PUBLIEK EN BEELDENDE KUNST Van 29 december tot 9 januari de Jamboree in Landsdowne Alle neerslag- records gebroken Het natste jaar sinds twee eeuwen; na juni begon de regenmisère ai NIEUWE UITGAVEN Erbij Religie en filosofie ZATERDAG 17 DECEMBER 1960 PAGINA TWEE DE POSITIE van de beeldende kun stenaar in de moderne welvaartsstaat is over het algemeen niet. zo erg aan trekkelijk. Zijn werk, vooral als het om ..modern" of „abstract" gaat. wordt door de meeste mensen niet bijzonder ge waardeerd. zijn sociale status is betrek kelijk laag. zijn inkomen meestal ge ring en de strijd om het bestaan is dan ook hard. Het is voor hem bijna on mogelijk geworden van zijn artistieke werk te leven en vele kunstenaars voor zien in hun onderhoud door allerlei bij baantjes. van reclametekenaar tot kran tenbezorger. Men kan er eindeloos over discussiëren of men een slechte mate riële positie al of niet noodzakelijk acht voor het ontstaan van ..grote kunst", die dus uit nood zou worden geboren. Ook kan men twisten over de vraag welke criteria men moet aanleggen voor het werkelijke kunstenaarschap, een kwes tie die urgent wordt wanneer men zoals hier te lande reeds enige tijd ge beurt beeldende kunstenaars van overheidswege gaat ondersteunen. Het zijn op zichzelf belangrijke en interes sante vragen, maar ze doen zich pas voor als het publiek zijn belangstelling voor de kunstprodukten heeft verloren, of deze althans niet meer koopt. Deed het dit namelijk wel dan zou er een soort selectie plaats hebben waarvan het overigens helemaal de vraag is of deze juist is en in ieder geval zouden tal van kunstenaars uit hun slechte financiële positie verlost worden. Het ligt daarom voor de hand dat men zoekt naar middelen om de beeldende kunst bij het publiek en vooral bij de potentiële kopers te brengen. Het Prins Bernhard Fonds houdt zich hiermede in het bijzonder bezig. Het heeft in de loop der jaren een aantal onderzoeken doen houden naar de plaats die de kunst en de kunstenaar in de Neder landse samenleving innemen. Zojuist is weer een rapport van dit fonds, resul taat. van een onderzoek gedaan door mevrouw dr. H. M. in 't Veld-Lange- veld, stafmedewerkster van het Insti tuut voor Sociaal Onderzoek van het Nederlandse Volk, onder de titel „Pu bliek en Beeldende Kunst" verschenen. UITGANGSPUNT van het onderzoek is geweest, dat de kunstenaar zijn pro- dukten aan de man wenst te brengen. Uit vorige onderzoekingen is gebleken dat het met de verwerkelijking van die wens maar tragisch gesteld is. Bij een in 1950 gehouden landelijke enquête bleek, dat van 76 percent der schilders en grafici het jaarinkomen minder dan 1500 groot, was; van 17 percent lag het tussen 1500 en 3000. Slechts 2 percent verdiende 6000 of meer. De meerderheid van de kunstenaars bevond zich dus in een zeer weinig aanlokke lijke financiële toestand. Overheidsin stellingen en het bedrijfsleven toonden tóén althans te weinig belangstel ling om het gebrek aan interesse van particulieren enigermate te kunnen compenseren. Men kan niet zeggen, dat de belang stelling voor kunst sindsdien is afgeno men. Het museum- en tentoonstelling- bezoek is in vergelijking met vóór de oorlog aanmerkelijk toegenomen. Maar kijkers zijn in dit geval geen kopers. Het onderzoek, dat werd gehouden on der de leden van de Museumkring te Amsterdam, wijst dat uit. Als lid van deze kring soortgelijke instellingen bestaan ook in andere grote steden heeft men voor een gering bedrag het gehele jaar door toegang tot het mu seum. zowel tot de vaste collectie als tot de tentoonstellingen. (Financieel niet-zelfstandige jongeren en mensen die nauw gelieerd waren met de beel dende kunst werden van het onderzoek uitgesloten.) Dit kijkerspubliek bestaat voor een gering deel uit kopers en dat terwijl het deel met hoog gewaardeerde beroepen, middelbare en hogere oplei ding en hoger inkomen sterk overweegt. De meerderheid van dit publiek heeft zelfs nog nooit over het kopen van kunst nagedacht INKOMEN IS van het gebrek aan aankopen niet de oorzaak, want uit het onderzoek in genoemde Kring blijkt, dat de kopers niet beter bij kas zijn dan de overigen. Kopers zijn zij die de meeste belangstelling voor kunst hebben. Uit het onderzoek valt niet op te maken hoe men precies aan die belangstelling komt. In het rapport wordt hierbij aan getekend: „Uiteindelijk is het ook niet zo belangrijk om te weten waarop deze grote belangstelling gegrondvest is. om dat het praktisch toch onmogelijk is om de belangstelling van de niet-kopers te intensiveren tot een punt. waarop zij tot aanschaffing van kunst zouden willen overgaan". Tot deze pessimistische op merking schijnt te meer aanleiding te zijn, wanneer men in het rapport leest, dat onder de ouderen van nu vroeger meer kopers waren dan onder de tegen woordige jongeren. Er is een zeer ge ringe effectieve, op de beeldende kunst gerichte koopkracht. De belangstellen den kopen reprodukties. geen echte Dc schrijfster van het rapport dat hiernaast besproken wordt, mevr. dr. H. M. in 't Veld- Langeveld, is wetenschappelijk hoofdambte naar aan de Rijksuniversiteit tc Leiden. .Zij schreef het rapport, als stafmedewerkster bij het Instituut voor Sociaal Onderzoek van het Nederlandse Volk, in opdracht van het Prins Bernhard Fonds. De schrijfster is sociologe en is gepromoveerd op een proefschrift over migratie. Zij houdt zich in het bijzonder be zig met de problematiek van het gezin in de moderne samenleving. kunst. Zij die dat. wel doen geven geen grote bedragen uit. Ongeveer de helft van de bestedingen van hen die wer kelijk kunst aanschaffen ligt tussen de 50 en 500. Slechts een enkeling is werkelijk verzamelaar. De kern van het probleem, zo stelt het rapport, is van de belangstellenden kopers te maken, een conclusie die overigens in strijd is met de hierboven gedane pessimistische uitspraak. Daar toe worden in het rapport verschillende aanbevelingen gedaan: het is nodig om de beeldende kunst als verkoopsartikel systematisch en frequent onder de aan dacht van het te vormen grote publiek van potentiële kopers te brengen (een groot publiek omdat de individuele ko pers nooit grote bedragen aan kunst zullen besteden). Kennelijk schakelt de samenstelster van het rapport daarbij prestige-zucht. en „snob-appeal" niet uit. want de nadruk zou bijvoorbeeld moeten worden gelegd in reclame-cam pagnes Op kunst als een noodzakelijk element van het woonmilieu. En dat terwijl uit het onderzoek juist helemaal niet is gebleken dat bij de kopers een andere prikkel dan de belangstelling werkte. De naar onze mening gezonde toestand, dat men kunst koopt louter uit liefde en serieuze interesse, moet dus om der wille van de afzet worden ver stoord. Hiertegen hebben wij ernstig bezwaar. Gesteld dat het mogelijk zou zijn met een collectieve reclame-cam pagne (onder het motto „Koop meer Kunst", of „U kunt- niet zonder Kunst") de afzet van kunstprodukten op te voeren, dan dreigt het gevaar van ver- kitsching en massafabricage. Deze laat ste zien we in de typisch Nederlandse en sterk voor de export werkende „schilderbedri.iven". waar zee- en heide- gezichten en dergelijke aan de lopende band gefabriceerd worden. Het is hele maal de vraag of reclame smaakver- beterend zou werken. Tenslotte gaat het er niet alleen om dat men koopt, maar ook om wat men koopt. Dan is een goede reproduktie altijd beter dan een slecht schilderij. DAARBIJ KOMT NOG dat hef re clame maken voor beeldende kunst uiterst moeilijk is. Goede kunst is geen massa-artikel, is onvergankelijk (als men een of twee schilderijen heeft bezit men in de regel genoeg), en wordt niet voor een vermeende of een te creëren algemene behoefte geschapen en richt zich zelfs niet op de bestaande effec tieve vraag. Het lijkt er veel op, of alle essentiële voorwaarden voor het maken van reclame ontbreken en dat is maar goed ook. Overigens heeft, de beeldende kunst stellig geen gebrek aan publici teit, Pers en radio besteden verhou dingsgewijs vrij veel aandacht aan deze culturele manifestatie. Elke tentoon stelling wordt in alle kranten bespro ken, vaak met foto's van de kunstwer ken. Exposities worden aangekondigd, prijsuitreikingen en bekroningen ver slagen. Ook het werk van de museumkringen en van de stichting Openbaar Kunst bezit met haar 95.000 leden, die iedere week een kunstwerk horen bespreken, is te zien als een vorm van propaganda voor beeldende kunst. Van reclame be hoeft men daarom niet zo heel veel te verwachten. VOOR DE ANDERE aanbevolen me thoden kan men enthousiaster zijn. Ver huren van kunstwerken, kopen op afbe taling en subsidiëring bij aankoop in Nederland reeds toegepast lijken ons bruikbare wegen tot het doel. Maar alle met elkaar zullen ze de mentali teitsverandering die behoort bij het groeien van kijker tot koper slechts in zeer beperkte mate bevorderen. Wat dat betreft staat men voor een proces van zeer lange adem. Om daarin inzicht te verkrijgen kan men misschien het best terecht bij het onlangs verschenen werk „Soziologie der Prosperitat" van Ernest Zahn. die niet gelooft in com mercialisering van de cultuur (zoals eigenlijk in dit rapport wordt aanbevo len). maar in cultivering van het. com merciële. Pas wanneer in de reclame werkelijk geappelleerd wordt aan het gevoel voor schoonheid, zoals dit reeds gebeurt in de door industriële vorm gevers ontworpen artikelen, fcal er een behoefte ontstaan zich met verantwoor de. originele kunstprodukten te omge ven. Dat onderwijs en opvoeding tot die mentaliteitsverandering kunnen bij dragen is buiten kijf. (Van onze weerkundige medewerker HET JAAR 1960 heeft ook uit weer kundig oogpunt voor de nodige sensatie gezorgd en wel in schril'e tegenstelling tot die van 1959. Was het verleden jaar één zon al zon en abnormaal weinig regen, dit jaar registreerde De Bilt een tekort van 250 zonne-uren en in sommige de len van ons land 300 mm meer regen dan normaal, terwijl er ver leden jaar streken in ons land wa ren die over het hele jaar niet meer dan 430 mm regen kregen. Toch zouden wij het jaar 1960 onrecht aan doen door het in het geheel slecht te noemen. Tot zondag 26 juni is daar geen sprake van ge weest. De winter was vrij zacht, het voorjaar vroeg en warmer dan nor maal, het leek er in mei zelfs op dat 1959 zich zou herhalen zoals men in land -en tuinbouwkringen al vrees de. Ook juni sloeg als zomermaand geen slecht figuur maar na zondag 26 juni, nog een zonnige en zomer se dag, kwam er een radicaal einde aan het mooie weer en dit is op en kele verspreide mooie dagen na, niet weer stabiel geworden. Zowel de zomer als de herfst waren bui tengewoon regenrijk. Juist in deze tweede helft van het jaar hebben wij meer regen gekregen in Neder land dan over ongeveer 200 jaar is voorgekomen. WANNEER WIJ in het kort nog even de voornaamste meteorologische bijzonder heden de revue laten passeren dan blijkt dat 14 januari de koudste dag van het jaar is geworden met 15 graden vorst in Zuid- Limburg gemeten. De storm van 20 januari was een der zwaarsten van dit jaar. Eind februari steeg het kwik in De Bilt tot 17 en in Zuid-Limburg al tot bijna 20. Deze gunstige tendens waarmee de winter af sloot is het gehele voorjaar aanwezig ge bleven. Maart veel oostenwinden en wei nig regen, april veel noordenwinden en ook droog. Op het eiland Tholen maar 7 mm neerslag. Tussen 5 en 14 mei was er een vroege warmtegolf waarbij het kwik in De Bilt negen dagen achtereen boven de 20 C steeg. De zomer begon hoopvol. Rond de pinksterdagen (5 en 6 juni) was het zomers warm en 23 juni werd met ruim 31 C (tropisch warme dag) in Zuid-Lim burg de warmste dag van het hele jaar. Ook de Asser TT trof het op zaterdag 25 juni nog, maar twee dagen daarna was niet alleen de zomer verleden tijd maar brak er tevens een record-regenrijke pe riode aan. VOOR DE ZOMER hebben wij geen goed woord over. Juli kenmerkte zich de eerste helft door een groot aantal dagen met harde tot stormachtige winden die vooral een verblijf aan het strand zeer onplezierig maakten en ook viel er dage lijks regen. Met uitzondering van de Ach terhoek (Winterswijk) werd er in juli geen enkele zomerse dag (warmer dan 25 C) gemeten, in augustus waren het er twee. In enkele delen van ons land, onder andere in Groningen, werd augustus zelfs de nat ste oogstmaand van de laatste 100 jaar. Ook september zag geen kans de balans naar de zomerse kant te doen uitslaan. Integendeelhet werd op 1944 na zelfs de natste herfst in Nederland. Over vloedig waren de regens zowel medio ok tober als ook in november met als gevolg overstromingen zoals Nederland, dit als gevolg van langdurige regens, zelden mee maakt. Wij kunnen op een jaar terugzien met eèn gemiddelde etmaaltemperatuur die een halve graad boven normaal is komen te liggen, maar dat tot één der somberste jaren van deze eeuw behoort; weinig vorstdagen maar ook bedroevend weinig zomerse dagen; een jaar met abnormaal veel regen, een jaar ook waar velen zich nog enige „dieptepunten" van zullen her inneren, die onaangenamer waren dan die van 1.95.9. VOOR DE LIEFHEBBERS die maand voor maand graag nog eens willen zien hoe mooi of hoe slecht het is geweest geven wij hier de maandelijkse cijfers van de gemiddelde maximum temperatuur van elke maand te De Bilt waargenomen; het aantal uren zonneschijn van De Bilt en het aantal millimeters regen dat in Haar lem werd gemeten. Achter deze cijfers en namelijk zo vroeg in het voorjaar dat open bloemen wel eens bevriezen en als de zon er dan al vroeg bijkomt, zullen die mooie bloemen allemaal bruin kleuren en is het met hun schoonheid gedaan. Snoei en behoeft men niet veel te doen; als de struik te veel ruimte in beslag neemt kan men na de bloei de takken wel wat inkor ten, doch dat mag men in geen geval vlak voor de bloei doen. G. Kromdijk llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli staan tussen haakjes de afwijkingen van de normaal. Gem. max. temp. C Uren zon Regenval december 6.3 1.4) 36 9) 90 30) januari 5.4 0.7) 51 (- 3) 88 28) februari 6.3 0.6) 68 8) 43 6) maart 9.8 (+0.1) 105 28) 22 16) april 13.5 0.2) 155 1) 34 (- 4) mei 18.2 0.1) 177 34) 50 (- 1) juni 21.2 0.3) 244 26) 34 20) juli 19.5 (—3.1) 139 67) 110 42) augustus 20.2 (—1.8) 143 49) 206 131) september 18.2 (—1.1) 132 17) 53 28) oktober 14.0 (—0.1) 63 43) 141 60) november 10.6 1.7) 54 1) 152 72) Jaar 1960 13.6 (—0.1) 1366 (—230) 1028 294) Jaar 1959 14.8 1990 uren 610 mm Uit deze cijfers blijkt wel duidelijk dat de tweede helft van 1960 (zomer en herfst) bijzonder ongunstige cijfers heeft opge leverd, zowel wat de temperatuur als ook wat de zonneschijn en regenval betreft. Normaal valt er in onze omgeving in een jaar 730 mm regen. Nu kreeg Vijf huizen 987, Amsterdam 1012, Schiphol 878, IJmuiden 820, Heemskerk 937 mm. n VERKENNERS UIT VELE LANDEN in Zuidoost-Azië en de Westelijke Pacific maken zich gereed om naar Australië te ver trekken om deel te nemen aan de Jamboree die te Landsdowne, niet ver van Sydney, zal worden gehouden van 29 december 1960 tot 9 januari 1961. Meer dan 15.000 jongens uit zestien landen, gelegen in drie werelddelen, zullen er gezamenlijk de verkennersidealen beleven en vriendschap sluiten. Reizen is duur en dus is het begrijpelijk, dat de meeste deelnemers Australiërs en Nieuwzeelanders zullen zijn, maar er komen ook verkenners uit Indonesië, Singapore, Noord-Borneo, Serawak, Westelijk Nieuw-Guinea, Japan, Hongkong, alsmede van Naura, de Fidzji- eilanden, de Nieuwe Hebriden en de Gil bert- en Ellice-Eilanden. Europa zal ver tegenwoordigd zijn door groepen verken ners uit Engeland en Nederland. Dat ons land deelneemt, stemt tot verheugenis en betekent het in ere houden ener traditie, die begon in 1920, het jaar, waarin de allereerste Jamboree werd gehouden in het Old Deer Park te Richmond bij Londen. DE KOMENDE JAMBOREE is de zesde Australische Jamboree sedert 1935 Het kamp verrijst te Lansdowne op 25 kilo meter afstand van Sydney. Het beslaat een oppervlakte van meer dan 150 ha. Een paar maanden geleden nog lag daar wildernis. Inmiddels heeft men een groot deel van het struikgewas gekapt De bomen liet men staan. Nog steeds zijn ploegen werk lieden druk bezig met de bouw van ba rakken en gebouwen, met dc aanleg van wegen, waterleiding, telefoonleidingen en met de afwerking van het kampterrein. Men heeft alles gedaan om de schoonheid van het terrein ongerept te laten. Zodra de verkenners het kamp hebben betrokken, zal dit het aanzien hebben van een reusachtige tentenstad. In het hart van deze stad komen winkels, een bank, een postkantoor, recreatiegebouwen en een redactiebureau voor de Jamboree-krant; bovendien natuurlijk kwartieren voor de kampstaf en een ziekenhuis. DE GODSDIENSTIGE verzorging der deelnemers stelt bijzondere eisen aan de kampleiding, daar er in Lansdowne zowel Zo trokken tijens de vorige Australische jamboree (december 1955januari 1956) de verkenners bij het begroetingsceremonieel langs de barak van de kampleiders. WïM,.,.. mohammedanen, hindoes en Boeddhisten als katholieke en protestantse verkenners zullen zijn. De belijders van al deze gods diensten zullen er tempel-, kerk- of mos keetenten vinden, waarzij hun godsdien stige plichten kunnen vervullen en geeste lijke bijstand kunnen verkrijgen. De Anglicaanse aartsbisschop van Syd ney en primaat van Australië, dr. Hugh Vijftienduizend verkenners uit zestien landen zullen deelnemen aan de Jambo ree 1960. Gough, alsmede kardinaal Gilroy zullen op ieuwjaarsdag speciale kerkdiensten lei den. De dienst, waar alle deelnemers aan wezig zullen zijn, is een dankdienst, die wordt gehouden op 8 januari, de dag vóór het opbreken van het kamp. Dan zal bij zondere aandacht worden geschonken aan de idealen der verkenners, dus broeder schap, vrede en vriendschap van alle men sen, ongeacht ras, huidskleur, nationaliteit of godsdienst. NIET SLECHTS de geestelijke verzor ging, ook de magen der verkenners stelden de kampleiding voor een zware taak. Reus achtige hoeveelheden levensmiddelen zijn reeds besteld; 45.000 liter melk, 40.000 kilo gram vlees en vleeswaren, ruim 40.000 kilo gram brood, ruim 4.000 kilogram boter, ruim 13.000 kilogram suiker, meer dan 230.000 eieren, en vele andere eetwaren in „mammoet-hoeveelheden". Vijftiendui zend jongens verorberen immers fantas tisch veel, vooral, als zij leven in de bui tenlucht en de hele dag in de weer zijn. De kampleiding heeft het programma zo opgesteld, dat er heel veel tijd is voor de verkenners om ongedwongen samen te zijn en elkaar goed te leren kennen. Niet slechts de verkenners van Austra lië, ook de bevolking en dan vooral de burgers van Sydney zien met verlangen uit naar de komst der „overzeese jongens". Met verlangen en met het vaste voor nemen om de „Jamboree van Lansdowne" voor allen tot een groot succes en een onvergetelijke herinnering te maken. KIERKEGAARDS REDEVOERINGEN, een bloemlezing, gekozen, ingeleid en ver taald door dr. H. A. van Munster, die de redevoeringen koos uit de veertienaelige Deense uitgave van Kierkegaards verza melde werken (1901-1906). Prismaboek, Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen. Deze door Kierkegaard op schrift ge stelde preken hij heeft ze nooit gehou den omdat hij immers het predikambt niet uitoefende zullen velen dichter tot de grote filosoof brengen, wiens oeuvre on danks zijn enigszins modieuze populariteit, toch niet eenvoudig is voor een breed publiek. Deze preken zijn wèl eenvoudig, zij zijn bedoeld voor kerkgangers en bevatten on- s der de direct aansprekende toon de we- i zenlijke Kierkegaard. Deze preken zullen de lezer meer nog tot zichzelf brengen dan tot Kierkegaard. Men kan ze om Kierke gaard gaan lezen, maar hij voert de lezer snel genoeg van die naam weg. „Van Maansikkel tot Barendszee", de grote godsdiensten van Azië, door prof. dr. Th. P. van Baaren. Geïllu streerde Phoenixpocket van uitgeversmij. W. de Haan/Standard Boekhandel, Ant werpen, Brussel, Gent en Leuven. Deze inleiding tot de levende oosterse godsdiensten geeft in beknopt bestek een rijke informatie. De auteur heeft zich daar bij ten doel gesteld tevens een menselijk en direct contact tussen de lezers en de belijders der betrokken godsdiensten aan te wakkeren. Het boekje is fraai geïllu streerd en voortreffelijk van typografie. Een pocket met een ruime, mooi bedruk te bladspiegel. TER OVERWEGING door Thomas Mer- ton. Uit het Engels „Seeds of Contempla tion" vertaald cloor André Noorbeek. Twee de druk, met een woord vooraf door prof. dr. P. A. van Stempvoort. De auteur, een trappist die door zijn „louteringsberg" wereldvermaardheid kreeg, geeft in dit met forse letter gedrukte boekje zijn ervaringen weer als uit het moderne le ven in de stilte van het klooster getreden bekeerling. PAULUS door Claude Tresmontant. Uit het Frans „Saint Paul et le Mystère du Christ" vertaald door N. Brandsma, over vloedig geïllustreerd met afbeeldingen van onder andere indrukwekkend schone kunstwerken. De indeling: Paulus, zijn tijd, omgeving; De bedoeling en het plan van Gods werk (de heilsbedeling; Paulus me dearbeider van God. Picturapocket (het Spectrum, Utrecht, Antwerpen). Onze tuin- en kamerplanten De Magnolia is bij de amateur over het algemeen beter bekend als de tulpen boom; de echte tulpenboom is echter een heel grote boom; de Magnolia kan ook wel een behoorlijke omvang bereiken, doch die moet men toch meer als een flinke struik zien. Men moet er dus heus wel de ruimte voor hebben en speciaal de grootbloemige soorten kunnen een flinke omvang bereiken. In zanderige en schrale grondsoorten voldoen Magnolia's over het algemeen niet zo best; dat gaat beter in ^hèi vêen of op de klei en men zal dus wel Wat rulle klei door de zandgrond heen moeten iverken; overigens stelt ze niet zo veel eisen, doch u moet tv el zorgen voor een beschutte standplaats en een plaats waar de vroege morgenzon haar niet kan bereiken. Sommige soorten bloei-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1960 | | pagina 14