13
Haarlem en Omstreken" van 1893, waren er nog
maar enkele vergroeide letters te herkennen, en drie
jaar later deelde Springer in zijn „De Haarlemmer
hout" mede, dat hij den boom, ondanks de nauwkeu
rige aanwijzing van Craandijk, niet meer had kunnen
vinden. De letters waren onleesbaar geworden, weg-
gegroeid was de laatste herinnering aan den koning,
die het ook met onzen Hout, blijkens zijn plannen,
zoo goed meende.
Het zijn dan toch niet alleen gekken en dwazen,
die hun naam schrijven op deuren en glazen, want
Lodewijk was een verstandig man. Het was trouwens
niet zijn eigen naam, dien hij vereeuwigde, tenzij de
insnijding in een anderen boom ook van hem is en
de Hout dus twee koningsboomen rijk zou zijn. Zoo
meent onze stadgenoot, de Heer J. Vreugdenhil, die
in een tweeden beuk, staande in dezelfde omgeving
als de eerste, deze insnijding opmerkte:
MICHEL
F R E D Y
LOUIS
en van oordeel is, dat zij ook van des konings hand
is. Het is verleidelijk, maar wie zal deze gissing tot
zekerheid brengen. Oud is de insnijding zeker, dat
is goed te zien. Merkwaardig groot is overigens het
aantal letters, namen en teekens, door en over elkan
der heen in de boomen van den Hout ingesneden.