schoorvoetend aan te nemen, wat de Duitsche geleerden
trachten te bewijzen.
In Duitschland klimt men op tot 1447, hoogstens tot 1446,
doch eigenaardig is, dat Junius 1440 noemt en in 1446 wordt
gesproken van het drukken der prent „De Spiegel onser
Behoudenis", doch vóór men zulk werk kon maken in dien
tijd, moet heel wat zijn geschied.
Het is dus mogelijk, dat de Donaten dateeren van vóór 1446.
Men meent den oorsprong te moeten afleiden van wat het
publiek onder de oogen krijgt, doch feitelijk begon het werk
veel vroeger.
Verder besprak mr. Enschedé de Donaten en de Spiegel,
en de jaartallen hunner verschijning en vergeleek die met
elkander, om daarna ter sprake te brengen het register van
het Kerstgild.
De heer Enschedé had gemeend een anti-Costeriaan te
zullen hooren; het tegendeel was hem gebleken. Waar 10
jaren geleden slechts twijfel bestond omtrent de quaestie,
daar achtte spreker het een merkwaardig feit, dat een hoog
leeraar in de Vaderlandsche Geschiedenis het mogelijk achtte,
dat Haarlem boven Mainz zou staan.
Een ander niet minder interessant onderwerp werd
door Ds. J. Craandijk eveneens op een voordracht
behandeld. Het bestuur was zoo gelukkig den Heer
Craandijk bereid te vinden deze voordracht aan de
Vereeniging af te staan tot het in druk verschijnen.
Onder den titel „Eenige mededeelingen omtrent het
kasteel en de heerlijkheid Haarlem bij Heemskerk"
verscheen het boekje dat eveneens kosteloos onder
de leden verspreid werd. Op dienzelfden avond boeide