geenszins het geval behoefde te volgen en dat geenszins be
wezen is dat er twee L. J. Coster's zijn geweest.
Van meer belang achtte spreker nog de quaestie der over
dracht van het huis „De vergulde doos" in 1460, waarin als
eigenaar tweemaal de naam voorkomt van L. J. Coster; wel
concludeert Fruin ook hieruit het bestaan van twee L. J. C.,
doch spreker achtte het zeer wel mogelijk, dat het huis, eerst
verkocht door Coster, later om verschillende redenen, weer
door hem werd gekocht.
Aan het einde zijner voordracht resumeerde spreker, dat
het z. i. hoogst waarschijnlijk is, dat de Costeriana afkomstig
zijn van een Haarlemsche drukkerij en ze in verband mogen
gebracht worden met L. J. Coster, dat ze mogelijk voor 1445
zijn gedrukt en het waarschijnlijk is, dat Gutenberg, na de Hol-
landsche Donaten te hebben gezien, de drukkunst verbeterde.
Doch verder dan de mogelijkheid ging spreker niet; z. i.
waren de kansen voor Haarlem zeer gestegen, doch hij wenschte
niet verder te gaan dan aan te nemen de mogelijkheid en
de waarschijnlijkheid.
Mr. Ch. Enschedé had eenige bemerkingen op het ge
sprokene; hij meende, dat prof. Brugmans zich te veel op
Duitsch standpunt stelde. Zoo blijft spreker zich wel degelijk
houden aan de opgaaf van Zeil, dat Gutenberg te Straats
burg is geboren, wat prof. Brugmans foutief achtte.
Volgens Zeil zou in 1450 te Mainz de Bijbel zijn gedrukt,
doch toen is men z. i. begonnen met snijden voor matrijzen.
Het stuk van den almanak heet te zijn van 1448, doch tot
nu toe is er nog maar slechts één geleerde geweest, die dat
tracht aan te toonenhij wordt door niemand daarin gesteund.
Prof. Brugmans meende, dat die kalender, zoogenaamd van
1448, in 1447 moest zijn gedrukt, doch ook daaraan twijfelde
spreker. Hij raadde prof. Brugmans dan ook aan slechts