PUBLIEK EN BEELDENDE KUNST
Van 29 december tot 9 januari
de Jamboree in Landsdowne
Alle neerslag-
records gebroken
Het natste jaar sinds twee eeuwen;
na juni begon de regenmisère ai
NIEUWE UITGAVEN
Erbij
Religie en filosofie
ZATERDAG 17 DECEMBER 1960
PAGINA TWEE
DE POSITIE van de beeldende kun
stenaar in de moderne welvaartsstaat
is over het algemeen niet. zo erg aan
trekkelijk. Zijn werk, vooral als het om
..modern" of „abstract" gaat. wordt door
de meeste mensen niet bijzonder ge
waardeerd. zijn sociale status is betrek
kelijk laag. zijn inkomen meestal ge
ring en de strijd om het bestaan is dan
ook hard. Het is voor hem bijna on
mogelijk geworden van zijn artistieke
werk te leven en vele kunstenaars voor
zien in hun onderhoud door allerlei bij
baantjes. van reclametekenaar tot kran
tenbezorger. Men kan er eindeloos over
discussiëren of men een slechte mate
riële positie al of niet noodzakelijk acht
voor het ontstaan van ..grote kunst", die
dus uit nood zou worden geboren. Ook
kan men twisten over de vraag welke
criteria men moet aanleggen voor het
werkelijke kunstenaarschap, een kwes
tie die urgent wordt wanneer men
zoals hier te lande reeds enige tijd ge
beurt beeldende kunstenaars van
overheidswege gaat ondersteunen. Het
zijn op zichzelf belangrijke en interes
sante vragen, maar ze doen zich pas
voor als het publiek zijn belangstelling
voor de kunstprodukten heeft verloren,
of deze althans niet meer koopt. Deed
het dit namelijk wel dan zou er een
soort selectie plaats hebben waarvan
het overigens helemaal de vraag is of
deze juist is en in ieder geval zouden
tal van kunstenaars uit hun slechte
financiële positie verlost worden.
Het ligt daarom voor de hand dat men
zoekt naar middelen om de beeldende
kunst bij het publiek en vooral bij de
potentiële kopers te brengen. Het Prins
Bernhard Fonds houdt zich hiermede
in het bijzonder bezig. Het heeft in de
loop der jaren een aantal onderzoeken
doen houden naar de plaats die de
kunst en de kunstenaar in de Neder
landse samenleving innemen. Zojuist is
weer een rapport van dit fonds, resul
taat. van een onderzoek gedaan door
mevrouw dr. H. M. in 't Veld-Lange-
veld, stafmedewerkster van het Insti
tuut voor Sociaal Onderzoek van het
Nederlandse Volk, onder de titel „Pu
bliek en Beeldende Kunst" verschenen.
UITGANGSPUNT van het onderzoek
is geweest, dat de kunstenaar zijn pro-
dukten aan de man wenst te brengen.
Uit vorige onderzoekingen is gebleken
dat het met de verwerkelijking van die
wens maar tragisch gesteld is. Bij een
in 1950 gehouden landelijke enquête
bleek, dat van 76 percent der schilders
en grafici het jaarinkomen minder dan
1500 groot, was; van 17 percent lag
het tussen 1500 en 3000. Slechts 2
percent verdiende 6000 of meer. De
meerderheid van de kunstenaars bevond
zich dus in een zeer weinig aanlokke
lijke financiële toestand. Overheidsin
stellingen en het bedrijfsleven toonden
tóén althans te weinig belangstel
ling om het gebrek aan interesse van
particulieren enigermate te kunnen
compenseren.
Men kan niet zeggen, dat de belang
stelling voor kunst sindsdien is afgeno
men. Het museum- en tentoonstelling-
bezoek is in vergelijking met vóór de
oorlog aanmerkelijk toegenomen. Maar
kijkers zijn in dit geval geen kopers.
Het onderzoek, dat werd gehouden on
der de leden van de Museumkring te
Amsterdam, wijst dat uit. Als lid van
deze kring soortgelijke instellingen
bestaan ook in andere grote steden
heeft men voor een gering bedrag het
gehele jaar door toegang tot het mu
seum. zowel tot de vaste collectie als
tot de tentoonstellingen. (Financieel
niet-zelfstandige jongeren en mensen
die nauw gelieerd waren met de beel
dende kunst werden van het onderzoek
uitgesloten.) Dit kijkerspubliek bestaat
voor een gering deel uit kopers en dat
terwijl het deel met hoog gewaardeerde
beroepen, middelbare en hogere oplei
ding en hoger inkomen sterk overweegt.
De meerderheid van dit publiek heeft
zelfs nog nooit over het kopen van
kunst nagedacht
INKOMEN IS van het gebrek aan
aankopen niet de oorzaak, want uit het
onderzoek in genoemde Kring blijkt, dat
de kopers niet beter bij kas zijn dan de
overigen. Kopers zijn zij die de meeste
belangstelling voor kunst hebben. Uit
het onderzoek valt niet op te maken hoe
men precies aan die belangstelling
komt. In het rapport wordt hierbij aan
getekend: „Uiteindelijk is het ook niet
zo belangrijk om te weten waarop deze
grote belangstelling gegrondvest is. om
dat het praktisch toch onmogelijk is om
de belangstelling van de niet-kopers te
intensiveren tot een punt. waarop zij tot
aanschaffing van kunst zouden willen
overgaan". Tot deze pessimistische op
merking schijnt te meer aanleiding te
zijn, wanneer men in het rapport leest,
dat onder de ouderen van nu vroeger
meer kopers waren dan onder de tegen
woordige jongeren. Er is een zeer ge
ringe effectieve, op de beeldende kunst
gerichte koopkracht. De belangstellen
den kopen reprodukties. geen echte
Dc schrijfster van het rapport dat hiernaast
besproken wordt, mevr. dr. H. M. in 't Veld-
Langeveld, is wetenschappelijk hoofdambte
naar aan de Rijksuniversiteit tc Leiden. .Zij
schreef het rapport, als stafmedewerkster bij
het Instituut voor Sociaal Onderzoek van het
Nederlandse Volk, in opdracht van het Prins
Bernhard Fonds. De schrijfster is sociologe
en is gepromoveerd op een proefschrift over
migratie. Zij houdt zich in het bijzonder be
zig met de problematiek van het gezin in de
moderne samenleving.
kunst. Zij die dat. wel doen geven geen
grote bedragen uit. Ongeveer de helft
van de bestedingen van hen die wer
kelijk kunst aanschaffen ligt tussen de
50 en 500. Slechts een enkeling is
werkelijk verzamelaar.
De kern van het probleem, zo stelt het
rapport, is van de belangstellenden
kopers te maken, een conclusie die
overigens in strijd is met de hierboven
gedane pessimistische uitspraak. Daar
toe worden in het rapport verschillende
aanbevelingen gedaan: het is nodig om
de beeldende kunst als verkoopsartikel
systematisch en frequent onder de aan
dacht van het te vormen grote publiek
van potentiële kopers te brengen (een
groot publiek omdat de individuele ko
pers nooit grote bedragen aan kunst
zullen besteden). Kennelijk schakelt de
samenstelster van het rapport daarbij
prestige-zucht. en „snob-appeal" niet
uit. want de nadruk zou bijvoorbeeld
moeten worden gelegd in reclame-cam
pagnes Op kunst als een noodzakelijk
element van het woonmilieu. En dat
terwijl uit het onderzoek juist helemaal
niet is gebleken dat bij de kopers een
andere prikkel dan de belangstelling
werkte. De naar onze mening gezonde
toestand, dat men kunst koopt louter uit
liefde en serieuze interesse, moet dus
om der wille van de afzet worden ver
stoord. Hiertegen hebben wij ernstig
bezwaar. Gesteld dat het mogelijk zou
zijn met een collectieve reclame-cam
pagne (onder het motto „Koop meer
Kunst", of „U kunt- niet zonder Kunst")
de afzet van kunstprodukten op te
voeren, dan dreigt het gevaar van ver-
kitsching en massafabricage. Deze laat
ste zien we in de typisch Nederlandse
en sterk voor de export werkende
„schilderbedri.iven". waar zee- en heide-
gezichten en dergelijke aan de lopende
band gefabriceerd worden. Het is hele
maal de vraag of reclame smaakver-
beterend zou werken. Tenslotte gaat het
er niet alleen om dat men koopt, maar
ook om wat men koopt. Dan is een
goede reproduktie altijd beter dan een
slecht schilderij.
DAARBIJ KOMT NOG dat hef re
clame maken voor beeldende kunst
uiterst moeilijk is. Goede kunst is geen
massa-artikel, is onvergankelijk (als
men een of twee schilderijen heeft bezit
men in de regel genoeg), en wordt niet
voor een vermeende of een te creëren
algemene behoefte geschapen en richt
zich zelfs niet op de bestaande effec
tieve vraag. Het lijkt er veel op, of alle
essentiële voorwaarden voor het maken
van reclame ontbreken en dat is maar
goed ook. Overigens heeft, de beeldende
kunst stellig geen gebrek aan publici
teit, Pers en radio besteden verhou
dingsgewijs vrij veel aandacht aan deze
culturele manifestatie. Elke tentoon
stelling wordt in alle kranten bespro
ken, vaak met foto's van de kunstwer
ken. Exposities worden aangekondigd,
prijsuitreikingen en bekroningen ver
slagen.
Ook het werk van de museumkringen
en van de stichting Openbaar Kunst
bezit met haar 95.000 leden, die iedere
week een kunstwerk horen bespreken,
is te zien als een vorm van propaganda
voor beeldende kunst. Van reclame be
hoeft men daarom niet zo heel veel te
verwachten.
VOOR DE ANDERE aanbevolen me
thoden kan men enthousiaster zijn. Ver
huren van kunstwerken, kopen op afbe
taling en subsidiëring bij aankoop
in Nederland reeds toegepast lijken
ons bruikbare wegen tot het doel. Maar
alle met elkaar zullen ze de mentali
teitsverandering die behoort bij het
groeien van kijker tot koper slechts in
zeer beperkte mate bevorderen. Wat
dat betreft staat men voor een proces
van zeer lange adem. Om daarin inzicht
te verkrijgen kan men misschien het
best terecht bij het onlangs verschenen
werk „Soziologie der Prosperitat" van
Ernest Zahn. die niet gelooft in com
mercialisering van de cultuur (zoals
eigenlijk in dit rapport wordt aanbevo
len). maar in cultivering van het. com
merciële. Pas wanneer in de reclame
werkelijk geappelleerd wordt aan het
gevoel voor schoonheid, zoals dit reeds
gebeurt in de door industriële vorm
gevers ontworpen artikelen, fcal er een
behoefte ontstaan zich met verantwoor
de. originele kunstprodukten te omge
ven. Dat onderwijs en opvoeding tot die
mentaliteitsverandering kunnen bij
dragen is buiten kijf.
(Van onze weerkundige medewerker
HET JAAR 1960 heeft ook uit weer
kundig oogpunt voor de nodige
sensatie gezorgd en wel in schril'e
tegenstelling tot die van 1959. Was
het verleden jaar één zon al zon en
abnormaal weinig regen, dit jaar
registreerde De Bilt een tekort van
250 zonne-uren en in sommige de
len van ons land 300 mm meer
regen dan normaal, terwijl er ver
leden jaar streken in ons land wa
ren die over het hele jaar niet meer
dan 430 mm regen kregen. Toch
zouden wij het jaar 1960 onrecht
aan doen door het in het geheel
slecht te noemen. Tot zondag 26
juni is daar geen sprake van ge
weest. De winter was vrij zacht, het
voorjaar vroeg en warmer dan nor
maal, het leek er in mei zelfs op dat
1959 zich zou herhalen zoals men in
land -en tuinbouwkringen al vrees
de. Ook juni sloeg als zomermaand
geen slecht figuur maar na zondag
26 juni, nog een zonnige en zomer
se dag, kwam er een radicaal einde
aan het mooie weer en dit is op en
kele verspreide mooie dagen na,
niet weer stabiel geworden. Zowel
de zomer als de herfst waren bui
tengewoon regenrijk. Juist in deze
tweede helft van het jaar hebben
wij meer regen gekregen in Neder
land dan over ongeveer 200 jaar is
voorgekomen.
WANNEER WIJ in het kort nog even de
voornaamste meteorologische bijzonder
heden de revue laten passeren dan blijkt
dat 14 januari de koudste dag van het jaar
is geworden met 15 graden vorst in Zuid-
Limburg gemeten. De storm van 20 januari
was een der zwaarsten van dit jaar. Eind
februari steeg het kwik in De Bilt tot 17
en in Zuid-Limburg al tot bijna 20. Deze
gunstige tendens waarmee de winter af
sloot is het gehele voorjaar aanwezig ge
bleven. Maart veel oostenwinden en wei
nig regen, april veel noordenwinden en
ook droog. Op het eiland Tholen maar
7 mm neerslag. Tussen 5 en 14 mei was er
een vroege warmtegolf waarbij het kwik
in De Bilt negen dagen achtereen boven
de 20 C steeg. De zomer begon hoopvol.
Rond de pinksterdagen (5 en 6 juni) was
het zomers warm en 23 juni werd met ruim
31 C (tropisch warme dag) in Zuid-Lim
burg de warmste dag van het hele jaar.
Ook de Asser TT trof het op zaterdag
25 juni nog, maar twee dagen daarna was
niet alleen de zomer verleden tijd maar
brak er tevens een record-regenrijke pe
riode aan.
VOOR DE ZOMER hebben wij geen
goed woord over. Juli kenmerkte zich de
eerste helft door een groot aantal dagen
met harde tot stormachtige winden die
vooral een verblijf aan het strand zeer
onplezierig maakten en ook viel er dage
lijks regen. Met uitzondering van de Ach
terhoek (Winterswijk) werd er in juli geen
enkele zomerse dag (warmer dan 25 C)
gemeten, in augustus waren het er twee.
In enkele delen van ons land, onder andere
in Groningen, werd augustus zelfs de nat
ste oogstmaand van de laatste 100 jaar.
Ook september zag geen kans de balans
naar de zomerse kant te doen uitslaan.
Integendeelhet werd op 1944 na
zelfs de natste herfst in Nederland. Over
vloedig waren de regens zowel medio ok
tober als ook in november met als gevolg
overstromingen zoals Nederland, dit als
gevolg van langdurige regens, zelden mee
maakt.
Wij kunnen op een jaar terugzien met
eèn gemiddelde etmaaltemperatuur die
een halve graad boven normaal is komen
te liggen, maar dat tot één der somberste
jaren van deze eeuw behoort; weinig
vorstdagen maar ook bedroevend weinig
zomerse dagen; een jaar met abnormaal
veel regen, een jaar ook waar velen zich
nog enige „dieptepunten" van zullen her
inneren, die onaangenamer waren dan
die van 1.95.9.
VOOR DE LIEFHEBBERS die maand
voor maand graag nog eens willen zien
hoe mooi of hoe slecht het is geweest
geven wij hier de maandelijkse cijfers van
de gemiddelde maximum temperatuur van
elke maand te De Bilt waargenomen; het
aantal uren zonneschijn van De Bilt en
het aantal millimeters regen dat in Haar
lem werd gemeten. Achter deze cijfers
en namelijk zo vroeg in het voorjaar dat
open bloemen wel eens bevriezen en als
de zon er dan al vroeg bijkomt, zullen die
mooie bloemen allemaal bruin kleuren en
is het met hun schoonheid gedaan. Snoei
en behoeft men niet veel te doen; als de
struik te veel ruimte in beslag neemt kan
men na de bloei de takken wel wat inkor
ten, doch dat mag men in geen geval
vlak voor de bloei doen.
G. Kromdijk
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli
staan tussen haakjes de afwijkingen van
de normaal.
Gem. max.
temp. C
Uren
zon
Regenval
december
6.3 1.4)
36
9)
90 30)
januari
5.4 0.7)
51 (-
3)
88 28)
februari
6.3 0.6)
68
8)
43 6)
maart
9.8 (+0.1)
105
28)
22 16)
april
13.5 0.2)
155
1)
34 (- 4)
mei
18.2 0.1)
177
34)
50 (- 1)
juni
21.2 0.3)
244
26)
34 20)
juli
19.5 (—3.1)
139
67)
110 42)
augustus
20.2 (—1.8)
143
49)
206 131)
september
18.2 (—1.1)
132
17)
53 28)
oktober
14.0 (—0.1)
63
43)
141 60)
november
10.6 1.7)
54
1)
152 72)
Jaar 1960 13.6 (—0.1) 1366 (—230) 1028 294)
Jaar 1959 14.8 1990 uren 610 mm
Uit deze cijfers blijkt wel duidelijk dat
de tweede helft van 1960 (zomer en herfst)
bijzonder ongunstige cijfers heeft opge
leverd, zowel wat de temperatuur als ook
wat de zonneschijn en regenval betreft.
Normaal valt er in onze omgeving in
een jaar 730 mm regen. Nu kreeg Vijf
huizen 987, Amsterdam 1012, Schiphol 878,
IJmuiden 820, Heemskerk 937 mm.
n
VERKENNERS UIT VELE LANDEN in Zuidoost-Azië en de
Westelijke Pacific maken zich gereed om naar Australië te ver
trekken om deel te nemen aan de Jamboree die te Landsdowne,
niet ver van Sydney, zal worden gehouden van 29 december
1960 tot 9 januari 1961. Meer dan 15.000 jongens uit zestien
landen, gelegen in drie werelddelen, zullen er gezamenlijk de
verkennersidealen beleven en vriendschap sluiten. Reizen is duur
en dus is het begrijpelijk, dat de meeste deelnemers Australiërs
en Nieuwzeelanders zullen zijn, maar er komen ook verkenners
uit Indonesië, Singapore, Noord-Borneo,
Serawak, Westelijk Nieuw-Guinea, Japan,
Hongkong, alsmede van Naura, de Fidzji-
eilanden, de Nieuwe Hebriden en de Gil
bert- en Ellice-Eilanden. Europa zal ver
tegenwoordigd zijn door groepen verken
ners uit Engeland en Nederland. Dat ons
land deelneemt, stemt tot verheugenis en
betekent het in ere houden ener traditie,
die begon in 1920, het jaar, waarin de
allereerste Jamboree werd gehouden in het
Old Deer Park te Richmond bij Londen.
DE KOMENDE JAMBOREE is de zesde
Australische Jamboree sedert 1935 Het
kamp verrijst te Lansdowne op 25 kilo
meter afstand van Sydney. Het beslaat een
oppervlakte van meer dan 150 ha. Een paar
maanden geleden nog lag daar wildernis.
Inmiddels heeft men een groot deel van
het struikgewas gekapt De bomen liet
men staan. Nog steeds zijn ploegen werk
lieden druk bezig met de bouw van ba
rakken en gebouwen, met dc aanleg van
wegen, waterleiding, telefoonleidingen en
met de afwerking van het kampterrein.
Men heeft alles gedaan om de schoonheid
van het terrein ongerept te laten.
Zodra de verkenners het kamp hebben
betrokken, zal dit het aanzien hebben van
een reusachtige tentenstad. In het hart
van deze stad komen winkels, een bank,
een postkantoor, recreatiegebouwen en een
redactiebureau voor de Jamboree-krant;
bovendien natuurlijk kwartieren voor de
kampstaf en een ziekenhuis.
DE GODSDIENSTIGE verzorging der
deelnemers stelt bijzondere eisen aan de
kampleiding, daar er in Lansdowne zowel
Zo trokken tijens de vorige Australische
jamboree (december 1955januari 1956) de
verkenners bij het begroetingsceremonieel
langs de barak van de kampleiders.
WïM,.,..
mohammedanen, hindoes en Boeddhisten
als katholieke en protestantse verkenners
zullen zijn. De belijders van al deze gods
diensten zullen er tempel-, kerk- of mos
keetenten vinden, waarzij hun godsdien
stige plichten kunnen vervullen en geeste
lijke bijstand kunnen verkrijgen.
De Anglicaanse aartsbisschop van Syd
ney en primaat van Australië, dr. Hugh
Vijftienduizend verkenners uit zestien
landen zullen deelnemen aan de Jambo
ree 1960.
Gough, alsmede kardinaal Gilroy zullen
op ieuwjaarsdag speciale kerkdiensten lei
den. De dienst, waar alle deelnemers aan
wezig zullen zijn, is een dankdienst, die
wordt gehouden op 8 januari, de dag vóór
het opbreken van het kamp. Dan zal bij
zondere aandacht worden geschonken aan
de idealen der verkenners, dus broeder
schap, vrede en vriendschap van alle men
sen, ongeacht ras, huidskleur, nationaliteit
of godsdienst.
NIET SLECHTS de geestelijke verzor
ging, ook de magen der verkenners stelden
de kampleiding voor een zware taak. Reus
achtige hoeveelheden levensmiddelen zijn
reeds besteld; 45.000 liter melk, 40.000 kilo
gram vlees en vleeswaren, ruim 40.000 kilo
gram brood, ruim 4.000 kilogram boter,
ruim 13.000 kilogram suiker, meer dan
230.000 eieren, en vele andere eetwaren
in „mammoet-hoeveelheden". Vijftiendui
zend jongens verorberen immers fantas
tisch veel, vooral, als zij leven in de bui
tenlucht en de hele dag in de weer zijn.
De kampleiding heeft het programma zo
opgesteld, dat er heel veel tijd is voor de
verkenners om ongedwongen samen te zijn
en elkaar goed te leren kennen.
Niet slechts de verkenners van Austra
lië, ook de bevolking en dan vooral de
burgers van Sydney zien met verlangen
uit naar de komst der „overzeese jongens".
Met verlangen en met het vaste voor
nemen om de „Jamboree van Lansdowne"
voor allen tot een groot succes en een
onvergetelijke herinnering te maken.
KIERKEGAARDS REDEVOERINGEN,
een bloemlezing, gekozen, ingeleid en ver
taald door dr. H. A. van Munster, die de
redevoeringen koos uit de veertienaelige
Deense uitgave van Kierkegaards verza
melde werken (1901-1906). Prismaboek,
Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen.
Deze door Kierkegaard op schrift ge
stelde preken hij heeft ze nooit gehou
den omdat hij immers het predikambt niet
uitoefende zullen velen dichter tot de
grote filosoof brengen, wiens oeuvre on
danks zijn enigszins modieuze populariteit,
toch niet eenvoudig is voor een breed
publiek.
Deze preken zijn wèl eenvoudig, zij zijn
bedoeld voor kerkgangers en bevatten on-
s der de direct aansprekende toon de we-
i zenlijke Kierkegaard. Deze preken zullen
de lezer meer nog tot zichzelf brengen dan
tot Kierkegaard. Men kan ze om Kierke
gaard gaan lezen, maar hij voert de lezer
snel genoeg van die naam weg.
„Van Maansikkel tot Barendszee",
de grote godsdiensten van Azië,
door prof. dr. Th. P. van Baaren. Geïllu
streerde Phoenixpocket van uitgeversmij.
W. de Haan/Standard Boekhandel, Ant
werpen, Brussel, Gent en Leuven.
Deze inleiding tot de levende oosterse
godsdiensten geeft in beknopt bestek een
rijke informatie. De auteur heeft zich daar
bij ten doel gesteld tevens een menselijk
en direct contact tussen de lezers en de
belijders der betrokken godsdiensten aan
te wakkeren. Het boekje is fraai geïllu
streerd en voortreffelijk van typografie.
Een pocket met een ruime, mooi bedruk
te bladspiegel.
TER OVERWEGING door Thomas Mer-
ton. Uit het Engels „Seeds of Contempla
tion" vertaald cloor André Noorbeek. Twee
de druk, met een woord vooraf door prof.
dr. P. A. van Stempvoort. De auteur, een
trappist die door zijn „louteringsberg"
wereldvermaardheid kreeg, geeft in dit
met forse letter gedrukte boekje zijn
ervaringen weer als uit het moderne le
ven in de stilte van het klooster getreden
bekeerling.
PAULUS door Claude Tresmontant. Uit
het Frans „Saint Paul et le Mystère du
Christ" vertaald door N. Brandsma, over
vloedig geïllustreerd met afbeeldingen van
onder andere indrukwekkend schone
kunstwerken. De indeling: Paulus, zijn tijd,
omgeving; De bedoeling en het plan van
Gods werk (de heilsbedeling; Paulus me
dearbeider van God. Picturapocket (het
Spectrum, Utrecht, Antwerpen).
Onze tuin- en kamerplanten
De Magnolia is bij de amateur over het
algemeen beter bekend als de tulpen
boom; de echte tulpenboom is echter een
heel grote boom; de Magnolia kan ook
wel een behoorlijke omvang bereiken,
doch die moet men toch meer als een
flinke struik zien. Men moet er dus heus
wel de ruimte voor hebben en speciaal de
grootbloemige soorten kunnen een flinke
omvang bereiken. In zanderige en schrale
grondsoorten voldoen Magnolia's over het
algemeen niet zo best; dat gaat beter in
^hèi vêen of op de klei en men zal dus wel
Wat rulle klei door de zandgrond heen
moeten iverken; overigens stelt ze niet
zo veel eisen, doch u moet tv el zorgen
voor een beschutte standplaats en een
plaats waar de vroege morgenzon haar
niet kan bereiken. Sommige soorten bloei-