i6
eene boven de schouw en het andere, een copie van den schilder
Scholten naar het beroemde schilderij van Frans Hals, welke copie
in de Bestuurskamer is opgehangen.
En ziet nu eens waarmede Dr. Bijleveld ons verrastte. Een rijke
verzameling, waarbij exemplaren van gezichten uit Haarlem, alle
in lijsten gevat, waarbij de weinig voorkomende kaart, van 1688
van Cornelis van Noorde. Zonder dit geschenk waren tot nog toe
de muren kaal gebleven. Een uiterst welkome verrassing dus.
Het Bestuur had verlangend uitgezien naar een oud-Hollandsche
balpooten tafel met uithaalbladen om te gebruiken bij de Kunst
beschouwingen en ziet, de Heer J. M. C. Hoog kwam ons in dien
wensch tegemoet, terwijl Regenten van het Vrouwe en Anthonie
Gasthuishofje ons in bruikleen afstonden de hoogst merkwaardige
oude eiken tafel met lade en den antieken spiegel uit het begin
der 18de eeuw.
En hoe kaal zou de muur onder de schouw geweest zijn, wan
neer de Heer A. J. A. van 't Hoff ons niet verblijd had met een
groot aantal oude Delftsche tegels, die in deze omgeving zoo bij
zonder goed passen.
Van den Heer Veen ontvingen wij den Gaper die boven het
portaal van den ingang is geplaatst en die tot voor korten tijd den
gevel van het huis der firma D. Veen in de Groote Houtstraat
sierde, terwijl de Dames van Assendelft de Coningh ons reeds
vroeger twee uitnemend uitgevoerde Haarlemsche teekeningen gaven.
Ik behoef U niet te zeggen hoe dankbaar het Bestuur al die ge
schenken heeft aanvaard. Den gevers daarvoor onze erkentelijkheid,
zij hebben op die wijze medegewerkt om ons karakteristiek gebouw
ook inwendig een oud karakter te doen dragen.
Mijne mededeelingen omtrent onze Vereeniging en de wording
en inrichting van ons Vereenigingsgebouw zijn hiermede geëindigd.
Ten slotte nog het volgende:
Uitteraard hadden in ons Bestuur wisselingen plaats wegens ver
trek uit de gemeente. Door den dood is ons ontvallen in 1918
de Heer A. E. von Saher, die zich bijzonder veel moeite had gege
ven om aanzienlijke bijdragen voor den torenbouw bijeen te brengen.
Wij gedenken hem met weemoed, maar niet minder ons in 1920