerk Het besef dat men een verslag leest van een historische gebeurtenis, waarbij men sen betrokken zijn die een hachelijke on derneming gaan volvoeren, waarvan het levensgevaarlijke een goede afloop uitsluit, verleent dit boek een ongemene spanning, gebracht. De enige overlevende van de Praagse verzetsgroep die onmiddellijk be trokken is geweest bij de aanslag op Hey- rHdricn was de leider Jindra, aan wie het doodvonnis niet werd voltrokken. Hij be leefde de bevrijding en kon getuigen in het proces tegen de beide parachutisten verraders, Karei Curda en Gerik, die in 1946 werden veroordeeld en opgehangen, leveren tegen een overmacht van Duitsers, die geen van de verzetsstrijders overleeft. De wraak van de Duitsers treft meer dan vijftienhonderd mensen die onder de gru- welijkse omstandigheden ter dood worden TUSSEN SPEURDERS EN SPIONNEN- Avonturen van Dirk Poldervaart, door Meyer Sluyser, uitgegeven bij N.V. Pa rool/De Nieuwe Pers. In de opdracht, die Meyer Sluyser aan zijn boek vooraf laat gaan staat „Om al le moeders en vaders in Nederland te hel pen, wanneer ze hun kinderen willen ver tellen, dat de oorlog geen romantisch avontuur maar een vreselijke ramp is en hoe er is geleden en gestreden voor de goede zaak der vrijheid, daèrom heb ik dit boek geschreven". Dit is een niet ge ringe opdracht. Dirk Poldervaart is in het boek van Meyer Sluyser een knaap die op het punt staat de middelbare school te verlaten, het is dan 1938. We krijgen een jongen voorgeschoteld met een zeer positief stand punt ten opzichte van de dan al oprukken de Duitsers. Fragmentarisch wordt verteld hoe het ge vaar steeds dichterbij komt. Inmiddels is Dirk Poldervaart terecht gekomen bij de omroep waar hij bij de reportageafdeling werkt. De oorlog breekt uit en hij vlucht naar Engeland waar hij in dienst van de Nederlandse regering spannende avonturen meemaakt. Er wordt in de loop van het verhaal wel het een en ander over NSB- ers gezegd, maar welke rol die precies spelen blijkt nergens duidelijk. Ook over het optreden van de Duitsers komt men niet veel te weten, deels waarschijnlijk omdat het boek ophoudt in 1941. De febru aristaking is het laatste wat we van de oorlog lezen. Misschien dat we later wat over Dirk Poldervaart en zijn avonturen vertellen zegt de schrijver in een naschrift. Dat zal zeker nodig zijn als hij de jeugd die niets weet wil duidelijk maken wat er eigenlijk is gebeurd. LOSGESLAGEN JEUGD is een wat al te melodramatische roman van Hildegard J. Kaeser (Nijgh Van Ditmar, Den Haag). Hoofdpersoon is het meisje Gurly Wennerström, dat met haar broer treurt over de dood van haar vader. De twee kinderen kunnen er zich niet mee vereni gen dat hun moeder hertrouwt. De jongen rijdt zich met zijn auto dood en het meisje schrijft haar problemen van zich af in een boek, dat een enorm succes wordt. Het meisje vertrekt naar Parijs, waar zij in avant-gardistische kringen wat meer le venservaring opdoet. Teleurgesteld maar rijper komt zij in Zweden terug, waar zij zich geleidelijk met haar stiefvader ver zoent. Haatte zij hem eerst, nu wordt hij voor haar een steeds edeler figuur. Dan krijgt het boek een gelukkig slot, als het meisje zich tijdens de ernstige ziekte van haar moeder op onbaatzuchtige wijze wijdt aan de verzorging van haar half broertje. Het is allemaal braaf en goed bedoeld geschreven, maar in deze zwart wit getekende „moeilijkheden tussen de jonge en oudere generatie", stevig aange dikt om toch maar zo echt mogelijk te schijnen, kan men nauwelijks geloven. Het elementaire boekje „PSYCHOLOGIE VAN HET DAGELIJKS LEVEN" door Edward A. Stecker en Kenneth E. Appel, met medewerking van John. W. Appel is thans in de bewerking van de Nederland se psycholoog W. L. Hulsman verschenen bij Het Spectrum. Het is prettig dat men hier een goede populaire uiteenzetting krijgt die niet oppervlakkig allerlei zeer ingewikkelde vraagstukken op beknopte wijze afdoet, zoals dat met vele pockets over psychologie en verwante wetenschap pen het geval is. Als eerste kennismaking met een wetenschap die velen interesseert en waarvan sommigen wonderen ver wachten en die worden dan meestal teleurgesteld lijkt ons dit boekje zeer geschikt. Wie zich echter werkelijk in de psychologie wil verdiepen kan zich beter meteen een goed wetenschappelijk hand boek aanschaffen, ook al wordt deze „Psy chologie van het dagelijks leven" dan, zo als het voorwoord zegt, op vele Ameri kaanse elementaire cursussen gebruikt. Het boekje is elementair en we zouden bij na zeggen té eenvoudig om voor hen die al eens iets aan psychologie deden van veel waarde te zijn. Willy Thomas is een Engelsman die als korporaal bij de mijnopruimingsdienst in 1944 ernstig gewond is. Nadat de oorlogs invalide vele operaties had moeten onder gaan, moesten de specialisten hem mee delen dat hij voortaan volkomen blind en doof zou blijven. Thomas heeft zijn levens geschiedenis, tot nu toe dan, te boek ge steld. UIT DE BLINDE STILTE heet het onopgesmukte verhaal van deze oorlogs invalide (uitgeverij Hollandia, Baarn). Zo'n boek is waardevol, omdat het iets vertelt van de, vooral psychische, moei lijkheden die een gehandicapte moet over winnen. Thomas schrijft over die moeilijk heden zonder veel mooie woorden, zonder dikdoenerij. Hij geeft blijk van een posi tieve instelling tegenover zijn handicap. Het boek is daarom door-en-door gezond. De stijl is soms wat „ouwe jongens"- achtig, maar die neemt men dan maar op de koop toe. De winnaar van de Reina Prinsen Geer- ligsprijs 1958, Bernlef, debuteert met de verhalenbundel „Stenen spoelen". ervaringen die er in beschreven zijn, zo dat ook de lezer ze van een afstand en niet van binnenuit ervaart. Het boek hoeft geen litteratuur te zijn om lectuur van de beste soort op te leveren. En dat laatste doet „Appels in het gras". Het boek is verschenen bij De Bezige Bij in Amsterdam. „HET ELFDE GEBOD", een roman van Peter Jaspers, heeft als ondertitel „Gij zult niet andrs zijn dan anderen". Peter Jaspers keert zich in dit boek met een overdreven en benauwende eenzijdig heid tegen de maatschappelijke dwang tot conformisme, die een ontplooiing van het eigene in de weg staat. Als thema heeft zij gekozen de van inzicht verstoken ver guizing die het deel is van homosexuele mannen en vrouwen. Als voornaamste be zwaar hebben wij tegen deze opzet, dat Peter Jaspers een maatschappelijk facet isoleert en het vervolgens als absoluut uit gangspunt neemt voor een ondiep en mo dieus verzet tegen het „Geselende elfde gebod" in zijn totale betekenis. Verzet te gen een geldende moraal of die nu deugt of niet doet hier niet ter zake wordt suspect als die moraal vereenzel vigd wordt met verkeerde toepassingen ervan. Aldus heeft dit boek een onbedoel de, want uit domheid voortvloeiende, vals heid die wezenlijk behoort tot de burger lijke benauwenis waar het boek zich tegen keert. Het is een gevaarlijk gemanoeu vreer met onbeproefde menselijke wijsheid die daarom glad en steriel wordt en een gratuit ontleend karakter heeft. Voorts is het boek litterair van onwaarde, omdat de personen elkaar in betogende slogans toespreken, die elk wezenlijk verband met innerlijke noodzaak missen; modieuze ko- OP HET EERSTE GEZICHT lijkt het of uit de verzameling novellen en korte ver halen van de jonge Poolse auteur Marek Hlasko een grote onvrede spreekt ten op zichte van zijn communistisch vaderland. En als men leest wat de uitgeefster n.v. De Arbeiderspers, Amsterdam op de flap van twee bundels verhalen („Wie volgt naar het Paradijs?" en „De achtste dag van de week") aan biografische gegevens over de auteur vermeldt, kan deze indruk alleen nog maar versterkt worden. „Hlasko", zo staat er te lezen, „die nu als balling in West-Duitsland leeft, had in Polen een overweldigend succes. Toen in oktober 1956 met de terugkeer van Gomulka een milder politiek klimaat leek te zijn aangebroken, kon hij een tijdlang vrijuit schrij ven. En hier was een man aan het woord die op aangrijpende wijze uitdrukking gaf aan wat leefde in het hart van de jonge Polen, niet aan wat volgens de officiële manifesten in hun hart zou moeten leven." UIT DEZE SUMMIERE gegevens zou keur hebben gegeven aan een weergave men kunnen opmaken dat de autoriteiten van wat volgens de officiële manifesten in zijn land blijkbaar tenslotte toch de voor- in het hart van de Polen zou moeten leven. Vandaar waarschijnlijk dat de vertellin- U, f—Y P U.V-&V 'k. gen van Hlasko door de machthebbers van zijn land niet erg op prijs werden ge steld. Toch gaat Hlasko's prozakunst aanzien lijk dieper en is zij verderstrekkend dan een critiek op het leven in een volksdemo cratie. Hij heeft in zijn verhalen veeleer critiek geleverd op de twintigste eeuw. Op het vlakke, kleurloze, bedompte en platte leven zonder idealen, dat niet geo grafisch gebonden is, maar dat inherent is aan deze tijd. Of men nu in Polen, Rus land of Hongarije leeft, dan wel toevallig in Amerika, Frankrijk of Nederland. Een sterke onvrede spreekt er uit de vertelkunst van Hlasko, maar tegelijker tijd een bewogenheid, die verborgen achter een fagade van wat op het eerste gezicht cynisme lijkt, uiting geeft aan een diep en heftig verlangen naar een betere, meer spirituele wereld. Een wereld, die (nog) niet van deze tijd kan zijn. Hlasko heeft deze bewogenheid en dit verlangen weten op te vangen in een bijzonder krachtige en vaak keihar de vertelstijl, die dan ook nergens maar een greintje sentimentaliteit vertoont. Hlasko heeft bewezen dat hij zijn protest tegen twintigste-eeuwse vervlakking en verveling weet te smeden in het arsenaal bij-uitstek van de twintigste-eeuwse litte ratuur: de krachtige, zakelijke stijl, die nuances noch ontroering uitsluit. Deze Poolse kruistocht tegen grauwe vervlak king en uitzichtloosheid is geen Don Qui- chotterie: daarvoor is Hlasko te zeer een kind van zijn eeuw. En hij verbergt dit nergens. BIJ HET LEZEN VAN zijn novelles wordt men steeds opnieuw herinnerd aan letterkundige figuren: afwisselend aan Kaf ka, Elsschot, Böll en zelfs aan Agatha Christie. Al heeft laatstgenoemde niet veel meer aanrakingspunten met de jonge Pool dan dat het gegeven van zijn „Wie volgt naar het Paradijs?" aan het fameu ze verhaal van de tien negertjes herin nert. Ondanks punten van overeenkomst kan men Hlasko echter nergens op navolging betrappen. Hetgeen sterk pleit voor de lit teraire vitaliteit van de Pool. IN „DE ACHTSTE DAG van de week" spreekt de verwachting naar een betere toekomst. De figuren uit deze bijzonder sterke novelle hebben allemaal de hoogste verwachting van de zondag als achtste dag van de week, totdat blijkt dat alle plannen verdrinken in de miezerige regen van een mislukt weekeinde. Het andere titelverhaal „Wie volgt naar het Para dijs?" is wellicht het meest gave uit de serie. In een bijzonder grimmig en ontoe gankelijk deel van Polen is een aantal chauffeurs bezig met het transport van bomen. De een na de ander krijgt een bedrijfsongeluk en de vraag voor de over levenden is nog slechts: wie van ons volgt? Het is een hard verhaal van harde mensen, allemaal beschikkend over een weke kern, die echter maar heel spora disch aan de oppervlakte komt. De vrouw van één van hen verstoort de ruwe kameraadschap op misschien niet helemaal ongewilde wijze. KAFKIAANS doet „Kerkhoven" aan: het verhaal van de dronken man die zich enkele opmerkingen tegenover politiemen sen veroorlooft die hem in moeilijkheden brengen. Hij gaat van verhoor naar ver hoor en van cel naar cel en zijn leven wordt vernield, totdat tenslotte als het te laat is blijkt dat alles op een mis verstand en een grap berustte. Het heeft weinig zin alle verhalen hier te bespreken: zij tonen aan dat wij te doen hebben met een jong, maar krachtig ontwikkeld litterair talent, dat ondanks zijn vrijheid van onderwerp sterk gebon den is aan het milieu van zijn vaderland. Interessant lijkt het daarom eens af te wachten, of hij de beloften van deze twee bundels in de toekomst als balling waar kan maken. F. Dekker ,Wij maken ons nogal ongerust over Willem'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 14