Intusschen wordt de Voorzitter door de uitlatingen van een der leden er aan herinnerd, dat wanneer tot de slooping besloten wordt, men alsnog den Mi nister zijn oordeel over de zaak zal moeten vragen. En nu zou het afbraakproces wel eens een gansch anderen loop kunnen nemen. Wij hadden ons onsterfe lijk belachelijk gemaakt, maar wie het laatst lacht, lacht het best. Er staat ons nu nog slechts één weg open en wel den Minister van Binnenlandsche Zaken te ver zoeken dusdanige termen te vinden dat het Raads besluit niet zou worden uitgevoerd, hetgeen bij onder staand request geschiedde. Haarlem, 18 Januari 1917. Aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken, Den Haag. geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Vereeniging „Haerlem", goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 3 r Mei 1902, dat zij met groot leedwezen heeft kennis genomen van het besluit van den Raad der Gemeente Haarlem dd. 10 Januari 1917, om de gemeentelijke gebouwtjes ten Noorden van de Groote Houtbrug spoedig te doen afbreken; dat, naar het algemeen gevoelen, de welstand en het stads- schoon daar ter plaatse belangrijk zullen worden geschaad; dat genoemde commiezenhuisjes in 1826 naar een ontwerp van den Zuid-Nederlandschen architect J. F. Suijs gebouwd,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1916 | | pagina 10